RUP RUGGEVELD-SILSBURG | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 1.2 Architecturale kwaliteit De architectuur van elke restauratie, nieuwbouw en verbouwing is eigentijds, getuigt van kwaliteit en visie en zoekt een harmonisch samengaan met de karakteristieke en kwalitatieve architecturale en landschappelijke context van de omgeving. Alle constructies, zowel hoofd - als bijgebouwen, moeten opgetrokken worden uit materialen die qua duurzaamheid en uitzicht verantwoord zijn. Ze moeten harmonisch passen in de omgeving en bovendien moeten ze binnen het eigen deelgebied onderling een samenhorend geheel vormen. Alle blijvend zichtbare delen van gebouwen, zowel binnen als op de perceelsgrenzen, hebben een definitief karakter en worden uitgevoerd in afwerkingsmateriaal. Voor het ganse bouwvolume wordt gestreefd naar een eenheid in het materiaalgebruik en een verantwoord esthetisch uitzicht. Groendaken en het plaatsen van zonnepanelen op een (bestaande) dakconstructie, bovenop de toegestane hoogte, zijn altijd toegelaten. Installaties die horen bij de bebouwing of het gebruik ervan (vb verwarmings- of koelinstallaties, …) dienen aan te sluiten bij de bebouwing en mogen niet in het zicht worden opgesteld. 1.2.1 Bestaande gebouwen zonder woonfunctie Het betreft gebouwen van sportclubs, hondenclubs, verenigingslokalen en woningbijgebouwen, geen woningen. Voor de gebouwen in het deel Silsburg (met volgnummers 32, 33, 34, 35, 36, 37,38, 39, 40, 41, 45, 46, 47, 49, 50, 51, 53, 55, 56, 57, 61) en in het deel Ruggeveld met volgnummers 8, 14, 17 (Master Schmidthoeve) en 22, zijn volgende werken vergunbaar:
Aan volgende gebouwen mogen alleen instandhoudingswerken worden uitgevoerd:
1.2.2 Bestaande woningen In navolging van de uitgangspunten van het s-RSA versoepelt het RUP de voorschriften voor de 2 historisch waardevolle gebouwen in groengebied. Gelet op de cultuurhistorische waarde van het Boterlaerhof en bijgebouw, kunnen deze gebouwen in stand worden gehouden, ook indien de instandhoudingswerken betrekking hebben op de stabiliteit, en beperkt worden verbouwd en uitgebreid met een maximale volumevermeerdering van 20%, indien in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening en de draagkracht van het gebied. De architecturale eigenheid van de gebouwen en de verschijningsvorm worden in het bijzonder gevrijwaard. Het Boterlaerhof en bijgebouw mogen in geen geval worden afgebroken. Herbouwen op dezelfde plaats is enkel toegelaten indien de gebouwen buiten de wil van de aanvrager geheel of gedeeltelijk vernield of beschadigd zijn door een plotse ramp, volgens de architecturale eigenheid (karakter, materiaalkeuze, verschijningsvorm) van de bestaande gebouwen. Op het vlak van functiewijzigingen zijn uitsluitend toegelaten: wonen en complementaire functies aan het wonen: kantoren, (jeugd)diensten, toeristische logies (bv bed en breakfast) met maximaal 8 tijdelijke verblijfsgelegenheden, mits uitsluiting van een restaurant of café en nadat de aanvraag voor voorafgaand advies wordt voorgelegd aan Toerisme Vlaanderen. Het aantal woongelegenheden mag worden uitgebreid i.f.v. een collectief woonproject. Voor de 5 woningen in groengebied en de 7 woningen in recreatiegebied met parkkarakter zijn volgende werken toegelaten:
Als herbouwen op dezelfde plaats wordt beschouwd, het herbouwen van een nieuwe woning die op minstens drie kwart van de oppervlakte van het bestaande woning, met inbegrip van de woningbijgebouwen die er fysisch één geheel mee vormen, wordt opgericht.
