Rup esmoreitpark

 

 

 

COLOFON

  • Projectleider
    Kris Wilms

  • Programmaleider
    Katlijn Van der Veken

  • Ontwerpend onderzoek
    Hélène Roose

  • Opvolging vergunningen
    Marlies Lenaerts

  • Planologisch Ambtenaar
    Frank de Bruyne

  • Secretariaat
    Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling
    Den Bell, Francis Wellesplein 1, 2018 Antwerpen
    Tel +32 3 338 23 39 |
    ruimtelijkeplanning@stad.antwerpen.be

 

1 INLEIDING

 

1.1 Aanleiding tot het RUP

In het strategisch Ruimtelijk Structuurplan van de stad Antwerpen, waarin de stad zijn ruimtelijke langetermijnvisie heeft vastgelegd, werd de ambitie vooropgesteld om de zone van de Molen (gemeenzaam bekend als Sint-Annastrand) en Esmoreit (het onderwerp van het RUP Esmoreitpark) uit te bouwen tot één cultuurrecreatieve cluster. Het Sint-Annastrand zou verder uitgebouwd kunnen worden als levendige recreatieve cluster, terwijl voor de zone ten Noorden van de Esmoreitlaan eerder werd voorgesteld om deze te bestendigen als groene ruimte waarin de bewoners van Linkeroever kunnen recreëren. Op deze manier zou er een natuurlijke overgang kunnen gecreëerd worden tussen de hardere recreatie aan het Sint-Annastrand en de natuurlijke zone die het Sint-Annabos momenteel is.

 [image]

Figuur: situeringsplan

Het RUP Esmoreitpark is een belangrijke stap in het bestendigen van deze visie. Het RUP beschermt grotendeels het bestaande park en tegelijkertijd behoudt het de mogelijkheid om aan de kop (zijde huidige parking) een aantal recreatieve voorzieningen toe te laten die de overgang maken naar de cluster van het Sint-Annastrand.

Als één van deze mogelijke recreatieve voorzieningen is een nieuwe ‘familiemanege’ expliciet opgenomen in de voorschiften. Naar aanleiding van het gewestelijk RUP Oosterweel, en de natuurcompensaties ten gevolge van de geplande Oosterweelverbinding, is de bestaande manege immers onteigend en afgebroken. De stad Antwerpen is steeds van mening geweest dat een manege een troef is voor Linkeroever en heeft zich dan ook actief ingezet voor het vinden van een nieuwe locatie voor een manege. Uit dit locatieonderzoek kwam Esmoreit/Gloriantlaan naar voren als best mogelijke. Hier zou de manege immers de attractiviteit van het Sint-Annastrand kunnen verhogen en tegelijkertijd kunnen aansluiten bij het Sint-Annabos.

1.2 Situering

De zone Esmoreit wordt in het noorden begrensd door de Schelde, in het oosten door het einde van de Gloriantlaan, in het zuiden door de Esmoreitlaan, en in het westen door het Sint-Annabos. Het gebied is toegankelijk via een aantal olifantenpaden vanuit de Esmoreitlaan, en vanuit de parking aan de Gloriantlaan. De parking is gelegen tegenover de Kastanjedreef in het noorden en de Thonetlaan in het zuiden.

 [image]

Figuur: Situering RUP Esmoreitpark

1.3 Relatie met het s-RSA

Volgens de Vlaamse codex voor ruimtelijke ordening moet elke opmaak van een gemeentelijke RUP kaderen in de visie van het gemeentelijke structuurplan. Een ruimtelijk uitvoeringsplan is letterlijk een plan dat het ruimtelijk structuurplan moet uitvoeren. In Antwerpen is dit gemeentelijk ruimtelijk structuurplan het s-RSA ‘Antwerpen Ontwerpen’.

Zoals al hierboven aangehaald is het s-RSA net één van de belangrijke aanleidingen van het RUP Esmoreitpark. In het structuurplan worden een aantal zeer concrete uitspraken gedaan over dit gebied die dan ook een belangrijk uitgangspunt zijn voor het RUP. Hieronder worden bondig de belangrijkste bepalingen van het s-RSA met betrekking tot het gebied aangehaald en wordt er ingegaan op de relatie van het RUP met het structuurplan (zie bijlage C voor meer informatie).

  • Gloriantlaan: De Gloriantlaan wordt in het s-RSA gezien als een onderdeel van de strategische ruimte van het lager netwerk en de stedelijk centra. Over de Gloriantlaan wordt o.a. gezegd dat deze in de toekomst een tramlijn zou moeten dragen en dat deze ook een belangrijke drager voor traag verkeer moet worden. Langs de Gloriantlaan dient bijzondere aandacht besteed te worden aan de uitbouw van een stedelijk centrum langsheen deze Gloriantlaan; vertrekkende vanuit het F. Van Eedenplein, als ‘hart van Linkeroever’. Langsheen de Gloriantlaan komen verderop nog een aantal kleine centrale plekken voor, ondersteunend voor specifieke woonwijken. Zo kunnen de behoefte aan een aantal commerciële en gemeeschapsvoorzieningen verspreid worden opgevangen (s-RSA p 280).

    In het RUP Esmoreitpark wordt de visie over het noordelijke eindpunt van de Gloriantlaan juridisch in een ruimtelijk uitvoeringsplan vertaald. Zo worden alle publieke functies langs de Gloriantlaan ingepland. Enerzijds versterkt dit de Gloriantlaan als stedelijke drager, anderzijds zorgt dit voor een heldere ontsluiting van het gebied langs deze Gloriantlaan.

  • Cultuurrecreatieve cluster De Molen – Esmoreit: De cultuurrecreatieve cluster is een nieuwe interpretatie van de stedelijke ruimte, waarbij de relatie tussen de verschillende soorten recreatieve voorzieningen op buurt- en wijkniveau benadrukt wordt. De lokale cluster is gebaseerd op de mogelijkheden van medegebruik tussen bestaande of nieuwe scholen, speeltuinen, sportinfrastructuur en groen. Het gebied Esmoreit - De Molen is geselecteerd als lokale cultuurrecreatieve cluster. In het algemeen moeten de recreatieve verbindingen langs de scheldeboord hier vervolledigd en beter benut worden. De zone Esmoreit (tussen de Schelde en de Esmoreitlaan) moet als buffer worden behouden ten opzichte van de haven en kan herbestemd worden als groene ruimte waar zacht recreatief medegebruik, mogelijk is. In deze zone bevindt zich een belangrijke toegang tot het vernieuwde Sint-Annabos. Deze zone zal alleszins een deel van het momentele recreatief medegebruik van dit bos (dat tijdens en een paar jaar na de werken zal verdwijnen) kunnen opvangen. Ook het gebied in de omgeving van de Molen moet geherstructureerd worden in functie van een natuurlijke scheldeboord: de relaties tussen de recreatieve en publieke voorzieningen moeten er verbeterd worden en de toegankelijkheid van de scheldeboord vergroot door het vervolledigen van de wandelpromenade (s-RSA, p 190).

    Het RUP Esmoreitpark garandeert dat de zone een goede toegang kan blijven voor het Sint Annabos. Door de nieuwe functies langs de Gloriantlaan in te planten worden bezoekers sneller naar de Schelde geleid. De nieuwe functies zijn tevens bewust aan de zijde van het Sint-Annastrand gevestigd. Nieuwe voorzieningen zullen slechts als nevenfunctie ook horeca kunnen bevatten zodat er een betere synergie met de horeca aan het Sint-Annastrand kan ontstaan. Het versterken van de Gloriantlaan vergroot de toegankelijkheid van deze scheldeboord. Het verhogen van de scheldeboorden in kader van het Sigmaplan, en hoe deze verhoging wordt aangepakt zal in de toekomst de toegankelijkheid van de scheldeboorden enkel maar vergroten.

  • Zachte ruggengraat - Scheldepark: Het Esmoreitpark is onderdeel van de strategische ruimte van de zachte ruggengraat. Het structuurplan stelt voor om het systeem van groene open ruimten te versterken. De zachte ruggengraat is een opeenvolging van onderling verbonden ruimten, gerelateerd aan het watersysteem. Deze strategische ruimte heeft als voornaamste doelstelling het creëren van een krachtig samenhangend ecologisch systeem zoals omschreven door het beeld van de Ecostad en de Waterstad. “De zone Esmoreit (tussen de Schelde en de Esmoreitlaan) moet als buffer worden behouden ten opzichte van de haven en kan herbestemd worden als groene ruimte waar zacht recreatief medegebruik, mogelijk is. Bebossing is mogelijk maar het gebied moet wel doorwaadbaar blijven voor voetgangers en fietsers in de richting van en langs de Schelde. In deze zone bevindt zich een belangrijke toegang tot het vernieuwde Sint-Annabos. Deze zone zal alleszins een deel van het momentele recreatief medegebruik van dit bos (dat tijdens en een paar jaar na de werken zal verdwijnen) kunnen opvangen.” (s-RSA, Richtinggevend deel, p 249)

    Het RUP Esmoreitpark herbestemt de op het gewestplan als recreatiegebied ingekleurde zone aan de Esmoreitlaan tot een groengebied waarin slechts een beperkt aantal recreatieve voorzieningen kunnen gevestigd worden. Deze recreatieve voorzieningen worden daarenboven op een zodanig manier ingepland dat het gebied als één groene zone wordt beschermd. De doorwaadbaarheid, zowel langs als naar de Schelde is tevens in het plan vastgelegd. De visie voor het Scheldepark is binnen de stad verder uitgediept en als ‘ontwikkelingsconcept Scheldepark Linkeroever’ door het college goedgekeurd (zie bijlage C). Vooral de hierin beschreven gradiënt van stedelijke groenzone het Sint-Annastrand tot het natuurlijke groen op Blokkersdijk is bepalend voor het RUP.

