Rup esmoreitpark | |
COLOFON
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding tot het RUP In het strategisch Ruimtelijk Structuurplan van de stad Antwerpen, waarin de stad zijn ruimtelijke langetermijnvisie heeft vastgelegd, werd de ambitie vooropgesteld om de zone van de Molen (gemeenzaam bekend als Sint-Annastrand) en Esmoreit (het onderwerp van het RUP Esmoreitpark) uit te bouwen tot één cultuurrecreatieve cluster. Het Sint-Annastrand zou verder uitgebouwd kunnen worden als levendige recreatieve cluster, terwijl voor de zone ten Noorden van de Esmoreitlaan eerder werd voorgesteld om deze te bestendigen als groene ruimte waarin de bewoners van Linkeroever kunnen recreëren. Op deze manier zou er een natuurlijke overgang kunnen gecreëerd worden tussen de hardere recreatie aan het Sint-Annastrand en de natuurlijke zone die het Sint-Annabos momenteel is. Figuur: situeringsplan Het RUP Esmoreitpark is een belangrijke stap in het bestendigen van deze visie. Het RUP beschermt grotendeels het bestaande park en tegelijkertijd behoudt het de mogelijkheid om aan de kop (zijde huidige parking) een aantal recreatieve voorzieningen toe te laten die de overgang maken naar de cluster van het Sint-Annastrand. Als één van deze mogelijke recreatieve voorzieningen is een nieuwe ‘familiemanege’ expliciet opgenomen in de voorschiften. Naar aanleiding van het gewestelijk RUP Oosterweel, en de natuurcompensaties ten gevolge van de geplande Oosterweelverbinding, is de bestaande manege immers onteigend en afgebroken. De stad Antwerpen is steeds van mening geweest dat een manege een troef is voor Linkeroever en heeft zich dan ook actief ingezet voor het vinden van een nieuwe locatie voor een manege. Uit dit locatieonderzoek kwam Esmoreit/Gloriantlaan naar voren als best mogelijke. Hier zou de manege immers de attractiviteit van het Sint-Annastrand kunnen verhogen en tegelijkertijd kunnen aansluiten bij het Sint-Annabos. 1.2 Situering De zone Esmoreit wordt in het noorden begrensd door de Schelde, in het oosten door het einde van de Gloriantlaan, in het zuiden door de Esmoreitlaan, en in het westen door het Sint-Annabos. Het gebied is toegankelijk via een aantal olifantenpaden vanuit de Esmoreitlaan, en vanuit de parking aan de Gloriantlaan. De parking is gelegen tegenover de Kastanjedreef in het noorden en de Thonetlaan in het zuiden. Figuur: Situering RUP Esmoreitpark 1.3 Relatie met het s-RSA Volgens de Vlaamse codex voor ruimtelijke ordening moet elke opmaak van een gemeentelijke RUP kaderen in de visie van het gemeentelijke structuurplan. Een ruimtelijk uitvoeringsplan is letterlijk een plan dat het ruimtelijk structuurplan moet uitvoeren. In Antwerpen is dit gemeentelijk ruimtelijk structuurplan het s-RSA ‘Antwerpen Ontwerpen’. Zoals al hierboven aangehaald is het s-RSA net één van de belangrijke aanleidingen van het RUP Esmoreitpark. In het structuurplan worden een aantal zeer concrete uitspraken gedaan over dit gebied die dan ook een belangrijk uitgangspunt zijn voor het RUP. Hieronder worden bondig de belangrijkste bepalingen van het s-RSA met betrekking tot het gebied aangehaald en wordt er ingegaan op de relatie van het RUP met het structuurplan (zie bijlage C voor meer informatie).
Het samengaan van deze ruimtelijke visie-elementen vormen de basis van het RUP. Door bijkomend gebiedsgericht onderzoek te doen en ontwerpend na te gaan hoe deze visie op een kwalitatieve manier kan worden uitgevoerd werd een visie en een gewenste toekomst voor het gebied opgesteld die als basis heeft gediend bij de opmaak van het grafisch plan en de voorschriften. 2 BESTAANDE TOESTAND 2.1 Geschiedenis De geschiedenis van de zo ne Esmoreit geeft veel inzicht in de huidige structuur van het Esmoreitpark. Vroeger hoorde het gebied bij het waasland en werd het ook de Borgerweertpolder genoemd. Figuur: plan 1858 In het begin van de twintigste eeuw werd het voormalige Sint-Annadorp een populair oord van vertier (mosselrestaurants, casino's). De Sint-Annekeveerboot zorgde voor een regelmatige verbinding met Antwerpen. Vanaf de jaren dertig ontstond aan het Sint Annastrand, de meest noordelijke Scheldeoever op linkeroever een levendige recreatie en werden hier vele weekendhuisjes gebouwd langs de Schelde. Deze zijn nog goed te zien op de kaart van 1948. Toen liep het strand en de recreatie zoals je op de kaart kan zien ook nog verder in de zone Esmoreit.