Overzichtstabel
plan
2.2 Terreinaanleg 2.2.1 Inrichting Elke initatiefnemer draagt zijn deel bij aan het beeld van de totaliteit. Elk terreininrichting stemt maximaal overeen met de uitgangspunten van het gehele parkconcept en ontwerp. Bij de vergunningsaanvraag moet dit getoetst worden. 2.2.2 Integraal waterbeheer Bij de heraanleg van het terrein moet het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk worden hersteld en het overstromingsrisico worden beperkt. Daartoe gelden volgende algemene voorschriften:
2.2.3 Streekeigen beplanting Voor nieuwe aanplantingen wordt de bestaande vegetatie als voorbeeld genomen: Verplicht gebruik van streekeigen soorten. Bij nieuwe boomaanplantingen nabij geklasseerde waterlopen moeten een aantal afstandsregels worden gerespecteerd:
De waterloop moet immers steeds bereikbaar zijn voor uitvoering van denoodzakelijke onderhouds-, ruimings- en herstellingswerken.
2.2.4 Meubilair en nutvoorzieningen Het plaatsen van parkmeubilair:
De oprichting van openbare nutsvoorzieningen (ondergrondse nutsleidingen en bijhorende installaties, elektriciteitscabines, verdeelkasten, publieke infopanelen, bewegwijzering, verlichtingsmasten e.d.):
2.2.5 Afsluitingen Het plaatsen van afsluitingen:
2.2.6 Verharding, fiets- en wandelpaden Verhardingen
Voor de aanleg van de functionele fiets-/wandelroutes geldt:
Voor de aanleg van de recreatieve fiets-/wandelroutes geldt:
Voor de aanleg van de wandelpaden geldt:
2.3 Toegankelijkheid van gebouwen en terrein De openbare en niet-openbare wegen die voor het publiek toegankelijk zijn, worden integraal toegankelijk (her)aangelegd of (her)ingericht, ook voor wat betreft de nietvergunningsplichtige ingrepen. Halteplaatsen voor gemeenschappelijk vervoer dienen te worden ingericht zodat zij toegankelijk zijn voor personen met een verminderde mobiliteit. Alle gebouwen of delen van gebouwen, domeinen en infrastructuren die toegankelijk zijn voor het publiek, of waar personeel tewerk gesteld wordt, moeten toegankelijk zijn voor personen met een verminderde mobiliteit. Indien gebouwen of delen van gebouwen waar personeel tewerk gesteld wordt niet in aanmerking komen om personeel met een beperking te activeren, kunnen zij voor die gedeelten een afwijking van deze verplichting vragen, zo deze verplichting niet tevens bij wet of besluit verplicht zijn. 2.4 Bovengrondse hoogspanningsleidingen De aanduiding is bestemd voor bestaande en nieuwe hoogspanningsleidingen en aanhorigheden. Alle werken, handelingen en wijzigingen voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden zijn toegelaten. De aanvragen voor vergunningen voor hoogspanningsleidingen en hun aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. Deze bestemming is van toepassing in zoverre de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang wordt gebracht. Voor bovengrondse hoogspanningsleidingen gelden veiligheidsafstanden tot constructies en groenaanplantingen die gerespecteerd moeten worden. De wettelijke veiligheidsafstanden die t.o.v. ‘de meest ongunstige positie’ van een niet geïsoleerde hoogspanningsgeleider in acht moeten genomen worden, zijn 3,20m voor een 70kVgeleider en 4,20 meter voor een 150kV-geleider. De hoogspanningsmasten van deze hoogspanningsleidingen moeten steeds toegankelijk zijn voor het personeel van Elia voor controle en onderhoud en dit meestal via de kortste weg vanaf de openbare weg, ook met zwaar materieel, om zo bij eventuele problemen de elektriciteitsbevoorrading te kunnen blijven garanderen. De stabiliteit van de masten mag nooit in gevaar gebracht worden bij wijzigingen van de grondwatertafel of eventuele graafwerkzaamheden, er moeten ook daar veiligheidsafstanden in acht worden genomen. Elia moet steeds om advies worden gevraagd n.a.v. een aanvraag van bouw- en/of milieuvergunningen en alvorens bouw-, graaf- of constructieactiviteiten op de percelen waarboven onze bovengrondse hoogspanningsleidingen zich bevinden, worden aangevat. Opgaande begroeiing onder of vlakbij de mastvoet moet eveneens beperkt blijven in hoogte om te verhinderen dat ze bij het beklimmen een veiligheidsrisico vormt. In een strook, zich uitstrekkend 20 meter aan beide zijden van de buitenste hoogspanningsgeleiders mogen geen aanplantingen worden gedaan waarvan de hoogte drie meter overschrijdt. Ter willen van de veiligheid van mensen, de continuïteit van de elektriciteitsvoorzieningen en de vrijwaring van alle betrokken installaties, dient men in de onmiddellijke omgeving van de hoogspanningsleidingen enkele wettelijke bepalingen strikt te eerbiedigen. De opdrachtgever wordt geacht deze richtlijnen mede te delen aan iedereen die in zijn (directe of indirecte) opdracht werken uitvoert. 