Het samengaan van deze ruimtelijke visie-elementen vormen de basis van het RUP. Door bijkomend gebiedsgericht onderzoek te doen en ontwerpend na te gaan hoe deze visie op een kwalitatieve manier kan worden uitgevoerd werd een visie en een gewenste toekomst voor het gebied opgesteld die als basis heeft gediend bij de opmaak van het grafisch plan en de voorschriften.

 

2 BESTAANDE TOESTAND

 

2.1 Geschiedenis

De geschiedenis van de zo ne Esmoreit geeft veel inzicht in de huidige structuur van het Esmoreitpark. Vroeger hoorde het gebied bij het waasland en werd het ook de Borgerweertpolder genoemd.

 [image]

Figuur: plan 1858

In het begin van de twintigste eeuw werd het voormalige Sint-Annadorp een populair oord van vertier (mosselrestaurants, casino's). De Sint-Annekeveerboot zorgde voor een regelmatige verbinding met Antwerpen. Vanaf de jaren dertig ontstond aan het Sint Annastrand, de meest noordelijke Scheldeoever op linkeroever een levendige recreatie en werden hier vele weekendhuisjes gebouwd langs de Schelde. Deze zijn nog goed te zien op de kaart van 1948. Toen liep het strand en de recreatie zoals je op de kaart kan zien ook nog verder in de zone Esmoreit.

 

 

 [image]

Figuur: zone Esmoreit 1948

In de nadagen van WOII vestigden de geallieerden in het gedeelte direct langs de Esmoreitlaan een militair kamp, dat de naam ‘Top Hat’ droeg. Na de ontruiming van deze site werd ook hier een cluster van vakantiewoningen uitgebouwd. De meeste van deze woningen werden uitgevoerd in hout. Op de kaart van 1969 zijn deze goed te zien.

[image]
Figuur: zone Esmoreit 1959

Na de opmaak van de gewestplannen eind 1972 werden deze zonevreemd (de private concessie was ondertussen ook verlopen), en werden alle gebouwen in de strook, met uitzondering van een aantal stenen gebouwen, afgebroken. Voor de stenen woningen werd een uitdoofbeleid opgesteld. Het toegekende tijdelijk woonrecht kan niet via erfenisrecht worden doorgegeven. Ondertussen zijn de meeste woningen ook daadwerkelijk verdwenen. Een viertal woningen zijn momenteel nog bewoond. Op de kaart van 2001 zie je dan ook dat een heel deel van deze woningen ook daadwerkelijk zijn verdwenen. Het afbraakbeleid wordt nog steeds goed opgevolgd en momenteel zijn er nog maar vier woningen aanwezig.

[image]

figuur: zone Esmoreit 2001

 
Ondertussen is het gebied geleidelijk vergroent. Toch blijven er nog sporen van het verleden aanwezig. Het padensysteem komt nog sterk overeen met het vroegere padensysteem. Op sommige plaatsen liggen de originele kasseistroken. Ook de bestaande gebouwen op het terrein verwijzen naar het verleden van het gebied. Waar vakantiewoningen werden afgebroken zie je soms nog doorgegroeide tuinrelicten terug.

[image]
Figuur: luchtfoto met duidelijk zicht op de relicten van het vakantiedorp

 

 

2.2 Parkgebied

 

2.2.1 Morfologie

 
Open versus gesloten:
In het Esmoreitpark zijn momenteel twee zones te herkennen: een open grasland dat ‘gespikkeld’ is met solitaire bomen (meestal Italiaanse populieren of pioniersbomen) en een meer gesloten deel dat zowel een onder als bovenbegroeiing heeft van pioniersgroen.

[image]
Figuur: open en gesloten delen

Tuin (relicten): Verder wordt de morfologie medebepaald door zowel de huidige als vroegere bebouwing (zie hoofdstuk 2.1) en de groenelementen die daar aan gekoppeld zijn. Doordat de meeste van de vroegere bebouwing al is afgebroken heeft ook de nog overblijvende bebouwing een sterk random karakter. Op sommige plaatsen zijn er nog relicten van tuingroen aanwezig.

[image]
Figuur: Tuingedeelten en relicten

Lijnstructuren: Op een aantal plaatsen zijn nog opvallende groenfiguren aanwezig. Vaak hebben deze te maken met begrenzingen van huidige of vroegere functies: de opvallendste is een lijn met hogere beplanting parallel met de Esmoreitlaan. Verder zijn er nog een aantal kleinere lijnstructuren van vroegere functies te ontdekken.

[image]
Figuur: lijnstructuren

2.2.2 Beplanting

 
Graslanden:
¾ van het gebied is bedekt met graslanden. Soms bestaan deze uit grotere gehelen, maar heel vaak wordt deze gekenmerkt door solitaire bomen, of door kleine groeneenheden.

[image]Figuur: graslanden

 
Populieren:
over het gehele park staan er her en der verspreid Italiaanse populieren. Deze hebben reeds een grote omvang. Op een aantal plaatsen komen deze ook gegroepeerd, of in een bepaalde lijn voor.

[image]
Figuur: populieren

Pioniersbegroeiing: Vooral aan de westelijke zijde zijn er dichte eenheden met pioniersbegroeiing terug te vinden (met ook hier af en toe populieren) en meer in de oostelijke richting zijn soms ook solitaire pioniersbomen (berk, wilg) doorgegroeid. Vaak lijken deze samen te gaan met overblijfselen van tuinbegroeiing. In het westen van het gebied is deze pioniersbegroeiing op een aantal plaatsen uitgegroeid tot jonge bosgehelen.

[image]Figuur: pioniersbegroeiing

[image]
Figuur: pioniersbegroeiing

Kunstmatige elementen: op een aantal plaatsen zijn relicten terug te vinden van vroegere functies en hun begroeiing. In het oosten van het gebied zijn deze het resultaat van de oude begroeiing rond de vakantiewoningen in het vakantiedomein. Aan de westelijke grens lijkt er op de paden naar de vroegere bedrijfswoningen een aanplanting te zijn gebeurt.

[image]
Figuur: kunstmatige elementen

2.3 Paden

 

2.3.1 Globale padenstructuur

[image]
Figuur: globale padenstructuur

 [image]

 

2.3.2 Soorten paden

 
Dijkpad:
het dijkpad is ter hoogte van Esmoreit een zeer comfortabele wandel en fietspad, uitgevoerd in asfalt dat op de dijk zelf ligt. Langs het pad staan banken met een goed uitzicht over de Schelde. De aansluiting van het pad op het Sint-Annastrand en de dijk is zeer onduidelijk. Ook voorbij het Esmoreitpark ter hoogte van het Sint Annabos wordt de kwaliteit van het pad een stuk minder comfortabel (zeer ruw grint).

[image]
Figuur: dijkpad

Kasseiwegen: De Kasseiwegen die in het gebied liggen zijn allen relicten van vroegere functies in het gebied. Het voormalige vakantiedorp had een netwerk van wegen aangelegd in kasseien. Deze kasseiwegen waren uitgevoerd als twee verharde kasseistroken. Waar deze elkaar kruisen is een vol stuk aangelegd.

Een aantal van deze kasseistroken zijn terug uitgebroken en vervangen door grint (dit is gebeurd op de plaatsen waar de meeste huisjes al zijn verdwenen).

Het Sint Annabos en het Esmoreitpark worden momenteel ook gescheiden van elkaar door een volledig breed aangelegde kasseistrook (de Noordscheldeweg) die tot aan het bestaande bedrijfsgebouw loopt en dan wegdraait in het Sint Annabos. Een grintpad sluit op dit pad aan en maakt de verbinding met het dijkpad.

[image]
Figuur: Kasseiwegen

Verstevigde paden (grint): Er komen een aantal verstevigde grintpaden voor. Deze hebben allen een nogal verscheiden uitzicht. Er zijn er een aantal die ongeveer een drietal meter breed zijn en ook met de auto te berijden zijn. In de plaats van de kasseistroken werden soms twee sporen met grint gelegd. En er zijn ook een aantal met grint verharde wandelpaden van ongeveer een meter breed.

[image]
Figuur: Verstevigde paden

[image]
Figuur: verstevigde paden

Dolomietpad: Tussen het rust- en verzorgingstehuis ‘Hof Ter Schelde’ en de dijk is een kwalitatiever dolomietpad aangelegd. Langs dit traject zijn ook bankjes geplaatst en is er een kleine aanplanting gebeurd. Het pad loopt bijna parallel met de Noordscheldeweg en komt de leesbaarheid van het gebied niet ten goede. Dit wordt versterkt door het wat gebiedsvreemde verhardingsmateriaal.

