RUP KATWILGWEG | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
COLOFON
1 INLEIDING
Voorliggend gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) bevat een belangrijk thema dat tot het ruimtelijk beleid van de stad behoort, namelijk ruimte creëren voor economische activiteiten. De stad Antwerpen heeft het voornemen om de bestaande bedrijvenzone te herstructureren rekening houdend met de ruimte die vrijkomt na realisatie van de Oosterweelverbinding (Masterplan Mobiliteit Antwerpen -2020). De basis voor de opmaak van het RUP is terug te vinden in het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA). Het is een actie volgend uit het richtinggevend deel en de bindende bepalingen van het s-RSA. Met het oog op de uiteindelijke realisatie van de gewenste ruimtelijke structuur van de stad wordt een RUP met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften uitgewerkt. Wanneer dit RUP definitief is goedgekeurd, vervangt dit het gewestplan. Voor alle percelen die gelegen zijn in dit RUP is dan duidelijk wat kan en niet kan, of zijn overgangsbepalingen uitgewerkt. Voorliggend RUP draagt dus bij aan de uitvoering van de beleidsintenties bepaald in het s-RSA, waarin de stad in grote lijnen aangeeft hoe zij het economisch gebeuren, ruimtelijk wil zien evolueren. 1.1 Motieven voor de opmaak van het RUP Katwilgweg Herstructurering van het bestaande bedrijventerrein Katwilgweg Het bestaande bedrijventerrein Katwilgweg bevat nog een groot aandeel braakliggende en/of onderbenutte bedrijfspercelen en/of -gronden. Vanuit het principe van optimaal ruimtegebruik wil de stad deze gronden beter benutten. Een herstructurering van de site dringt zich op. Het ambitieniveau ligt hoog, zowel op het vlak van inplanting in een groene omgeving als op het vlak van een kwaliteitsvolle architectuur van de gebouwen. Om de ontwikkelingen op het bedrijventerrein beter te kunnen sturen en om een beleid te voeren ter ondersteuning van vooral kwalitatieve projecten op het vlak van o.a. bouwhoogte, oppervlakte, inpassing in de omgeving, enzovoort wenst de stad te beschikken over een juridisch document i.c. een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Inspelen op de veranderende vraag van bedrijven inzake vestigingseisen Als gevolg van achterliggende trends zoals voortgaande tertiairisering, veranderende productie-processen, opkomst van de informatie- en communicatietechnologie (ICT), internationalisering, … is er een nieuwe categorie van bedrijven ontstaan waar naast kantoorwerkzaamheden ook productiewerkzaamheden worden verricht. Deze markt laat de laatste jaren een grote dynamiek zien. Ten tijde van de opmaak van het gewestplan was er een vrij duidelijke relatie tussen de bedrijfstak en het type bedrijfsruimte dat gebruikt werd. Hierdoor was het eenvoudig om bepaalde type bedrijventerreinen te bestemmen. De relatie tussen bedrijfstak en type bedrijfsruimte vervaagt echter zodat het steeds vaker voorkomt dat ook industriële activiteiten gehuisvest zijn in gebouwen die het uiterlijk hebben van een kantoorgebouw. Om op deze trend een antwoord te kunnen bieden heeft de stad beslist om een ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken. Daarnaast is dergelijk plan noodzakelijk om een aantal randvoorwaarden vast te leggen naar architectuur en ruimtelijke inpassing. De stad streeft immers naar een hoogwaardige beeldkwaliteit van de gebouwen die het imago van de stad versterken. De uiterlijke verschijningsvorm van een bedrijfsgebouw moet centraler staan in de keuze of een bedrijf al dan niet past op een bepaalde locatie.