2. TERMINOLOGIE Afdak: Dak tegen een muur of gebouw aangebracht boven een open ruimte, of vrijstaand dak op palen. Bebossing: Bebouwde oppervlakte: Voetafdruk van een gebouw op een perceel inclusief afdak, exclusief terras en balkon. Bedaking: Wijze waarop een gebouw afgedekt wordt, samenstel van daken op een gebouw. Beeldkwaliteitplan: Dit is de kwaliteit van het beeld van de verschijningsvorm van een gebouw, een object of een omgeving. Het gaat in hoofdzaak om het uitzicht en de onderlinge samenhang tussen de bebouwde en onbebouwde ruimtelijke elementen. Het uitzicht en de samenhang worden enerzijds bepaald door de vormelijke kwaliteiten van de bebouwing (volumes, schaal, fijnkorreligheid, ritme, kleur) en van de onbebouwde ruimte (stratentracé, pleinen, etc.) en anderzijds door allerlei ervarings- en waarnemingsaspecten (de kwaliteit van zichten, geluiden of stilte, gevoel voor veiligheid, herkenbaarheid, herbergzaamheid, enz.). Beheren: Beheer houdt in dat voorschriften worden opgemaakt die gericht zijn op het behoud van de ruimtelijke voorwaarden die gecreëerd zijn door bestemming en inrichting. Beheren kan ook omschreven worden als zijnde gericht op het behoud van de optimale ruimtelijke voorwaarden voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten en het vrijwaren van de ruimtelijke karakteristieke elementen en eigenschappen van het gebied. Beplanting: Gewas waarmee de grond is beplant, bestaande uit stengel en bladeren, zoals struiken, bloemen en bomen. Bergplaats: Ruimte waar iets wordt opgeborgen of bewaard, met uitsluiting van enig bedrijf. Bestemmen: Iets bestemmen betekent iets aanwijzen, iets bepalen. Het is uitdrukkelijk kiezen voor iets en tegelijk andere zaken uitsluiten. De bestemming houdt in dat voorschriften worden opgemaakt over het al dan niet toegelaten zijn van bepaalde functies en activiteiten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied. De gebruiksmogelijkheden van gronden en gebouwen worden vastgelegd en de verschillende aanspraken op ruimte worden hierbij tegenover elkaar afgewogen. Uiteraard kunnen meer functies en activiteiten tegelijk in een bepaald gebied worden toegelaten. Bestemmen is toekomstgericht bepalen welke functies en activiteiten in een bepaald gebied toegelaten zijn. Bijgebouw: Op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Bos: Met hoogstammige bomen begroeid terrein. Bouwhoogte: Hoogte gemeten vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, .... Bouwlaag: Horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder. De bouwlaag voldoet aan een minimumhoogte volgens de Bouwcode. Bouwlijn: Lijn waarop een van de gevels van een gebouw geplaatst is of geplaatst kan worden. Bouwperimeter: Op het grafisch plan aangegeven oppervlakte, bepaald door maximale bouwlijnen, die de grens vormt van een gebied waarbinnen mag worden gebouwd. Constructie: Samenstelling, het optrekken, het maken van een gebouw of onderdeel daarvan, vooral met het oog op de technische opbouw. Dagrecreatie: Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting mee gepaard gaat. Duurzame ontwikkeling: Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Duurzaam materiaal: Bouwfysisch verantwoord materiaal. Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, geheel of gedeeltelijk overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Gemeenschapsvoorziening: Niet-commerciële dienstverlening (politie, brandweer, post, begraafplaatsen, administratie van openbare lichamen), het onderwijs, de sociaal-medische dienstverlening (ziekenhuizen, verzorgingstehuizen voor bejaarden, gehandicapten of psychiatrische patiënten, serviceflats, beschut wonen, …), de voorzieningen van cultuur, recreatie en ontmoeting (theaters, culturele centra, musea, openbare bibliotheken, …), kerkelijke voorzieningen en religieuze gebouwen en centra, club-en buurthuizen, muziekscholen en vrije tijdscentra, bioscopen, accommodatie van verenigingsleven, congres- en tentoonstellingsinfrastructuur, … Groenaanleg: Onverhard, onbebouwd en met vegetatie begroeide oppervlakte. Harmonische samenhang: Bestaan van een klaarblijkelijk verband tussen gebouwenreeksen, gebouwen of delen van gebouwen, qua vorm, structuur, afmetingen, verdeling van gevelvlakken, materialen. Herbouwen: Wijzigen van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan door het volledig af te breken of herop te richten. Herbouwen op dezelfde plaats: Als herbouwen op dezelfde plaats wordt beschouwd, het herbouwen van een nieuwe woning die op minstens drie kwart van de oppervlakte van het bestaande woning, met inbegrip van de woningbijgebouwen die er fysisch één geheel mee vormen, wordt opgericht. Kroonlijsthoogte: Hoogte van een bouwwerk dat, indien niet anders aangeduid, gemeten wordt van het maaiveld tot de bovenkant van de deksteen of kroonlijst. Onderhouds- en instandhoudingswerken: Werken die het gebruik van het gebouw voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen. Er bestaan twee categorieën onderhouds- en instandhoudingswerken, deze die geen betrekking hebben op de stabiliteit van het gebouw en waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is en deze die daar wel betrekking op hebben en waarbij wel een stedenbouwkundige vergunning vereist is. Onteigeningsplan: Een onteigeningsplan en de daaraan gekoppelde onteigeningsmachtiging verleent een openbaar bestuur de machtiging om onroerend goed te verwerven (enkel voor algemeen nut) en dit juridisch af te dwingen. Het is een ultiem rechtsmiddel dat, mits uitvoerige motivering en goedkeuring van de minister, kan aangewend worden na het mislukken van verwervingspogingen in der minne. Openbaar domein: Het openbaar domein is de verzameling van de openbare ruimten. Dit zijn in principe ruimten, meestal in het bezit van de overheid, die toegankelijk zijn voor iedereen, soms onder bepaalde voorwaarden. Zij genieten de zorg en de bescherming van de gemeenschap. Park: Openbaar terrein in een bebouwde omgeving met grasperken, bomen, struiken, e.d. Parkeerplaats: Plaats waar geparkeerd kan worden, resp. waar geparkeerd mag worden. Perceel: Afgedeeld stuk grond, al dan niet bebouwd, waaraan een kadastraal nummer is toegekend. Elk perceel is vervolgens identificeerbaar door zijn kadastraal nummer. Perceelsgrens: De kadastraal vastgelegde grens tussen twee of meerdere percelen of tussen een perceel en de openbare weg. Private buitenruimte: Private buitenruimte die ter beschikking staat van de bewoners van één woning. Publieke ruimte: De openbare en niet-openbare gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn, met inbegrip van de praktijken voor vrije beroepen, de openbare en niet-openbare wegen die voor het publiek toegankelijk zijn, alsook elk ander domein, infrastructuur, gebouw of plaats die voor het publiek toegankelijk is. Publiekstrekkende functie: Functie die veel publiek lokt (trekker, trekpleister). Terrein: Uitbreiden: Wijzigen van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. In dat laatste geval spreekt men van herbouwen. Het gebeurt buiten het bestaande bouwvolume en met volumevermeerdering. Verblijfsrecreatie: Recreatie buiten de woning, waarmee een overnachting gepaard kan gaan. De accommodaties voor deze overnachting kunnen kampeerplaatsen en bouwwerken zijn die speciaal voor het houden van recreatief nachtverblijf beschikbaar zijn. Hotels, pensions, woningen en zomerhuizen horen hier niet bij. Verbouwen: Wijzigen van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. In dat laatste geval spreekt men van herbouwen. Het gebeurt binnen het bestaande bouwvolume of met volumevermindering. Anders is het uitbreiden. De stad Antwerpen definieert een verbouwing als een wijziging van het bouwwerk waarbij minstens 60% van de bestaande muren moeten blijven