 
[image]Figuur: dolomietpad

 
Zandpaden/ olifantenpaden:
In het gebied zijn ook een heel aantal spontane zandpaden of olifantenpaden aanwezig. Sommige hiervan hebben reeds een behoorlijk formeel karakter, andere zijn slechts moeilijk te ontdekken.

[image]
Figuur: zandpaden en olifantenpaden

 

 

 

2.4 Gebouwen

 

2.4.1 Overzicht

[image]
Figuur: overzicht gebouwen (1 Schoolgebouw; 2 Gebouwen parochie; 3-6 Woningen)

2.4.2 Gebouwen

 
School (1):
Gebouwtje met daaromheen een tuin waar praktijkervaring tuinbouw wordt onderwezen.

 [image]

 [image]

Parochie (2): de parochie Sint-Anna-Ten-Drieën heeft deze gronden en gebouwen in concessie van de NV Waterwegen &Z Zeekanalen. Het voorste paviljoen wordt gebruikt door Oxfam als wereldwinkel. Verder is er nog een kleine kapel aanwezig en een feestzaal/ vergaderzaal. De huidige kapel is het enige restant van de vroegere kerk die voor de rest is afgebrand.

 [image]

Woning (3) kleine versteende woning

[image]
Woning (4): in zeer slechte en vervallen toestand

[image]
Woning (5): grote versteende woning

 [image]

Woning (6): grote versteende woning

 [image]

 

 

 

2.5 De Gloriantlaan

 

[image]
Figuur: luchtfoto's Gloriantlaan

De Gloriantlaan bestaat uit twee maal twee rijbanen met tussen deze rijbanen een ruime groene berm. Tot aan de Esmoreitlaan ligt er op deze berm een breed en kwalitatief fietspad. Ter hoogte van het Sint-Annastrand en het Esmoreitpark wordt deze berm gebruikt voor parkeren. Ook de Gloriantlaan zelf wordt op deze plaats gebruikt om te parkeren. Als rijweg is deze hier immers sterk overgedimensioneerd.

Bovendien zijn aan weerszijde van de Gloriantlaan bijkomende parkeerterreinen voorzien. Deze zijn grote geasfalteerde vlakten waar een aanzienlijk aantal parkeerplaatsen op gecreëerd zijn: 224 aan de zijde van het Esmoreitpark, 168 aan de andere zijde. Verder is er ook langs de Thonetlaat een strook ingetekend waarin men dwars kan parkeren.

[image]Figuur: Foto's Gloriantlaan

3 VISIE

 

3.1 Doelstellingen

Vanuit een ruimtelijke analyse van het gebied, de bestaande programmatorische vragen en de visie van het s-RSA kunnen een aantal doelstellingen worden afgeleid, die de basis vormen van de visie achter het RUP:

  • Het Esmoreitpark krijgt een definitieve eindbestemming als onderdeel van de zachte ruggengraat. De concepten van de zachte ruggengraat in het algemeen, en voor de zone Esmoreit in het bijzonder, zoals vastgelegd in het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen, worden als basis van het ontwerp genomen. De relatie met het water, de continuïteit van onderling verbonden ruimten, en de aansluiting met het Sint Annabos, zijn uitgangspunten. Alle handelingen moeten toegelaten blijven die noodzakelijk zijn voor de aanleg van een Sigmadijk.

  • Een betere definiëring tussen ‘natuur’ en ‘recreatie’. Waar in het gewestplan slechts één algemene bestemming voorzien werd, wordt dit in het RUP Esmoreitpark sterk genuanceerd. De gradiënt die bestaat tussen de meest intieme natuurgebieden aan Blokkersdijk en de commerciële recreatieve activiteiten aan het Sint-Annastrand ter hoogte van De Molen, geldt als uitgangspunt voor het definiëren van de concrete invulling van het begrip “zachte recreatie”.

  • Plaats voor sport en jeugdactiviteiten, een levendige kop aan de Gloriantlaan en het Sint Annastrand. De nieuwe locatie voor een manege, samen met de vraag naar een locatie voor jeugdvoozieningen moet een levendige kop geven aan het Sint Annastrand. Tegelijkertijd moeten deze voorzieningen de Gloriantlaan ook verder opladen als stedelijk centrum van linkeroever.

  • Uitdoofbeleid zonevreemdheid van woningen en school. De opmaak van het RUP zal het besliste beleid om de zonevreemde woningen en de tuinbouwafdeling van de Sibso Stuivenberg te laten uitdoven, niet in vraag te stellen.

3.2 Visie op het plangebied

Zoals al in het ‘ontwikkelingsconcept Scheldepark Linkeroever’ werd vastgelegd is het inpassen van de zone in het rondje rond Linkeroever en het versterken van het Scheldegevoel aan de oevers belangrijk.

De bufferstrook tussen de Esmoreitlaan en de Schelde ziet er uit als een informeel park en wordt vandaag ook zo gebruikt. De huidige activiteiten van het park: wandelen, fietsen, een ad-hoc speelterrein tussen de bomen, enzovoort, worden bewaard en kunnen worden verbeterd.

Het programma dat in de groene strook ontwikkeld wordt, staat in eerste instantie in dienst van de aanpalende wijken. De toegankelijkheid van het gebied is dan ook belangrijk. Vanuit de verschillende ontsluitingsstraten langs de bebouwing aan de Esmoreitlaan wordt het gebied via wandelpaden richting Schelde ontsloten.

Een bijkomend programma, op de kop van de Gloriantlaan, kan gerealiseerd worden als afwerking van de strook aan het Sint-Annastrand. Het ontwikkelen van een levendige kop, waar plaats is voor de manege, eventueel beperkte en lokale sport- en jeugdactiviteiten, komt hierbij in zicht. In het overige en grootste deel van het terrein geldt een rustige invulling van de rest van het terrein, waar buiten wandel, fiets, en ruiterpaden, bijkomende activiteiten zich zullen beperken tot kleinschalige landschappelijke ingrepen. Bijkomende bebouwing is hier niet gewenst, net zomin als extra wegenis voor gemotoriseerd verkeer.

Het huidige informele karakter van het gebied wordt o.a. door de buurt als troef beschouwd. Dit informele karakter wensen we in dit RUP zo veel mogelijk te behouden.

3.3 Programma & randvoorwaarden

Zoals al hierboven staat vermeld is een belangrijke aanleiding voor de opmaak van dit RUP het locatieonderzoek naar een goede plaats voor een nieuwe manege geweest. Uit dit locatieonderzoek kwam duidelijk dat deze plaats zowel ruimtelijk maar ook om pragmatische redenen de meest te verkiezen locatie was. Op Linkeroever zijn grote gehelen bestemd als natuurgebied waardoor deze zone (bestemd als recreatiegebied) één van de weinige mogelijkheden was. Tegelijkertijd werd ook wel duidelijk dat de bestemming van louter recreatiegebied veel te ruim was en dat deze moest genuanceerd worden.

Een duidelijk afgebakend programma is er niet opgemaakt voor het Esmoreitpark, maar bij de opmaak van het RUP werd wel rekening gehouden met het volgende richtinggevende programma:

  • Publiek park: Het overgrote gedeelte van het gebied is bestemd als groengebied. Hierin kunnen kleine inrichtingen geplaatst worden als deze de mederecreatie in het gebied kunnen ondersteunen: bijvoorbeelden wandelpaden, zitbanken, petanquebaan, speeltuintje, etc.… Deze moeten allen publiek toegankelijk blijven

  • Manége: Bij de opmaak van het RUP werd uitdrukkelijk rekening gehouden met de komst van een manege. De manége zou een familiemanege moeten worden, met een goede architecturale kwaliteit. Een goede bedrijfsvoering moet een eender welke overlast (vb geurhinder) moeten vermijden.

    In de voorschriften wordt een manége niet uitdrukkelijk vermeld. Theoretisch zijn ook andere locale recreatieve voorzieningen hier mogelijk zoals een sporthal of een cultureel centrum. Op 16 juli 2010 werd de bouwaanvraag voor een manege met conciërgewoning door de stad Antwerpen goedgekeurd. Een klacht bij het provinciebestuur werd op 18 november 2010 verworpen aangezien de aanvraag strookt met de door het gewestplan voorziene bestemming (dagrecreatie). Momenteel wordt de aanvraag nog aangevochten bij de raad voor vergunningsbetwistingen.

  • Jeugd, cultuur of spel: Naast de manége kunnen op termijn indien hieraan behoefte zou zijn ook nog andere recreatieve functies worden ingepland. Ook hier wordt gedacht aan locale kleinere voorzieningen zoals bijvoorbeelden lokalen voor jeugdverenigingen, een jeugdhuis of een seniorenlokaal. De maximale vloeroppervlakte is hier beperkt waardoor deze functies ook zeker beperkt zullen blijven.

  • Parkeren: In het RUP wordt de huidige parking behouden. Deze kan wijzigen van uitzicht of inrichting. Deze parking is momenteel voldoende en kan ook de plaatsbehoefte van de nieuwe functies opvangen. Enkel op piekmomenten in de zomer (zwembad De Molen/ Sint-Annastrand) worden ook de omliggende lanen gebruikt om langs te parkeren.

  • Wonen: Het is de vraag van de stad Antwerpen om het huidige uitdoofbeleid van de zonevreemde woningen verder te zetten. Momenteel hebben de bewoners er een levenslang woonrecht. Wanneer dit woonrecht vervalt worden ze stelselmatig door de huidige eigenaar afgebroken.