Ruimte creëren voor (te herlokaliseren) lokale bedrijven De huidige lokale vraag in Antwerpen wordt geschat op 25ha inclusief de trendmatige vraag naar lokale bedrijvigheid en de herlokalisatie van bedrijven die kampen met juridische– en omgevingszonevreemdheid. Het beschikbaar aanbod voor het opvangen van lokale bedrijvigheid in Antwerpen is echter beperkt. 1 Met de opmaak van dit RUP wil de stad het aanbod aan lokaal bedrijventerrein verhogen door het bedrijventerrein Katwilgweg te optimaliseren.
Gronden benutten die vrijkomen na realisatie van de Oosterweelverbinding Bij de heraanleg van de knoop Linkeroever wordt de bestaande infrastructuur sterk gecomprimeerd waardoor ruimte vrijkomt voor nieuwe ontwikkelingen: ca. 3ha ten noorden van de spoorlijn Gent-Antwerpen. De vrijgekomen ruimte biedt mogelijkheden om het gebied in te richten ten behoeve van bedrijvigheid. Om deze bedrijvigheid mogelijk te maken is een herbestemming van het gewestplan noodzakelijk. 1.2 Het RUP binnen het kader van het decreet ruimtelijke ordening Het RUP voor de bedrijvenzone Katwilgweg wordt opgemaakt als een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan volgens de artikels 2.2.1 t.e.m. 2.2.18 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening. 1.3 Het ontwerp- en planproces In uitvoering van het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA) werd begin 2006 opdracht gegeven aan Arcadis om een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken in functie van de herstructurering van het bestaande bedrijventerrein aan de Katwilgweg en voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein op Het Zand (deel op grondgebied van de stad Antwerpen). Volgende elementen uit de voorgeschiedenis zijn voor een goed begrip van voorliggende toelichtingsnota van belang: Ontwerpend onderzoek noodzakelijk als input voor het RUP Omdat beide gebieden een nieuwe structuur vragen die zowel visueel ruimtelijk als functioneel duidelijk herkenbaar moeten zijn, waren zowel de stad als de ontwerper van het RUP het erover eens dat een gericht vooronderzoek onder de vorm van ontwerpend onderzoek noodzakelijk was vooraleer een RUP op te stellen. De methodiek van ontwerpend onderzoek is ingezet om in het besluitvormingsproces in de ruimtelijke beslissingen mee vorm te geven en het proces richting te kunnen geven. In het ontwerpend onderzoek is niet enkel uitgegaan van een globale visie op het plangebied zelf. Ook de directe omgeving zoals de ‘Banaan’, de op- en afrit nr. 6 Linkeroever en het gedeelte van Het Zand zowel op grondgebied van de stad Antwerpen als op grondgebied van de buurgemeente Zwijndrecht werd in dit onderzoek betrokken. Figuur 1: aanduiding deelgebieden als onderwerp voor ontwerpend onderzoek
In februari 2006 werd het ontwerpend onderzoek opgestart. Het had tot doel om enerzijds verschillende mogelijke oplossingen voor de gewenste ruimtelijke inrichting van het bedrijventerrein af te tasten en anderzijds een basisplan aan te leveren dat als leidraad kon dienen voor de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Daarnaast was het ook nodig om de afbakening van het plangebied waarvoor op dit moment een RUP diende opgemaakt te worden, te kunnen vastleggen.