staan. Verharding: Kunstmatig aangelegde grondbedekking (al dan niet door het uitvoeren van constructieve werken) om het weerstandsvermogen van de bodem te vergroten en die de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt. Verharding in doorlatende materialen of een halfverharding: Het regenwater kan gedeeltelijk de bodem indringen. Enkele voorbeelden zijn: steenslagverharding, dolomietverharding, bestrating in kasseien, betonstraatstenen of natuurstenen met een brede voeg, waterdoorlatende betonstraatstenen, grasbetontegels, polyethyleen grastegels, houtspaanders. Niet-doorlatende verharding of een gesloten verharding: Laat geen regenwater indringen, het regenwater loopt af (meestal) naar de riolering. Enkele voorbeelden zijn asfalt en betontegels. Waardevol gebouw: Een gebouw met artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde. Werkperceel: Apart perceel in een woonwagenterrein, bedoeld om ambachtelijke en/of commerciële activiteiten uit te oefenen, niet voor wonen. Woning: Gebouw of deel van een gebouw, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Woonwagen: Voor bewoning bestemd gebouw dat geplaatst is op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen verplaatst kan worden. Zone: Een op plan omlijnd en met een kleur of een grafisch teken aangeduid gebied, waaraan een bepaalde bestemming en specifieke stedenbouwkundige voorschriften zijn gekoppeld. Zonegrens: Grens van een bestemmingszone. Zonering: Het afbakenen van diverse te onderscheiden bestemmingsgebieden met eigen karakteristieken enerzijds en eigen stedenbouwkundige voorschriften anderzijds. De afbakening of indeling heeft tot doel een eenduidige bestemming toe te kennen. De afbakening gebeurt in feite op artificiële wijze, weliswaar op grond van zoveel mogelijk objectieve criteria die steun vinden in wetenschappelijke of ruimtelijk kenmerkende elementen.
3. STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 3.1 Artikel 1. Groen - speelbos (GR1) 3.1.1 Bestemming
Deze zone is bestemd voor het behoud, beheer en de inrichting van bospartijen. Het bos wordt opengesteld voor zachte recreatieve doeleinden en als speelbos voor o.a. de jeugdverenigingen uit de omgeving. 3.1.2 Inrichting Het streefbeeld is een gemengd bos met meerdere etages (boomlaag, struiklaag en bodemvegetatie), waarin kleinere open (speel)plekken licht brengen.
Niet toegelaten werken
3.1.3 Beheer en aanleg Een extensief beheer vergroot het natuurlijke karakter van het bospark. Het is niet de bedoeling een bosreservaat op te richten, maar rekening te houden met de recreatieve betekenis van het speelbos. Het speelbos hoort wat betreft de concrete planuitwerking bij het inrichtingsplan dat voor het geheel wordt opgesteld. Daarnaast wordt ook een natuur- en bosbeheersplan opgesteld. De ontwikkeling en het permanent beheer van het speelbos behoren tot de bevoegdheid van de Stad Antwerpen. Het beheer en het onderhoud van de wandelpaden en fietsroutes zal eveneens verzorgd worden door de Stad Antwerpen.
3.2 Artikel 2. Groen - park met recreatief medegebruik (GR2) 3.2.1 Bestemming
Deze bestemming houdt in dat een ‘parklandschap’ hier zone ruimtelijk en visueel het hoofdaandeel is en blijft door een aangepaste inrichting en beheer: een landschap bestaande uit open (grasland, hooiland, ...) en gesloten plekken (bos)met een openbaar karakter. Het is tevens een zone voor spel, die een sociale en recreatieve functie zal vervullen. De volgende recreatieve functies zijn toegelaten: sporten of spelen in open lucht, jeugdverenigingen en hondenclubs. Enkel gebouwen, constructies en verhardingen die in functie staan van de werking van een jeugdvereniging of de uitbating van een hondenschool zijn toegelaten. 3.2.2 Inrichting
Nieuwe gebouwen, constructies en verhardingen voor zover, in aanvulling op de algemene voorschriften m.b.t. architecturale kwaliteit, aan volgende voorwaarden wordt voldaan:
Nieuwe gebouwen, constructies en verhardingen voor zover, in aanvulling op de algemene voorschriften m.b.t. architecturale kwaliteit, aan volgende voorwaarden wordt voldaan:
Hondenclubs moeten zich op minimum 30m van bebouwing bestemd voor wonen bevinden.