Figuur: zone Esmoreit 1948 In de nadagen van WOII vestigden de geallieerden in het gedeelte direct langs de Esmoreitlaan een militair kamp, dat de naam ‘Top Hat’ droeg. Na de ontruiming van deze site werd ook hier een cluster van vakantiewoningen uitgebouwd. De meeste van deze woningen werden uitgevoerd in hout. Op de kaart van 1969 zijn deze goed te zien.
Na de opmaak van de gewestplannen eind 1972 werden deze zonevreemd (de private concessie was ondertussen ook verlopen), en werden alle gebouwen in de strook, met uitzondering van een aantal stenen gebouwen, afgebroken. Voor de stenen woningen werd een uitdoofbeleid opgesteld. Het toegekende tijdelijk woonrecht kan niet via erfenisrecht worden doorgegeven. Ondertussen zijn de meeste woningen ook daadwerkelijk verdwenen. Een viertal woningen zijn momenteel nog bewoond. Op de kaart van 2001 zie je dan ook dat een heel deel van deze woningen ook daadwerkelijk zijn verdwenen. Het afbraakbeleid wordt nog steeds goed opgevolgd en momenteel zijn er nog maar vier woningen aanwezig.
2.2 Parkgebied 2.2.1 Morfologie
Tuin (relicten): Verder wordt de morfologie medebepaald door zowel de huidige als vroegere bebouwing (zie hoofdstuk 2.1) en de groenelementen die daar aan gekoppeld zijn. Doordat de meeste van de vroegere bebouwing al is afgebroken heeft ook de nog overblijvende bebouwing een sterk random karakter. Op sommige plaatsen zijn er nog relicten van tuingroen aanwezig.
Lijnstructuren: Op een aantal plaatsen zijn nog opvallende groenfiguren aanwezig. Vaak hebben deze te maken met begrenzingen van huidige of vroegere functies: de opvallendste is een lijn met hogere beplanting parallel met de Esmoreitlaan. Verder zijn er nog een aantal kleinere lijnstructuren van vroegere functies te ontdekken. 2.2.2 Beplanting
Pioniersbegroeiing: Vooral aan de westelijke zijde zijn er dichte eenheden met pioniersbegroeiing terug te vinden (met ook hier af en toe populieren) en meer in de oostelijke richting zijn soms ook solitaire pioniersbomen (berk, wilg) doorgegroeid. Vaak lijken deze samen te gaan met overblijfselen van tuinbegroeiing. In het westen van het gebied is deze pioniersbegroeiing op een aantal plaatsen uitgegroeid tot jonge bosgehelen.
Kunstmatige elementen: op een aantal plaatsen zijn relicten terug te vinden van vroegere functies en hun begroeiing. In het oosten van het gebied zijn deze het resultaat van de oude begroeiing rond de vakantiewoningen in het vakantiedomein. Aan de westelijke grens lijkt er op de paden naar de vroegere bedrijfswoningen een aanplanting te zijn gebeurt. 2.3 Paden 2.3.1 Globale padenstructuur
2.3.2 Soorten paden
Kasseiwegen: De Kasseiwegen die in het gebied liggen zijn allen relicten van vroegere functies in het gebied. Het voormalige vakantiedorp had een netwerk van wegen aangelegd in kasseien. Deze kasseiwegen waren uitgevoerd als twee verharde kasseistroken. Waar deze elkaar kruisen is een vol stuk aangelegd. Een aantal van deze kasseistroken zijn terug uitgebroken en vervangen door grint (dit is gebeurd op de plaatsen waar de meeste huisjes al zijn verdwenen). Het Sint Annabos en het Esmoreitpark worden momenteel ook gescheiden van elkaar door een volledig breed aangelegde kasseistrook (de Noordscheldeweg) die tot aan het bestaande bedrijfsgebouw loopt en dan wegdraait in het Sint Annabos. Een grintpad sluit op dit pad aan en maakt de verbinding met het dijkpad.