  • School: Het huidige schoolgebouw gaat in gebruik perfect samen met het naastliggende parkgebied. Momenteel wordt de school gebruikt voor een tuinbouwopleiding. Functiewijzigingen worden in de toekomst wel uitgesloten. Het is de bedoeling dat de school op langere termijn verdwijnt.

 

 

 

4 CONCEPTEN

Aan de hand van de hierboven beschreven doelstellingen en visie werd door middel van ontwerpend onderzoek bekeken hoe de verschillende functies op de beste manier konden ingepland worden en welke randvoorwaarden er hier voor het RUP uit werden gedestilleerd. De hieronder geponeerde concepten maken op een heldere manier de belangrijkste ruimtelijke uitgangspunten weer van het RUP.

4.1 De Gloriantlaan als Schakel

  • De Gloriantlaan vormt de insteek van de parkstad in de Scheldeboord: het verbind het centrum van Linkeroever tot op de Scheldedijk & wordt door het opladen van deze laan met een publiek programma nog meer deel van het stedelijk centrum van Linkeroever.

  • De Gloriantlaan vormt het einde van de ontwikkeling van het Sint-Annastrand en de overgang naar het natuurlijk deel. Door nieuwe voorzieningen enkel nog langs de Gloriantlaan te leggen ontstaat er een geleidelijke overgang en worden de zones Esmoreit en De Molen door de synergieën in programma toch aan elkaar geschakeld. De functies koppelen zich aan de Gloriantlaan zodat de verkavelingsdruk langs de Schelde en de Dijk vermindert.

 [image]

Figuur: Concept De Gloriantlaan als schakel

  • De Gloriantlaan vormt het hoofdontsluitingssysteem. De verharding plooit uit om de verschillende functies te bedienen. Op deze manier wordt de versnippering van het Esmoreitpark beperkt. De Gloriantlaan is tevens drager van een goed uitgerust fietspad en openbaar vervoer. In de toekomst kan de bediening door openbaar vervoer nog vergroot worden door de aanleg van de geplande tramlijn tot aan het Esmoreitpark. Hoewel de tram de bereikbaarheid van het Esmoreitpark en het Sint Annastrand kan verbeteren is de Stad Antwerpen er geen voorstander van dat de tram tot diep in de Gloriantlaan doordringt. De tram mag geen barrière vormen tussen Sint Annastrand en het Esmoreitpark. Het zou daarom beter zijn dat er geen gebruik wordt gemaakt van een keerlus.

 [image]

Figuur: de verharding plooit uit om de functies te bedienen

4.2 Natuurlijke gradiënt

  • De op macro schaal bestaande natuurlijke gradiënt van Blokkersdijk tot Esmoreit, wordt verder verfijnd: op niveau Esmoreit door een parkgebied en parkgebied met bebouwde stempels.

  • Het gebied Esmoreit is deels natuurlijk parkgebied waar we geen verhardingen, nog bebouwing toestaan. Grasland en kleinschalige parkondersteunende voorzieningen zijn mogelijk. Deze worden best ingepast in de natuurlijke grammatica.

  • De zone naar het schakelstuk is een overgangsgebied waar bebouwingsstempels met daartussen publiek toegankelijk groen zich inpassen in het ruimer groengebied.

 [image]

Figuur: Concept Natuurlijke gradiënt

  • De parkonderlegger loopt door tot aan het schakelstuk. De gebouwen zijn stempels in het parkgebied. De groenaanleg tussen deze stempels gebeurt bij voorkeur in dezelfde taal als het park. Ook de doorwaadbaarheid moet in deze tussenzones gegarandeerd worden. Om dit publieke groen in de toekomst te garanderen werden in het RUP een maximale bebouwbare oppervlakte en een minimale publieke groene oppervlakte vastgelegd.

 [image]

Figuur: Eén park als onderlegger

4.3 Scheldeboorden

  • De relatie van Linkeroever met de Schelde moet versterkt worden. In dit RUP zijn daarvoor vooral het uitbouwen van de Gloriantlaan als schakel tussen de Schelde en de parkstad en het bevestigen van de doorwaadbaarheid door het park richting Schelde belangrijk.

  • Het Sigmaplan voorziet een verhoging van de Scheldeboorden. De exacte locatie van deze verhoogde dijken is nog niet gekend. Binnen de Stad Antwerpen is men met behulp van ontwerpend onderzoek bezig met de opmaak van een visie over deze verhoging van de Scheldedijken. Dit RUP doet nog geen uitspraken over deze gewenste ligging of profilering. Wel laat ze uitdrukkelijk veel mogelijkheden over voor een landschappelijke inpassing van deze Scheldeboorden.

 [image]

Figuur: Concept Scheldeboorden

 

4.4 Doorwaadbaarheid

  • Het Esmoreitpark wordt vandaag gekenmerkt door een grote doorwaadbaarheid en een hiërarchie aan paden, gaande van kasseiwegen tot spontaan platgelopen routes. Deze karakteristieken willen we bestendigen en versterken.

  • De doorwaadbaarheid moet in verschillende richtingen gerespecteerd blijven. Er moet gegarandeerd zowel doorgangen zijn van de Esmoreitlaan richting schelde als van ‘De Molen’ tot het Sint-Annabos.

 [image]

Figuur: Concept Doorwaadbaarheid

  • De Gloriantlaan maakt de koppeling tussen park en de zone ‘De Molen’ Het park moet op verschillende plaatsen en op een kwalitatieve manier toegankelijk zijn vanaf de Gloriantlaan.

  • Het Esmoreitpark vervult een poortfunctie voor het te vernieuwen Sint-Annabos. De toegankelijkheid vanuit het Esmoreitpark naar het Sint-Annabos moet dus gegarandeerd worden

 

 

 

5 INRICHTINGSPRINCIPES

Wanneer de verschillende concepten op elkaar worden geprojecteerd komt men bij de gewenste ruimtelijke structuur van het gebied. Voor deze gewenste ruimtelijke structuur kunnen volgende elementen bescheven worden:

  • bebouwing ('bebouwde ruimte' op tekening): De nieuwe bebouwing bevind zich allen zoveel mogelijk langs de Gloriantlaan. Hierdoor kan de Gloriantlaan volledig zijn rol als schakel tussen parkstad en scheldeboord opnemen. Tevens sluit dit aan bij het ruimtelijk concept om een gelijdelijke gradient van harde recreatie (Sint-Annastrand) naar groen en zachte recreatie (Sint-Annabos) te willen creeëren. Deze gradiënt wordt verder verzekerd door nieuwe bebouwing als stempels in het parkgebied uit te werken waardoor het groen tussen de hardere recreatie kan doorlopen en er geen breuk tussen de twee zones ontstaat. De verschillende functies kunnen hierdoor gebruik maken van de bestaande parking.

  • geprivatiseerde open ruimte ('open ruimte' op tekening):elk van de nieuwe mogelijke voorzieningen langs de gloriantlaan kan een beperkt gedeelte open ruimte privatiseren. Deze ruimte werd om dezelfde reden als voor de bebouwing beperkt. De geprivatiseerde ruimte maakt deel uit van de receatieve stempels. Het publieke groen moet ook tussen deze geprivatiseerde buitenruimtes moeten kunnen verder lopen (op onderstaande tekening werd de geprivatiseerde ruimte voor het grootste gebouw anders aangeduid, deze open ruimte kan als buitenpiste voor een manege gebruikt worden. In het RUP worden hiervoor gelden hiervoor dezelfde regels.

  • formelen en informele padenstructuur (idem op tekening): Vanuit het concept doorwaadbaarheid is belangrijk om de bestaande doorwaadbaarheid en te versterken. De tekening geeft verder ook nog een mogelijke inplanting van een ruiterpad aan dat een korte verbinding maakt tussen manege en Sint-Annabos.

  • groene publieke parkonderlegger (suggestief aangeduid op tekening door groene stippen): Als negatief van bovenstaande inrichtingen wordt het volledige gebied gezien als één groen samenhangend gebied, waar de nieuwe bebouwing en de geprivatiseerde buitenruimtes zich als stempels (paviljoenen) zich in bevinden. Ook de padenstructuur maakt deel uit van deze groene parkonderlegger. Het bestaande karakter van het gebied vormt reeds deze eenheid en wordt in de inrichtingsprincipes hieronder dan ook zoveel mogelijk bestendigd.

De gewenste ruimtelijke structuur ligt direct aan de basis van de afbakening van de verschillende zones in het RUP.

[image]Figuur: Gewenste ruimtelijke structuur

De gewenste inrichting van het gebied sluit best zo goed mogelijk aan bij het karakter van het bestaande groene gebied. Het bestaande huidige karakter van pioniersbegroeiing op een opgespoten grond wordt als een kwaliteit die zowiezo voor de nodige eenheid in het gebied kan zorgen. De beschijving in hoofdstuk 2 van deze toelichtingsnota geeft meer inzicht in deze besaande toestand. Alle nieuwe inrichtingen in het gebied moeten dan ook in harmonie zijn met deze bestaande toestand. Wat dit betekend wordt hieronder in verschillende themas verder verduidelijkt. Deze inrichtingsprincipes vormen de basis van de inrichtingsvoorschriften van het RUP en kunnen verder als leidraad gebruikt worden worden om na te gaan hoe nieuwe inrichtingen ingepast kunnen worden in het bestaande karakter.