Tussentijdse overlegronde van het ontwerpend onderzoek Het ontwerpend onderzoek is zoveel als mogelijk vertrokken vanuit een integrale benadering – waarbij de ontwerpvoorstellen en de afwegingen die daarbij worden gemaakt – werden getoetst en bijgestuurd. Zo werd op basis van de eerste resultaten in de periode december 2006 – maart 2007 een consultatie-ronde gehouden bij verschillende betrokken actoren zoals de stadsbouwmeester, de GECORO, de brandweer, de gemeente Zwijndrecht, de BAM nv en de TV SAM. In juni 2007 werd ook een bevraging uitgevoerd bij de bestaande bedrijven, gevestigd op het bedrijventerrein Katwilgweg, met als doel te peilen naar de toekomstplannen van deze bedrijven. De tussentijdse consultatie- en bevragingsronde werd bewust gehouden in de fase van het ontwerpend onderzoek. Op die manier konden de sterke en de zwakke punten van het ontwerp in een vroeg stadium naar boven gebracht worden. Ook de mate waarin het voorstel voldoende gedragen werd door de verschillende actoren kon zo worden achterhaald. Op basis van de input uit deze overlegronde werd het ontwerpvoorstel aangepast en bijgestuurd. Zowel uit het ontwerpend onderzoek zelf als uit de bevragingsronde kwam naar voor dat het inzetten van het instrument ‘Ruimtelijk Uitvoeringsplan’ op dit moment enkel voor het bedrijventerrein aan de Katwilgweg zinvol leek. Voor het gebied Het Zand staat een veel langere ontwikkelingstermijn voorop en is meer en intenser overleg nodig met de buurgemeente Zwijndrecht. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het immers weinig zinvol om enkel voor het gedeelte op grondgebied van de stad Antwerpen een ruimtelijk ontwerp en ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken. Voor het gebied van de ‘Banaan’ wees het ontwerpend onderzoek uit dat het voorzien van bedrijvigheid op deze plaats geen haalbaar alternatief bleek. Voor het gebied van de op- en afrit nr. 6 Linkeroever, dat na de realisatie van de Oosterweelverbinding een andere verkeersfunctie zal opnemen leek het zinvoller om de globale visie op en uitwerking van de volledige Singel verder af te wachten en na te gaan of een RUP wel het meest zinvolle instrument is. Figuur 2: ontwerpend onderzoek en relatie met ruimtelijk uitvoeringsplan
2 GLOBALE SITUERING EN BEGRENZING RUP 2.1 Globale situering van het RUP Het projectgebied bevindt zich op Linkeroever tussen de Blancefloerlaan en de E17. In het westen ligt de kern van Zwijndrecht en in het oosten het woongebied Linkeroever. Ten noorden van de N49 – tussen de Schelde en de N49 – ligt het natuurreservaat Blokkersdijk. Grenzend aan het plangebied in het zuiden loopt de spoorlijn Gent-Antwerpen.
2.2 Begrenzing van het voorwerp van RUP
Voorliggend RUP heeft enkel betrekking op het bestaande te herstructureren bedrijventerrein Katwilgweg. Het ligt tussen de Blancefloerlaan in het noorden en de spoorlijn Gent-Antwerpen in het zuiden. Het bevindt zich tevens tussen de Verbindingsweg E17-E34 in het westen en de op- en afrit nr.6 Linkeroever van de E17 in het oosten. De oppervlakte van het gebied waarvoor een RUP wordt opgemaakt bedraagt ca. 20ha.
3 RELEVANT BELEIDSKADER 3.1 Gewestplan 'Antwerpen' (KB 03/10/1979) De stad Antwerpen ressorteert onder het gewestplan ‘Antwerpen’ zoals vastgesteld bij K.B. van 3 oktober 1977. Het RUP-gebied omvat volgende 3 gewestplanbestemmingen:
Zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s (code 1100): Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de ander industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. De gebieden voor ambachtelijke bedrijven en KMO zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard. Buffergebied (code 0600): De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. Natuurgebied (code 0701): omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk. 3.2 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Structuurplanning is voor het Vlaamse Gewest sinds de jaren ’90 een nieuwe wijze van ruimtelijke planning. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1997) wordt de gewenste ruimtelijke structuur van Vlaanderen aangegeven als een kader waarin de ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Het is een wetenschappelijk onderbouwde visie over hoe we in Vlaanderen met onze schaarse ruimte moeten omgaan om een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen. Als dusdanig zal het RSV ook de basis vormen voor het ruimtelijk beleid via verordenende plannen en andere maatregelen. Hoewel het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geen specifieke uitspraken doet over de bedrijvenzone Katwilgweg, bevat het RSV een aantal elementen waarvan de inhoud een rol kan spelen bij de ontwikkeling van de bedrijvenzone Katwilgweg.