Andere toegelaten werken zijn:
Niet toegelaten werken
3.2.3 Beheer en aanleg Het beheer en het onderhoud van de parkzone met recreatief medegebruik wordt verzorgd door de stad Antwerpen of door haar aangestelde partners. De scouts en hondenclubs beheren het eigen gebied, volgens een op te maken overeenkomst met de stad Antwerpen. Het beheer en het onderhoud van de wandelpaden en fietsroutes zal verzorgd worden door de stad Antwerpen.
3.3 Artikel 3. Maatschappelijk (Ma) 3.3.1 Bestemming
Deze zone is bestemd als parkbegraafplaats. 3.3.2 Inrichting
Heraanleg en verlenging van de toegangsweg voor gemotoriseerd verkeer:
Versterken van de groenstructuur:
Andere toegelaten werken:
Niet toegelaten werken
3.3.3 Beheer en aanleg Het beheer en het onderhoud van de begraafplaats en van de toegangsweg wordt verzorgd door de Stad.
3.4 Artikel 4. Natuur (Na) 3.4.1 Bestemming
Bij deze bestemming gaat het om gebieden waar behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden voorop staan. De bestemming is gericht op het behoud en herstel van de waterlopen binnen het studiegebied. Ze worden ontwikkeld als natuur- en landschapselementen, met bijzondere aandacht voor herstel van het waterbergend vermogen en behoud en herstel van de natuur en het natuurlijk milieu. De atletiekpiste en het woonwagenterrein hebben als nabestemming ‘Natuur’. Na het stopzetten van deze activiteiten is de bestemming ‘Natuur’ van kracht. Alle gebouwen, constructies en verhardingen dienen gesloopt te worden en het terrein dient volledig ontruimd te worden. 3.4.2 Inrichting De inrichting is gericht op het maximale herstel van de natuurwaarde van beide valleigebieden. Tegelijk is de inrichting gericht op een optimaal recreatief medegebruik door bezoekers van het parkgebied. De oevers moeten worden herbebost, mits in acht name van de 5m zone van geklasseerde waterlopen (zie 2.2.3 Streekeigen beplantingen). Langs beide waterlopen rust op de oevers een erfdienstbaarheid over een breedte van 5m met betrekking tot de toegankelijkheid voor onderhouds- en beheerswerken. Deze strook moet vrij gehouden worden van allerhande constructies en hinderlijke beplanting om onderhoud toe te laten. In deze strook mogen geen fiets- of wandelpaden worden aangelegd.
Werken en handelingen i.f.v. natuur- en landschapsherstel en -ontwikkeling:
Bosbouw- en bosbeheerswerken Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor het publiek (paden, constructies, wegwijzers, weg afsluitingen, ...):
Werken en handelingen in functie van het geschikt maken en verder uitbouwen van het gebied voor recreatief medegebruik. De afbraak van bouwwerken of constructies; het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van openbare wegenis en leidingen, voor zover dit de bestaande natuurwaarden en de potenties van de natuurontwikkeling in het gebied niet in het gedrang brengt.
3.4.3 Beheer en aanleg Het beheer en het onderhoud van de Schijnvallei wordt verzorgd door de overheid of een door haar aangestelde natuurvereniging. Het beheer en het onderhoud van de wandelpaden en fietsroutes zal verzorgd worden door de Stad Antwerpen.