Verstevigde paden (grint): Er komen een aantal verstevigde grintpaden voor. Deze hebben allen een nogal verscheiden uitzicht. Er zijn er een aantal die ongeveer een drietal meter breed zijn en ook met de auto te berijden zijn. In de plaats van de kasseistroken werden soms twee sporen met grint gelegd. En er zijn ook een aantal met grint verharde wandelpaden van ongeveer een meter breed.
Dolomietpad: Tussen het rust- en verzorgingstehuis ‘Hof Ter Schelde’ en de dijk is een kwalitatiever dolomietpad aangelegd. Langs dit traject zijn ook bankjes geplaatst en is er een kleine aanplanting gebeurd. Het pad loopt bijna parallel met de Noordscheldeweg en komt de leesbaarheid van het gebied niet ten goede. Dit wordt versterkt door het wat gebiedsvreemde verhardingsmateriaal.
2.4 Gebouwen 2.4.1 Overzicht
2.4.2 Gebouwen Parochie (2): de parochie Sint-Anna-Ten-Drieën heeft deze gronden en gebouwen in concessie van de NV Waterwegen &Z Zeekanalen. Het voorste paviljoen wordt gebruikt door Oxfam als wereldwinkel. Verder is er nog een kleine kapel aanwezig en een feestzaal/ vergaderzaal. De huidige kapel is het enige restant van de vroegere kerk die voor de rest is afgebrand. Woning (3) kleine versteende woning
Woning (6): grote versteende woning
2.5 De Gloriantlaan
De Gloriantlaan bestaat uit twee maal twee rijbanen met tussen deze rijbanen een ruime groene berm. Tot aan de Esmoreitlaan ligt er op deze berm een breed en kwalitatief fietspad. Ter hoogte van het Sint-Annastrand en het Esmoreitpark wordt deze berm gebruikt voor parkeren. Ook de Gloriantlaan zelf wordt op deze plaats gebruikt om te parkeren. Als rijweg is deze hier immers sterk overgedimensioneerd. Bovendien zijn aan weerszijde van de Gloriantlaan bijkomende parkeerterreinen voorzien. Deze zijn grote geasfalteerde vlakten waar een aanzienlijk aantal parkeerplaatsen op gecreëerd zijn: 224 aan de zijde van het Esmoreitpark, 168 aan de andere zijde. Verder is er ook langs de Thonetlaat een strook ingetekend waarin men dwars kan parkeren. 3 VISIE 3.1 Doelstellingen Vanuit een ruimtelijke analyse van het gebied, de bestaande programmatorische vragen en de visie van het s-RSA kunnen een aantal doelstellingen worden afgeleid, die de basis vormen van de visie achter het RUP:
3.2 Visie op het plangebied Zoals al in het ‘ontwikkelingsconcept Scheldepark Linkeroever’ werd vastgelegd is het inpassen van de zone in het rondje rond Linkeroever en het versterken van het Scheldegevoel aan de oevers belangrijk. De bufferstrook tussen de Esmoreitlaan en de Schelde ziet er uit als een informeel park en wordt vandaag ook zo gebruikt. De huidige activiteiten van het park: wandelen, fietsen, een ad-hoc speelterrein tussen de bomen, enzovoort, worden bewaard en kunnen worden verbeterd. Het programma dat in de groene strook ontwikkeld wordt, staat in eerste instantie in dienst van de aanpalende wijken. De toegankelijkheid van het gebied is dan ook belangrijk. Vanuit de verschillende ontsluitingsstraten langs de bebouwing aan de Esmoreitlaan wordt het gebied via wandelpaden richting Schelde ontsloten. Een bijkomend programma, op de kop van de Gloriantlaan, kan gerealiseerd worden als afwerking van de strook aan het Sint-Annastrand. Het ontwikkelen van een levendige kop, waar plaats is voor de manege, eventueel beperkte en lokale sport- en jeugdactiviteiten, komt hierbij in zicht. In het overige en grootste deel van het terrein geldt een rustige invulling van de rest van het terrein, waar buiten wandel, fiets, en ruiterpaden, bijkomende activiteiten zich zullen beperken tot kleinschalige landschappelijke ingrepen. Bijkomende bebouwing is hier niet gewenst, net zomin als extra wegenis voor gemotoriseerd verkeer. Het huidige informele karakter van het gebied wordt o.a. door de buurt als troef beschouwd. Dit informele karakter wensen we in dit RUP zo veel mogelijk te behouden. 