3.2.1 Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen Ter uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) en ter voorbereiding van een gewestelijk RUP voor de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen, is een voorstel van afbakening uitgewerkt. Op basis van deze studie heeft de Vlaamse overheid een gewestelijk RUP opgemaakt om uitvoering te geven aan het actieprogramma. Dit RUP is door de Vlaamse regering op 19/06/2009 definitief goedgekeurd. Het plangebied is integraal gelegen binnen de afbakening van het stedelijk gebied. Ter plaatse geldt geen deelplan met herbestemming. De belangrijkste relevante elementen afgeleid uit de Toelichtingsnota Gewestelijk RUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen (pg. 22-24) voor het RUP Katwilgweg zijn:
Er werd geen suggestie gedaan om het projectgebied als gewestelijk RUP op te nemen in het afbakeningsplan. Dit betekent dat de stad zelf initiatiefnemer zal zijn voor de opmaak van een gemeentelijk RUP.
Figuur 6: situering plangebied binnen afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen 3.3 Provinciaal Structuurplan Antwerpen (goedgekeurd d.d. 10/07/2001) Aansluitend op het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is voor elke Vlaamse provincie een provinciaal ruimtelijk structuurplan (PRS) opgemaakt. Deze plannen richten zich naar de structuurbepalende elementen van bovenlokaal belang. Dit zijn de elementen die vragen om een samenhangend beleid over de gemeentelijke grenzen heen. Volgende elementen uit het provinciaal structuurplan zijn van belang:
3.4 Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA)
De gemeentelijke structuurplannen vormen een verdere concretisering van het RSV en het PRS. Het s-RSA werd definitief goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 21/12/2006.
In het s-RSA worden twee ruimtelijke strategieën vastgelegd om het structuurplan uit te werken: het generiek beleid en het actief beleid. Het generiek beleid beschrijft een aantal beelden (of thema’s) van de stad die een referentiekader aanreiken waarmee elk project rekening moet houden. Het actief beleid is een projectmatige benadering van een aantal welomschreven ruimten, die op hun beurt strategische programma’s en projecten bepalen. Vanuit deze twee invalshoeken worden onderstaand de relevante elementen voor het projectgebied opgesomd. 3.4.1 Actief beleid
3.4.2 Generiek beleid Uit het generieke beleid (beelden/thema’s) kunnen volgende richtinggevende bepalingen aangehaald worden:
3.4.3 Toelichting bij cijfergegevens kantorenprogramma uit richtinggevend deel van het s-RSA
In het s-RSA is bij het beeld Dorpen en Metropool – werkstad (generieke beleid) m.b.t. tot het realiseren van een kantorenprogramma het volgende opgenomen:
De grootte ordes – ‘tussen de 25.000m² en de 50.000m²’ – weergegeven in het s-RSA zijn indicatief. Het s-RSA stelt dat deze bij de gebiedsgerichte uitwerking in een RUP verder gespecificeerd zullen worden in functie van de draagkracht van de respectievelijke gebieden. Inmiddels heeft het stadsbestuur een kantoren promotiebeleid uitgewerkt. Na de goedkeuring van het s-RSA in 2006, besliste het college (CBS 12275, 28 september 2007) om in samenwerking met het Havenbedrijf en met VOKA een actieve investeringspromotie voor kantorenlocaties in de stad uit te bouwen. Op 18 april 2008 werd de programmanota investeringspromotie kantorenlocaties Antwerpen goedgekeurd door het college (CBS 4493) en op 22 september 2008 werd deze programmanota, samen met de oprichting van een publiek private samenwerking voor de actieve investeringspromotie door de gemeenteraad bekrachtigd (GR 1536). Vier kantoorlocaties zijn weerhouden voor de internationale promotie van Antwerpen als kantorenstad: Antwerp West Park (zone Katwilgweg-Regatta), Antwerp Docklands (Eilandje), Antwerp Diamond District (omgeving Centraal Station) en Antwerp Berchem (omgeving Berchem station). (zie kaartjes hieronder). Deze locaties werden geselecteerd om op 10 jaar een 600.000m² bijkomende kantoren te realiseren in de stad. Elk van deze locaties heeft unieke troeven als kantorenlocatie. Voor Antwerp Westpark is dit de unieke ligging in het groen nabij het Middenvijverpark, aan een zichtlocatie langs de snelweg en met een uitstekende tramverbinding naar het centrum van de stad ( op 10 min. van de Groenplaats). Door de concentratie in deze 4 locaties blijkt dat gedurende de planningshorizont van het s-RSA (kantoren: 10 à 15 jaar) de behoefte aan locaties voor hoofdkantoren niet of onvoldoende zal ingevuld worden in de andere locaties. Met ander woorden kan aangenomen worden dat het totale ingeschatte aanbod aan kantoorlocaties tot 2015-2020 in de stad Antwerpen niet overschreden zal worden.