3.5 Artikel 5. Recreatie en cultuur (RC1) 3.5.1 Bestemming
Deze zone is bestemd voor voorzieningen gericht op dagrecreatie, zoals sporten of spelen in open lucht, verenigingsleven, hondenclubs, jeugdverenigingen, hobbylandbouw. Het bestaande recreatieve karakter van deze zone kan bewaard blijven. Het is de bedoeling deze zone te integreren in de parkaanleg die voor het aanpalende recreatiegebied met parkkarakter wordt voorzien (zie artikel 6. RC2). 3.5.2 Inrichting Bij toekomstige inrichtingswerken wordt extra aandacht besteed aan de integratie van deze zone in het parkkarakter van de aanpalende zone. Bestaande bomenrijen, grachten, groenstructuren en aanplantingen worden zorgvuldig ingepast. Ook bij verbouwingswerken aan bestaande gebouwen en installaties wordt extra aandacht besteed aan de verzorgde afwerking en integratie in het groene kader.
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op dagrecreatie, recreatief medegebruik of hobbylandbouw, met een maximale oppervlakte van 50m² per unit. De aanleg van een parking ter hoogte van de kruising van de Ruggeveldlaan met de Peter Benoitlaan:
3.5.3 Beheer en aanleg Het beheer en het onderhoud van het recreatiegebied wordt verzorgd door de respectievelijke eigenaars. De parking zal beheerd worden door de stad Antwerpen.
3.6 Artikel 6. Recreatie en cultuur - recreatiegebied met parkkarakter (RC2) 3.6.1 Bestemming
Deze zone is bestemd voor actieve en passieve recreatie in een groen, parkachtig kader: het toekomstige landschap bestaat uit weiden en volkstuintjes, gecompartimenteerd door hagen, houtkanten, struwelen, bomenrijen. De tennisclub kan op de huidige locatie blijven, maar bij een volgende vergunningsaanvraag m.b.t. herinrichting van de club, wordt hieraan de voorwaarde gekoppeld om de Koude Beek weer open te leggen. 3.6.2 Inrichting
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur (gebouwen, constructies, verhardingen) gericht op dagrecreatie, recreatief medegebruik, hobbylandbouw en volkstuinen, waaronder:
Het plaatsen van draadafsluitingen voor het afbakenen van weiden: de draadafsluitingen kunnen enkel bestaan uit metaaldraad of kunststofdraad bevestigd aan houten weidepalen of tronken, met een maximum hoogte van 1,50m boven het maaiveld.
Het plaatsen van draadafsluitingen rond de volkstuinen:
De aanleg van een parking ter hoogte van de kruising van de Peter Benoitlaan en de Boterlaarbaan:
Als de volkstuintjes ooit naar een andere locatie verhuizen, kan de zone worden ingericht met sportvelden in open lucht, die moeten voldoen aan de voorschriften van artikel 7.RC3.
3.6.3 Beheer en aanleg Het beheer en het onderhoud van het recreatiegebied met parkkarakter wordt verzorgd door de stad Antwerpen, in afspraak met diverse partners die bepaalde zones in concessie kunnen nemen. Het beheer en het onderhoud van de wandelpaden wordt eveneens verzorgd door de stad.
3.7 Artikel 7. Recreatie en cultuur - sportpark (RC3) 3.7.1 Bestemming
Deze zone is bestemd voor het aanleggen van speel- en sportterreinen voor recreatieve en sportieve doeleinden in open lucht. Deze zone biedt plaats aan harde recreatieve, sportieve infrastructuur en bijhorende installaties in een groen kader. De volgende elementen kunnen in deze zones worden uitgebouwd:
In dit gedeelte van het sportpark kunnen ook kunststofvelden geïntegreerd worden. Het geheel wordt verzorgd afgewerkt met aanplantingen, ingepast in het algemene parkkarakter dat voor heel de zone van toepassing is. 3.7.2 Inrichting
Nieuwe gebouwen of constructies op voorwaarde dat ze verbonden zijn met een sportieve of recreatieve functie, met als mogelijke bestemmingen:
Aanvullende installaties in functie van sport en recreatie:
Het versterken van de groenstructuur:
3.7.3 Beheer en aanleg Het beheer en het onderhoud van het sportpark wordt verzorgd door de stad Antwerpen en door de stad aangestelde partners. Het beheer en het onderhoud van de fiets- en wandelpaden en de centrale dreef zal verzorgd worden door de stad.