3.3 Programma & randvoorwaarden Zoals al hierboven staat vermeld is een belangrijke aanleiding voor de opmaak van dit RUP het locatieonderzoek naar een goede plaats voor een nieuwe manege geweest. Uit dit locatieonderzoek kwam duidelijk dat deze plaats zowel ruimtelijk maar ook om pragmatische redenen de meest te verkiezen locatie was. Op Linkeroever zijn grote gehelen bestemd als natuurgebied waardoor deze zone (bestemd als recreatiegebied) één van de weinige mogelijkheden was. Tegelijkertijd werd ook wel duidelijk dat de bestemming van louter recreatiegebied veel te ruim was en dat deze moest genuanceerd worden. Een duidelijk afgebakend programma is er niet opgemaakt voor het Esmoreitpark, maar bij de opmaak van het RUP werd wel rekening gehouden met het volgende richtinggevende programma:
4 CONCEPTEN Aan de hand van de hierboven beschreven doelstellingen en visie werd door middel van ontwerpend onderzoek bekeken hoe de verschillende functies op de beste manier konden ingepland worden en welke randvoorwaarden er hier voor het RUP uit werden gedestilleerd. De hieronder geponeerde concepten maken op een heldere manier de belangrijkste ruimtelijke uitgangspunten weer van het RUP. 4.1 De Gloriantlaan als Schakel
Figuur: Concept De Gloriantlaan als schakel
Figuur: de verharding plooit uit om de functies te bedienen 4.2 Natuurlijke gradiënt
Figuur: Concept Natuurlijke gradiënt
Figuur: Eén park als onderlegger 4.3 Scheldeboorden
Figuur: Concept Scheldeboorden 4.4 Doorwaadbaarheid
Figuur: Concept Doorwaadbaarheid
5 INRICHTINGSPRINCIPES Wanneer de verschillende concepten op elkaar worden geprojecteerd komt men bij de gewenste ruimtelijke structuur van het gebied. Voor deze gewenste ruimtelijke structuur kunnen volgende elementen bescheven worden:
De gewenste ruimtelijke structuur ligt direct aan de basis van de afbakening van de verschillende zones in het RUP.
De gewenste inrichting van het gebied sluit best zo goed mogelijk aan bij het karakter van het bestaande groene gebied. Het bestaande huidige karakter van pioniersbegroeiing op een opgespoten grond wordt als een kwaliteit die zowiezo voor de nodige eenheid in het gebied kan zorgen. De beschijving in hoofdstuk 2 van deze toelichtingsnota geeft meer inzicht in deze besaande toestand. Alle nieuwe inrichtingen in het gebied moeten dan ook in harmonie zijn met deze bestaande toestand. Wat dit betekend wordt hieronder in verschillende themas verder verduidelijkt. Deze inrichtingsprincipes vormen de basis van de inrichtingsvoorschriften van het RUP en kunnen verder als leidraad gebruikt worden worden om na te gaan hoe nieuwe inrichtingen ingepast kunnen worden in het bestaande karakter. 5.1 Parkgebied Het parkgebied moet zowel in de groene zone als tussen de recreatiezones één eenheid vormen. Deze éénheid kan gevormd worden door het huidige informele karakter van het gebied te bestendigen. Het huidige karakter van pioniersbegroeiing op een opgespoten grond, waarin zich zowel open als gesloten delen bevinden wordt immers ook door de buurt als positief ervaren. Het idee om het huidige informele karakter van het park te bestendigen is de achterliggende filosofie van alle inrichtingsprincipes. Alle nieuwe inrichtingen in het gebied moeten dan ook in harmonie zijn met dit principe. Specifiek voor het groen wordt gesteld dat nieuwe aanplantingen of het rooien van bomen kunnen voor zover deze acties het huidige karakter ondersteunen. In het RUP wordt daardoor gesteld dat alle nieuwe inrichtingen in het park in harmonie moeten zijn met deze bestaande toestand. Nieuwe bebossing of eventuele ontbossing kan enkel toegelaten worden als hierbij wordt aangetoond dat het huidige karakter van het gebied niet wordt aangetast. Er moet voorzichtig omgesprongen worden met nieuwe kunstmatige groenstructuren in het gebied in te planten omdat dit het informele karakter van het park te sterk kan aantasten. Eventueel kan hier wel gedacht worden aan het inplanten van nieuwe groenstructuren ten behoeve van voorzieningen voor mederecreatie. Kort samengevat zijn volgende zaken mogelijk in verband met de groene onderlegger.