5.1 Parkgebied

Het parkgebied moet zowel in de groene zone als tussen de recreatiezones één eenheid vormen. Deze éénheid kan gevormd worden door het huidige informele karakter van het gebied te bestendigen. Het huidige karakter van pioniersbegroeiing op een opgespoten grond, waarin zich zowel open als gesloten delen bevinden wordt immers ook door de buurt als positief ervaren.

Het idee om het huidige informele karakter van het park te bestendigen is de achterliggende filosofie van alle inrichtingsprincipes. Alle nieuwe inrichtingen in het gebied moeten dan ook in harmonie zijn met dit principe. Specifiek voor het groen wordt gesteld dat nieuwe aanplantingen of het rooien van bomen kunnen voor zover deze acties het huidige karakter ondersteunen.

In het RUP wordt daardoor gesteld dat alle nieuwe inrichtingen in het park in harmonie moeten zijn met deze bestaande toestand. Nieuwe bebossing of eventuele ontbossing kan enkel toegelaten worden als hierbij wordt aangetoond dat het huidige karakter van het gebied niet wordt aangetast.

De belangrijkste (te behouden) elementen van het park worden beschreven in de ‘bestaande toestand’. Specifiek voor de parkonderlegger zijn dit de graslanden, de sporadische aanwezigheid van populieren en de aanwezige pioniersbegroeiing (zowel de solitaire als deze in dichtere structuren).

 [image]

 [image]

Er moet voorzichtig omgesprongen worden met nieuwe kunstmatige groenstructuren in het gebied in te planten omdat dit het informele karakter van het park te sterk kan aantasten. Eventueel kan hier wel gedacht worden aan het inplanten van nieuwe groenstructuren ten behoeve van voorzieningen voor mederecreatie.

Kort samengevat zijn volgende zaken mogelijk in verband met de groene onderlegger.

  • Het rooien van bomen is mogelijk als dit de morfologie van het gebied niet aantast.

  • Aanplanten van bomen kan als deze de bestaande morfologie van het park niet aantasten en als deze nieuwe bomen in ‘harmonie’ zijn met de bestaande begroeiing.

  • Wijzigen mogen de waardevolle graslanden niet aantasten.

  • Kunstmatige groenelementen kunnen toegevoegd worden als deze het informeel karakter van het park niet aantasten, en enkel als deze in dienst staan van een nieuwe infrastructuur in het park.

  • Beheersmaatregelen moeten aangepast zijn op het karakter van de bestaande park.

[image]
Figuur: het park moet doorlopen tussen de verschillende recreatieve functies

5.2 Parkpaden

Ook voor de paden dient het huidige karakter van het park als referentie. Momenteel bestaan de paden in het park uit:

  • Dijkpad in asfalt

  • Kasseiwegen

  • Half-verharde paden met grint of steenpuin

  • (spontane) zandpaden.

Voor nieuwe materialen moet er gezocht worden naar materialen die het informele karakter van het park ondersteunen. Asfalt of dolomiet is hierdoor minder geschikt. Alle verhardingen in het gebied moeten waterdoorlatend zijn (behalve het pad op het dijklichaam). Er kan gedacht worden aan het verstevigen van paden door bijvoorbeeld schelpen.

 
[image]
Figuur: referentievoorbeeld van paden verstevigd met schelpengruis

De doorwaadbaarheid van het park is belangrijk. Nu is het park in elke richting goed doorwaadbaar. Toch zou de kwaliteit van deze doorwaadbaarheid kunnen verbeteren. Vooral vanaf de Esmoreitlaan naar het park, of van de Gloriantlaan naar het park is de toegang niet duidelijk. Hier zou het goed zijn dat er kwalitatiever of formelere paden zouden bijkomen. De bestaande olifantenpaden die daar zijn ontstaan kunnen hiervoor gebruikt worden.

Het RUP wil de doorwaadbaarheid niet op specifieke plaatsen opleggen maar legt het principe van doorwaadbaarheid wel vast in de voorschriften. Vooral in de zones tussen de nieuwe recreatieve voorzieningen is het belangrijk dat de doorwaadbaarheid wordt vastgelegd. Doorwaadbaarheid wordt in het RUP gedefinieerd als ‘een terrein is doorwaadbaar wanneer er meerdere toegankelijke doorgangen zijn in verschillende richtingen door het terrein’.

Voor de ontsluiting van nieuwe functies wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van bestaande wegen en paden. De ontsluiting van nieuwe hardere recreatieve functies moet gebeuren via de Gloriantlaan of de bestaande parking, en maakt bij voorkeur tevens gebruik van de bestaande wegen.

De sociale functie van het park primeert. Daarom mogen onduidelijke of te veel ruiterspaden het gebied niet minder toegankelijk maken. Om deze reden mag er maar één ruiterpad in het gebied zijn. Dit ruiterpad moet fysiek goed gescheiden zijn van de andere paden. Bij kruisingen met paden voor voetgangers en fietsers moet deze goed gesignaliseerd zijn. Het ruiterpad moet op een korte manier toegang verlenen aan Sint-Annabos.

Kort samengevat zijn dit de vuistregels voor paden in het gebied:

  • Nieuwe of vernieuwde paden moeten in waterdoorlatende materialen worden aangelegd.

  • Nieuwe of vernieuwde paden moeten in materialen worden uitgevoerd die in harmonie zijn met de bestaande toestand en het idee van het informele park. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld: zandpaden, paden verhard door grind of schelpen en paden in kasseien.

  • Voor de ontsluiting van nieuwe functies wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van bestaande wegen en paden.

  • De doorwaadbaarheid moet gegarandeerd blijven: ook tussen de nieuwe recreatieve functies

 

5.3 Mederecreatie

Nieuwe elementen voor mederecreatie moeten ook dit informeel karakter ondersteunen. Als inrichtingen voor mederecreatie kan gedacht worden aan elementen die aanleiding geven tot spel, sport of cultuur zoals zitgelegenheden, speeltuigen of doelpalen zonder dat daarbij een formele aanleg van een voetbalveld moet gebeuren.

Voor de beeldkwaliteit is immers ook de verwijzing naar de bestaande toestand belangrijk. De informele sfeer die het park moet uitstralen zal eerder elementen toelaten die dienen voor spelaanleiding dan echte speeltuigen. De volgende referentiebeelden kunnen een idee geven wat mogelijk is:

[image]Figuur: referentiebeeld informele zit- en speelmogelijkheid

[image]Figuur: refentiebeeld uitkijktoren

[image]
Figuur: referentiebeeld – losse doelelementen kunnen aanleiding geven voor sport of spel

In de voorschriften wordt duidelijk gesproken over mederecreatie. Dit betekent o.a. dat deze mogelijke voorzieningen een publiek karakter moeten hebben en niet permanent mogen worden afgesloten. Het verbod op afsluitingen moet dus met enige flexibiliteit worden geïnterpreteerd. Een permanente afsluiting kan niet, maar een beperkte afsluiting voor bijvoorbeeld evenementen moet wel mogelijk zijn.

5.4 Gebouwen

Het bestaande schoolgebouw kan in de toekomst gebruikt blijven als schoolgebouw, maar functiewijzigingen worden uitgesloten. In de realiteit wordt er een uitdoofbeleid voor de bestaande school voorgesteld. Het uitbreiden van de bestaande functie mag niet, het instandhouden wel, maar met de wetenschap dat dit nadien niet voor andere functies kan gebruikt worden. Afbraak is nadien eigenlijk de enige mogelijke optie.

Hetzelfde geld voor de bestaande woningen. Deze worden afgebroken van zodra de huidige huurders het gebouw verlaten. Het afsluiten van een nieuw contract is niet meer mogelijk en de woningen zullen nadien worden afgebroken. Dit beleid werd in het verleden reeds strikt nageleefd.

De bestaande gebouwen van de parochie kunnen wel verder gebruikt worden en eventueel verbouwd worden in functie van recreatieve of maatschappelijke functies. In deze zone kan tevens een bijkomend volume voor recreatieve of maatschappelijke functies worden voorzien. Er wordt wel gevraagd dat dit nieuw volume geclusterd wordt met het bestaande volume, en dat het hier visueel een eenheid mee vormt. De beeldkwaliteit zal afgetoetst worden door de welstandscommissie.

De nieuwe bebouwing willen we zo veel mogelijk zien als losse stempels in het gebied. Hierdoor willen we niet te veel elementen in verband met beeldkwaliteit opnemen voor deze gebouwen. Een gebouw is een element in het park, waar het park ook tot aan de gevels grenst. Voor de private buitenruimte direct grenzend aan deze gebouwen geld hetzelfde principe. Twee tactieken zijn hierdoor mogelijk:

  • De afscheidingen van de private buitenruimte worden in dezelfde beeldtaal van het gebouw uitgevoerd waardoor dit als één eenheid kan geïnterpreteerd worden.

[image]
Figuur: Referentiebeeld

  • De afscheidingen worden uitgevoerd door beplanting met inheemse planten, die slechts beperkt zijn in hoogte (1m20 - onder kijkhoogte). Visueel kan op deze manier het park nog wel steeds tot de gevel van het gebouw doorlopen.