3.8 Artikel 8. Recreatie en cultuur - met nabestemming natuur (RC/Na) 3.8.1 Bestemming Deze zone is bestemd als sportpark (analoog met artikel 7. RC3) met nabestemming natuur (analoog met artikel 4. Na). Na het stopzetten van de activiteiten is de bestemming Natuur (artikel 4) van kracht. Alle gebouwen, constructies en verhardingen dienen gesloopt te worden en het terrein dient volledig ontruimd te worden.
3.9 Artikel 9. Recreatie en cultuur - sportcomplex en parking (RC4) 3.9.1 Bestemming
Deze zone is bestemd voor het bouwen van een sportcomplex voor indoor-sporten en een gecentraliseerde parking die heel het sportpark zal bedienen. Indien deze zone geheel of gedeeltelijk niet gerealiseerd wordt, dient ze ook als sportpark (artikel 7. RC3) te worden ingericht.
Volgende indoorsporten kunnen in het sportcomplex worden voorzien:
3.9.2 Inrichting
De bouw van een sportcomplex:
Bij het sportcomplex wordt een ruime parking in een groen kader voorzien:
Er dient een overdekte fietsenstalling te worden voorzien: een lichte constructie voor minstens 250 fietsen, maximum kroonlijsthoogte 3m, maximum dakhelling 35°.
Verder omvat de terreinaanleg ook:
3.9.3 Beheer en aanleg Het beheer en het onderhoud van het sportcomplex en de parking wordt verzorgd door de uitbater, overeenkomstig de contracten die daarover met de stad Antwerpen gesloten worden.
3.10 Artikel 10. Openbaar domein (OD) 3.10.1 Bestemming Binnen het studiegebied vallen onder dit artikel:
3.10.2 Inrichting
Bij heraanleg van de Peter Benoitlaan en van de Boterlaarbaan dient aan volgende voorschriften te worden voldaan:
Onderhoud en behoud van de Wommelgemsesteenweg als een autoluwe, historische kasseibaan.
3.10.3 Beheer en aanleg De berm van de snelweg wordt beheerd door het Vlaams Gewest. Het beheer en het onderhoud van de Peter Benoitlaan en de Boterlaarbaan worden verzorgd door de stad Antwerpen.
3.11 Artikel 11. Wonen (Wo1) 3.11.1 Bestemming Het woongebied zoals aangeduid op het bestemmingsplan is bestemd voor één woning. In aanvulling op de woonfunctie zijn volgende functies toegelaten: vrij beroep, horeca, diensten, nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, ambacht, het inrichten van cursussen, toeristische logies. Bijgebouwen zijn toegelaten voor volgende functies: bergplaatsen, werkplaatsen, garages, zwembaden, tuinconstructies en hokken voor dieren. 3.11.2 Inrichting
3.12 Artikel 12. Wonen - residentieel woonwagenterrein, met nabestemming natuur (Wo/Na) 3.12.1 Bestemming Zone voor residentieel woonwagenterrein, m.a.w. voor het sedentair wonen in woonwagens, met nabestemming Natuur. Na het stopzetten van de activiteiten is de bestemming Natuur (artikel 4) van kracht. Alle gebouwen, constructies en verhardingen dienen gesloopt te worden en het terrein dient volledig ontruimd te worden. 3.12.2 Inrichting
Daar waar het woonwagenterrein grenst aan de bestemming ‘Natuur’, wordt een groene bufferzone voorzien:
Het woonwagenterrein wordt ontsloten via de Wommelgemsesteenweg. Binnen het terrein moet uit de aanleg van de wegen het belang van de woonerffunctie en de verkeersluwte duidelijk blijken. Verhardingen zijn enkel toegelaten in functie van het gebruik van het terrein: wegen, paden en een beperkte oppervlakte rondom de infrastructuur (zie ook 1.2. Terreinaanleg):
3.13 Artikel 13. Reservatiestrook (zwarte arcering in overdruk) 3.13.1 Bestemming Reservatiegebieden zijn gebieden waar perken worden gesteld aan mogelijke handelingen of werken, teneinde de nodige ruimte te reserveren voor de uitvoering van werken van openbaar nut, of om deze werken te beschermen of in stand te houden. Er is geen bebouwing toegelaten in de reservatiestrook.
|