5.2 Parkpaden Ook voor de paden dient het huidige karakter van het park als referentie. Momenteel bestaan de paden in het park uit:
Voor nieuwe materialen moet er gezocht worden naar materialen die het informele karakter van het park ondersteunen. Asfalt of dolomiet is hierdoor minder geschikt. Alle verhardingen in het gebied moeten waterdoorlatend zijn (behalve het pad op het dijklichaam). Er kan gedacht worden aan het verstevigen van paden door bijvoorbeeld schelpen. De doorwaadbaarheid van het park is belangrijk. Nu is het park in elke richting goed doorwaadbaar. Toch zou de kwaliteit van deze doorwaadbaarheid kunnen verbeteren. Vooral vanaf de Esmoreitlaan naar het park, of van de Gloriantlaan naar het park is de toegang niet duidelijk. Hier zou het goed zijn dat er kwalitatiever of formelere paden zouden bijkomen. De bestaande olifantenpaden die daar zijn ontstaan kunnen hiervoor gebruikt worden. Het RUP wil de doorwaadbaarheid niet op specifieke plaatsen opleggen maar legt het principe van doorwaadbaarheid wel vast in de voorschriften. Vooral in de zones tussen de nieuwe recreatieve voorzieningen is het belangrijk dat de doorwaadbaarheid wordt vastgelegd. Doorwaadbaarheid wordt in het RUP gedefinieerd als ‘een terrein is doorwaadbaar wanneer er meerdere toegankelijke doorgangen zijn in verschillende richtingen door het terrein’. Voor de ontsluiting van nieuwe functies wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van bestaande wegen en paden. De ontsluiting van nieuwe hardere recreatieve functies moet gebeuren via de Gloriantlaan of de bestaande parking, en maakt bij voorkeur tevens gebruik van de bestaande wegen. De sociale functie van het park primeert. Daarom mogen onduidelijke of te veel ruiterspaden het gebied niet minder toegankelijk maken. Om deze reden mag er maar één ruiterpad in het gebied zijn. Dit ruiterpad moet fysiek goed gescheiden zijn van de andere paden. Bij kruisingen met paden voor voetgangers en fietsers moet deze goed gesignaliseerd zijn. Het ruiterpad moet op een korte manier toegang verlenen aan Sint-Annabos. Kort samengevat zijn dit de vuistregels voor paden in het gebied:
5.3 Mederecreatie Nieuwe elementen voor mederecreatie moeten ook dit informeel karakter ondersteunen. Als inrichtingen voor mederecreatie kan gedacht worden aan elementen die aanleiding geven tot spel, sport of cultuur zoals zitgelegenheden, speeltuigen of doelpalen zonder dat daarbij een formele aanleg van een voetbalveld moet gebeuren. Voor de beeldkwaliteit is immers ook de verwijzing naar de bestaande toestand belangrijk. De informele sfeer die het park moet uitstralen zal eerder elementen toelaten die dienen voor spelaanleiding dan echte speeltuigen. De volgende referentiebeelden kunnen een idee geven wat mogelijk is:
In de voorschriften wordt duidelijk gesproken over mederecreatie. Dit betekent o.a. dat deze mogelijke voorzieningen een publiek karakter moeten hebben en niet permanent mogen worden afgesloten. Het verbod op afsluitingen moet dus met enige flexibiliteit worden geïnterpreteerd. Een permanente afsluiting kan niet, maar een beperkte afsluiting voor bijvoorbeeld evenementen moet wel mogelijk zijn. 5.4 Gebouwen Het bestaande schoolgebouw kan in de toekomst gebruikt blijven als schoolgebouw, maar functiewijzigingen worden uitgesloten. In de realiteit wordt er een uitdoofbeleid voor de bestaande school voorgesteld. Het uitbreiden van de bestaande functie mag niet, het instandhouden wel, maar met de wetenschap dat dit nadien niet voor andere functies kan gebruikt worden. Afbraak is nadien eigenlijk de enige mogelijke optie. Hetzelfde geld voor de bestaande woningen. Deze worden afgebroken van zodra de huidige huurders het gebouw verlaten. Het afsluiten van een nieuw contract is niet meer mogelijk en de woningen zullen nadien worden afgebroken. Dit beleid werd in het verleden reeds strikt nageleefd. De bestaande gebouwen van de parochie kunnen wel verder gebruikt worden en eventueel verbouwd worden in functie van recreatieve of maatschappelijke functies. In deze zone kan tevens een bijkomend volume voor recreatieve of maatschappelijke functies worden voorzien. Er wordt wel gevraagd dat dit nieuw volume geclusterd wordt met het bestaande volume, en dat het hier visueel een eenheid mee vormt. De beeldkwaliteit zal afgetoetst worden door de welstandscommissie. De nieuwe bebouwing willen we zo veel mogelijk zien als losse stempels in het gebied. Hierdoor willen we niet te veel elementen in verband met beeldkwaliteit opnemen voor deze gebouwen. Een gebouw is een element in het park, waar het park ook tot aan de gevels grenst. Voor de private buitenruimte direct grenzend aan deze gebouwen geld hetzelfde principe. Twee tactieken zijn hierdoor mogelijk:
Kort samengevat zijn dit de vuistregels voor de gebouwen in het gebied:
5.5 Gloriantlaan - Parking Voor de Gloriantlaan en de bestaande parking worden nog niet veel zaken vastgelegd. Voor de bestaande parking zal in het RUP worden opgelegd dat deze in de toekomst vergroent moet worden. De eventuele tram met keerlus zou in de toekomst immers zeer bepalend kunnen worden. Het RUP wil deze zaken niet hypothekeren en houdt hiervoor een grote flexibiliteit open. Toch zijn er een aantal zaken die belangrijk worden geacht:
6 TECHNISCHE CONQEQUENTIES 6.1 Op te heffen strijdige voorschriften
Het gebied werd op het gewestplan (herzien januari 2002) volledig bestemd als zone voor dagrecreatie. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren.