Motivatie voor afwijking ten aanzien van het richtinggevend cijfer
De toegelaten vloeroppervlakte aan ‘kantoren’ creëert zo de mogelijkheid om een complementair aanbodbeleid te voeren.
Na realisatie van masterplan 2020 kan er in dit realistisch scenario ca. 70.000m2 gerealiseerd worden.
Het cijfer van ca. 69.000m² betekent een grote overschrijding van het richtcijfer van het RSA (GR 18 september 2006). Het RSA suggereert immers 25.000m²-50.000m² voor Regatta en Katwilgweg samen. In het BPA Galgenweel-Borgerweert (Regatta) is het toegelaten 40.000m² vloeroppervlakte kantoren te realiseren. Anderzijds is dit slechts 1/10 van de ambitie van de programmanota investeringspromotie kantorenlocaties Antwerpen (zie hoger). Deze ambitie bedraagt 600.000m² kantooroppervlakte, te realiseren over de 4 voorgestelde locaties, waaronder Antwerp West Park (bedrijventerrein Katwilgweg en Regatta). De ambitie is gesteld voor een periode van 10 jaar wat neerkomt op een jaarlijkse realisatie van 60.000m². De nota richt zich op locaties waar een grootschalige concentratie van kantoren mogelijk en wenselijk is. Een ander belangrijk aspect binnen de promotie van kantoorlocaties is de mogelijkheid tot het realiseren van een aanbod aan nieuwe kantoorgebouwen, aangepast aan de hedendaagse en toekomstige behoeften inzake duurzaamheid, beheer, werkomgeving en uitstraling. Het RUP is in lijn met de ambities van de goedgekeurde promotienota opgesteld.
3.5 Mobiliteitsplan Antwerpen - Deelmobiliteitsplan Merksem- Deurne-Noord Het mobiliteitsplan Antwerpen is conform verklaard d.d. 21 februari 2005 en werd het mobiliteitsplan Antwerpen door de gemeenteraad goedgekeurd. Onderstaande figuur geeft een synthese van de elementen uit het beleidsplan die relevant zijn voor Katwilgweg.