 
[image]
Figuur: Referentiebeeld – openbaar domein

Kort samengevat zijn dit de vuistregels voor de gebouwen in het gebied:

  • Alle bestaande gebouwen in het gebied zullen in de toekomst moeten worden afgebroken, behalve de gebouwen van de parochie.

  • Nieuwe gebouwen moeten een duidelijke stempel vormen in het park. Het park wordt geacht door te lopen tot aan de gevel van het gebouw.

  • De welstand van de gebouwen wordt afgetoetst aan de hand van de welstandscommissie.

  • Afscheidingen van de private buitenruimte moeten ofwel duidelijk onderdeel vormen van ‘de stempel’ door de materiaalkeuze, of moeten uitgevoerd worden in natuurlijke materialen zodat deze meer deel uitmaken van het park.

5.5 Gloriantlaan - Parking

Voor de Gloriantlaan en de bestaande parking worden nog niet veel zaken vastgelegd. Voor de bestaande parking zal in het RUP worden opgelegd dat deze in de toekomst vergroent moet worden. De eventuele tram met keerlus zou in de toekomst immers zeer bepalend kunnen worden. Het RUP wil deze zaken niet hypothekeren en houdt hiervoor een grote flexibiliteit open. Toch zijn er een aantal zaken die belangrijk worden geacht:

  • De aansluiting van het Sint Annastrand en het dijkpad moet op een heldere manier gebeuren. Op de plaats waar het dijkpad en de Gloriantlaan samenkomen, kan een publieke plaats met meer betekenis worden gecreëerd.

  • De parking aan de Gloriantlaan in het Esmoreitpark sluit niet genoeg aan bij het informele groene karakter van het Esmoreitpark. Vergroenen van deze parking is noodzakelijk. De bijkomende beplanting moet aansluiten bij het informele karakter van het gebied. Een strikt bomenraster is daardoor dus niet gewenst. Wel kan er bijvoorbeeld gewerkt worden met een losser bomenkader.

  • Bij het herbekijken van de Gloriantlaan moet gezien worden welke parkeerplaatsen echt nodig zijn. Als een goede tramverbinding wordt gerealiseerd wordt er verondersteld dat er minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn en er parkeerplaatsen kunnen verdwijnen. Ook in het omliggende openbaar domein is er al een groot aanbod aan parkeerplaatsen en zijn er nog potentiële plaatsen voor nieuwe te vinden.

  • In de toekomst moet de Gloriantlaan niet langer met de wagen bereikbaar zijn tot vlak aan de Schelde. Hierdoor ontstaat er potentiële ruimte om ook een kwalitatievere verbinding tussen het strand en het Esmoreitpark te creëren.

  • Bij een tram wordt er bij voorkeur niet gewerkt met een keerlus aangezien dit te veel plaats zou innemen en een barrière vormt tussen Esmoreitpark en Sint-Annastrand. De tramhalte hoeft niet te stoppen vlak aan de Schelde. De Gloriantlaan moet in deze zone primair gebruikt kunnen worden voor de zachte weggebruiker. Er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een groene trambedding.

 

 

6 TECHNISCHE CONQEQUENTIES

 

6.1 Op te heffen strijdige voorschriften

  • Gewestplan: gewestplan Antwerpen (KB 3/10/1979) Het plangebied ligt in een zone voor ‘dagrecreatie’.

  • BPA: Geen BPA’s

  • RUP: Geen strijdige RUP’s

  • Verordeningen: Alle bepalingen van de verordeningen blijven geldig.

 

Het gebied werd op het gewestplan (herzien januari 2002) volledig bestemd als zone voor dagrecreatie.

De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische

accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren.

 [image]

 

Op te heffen voorschrift: De recreatiegebieden zijn bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accommodatie, al dan niet met inbegrip van de verblijfsaccomodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccomodatie.

 

Deze voorschriften worden in het RUP verfijnd, evenwel zonder dat de algemene bestemming van gebied voor recreatie fundamenteel wordt veranderd. De voorschriften van het gewestplan worden vervangen door het RUP.

Er dienen geen ruimtelijke uitvoeringsplannen voor het plangebied of plannen van aanleg opgeheven te worden.

6.2 Gevolgen voor de feitelijke en juridische bestaande toestand

De bestaande woningen en school waren zonevreemd en blijven dit ook. Deze zullen via het uitdoofbeleid verdwijnen. De bestaande functies in de zone Re2 (kapel, winkeltje NGO) blijven juridisch in de correcte bestemming liggen en kunnen gewoon behouden blijven.

Op 16 juli 2010 werd de bouwaanvraag voor een manege met conciërgewoning door de stad Antwerpen goedgekeurd. Een klacht bij het provinciebestuur werd op 18 november 2010 verworpen aangezien de aanvraag strookt met de door het gewestplan voorziene bestemming (dagrecreatie). Momenteel wordt de aanvraag nog aangevochten bij de raad voor vergunningsbetwistingen.

6.3 Planbaten & Planschade

Register van de percelen die mogelijks in aanmerking komen voor planschadevergoeding, planbatenheffing, bestemmingswijzigings- compensatie of compensatie ingevolgen beschermings- voorschriften

Overeenkomstig artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtleijke Ordening dient een ruimtelijk uitvoeringsplan een register te bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal-of gebruikersschadecompensatie ingevolge een bestemmingswijziging of overdruk. Een grafisch register in die zin is weergeven op de kaart in bijlage.

De regeling over de planschade is terug te vinden in artikel 2.6.1 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de planbatenheffing is te vinden in artikel 2.6.4 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.  De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. en volgende van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.  De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.  De tekst van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en van het decreet grond- en pandenbeleid kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be, rubriek wetgeving. De tekst van het decreet gebruikerscompensatie kan geraadpleegd worden op www.codex.vlaanderen.be, zoekterm "gebruikerscompensatie".

Dit register geeft, conform de geciteerde wetgeving, de percelen weer waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing.  Hierbij wordt rekening gehouden met de "richtlijn voor digitale uitwisseling van gegevens betreffende planbatenheffing" dd. oktober 2009. Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis: het betreft enkel de aanwijzing van percelen waarop een bestemmingswijziging of een overdruk wordt aangebracht die in beginsel kan leiden tot een planbatenheffing of één van de genoemde vergoedingen. In die zin kunnen er géén rechtsgevolgen aan het register gekoppeld worden: de indicatieve aanduiding van een perceel op het grafisch register betekent dus niet dat er per definitie een vergoeding of heffing van toepassing is. Bij de planopmaak wordt geen onderzoek verricht naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing noch naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake de genoemde vergoedingen.

Door een aantal technische beperkingen van de basisgegevens die o.m. het gevolg zijn van het schaalverschil tussen de gewestplannen, de plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen, kunnen de bestemmingen van de voorheen geldende plannen van aanleg bovendien niet altijd eenduidig teruggebracht worden tot op het niveau van de kadastrale percelen waardoor het register slechts als een indicatieve interpretatie beschouwd mag worden. Andere interpretaties bij de verdere bepalingen van heffingen of vergoedingen door de daarvoor bevoegde instanties kunnen bijgevolg niet uitgesloten worden.

 

 

BIJLAGE A: Bestaande-, juridische- en beleidscontext

 

A.1 Gewestplan

Het gebied is op het gewestplan van 1972 (herzien januari 2002) volledig bestemd als zone voor dagrecreatie.

Links wordt het gebied begrensd door een zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut (opgeheven door GRUP Oosterweel) en door een speelbos. Ten zuiden ligt ingevuld woongebied. De Scheldeboorden op Linkeroever oostwaarts zijn aangeduid als een aaneengesloten recreatiezone.

[image]
Figuur: Gewestplan

 

 

 

A.2 BPA's en RUP's

Er zijn voor de site geen BPA’s of RUP’s van kracht.

Ten westen van het plangebied wordt het gebied begrensd door het gewestelijk RUP Oosterweel.

A.3 Eigendomsstructuur

Op onderstaande kaart wordt de bestaande eigendomsstructuur aangegeven.

[image]
Figuur: eigendomsituatie

 

A.4 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd door de Vlaamse Regering in 1997 goedgekeurd. In het RSV wordt een onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied, het zogenaamde ‘Vlaanderen, open en stedelijk’.

De afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen is ondertussen afgerond en het plangebied behoort tot dit stedelijk gebied. Voor deze stedelijke gebieden wordt een ontwikkelingsperspectieven vooropgesteld. Deze zijn hiervan belang voor het plangebied:

  • Versterken van multifunctionaliteit: Het versterken van multifunctionaliteit door verweving kan de sociale, economische en culturele slagkracht en dynamiek van de stedelijke gebieden ten goede komen. Alleen wanneer de inplanting van sommige activiteiten wegens hinder, schaal, … niet aanvaardbaar is, moeten zij zich elders vestigen. Verweving moet de regel zijn, niet de uitzondering.

  • Zorg voor collectieve en openbare ruimten: In de stedelijke gebieden speelt het publieke leven zich meer en in belangrijker mate af in de ‘private collectieve ruimten’ zoals warenhuizen, (voetbal)stadions, attractieparken, winkelgalerijen, bioscoopcomplexen en bijbehorende parkeer- en andere voorzieningen. Daartegenover staat het verlies van het openbaar karakter en van de publieke functie van de eigenlijke ‘openbare ruimte’, met name de straten, de pleinen en de parken.