Op te heffen voorschrift: De recreatiegebieden zijn bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accommodatie, al dan niet met inbegrip van de verblijfsaccomodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccomodatie.
Deze voorschriften worden in het RUP verfijnd, evenwel zonder dat de algemene bestemming van gebied voor recreatie fundamenteel wordt veranderd. De voorschriften van het gewestplan worden vervangen door het RUP. Er dienen geen ruimtelijke uitvoeringsplannen voor het plangebied of plannen van aanleg opgeheven te worden. 6.2 Gevolgen voor de feitelijke en juridische bestaande toestand De bestaande woningen en school waren zonevreemd en blijven dit ook. Deze zullen via het uitdoofbeleid verdwijnen. De bestaande functies in de zone Re2 (kapel, winkeltje NGO) blijven juridisch in de correcte bestemming liggen en kunnen gewoon behouden blijven. Op 16 juli 2010 werd de bouwaanvraag voor een manege met conciërgewoning door de stad Antwerpen goedgekeurd. Een klacht bij het provinciebestuur werd op 18 november 2010 verworpen aangezien de aanvraag strookt met de door het gewestplan voorziene bestemming (dagrecreatie). Momenteel wordt de aanvraag nog aangevochten bij de raad voor vergunningsbetwistingen. 6.3 Planbaten & Planschade Register van de percelen die mogelijks in aanmerking komen voor planschadevergoeding, planbatenheffing, bestemmingswijzigings- compensatie of compensatie ingevolgen beschermings- voorschriften Overeenkomstig artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtleijke Ordening dient een ruimtelijk uitvoeringsplan een register te bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal-of gebruikersschadecompensatie ingevolge een bestemmingswijziging of overdruk. Een grafisch register in die zin is weergeven op de kaart in bijlage. De regeling over de planschade is terug te vinden in artikel 2.6.1 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de planbatenheffing is te vinden in artikel 2.6.4 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. en volgende van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. De tekst van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en van het decreet grond- en pandenbeleid kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be, rubriek wetgeving. De tekst van het decreet gebruikerscompensatie kan geraadpleegd worden op www.codex.vlaanderen.be, zoekterm "gebruikerscompensatie". Dit register geeft, conform de geciteerde wetgeving, de percelen weer waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. Hierbij wordt rekening gehouden met de "richtlijn voor digitale uitwisseling van gegevens betreffende planbatenheffing" dd. oktober 2009. Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis: het betreft enkel de aanwijzing van percelen waarop een bestemmingswijziging of een overdruk wordt aangebracht die in beginsel kan leiden tot een planbatenheffing of één van de genoemde vergoedingen. In die zin kunnen er géén rechtsgevolgen aan het register gekoppeld worden: de indicatieve aanduiding van een perceel op het grafisch register betekent dus niet dat er per definitie een vergoeding of heffing van toepassing is. Bij de planopmaak wordt geen onderzoek verricht naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing noch naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake de genoemde vergoedingen. Door een aantal technische beperkingen van de basisgegevens die o.m. het gevolg zijn van het schaalverschil tussen de gewestplannen, de plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen, kunnen de bestemmingen van de voorheen geldende plannen van aanleg bovendien niet altijd eenduidig teruggebracht worden tot op het niveau van de kadastrale percelen waardoor het register slechts als een indicatieve interpretatie beschouwd mag worden. Andere interpretaties bij de verdere bepalingen van heffingen of vergoedingen door de daarvoor bevoegde instanties kunnen bijgevolg niet uitgesloten worden.