Figuur 7: relevante elementen uit beleidsplan v/h mobiliteitsplan stand Antwerpen voor het RUP Katwilgweg 3.6 HoogBouwNota satd Antwerpen (college december 2009) Op 11 december 2009 keurde het college het traject voor de opmaak van de hoogbouwnota goed. De opmaak van een hoogbouwnota is opgenomen in het bindend gedeelte van het s-RSA. De opmaak is een van de maatregelen en acties die de stad Antwerpen zelf opstart als een prioritaire implementatie van het generiek beleid. Binnen het s-RSA wordt er bovendien belang gehecht aan de visie en de manier waarop deze nota tot stand komt. Ook in de beleidsnota 2006-2011 van de stadsbouwmeester is de opmaak van de hoogbouwnota opgenomen in het jaarprogramma. De aanpak bestaat uit 3 fasen:
Binnen de eerste fase werd een onderzoek naar hoogbouw in Antwerpen uitgevoerd. Dit leverde een rapport op waarin de stad als het ware bekeken wordt door een hoogbouwbril. Enerzijds beschrijft het rapport de morfologie van de gebouwhoogte op schaal van de stad vanuit de lucht én van op het maaiveld (de silhouetten van de stad). Anderzijds somt het de relevante elementen van de planologische context van hoogbouw op. Op vrijdag 18 september 2009 werd het rapport op het themacollege toegelicht. Het rapport biedt en analyseert de nodige achtergrondinformatie om de discussie over kwalitatieve hoogbouw in Antwerpen te stimuleren. Het rapport beschrijft nog geen beslissingen over hoogbouw, maar formuleert wel enkele ruimtelijke conclusies uit de analyse. Het rapport focust op:
Als uitgangspunt is een werkhypothese geformuleerd op basis van een tweesporenbeleid. Hoewel hoogbouw in alle omstandigheden moet voldoen aan welbepaalde voorwaarden (bindende checklist voor initiatiefnemer), kunnen er twee sporen onderscheiden worden waarop het Antwerpse beleid zou kunnen gevoerd worden:
Via ontwerpend onderzoek, onder andere aan de hand van 3D-modellen, zal de werkbaarheid van deze hypothese concreet worden getoetst.
Een eerste idee van checklist bevat elementen zoals:
Toets met voorliggend RUP: In het plangebied wordt een hoogteaccent voorzien, op de plaats waar het ‘oude’ kantoorgebouw van de Gazet van Antwerpen staat. Motivatie hiervoor is 3-ledig:
Volgens de werkhypothese valt dit hoogteaccent binnen spoor 2 – hoogbouw die de lokale potenties kan optimaliseren en dus functioneert op niveau van een stadsdeel of wijk. De toets met de mogelijke elementen van de checklist levert de volgende resultaten:
3.7 Decreet integraal waterbeleid - watertoets Conform artikel 8 van het decreet inzake integraal waterbeleid moet het RUP in het kader van de planvorming en het vergunningenbeleid getoetst worden op de watergerelateerde aspecten. 3.7.1 Watertoets op planniveau Een eerste toetsing gebeurt op het planningsniveau door na te gaan of het projectgebied al of niet gelegen is binnen een overstromingsgebied. Na raadpleging van de NOG-, ROG- en MOG-kaarten via GIS-Vlaanderen 5 blijkt dat het projectgebied niet gelegen is in een risicozone voor overstromingen en ook niet binnen een zone die overstroombaar is vanuit de waterloop. 3.7.2 Watertoets op projectniveau: Een tweede toetsing situeert zich op het inrichtings- en kavelniveau en gebeurt in een latere fase, wanneer meer nauwkeurige technische informatie beschikbaar is met betrekking tot de uitvoering van de diverse bouwwerken. Dit situeert zich op het vergunningenniveau, in het kader van de aanvragen van de vereiste stedenbouwkundige vergunningen.