    De private collectieve ruimten moeten in samenhang met de omgevende openbare ruimte worden geconcipieerd en ingericht. Voor de openbare ruimte moeten kwaliteitsverbetering, het openbare karakter, de publieke functie en de veiligheid de uitgangspunten zijn.

    Een fundamentele herwaardering van de openbare ruimte in het stedelijk gebied is een onmiskenbare voorwaarde om de stedelijke vernieuwing en zeker het stedelijk wonen terug aantrekkelijk te maken.

  • Behoud en ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstelijke: Tot de stedelijke natuurelementen behoren enerzijds de gebieden van de natuurlijke structuur die doordringen tot in het stedelijk gebied (natuurgebieden, boscomplexen en parken), en anderzijds onderdelen van de ecologische infrastructuur zoals tuinen, bermen, oevers en beplantingen.

    Stedelijke natuurelementen hebben verschillende maatschappelijke functies. Ze zijn ecologisch (indicator, buffer voor het klimaat, absorptie van geluid en materie), esthetisch, sociaal (recreatie, educatie), en psychologisch (geborgenheid, herkenbaarheid) belangrijk en bovendien stadslandschapsvormend (afbakening van plein en en straten, verkeersgeleiding).

    Binnen het stedelijk gebied zijn er de randstedelijke groengebieden waartoe ook parken behoren, gebieden met een open en multifunctioneel karakter. Zij komen in aanmerking voor de aanleg van bossen, uitbouw van parkgebieden en stedelijke groenprojecten met socio-educatieve en/of recreatieve functie, natuurbouw en - ontwikkeling.

    Omwille van hun belang voor de stedelijke leefbaarheid moeten de stedelijke natuurelementen en randstedelijke groengebieden worden behouden en ontwikkeld.

    Concreet betekent dit dat in de randstedelijke groengebieden de mogelijkheid moet bestaan dat de overheid (Vlaams Gewest, provincie of gemeente) - op basis van de visie voor het stedelijke gebied - ruimte voorziet voor de aanleg van speelbossen en -parken.

    Ook kan de ruimtelijke kwaliteit van de stedelijke gebieden worden verbeterd door de relatie met de rivier- en beekvalleien die onderdeel uitmaken van het stedelijk gebied te herwaarderen. Het is logisch om deze component van het fysisch systeem ook hier als ruimtelijk structurerend element te beschouwen en er te streven naar het herstel van de ecologische verbindingsfunctie Concreet kan dit door waar mogelijk, ingebuisde beken of rivieren terug ruimte te geven of waterlopen samen met hun oevers opnieuw te laten fungeren als natuurlijke linten in het stedelijk weefsel.

A.5 Ruimtelijk Structuurplan provincie Antwerpen

Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen werd in januari 2001 definitief vastgesteld. In het structuurplan worden 4 grote hoofdruimten aangeduid binnen de provincie, waarvan de ‘Antwerpse fragmenten’ van toepassing is voor het RUP. Karakteristiek voor de hoofdruimte is de sterke verwevenheid van functies en activiteiten.

 

Aan deze hoofdruimte wordt een beleid gekoppeld van omgaan met fragmentatie: de verdergaande fragmentatie van de provincie Antwerpen wordt binnen de grenzen van de ‘Antwerpse fragmenten’ gehouden. De kwaliteit van de woonomgevingen moet worden verhoogd, met nieuwe nederzettings- en woontypologieën, nabijheid van voorzieningen, goede verplaatsingsmogelijkheden en groenstructuren.

Voor het plangebied is het ruimtelijk concept ’Gordel grootsteldeijke groenstructuur met groene vingers tot in de kernstad’: Hierin wordt gezegd dat in afwachting van de afbakening van het grootstedelijk gebied acties kunnen worden ondernomen (herbestemmingen, inrichting, aankoop, enz.) om groene vingers te vrijwaren voor zover dit nodig is. Onder andere de groene vinger ‘linkeroever van de vallei van de Schelde’ werd hiervoor geselecteerd.

Op 4 mei 2011 werd een gedeeltelijke herziening van het provinciaal structuurplan goedgekeurd.

A.6 strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen

 

A.6.1 Informatief gedeelte

“De manege aan de Charles De Costerlaan: wordt zonevreemd door middel van het gewestelijk RUP Oosterweel (krijgt bestemming groengebied). Deze manege dient geherlokaliseerd te worden in het kader van de natuurcompensaties naar aanleiding van de Oosterweelverbinding” (s-RSA, Informatief deel, p 204).

A.6.2 Richtinggevend gedeelte de generieke beelden

Vanuit een generieke benadering betekent het strategisch beleid het vooropstellen van een aantal doelen, gestructureerd volgens de beelden, die op hun beurt strategische selecties en maatregelen bepalen. De beelden (of thema’s) van de stad vormen het referentiekader waarmee elk project dat betrekking heeft op Antwerpen, rekening moet houden. Het generiek beleid bestaat uit regels die gelden voor iedereen en die afgewogen zijn ten opzichte van alle gebieden van de stad. Het generiek beleid is dus ook van toepassing op de gebieden die geselecteerd zijn in het actief beleid.

 

In de volgende beelden vinden we relevante visies terug voor het plangebied:

 

  • De spoorstad: “De Beatrijslaan, Thonetlaan, de Esmoreitlaan en A. Vermeylenlaan moeten specifiek ingericht worden voor het langzaam verkeer, Gloriantlaan en Halewijnlaan zullen hierbij ook nog een tramtracé bevatten. De karakteristieke platanenlanen kunnen bewonderenswaardige eindpunten (bebouwing) of zichten verlenen. De lanen worden best herhaald en benut voor de begeleiding van wandel- en fietsroutes waar gepast.” En verder: “De Beatrijslaan, Thonetlaan, Esmoreitlaan en A. Vermeylenlaan zijn dus lokale wegen binnen Linkeroever, en moeten als dusdanig ingericht worden, in het bijzonder ook voor langzaam verkeer (s-RSA, Richtinggevend deel, p 70-76).

  • Dorpen & Metropool – polycentrische stad: “De relaties met de grote groengebieden en de Schelde blijven belangrijk bij de afwerking van het woonweefsel van Linkeroever. Het grootschalige natuurinrichtingsproject zal van Burchtseweel, het Rot, Middenvijver_west, Blokkersdijk en St.-Annabos een kwalitatief aaneengesloten geheel vormen en betere ecologische en functionele verbindingen tot stand brengen. De cultuurrecreatieve clusters Esmoreit_De Molen en Middenvijver_centraal functioneren als overgangszones. De Scheldeboord moet opnieuw doorwaadbaar worden en het natuurlijk karakter behouden met recreatief medegebruik” (s-RSA, richtinggevend deel, p119).

  • Dorpen & Metropool – recreatie: “De zone Esmoreit (tussen de Schelde en de Esmoreitlaan) moet als buffer worden behouden t.o.v. de haven en kan herbestemd worden als groene ruimte waar zacht recreatief medegebruik, mogelijk is. Bebossing is mogelijk maar het gebied moet wel doorwaadbaar blijven voor voetgangers en fietsers in de richting van en langs de Schelde. In deze zone bevindt zich een belangrijke toegang tot het vernieuwde St. Annabos. Deze zone zal alleszins een deel van het momentele recreatief medegebruik van dit bos (dat tijdens en een paar jaar na de werken zal verdwijnen) kunnen opvangen.” (s-RSA, richtinggevend deel, p190).

 

A.6.3 Richtinggevend gedeelte de strategische ruimtes

Een strategische ruimte is een ruimte die een sleutelrol vervult in de stedelijke ontwikkeling. De strategische ruimten zijn de ruimten die van groter belang zijn voor de implementatie van de visie dan andere. In elke strategische ruimte wordt een nieuwe ruimtelijke, functionele en soms symbolische organisatie voorgesteld, die in staat is om de omgeving te beïnvloeden.

 [image]

 

  • Zachte ruggengraat: De zone is onderdeel van de strategische ruimte van de zachte ruggengraat. Het structuurplan stelt voor om het systeem van groene open ruimten te versterken. De zachte ruggengraat is een opeenvolging van onderling verbonden ruimten, gerelateerd aan het watersysteem. Deze strategische ruimte heeft als voornaamste doelstelling het creëren van een krachtig samenhangend ecologisch systeem zoals omschreven door het beeld van de Ecostad en de Waterstad.

    In het gebied Zr_pA.3: Scheldeoever-Linkeroever: : “De zone Esmoreit (tussen de Schelde en de Esmoreitlaan) moet als buffer worden behouden t.o.v. de haven en kan herbestemd worden als groene ruimte waar zacht recreatief medegebruik, mogelijk is. Bebossing is mogelijk maar het gebied moet wel doorwaadbaar blijven voor voetgangers en fietsers in de richting van en langs de Schelde. In deze zone bevindt zich een belangrijke toegang tot het vernieuwde St. Annabos. Deze zone zal alleszins een deel van het momentele recreatief medegebruik van dit bos (dat tijdens en een paar jaar na de werken zal verdwijnen) kunnen opvangen.”