BIJLAGE A: Bestaande-, juridische- en beleidscontext A.1 Gewestplan Het gebied is op het gewestplan van 1972 (herzien januari 2002) volledig bestemd als zone voor dagrecreatie. Links wordt het gebied begrensd door een zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut (opgeheven door GRUP Oosterweel) en door een speelbos. Ten zuiden ligt ingevuld woongebied. De Scheldeboorden op Linkeroever oostwaarts zijn aangeduid als een aaneengesloten recreatiezone.
A.2 BPA's en RUP's Er zijn voor de site geen BPA’s of RUP’s van kracht. Ten westen van het plangebied wordt het gebied begrensd door het gewestelijk RUP Oosterweel. A.3 Eigendomsstructuur Op onderstaande kaart wordt de bestaande eigendomsstructuur aangegeven.
A.4 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd door de Vlaamse Regering in 1997 goedgekeurd. In het RSV wordt een onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied, het zogenaamde ‘Vlaanderen, open en stedelijk’. De afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen is ondertussen afgerond en het plangebied behoort tot dit stedelijk gebied. Voor deze stedelijke gebieden wordt een ontwikkelingsperspectieven vooropgesteld. Deze zijn hiervan belang voor het plangebied:
A.5 Ruimtelijk Structuurplan provincie Antwerpen Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen werd in januari 2001 definitief vastgesteld. In het structuurplan worden 4 grote hoofdruimten aangeduid binnen de provincie, waarvan de ‘Antwerpse fragmenten’ van toepassing is voor het RUP. Karakteristiek voor de hoofdruimte is de sterke verwevenheid van functies en activiteiten.
Aan deze hoofdruimte wordt een beleid gekoppeld van omgaan met fragmentatie: de verdergaande fragmentatie van de provincie Antwerpen wordt binnen de grenzen van de ‘Antwerpse fragmenten’ gehouden. De kwaliteit van de woonomgevingen moet worden verhoogd, met nieuwe nederzettings- en woontypologieën, nabijheid van voorzieningen, goede verplaatsingsmogelijkheden en groenstructuren. Voor het plangebied is het ruimtelijk concept ’Gordel grootsteldeijke groenstructuur met groene vingers tot in de kernstad’: Hierin wordt gezegd dat in afwachting van de afbakening van het grootstedelijk gebied acties kunnen worden ondernomen (herbestemmingen, inrichting, aankoop, enz.) om groene vingers te vrijwaren voor zover dit nodig is. Onder andere de groene vinger ‘linkeroever van de vallei van de Schelde’ werd hiervoor geselecteerd. Op 4 mei 2011 werd een gedeeltelijke herziening van het provinciaal structuurplan goedgekeurd. A.6 strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen A.6.1 Informatief gedeelte “De manege aan de Charles De Costerlaan: wordt zonevreemd door middel van het gewestelijk RUP Oosterweel (krijgt bestemming groengebied). Deze manege dient geherlokaliseerd te worden in het kader van de natuurcompensaties naar aanleiding van de Oosterweelverbinding” (s-RSA, Informatief deel, p 204). A.6.2 Richtinggevend gedeelte de generieke beelden Vanuit een generieke benadering betekent het strategisch beleid het vooropstellen van een aantal doelen, gestructureerd volgens de beelden, die op hun beurt strategische selecties en maatregelen bepalen. De beelden (of thema’s) van de stad vormen het referentiekader waarmee elk project dat betrekking heeft op Antwerpen, rekening moet houden. Het generiek beleid bestaat uit regels die gelden voor iedereen en die afgewogen zijn ten opzichte van alle gebieden van de stad. Het generiek beleid is dus ook van toepassing op de gebieden die geselecteerd zijn in het actief beleid.
In de volgende beelden vinden we relevante visies terug voor het plangebied:
A.6.3 Richtinggevend gedeelte de strategische ruimtes Een strategische ruimte is een ruimte die een sleutelrol vervult in de stedelijke ontwikkeling. De strategische ruimten zijn de ruimten die van groter belang zijn voor de implementatie van de visie dan andere. In elke strategische ruimte wordt een nieuwe ruimtelijke, functionele en soms symbolische organisatie voorgesteld, die in staat is om de omgeving te beïnvloeden.
A.7 GRUP Oosterweelverbinding & masterplan 2020 Het dossier van de Oosterweelverbinding heeft een lange voorgeschiedenis. In 2005 werd het Masterplan Mobiliteit Antwerpen met een hele reeks infrastructuurpojecten voor weg, water en openbaar vervoer goedgekeurd om de mobiliteitsproblemen in en rond Antwerpen aan te pakken. Eén van de maatregelen hierin was de keuze voor de noordelijke sluiting van de Ring (R1) via een tracé met het zogenaamde “Lange Wapper”-viaduct. Om dit project juridisch mogelijk te maken werd het gewestelijk RUP Oosterweelverbinding opgemaakt, dat op 16/6/2006 definitief werd vastgesteld. Het Gewestelijk RUP Oosterweel wijzigt de Zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut uit het gewestplan naar Groengebied. Tevens wordt het Speelbos gewijzigd naar Groengebied. Het Sint- Annabos krijgt de bestemming "Werfzone naar aanleiding van de Oosterweelverbinding"
In de loop van het proces was evenwel weerstand gerezen tegen het project .Op 18/10/2009 werd een volksraadpleging georganiseerd in de stad Antwerpen, waarin een meerderheid zich tegen dit project uitsprak. In 2010 werd het Masterplan 2020 goedgekeurd. Het Masterplan 2020 is een uitbreiding van het in 2005 goedgekeurde Masterplan Mobiliteit Antwerpen. Uitgaande van dit masterplan en een technisch en financieel onderzoek besliste de Vlaamse regering op 29/9/2010 om de sluiting van de Antwerpse ring te realiseren onder de vorm van een tunnel i.p.v. onder de vorm van een viaduct, zoals voorzien in het geldend GRUP. Hierdoor is de Oosterweel-verbinding technisch niet meer realiseerbaar binnen de grenzen van het bestaande GRUP, en moet dit GRUP aangepast worden. Conform de plan-MER-wetgeving vereist deze wijziging van het GRUP de opmaak van een nieuw plan-MER. De eerste stap in deze plan-MER-procedure is de opmaak van een kennisgeving. Deze kennisgeving werd gedurende 30 dagen van 16 november tot en met 16 december 2011 ter inzage gelegd. A.8 Ontwikkelingsconcept Scheldepark Linkeroever De ruimtelijke visie voor het Scheldepark Linkeroever werd goedgekeurd door het college op 1 februari 2008 (jaarnummer 1058). Op de themacolleges 22 februari 2008 en 7 maart 2008 werden de op korte en middenlange termijn te nemen beslissingen voor Scheldepark Linkeroever toegelicht. De voorstellen die hier geformuleerd werden waren het functioneren van het Scheldepark Linkeroever als geheel, het investeren in een ‘Rondje om Linkeroever’ en het versterken van het Scheldegevoel aan de oevers. De voorstellen binnen het ontwikkelingsconcept om het gebied voor te behouden voor recreatief medegebruik, en de toegang tot het te hernieuwen St. Annabos hier zeker meer te accentueren, kunnen behouden blijven. Het ontwikkelingsconcept wijst op de structurerende kwaliteit van de overgebleven kasseiwegen in dit gebied, deze kunnen misschien in een toekomstige landschappelijke inrichting meegenomen worden als te behouden element. A.9 Langetermijnvisie Schelde-estuarium In 2001 werd een lange termijnontwikkelingsvisie (LTV) ontwikkeld voor het Schelde–estuarium door de Nederlandse en Vlaamse overheid. Binnen het kader van de langetermijnvisie (tot 2050) werd een korte termijn ontwikkelingsschets gemaakt tot 2010 (ProSes). Het geactualiseerde Sigmaplan wordt geïntegreerd in deze langetermijnvisie. Hierin zaten voorstellen om ter hoogte van de Noordzijde Sint-Anna op Linkeroever opnieuw slikken- en schorrengebied in te richten. Dit uitgangspunt kan zeker interessant zijn voor de bepaling van de nieuwe dijkpositie en de inrichting van het buitendijks gebied. A.10 Leidingen in verband met drinkwaterbevoorrading (Aww) In het plangebied zijn een aantal drinkwaterleidingen aanwezig (zie plan) waardoor bij eventuele werken de nodige zorg besteed moet worden aan de beveiliging van de leidingen.
BIJLAGE B: planMER-besluit link naar planMER-besluit
BIJLAGE C: planMER-screening Link naar planMER-screeningsdocument |