  • Lager Netwerk en Stedelijke Centra: Antwerpen moet opnieuw investeren in het netwerk van lokale wegen (stedelijke en territoriale boulevards, winkelstraten) en in het openbaar vervoer. Het lager netwerk, de radiale stedelijke en territoriale boulevards en de Leien, de Singel, de Mennesroute en de Krijgsbaan zijn de fundamentele dragers van het openbaar vervoer. Vooral het netwerk van tramlijnen bepaalt de strategische ruimten van het lager netwerk en structureert de stedelijke en grootstedelijke regio. Het doel van het ruimtelijk structuurplan is het verhogen van de kwaliteit van het lager netwerk als een manier om de kwaliteit van de gebieden die hieraan gerelateerd zijn te bevorderen: de stedelijke buurtcentra, de winkelstraten, de stationsomgevingen en de gebieden langsheen de tramlijnen.

  • Ln_pB.13: Linkeroever: Doelstelling is het verbeteren van het stedelijk karakter van het centrum en enkele aantrekkelijke functies toe te voegen. Deze modernistische wijk bezit geen echt buurtcentrum. Al de voorzieningen zijn verspreid. Ook de hoofdplaats aan de ingang van de Sint-Annatunnel en de wijde winkelstraat vormen geen sterke centraliteit. Het merendeel van het woongebied bestaat uit hoge gebouwen en uit grote, onderbenutte open ruimten. Om een sterk centrum te creëren is het nodig om de ontwikkelbare gebieden te verdichten en de publieke ruimte er rond te verbeteren.

    Het project van de tramlijn in de Gloriantlaan, die leidt naar de noordelijke wijk, het strand en de toekomstige fietsers- en voetgangersbrug, vormt een goede gelegenheid om sommige interessante plaatsen en belangrijke voorzieningen te verbinden met deze nieuwe spooras. Langs de Gloriantlaan dient bijzondere aandacht besteed te worden aan de uitbouw van een stedelijk centrum langsheen de Gloriantlaan, vertrekkende vanuit het F. Van Eedenplein, als “hart van Linkeroever”. Dit moet afgestemd zijn op het intergenerationeel project Linkeroever aan het Europark (IGLO), waarin vernieuwing van de maatschappelijke voorzieningen wordt nagestreefd. Langsheen de Gloriantlaan komen verderop nog een aantal kleine centrale plekken voor, ondersteunend voor specifieke woonwijken. Ze kunnen de behoefte aan een aantal commerciële en gemeenschapsvoorzieningen verspreid opvangen.

 

A.7 GRUP Oosterweelverbinding & masterplan 2020

Het dossier van de Oosterweelverbinding heeft een lange voorgeschiedenis. In 2005 werd het Masterplan Mobiliteit Antwerpen met een hele reeks infrastructuurpojecten voor weg, water en openbaar vervoer goedgekeurd om de mobiliteitsproblemen in en rond Antwerpen aan te pakken. Eén van de maatregelen hierin was de keuze voor de noordelijke sluiting van de Ring (R1) via een tracé met het zogenaamde “Lange Wapper”-viaduct. Om dit project juridisch mogelijk te maken werd het gewestelijk RUP Oosterweelverbinding opgemaakt, dat op 16/6/2006 definitief werd vastgesteld.

Het Gewestelijk RUP Oosterweel wijzigt de Zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut uit het gewestplan naar Groengebied. Tevens wordt het Speelbos gewijzigd naar Groengebied. Het Sint- Annabos krijgt de bestemming "Werfzone naar aanleiding van de Oosterweelverbinding"

 [image]

 

In de loop van het proces was evenwel weerstand gerezen tegen het project .Op 18/10/2009 werd een volksraadpleging georganiseerd in de stad Antwerpen, waarin een meerderheid zich tegen dit project uitsprak.

In 2010 werd het Masterplan 2020 goedgekeurd. Het Masterplan 2020 is een uitbreiding van het in 2005 goedgekeurde Masterplan Mobiliteit Antwerpen. Uitgaande van dit masterplan en een technisch en financieel onderzoek besliste de Vlaamse regering op 29/9/2010 om de sluiting van de Antwerpse ring te realiseren onder de vorm van een tunnel i.p.v. onder de vorm van een viaduct, zoals voorzien in het geldend GRUP. Hierdoor is de Oosterweel-verbinding technisch niet meer realiseerbaar binnen de grenzen van het bestaande GRUP, en moet dit GRUP aangepast worden. Conform de plan-MER-wetgeving vereist deze wijziging van het GRUP de opmaak van een nieuw plan-MER.

De eerste stap in deze plan-MER-procedure is de opmaak van een kennisgeving. Deze kennisgeving werd gedurende 30 dagen van 16 november tot en met 16 december 2011 ter inzage gelegd.

A.8 Ontwikkelingsconcept Scheldepark Linkeroever

De ruimtelijke visie voor het Scheldepark Linkeroever werd goedgekeurd door het college op 1 februari 2008 (jaarnummer 1058). Op de themacolleges 22 februari 2008 en 7 maart 2008 werden de op korte en middenlange termijn te nemen beslissingen voor Scheldepark Linkeroever toegelicht.

De voorstellen die hier geformuleerd werden waren het functioneren van het Scheldepark Linkeroever als geheel, het investeren in een ‘Rondje om Linkeroever’ en het versterken van het Scheldegevoel aan de oevers.

De voorstellen binnen het ontwikkelingsconcept om het gebied voor te behouden voor recreatief medegebruik, en de toegang tot het te hernieuwen St. Annabos hier zeker meer te accentueren, kunnen behouden blijven.

Het ontwikkelingsconcept wijst op de structurerende kwaliteit van de overgebleven kasseiwegen in dit gebied, deze kunnen misschien in een toekomstige landschappelijke inrichting meegenomen worden als te behouden element.

A.9 Langetermijnvisie Schelde-estuarium

In 2001 werd een lange termijnontwikkelingsvisie (LTV) ontwikkeld voor het Schelde–estuarium door de Nederlandse en Vlaamse overheid.

Binnen het kader van de langetermijnvisie (tot 2050) werd een korte termijn ontwikkelingsschets gemaakt tot 2010 (ProSes). Het geactualiseerde Sigmaplan wordt geïntegreerd in deze langetermijnvisie.

Hierin zaten voorstellen om ter hoogte van de Noordzijde Sint-Anna op Linkeroever opnieuw slikken- en schorrengebied in te richten. Dit uitgangspunt kan zeker interessant zijn voor de bepaling van de nieuwe dijkpositie en de inrichting van het buitendijks gebied.

 [image]

A.10 Leidingen in verband met drinkwaterbevoorrading (Aww)

In het plangebied zijn een aantal drinkwaterleidingen aanwezig (zie plan) waardoor bij eventuele werken de nodige zorg besteed moet worden aan de beveiliging van de leidingen.

  • De leidingen moeten te allen tijde bereikbaar blijven

  • Volgens de algemene rechtsbeginselen en krachtens art. 182 en volgende van het burgerlijk wetboek is het aan de bouwheer om in alle omstandigheden alle passende voorzorgsmaatregelen te treffen om te voorkomen dat bij de uitvoering van werken, hetzij door zijn personeel, hetzij zelfs door derden, waarvan hij de aanwezigheid of de doorgang op de werf zou moeten toestaan, schade aan de leidingen en toebehoren zou worden toegebracht.

  • De uitvoering van werken in de nabijheid van leidingen dient met aangepaste middelen en voorzorgsmaatregelen en volgens geschikte uitvoeringsmethodes ten einde elke vorm van beïnvloeding van onze leidingen te voorkomen.

  • Waar de ontworpen leiding, mantelbuis en/of constructie evenwijdig lopen met de aanvoer, moet een vrije tussenafstand van minimum 40 cm gewaarborgd worden.

  • Waar de ontwopen leiding, mantelbuis en/of constructie onze leiding kruisen, hetzij boven of onder, moet ter hoogte van de kruising een vrije tussenafstand van minimum 20 cm gewaarborgd worden. Daar de bovengenoemde afstanden noodzakelijk zijn om eventuele herstellingen uit te voeren en ook om het normale onderhoud van onze leidingen te kunnen verzekeren verzoeken wij u met aandrang deze te respecteren. Bij ondergrondse boringen wordt een minimumafstand van 1 meter gevraagd teneinde alle risico’s te vermijden, zeker wanneer de correcte hoogteligging van de leidingen niet vooraf door onderkenningsputten werd vastgesteld.

  • Bij het heien van damplanken in de nabijheid van de leidingen dient een voldoende tussenafstand aangenomen tussen de leiding en de damplanken, afhankelijk van de aard van de grond, om bijkomende zettingen ten gevolge van de trillingen te voorkomen.

  • Bij het heien van damplanken in de nabijheid van de leidingen dient een voldoende tussenafstand aangenomen tussen de leiding en de damplanken, afhankelijk van de aard van de grond, om bijkomende zettingen ten gevolge van de trillingen te voorkomen.

  • Ingeval leidingen of installaties van derden voorzien worden van een kathodische bescherming mag er geenszins een nadelige invloed zijn op onze leidingen. Eventuele aanpassingen dienen met de instemming van AWW en onder hun toezicht uitgevoerd te worden.

 

BIJLAGE B: planMER-besluit

link naar planMER-besluit

 

 

BIJLAGE C: planMER-screening

Link naar planMER-screeningsdocument