Figuur 7: watertoetskaarten
De realisatie van het RUP brengt sowieso een verhoging van de verharde oppervlakte en bijgevolg een verminderde infiltratie in de bodem met zich mee. In het RUP wordt hierop ingespeeld door milderende maatregelen te voorzien zoals:
3.8 Biologische waarderingskaart
Figuur 8: biologische waarderingskaart 3.9 Decreet DABM - onderzoek tot milieueffectenrapportage (plan- MERscreening) 3.9.1 Algemeen Volgens Artikel 2.2.2, §1 eerste lid, 6°, a) en d) van de VCRO moet, in voorkomend geval, de plan-MER ook deel uitmaken van een RUP. Doel hiervan is om, in voorkomend geval, aan het publiek en de overheid duidelijk te maken wat de milieueffecten van het plan zijn. In het kader van voorliggend RUP is het daarom noodzakelijk om na te gaan of de opmaak van dit RUP ook planMER-plichtig is en een plan-MER dient te worden opgemaakt. Of een plan al dan niet aan een milieueffectrapportage onderworpen moet worden, moet nagegaan worden binnen de vigerende regelgeving. In het bijzonder betreft het het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM), aangevuld bij decreet van 18 december 2002 (MER/VR decreet), en gewijzigd bij decreet van 27 april 2007 (hierna plan-MER decreet) dat in werking trad op 1 december 2007. Eveneens trad het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage voor plannen en programma’s op 1 december 2007 in werking. Voornoemde wijziging van de bepalingen van het DABM betreffende milieueffectrapportage voor plannen en programma’s beoogt een verdere omzetting van de Europese richtijn plan-MER 7, in het bijzonder betreffende het toepassingsgebied. 8 Voor ruimtelijke uitvoeringsplannen werd een overgangsbepaling inzake de toepassing van het recente plan-MER decreet decretaal verankerd 9 en dient derhalve rekening gehouden te worden met de bepalingen van het MER/VR-decreet. Niettemin wordt rekening houdende met voornoemde een eerste toetsing aan de plan-MER plicht (van rechtswege) opgenomen. Een eerste toetsing bestaat erin na te gaan of het beoogde plan een kader biedt voor de vergunning van projecten van bijlage I en II van het zogenaamde project-MER-besluit 10. Eveneens wordt nagegaan of een passende beoordeling vereist is uit hoofde van art.36ter §3 eerste lid van het decreet Natuurbehoud. 3.9.2 Overzicht procedurestappen en beslissing Dienst MER Op 18 februari 2009 (en rappel 19/03/2009) werden de verschillende adviesinstanties aangeschreven om advies uit te brengen over de screeningsnota.
Vervolgens werden volgende adviezen ontvangen:
Op 7 mei 2009 werd het screeningsdossier (screeningsnota samen met de ingewonnen adviezen) verstuurd naar de dienst MER van de Vlaamse overheid. Het dossier werd door de administratie onder het nummer OHPL0093 behandeld.
De beslissing van de dienst MER over het screeningsdossier werd genomen op 12 juni 2009. In de beslissing werd ondermeer gesteld dat de opmaak van een planMER niet nodig is. De belangrijkste aandachtspunten geformuleerd in het eindadvies zijn:
Voor het volledige dossier van de screeningsnota, het eindadvies van de Dienst MER en de ingewonnen sectorale adviezen wordt verwezen naar Bijlage 2: screeningsnota plan-MER-plicht + adviezen. 3.9.3 Studie MOBER - conclusies m.b.t. RUP Katwilgweg (eindrapport juli 2010)
Via deze studie – die voortvloeit als actie uit de planmer-screeningsnota – wenst de stad een beter zicht te krijgen op de gecumuleerde mobiliteitseffecten van de projecten Regatta, het woonproject Galgenweel-Oost, de invulling van het bedrijventerrein Katwilgweg en het recreatief park Esmoreit, rekening houdende met de geplande wijzigingen in het hogere wegennetwerk. Op basis van de gekende gegevens van de verschillende projecten wordt een bereikbaarheids- en mobiliteitsprofiel uitgewerkt. Door onderlinge toetsing van beide profielen kunnen de effecten op het studiegebied ingeschat worden. Vervolgens wordt gezocht naar mogelijke oplossingsinrichtingen of milderende maatregelen. De studie Mober Linkeroever is opgesplitst in twee deelstudies. De eerste deelstudie berekent de effecten van de nieuwe ontwikkelingen op het huidige wegennet. Omdat op het moment van deze studie nog onvoldoende duidelijk is welke infrastructurele ingrepen zullen doorgaan in verband met een nieuwe Scheldekruising (Masterplan Mobiliteit Antwerpen-2020), worden de effecten van de nieuwe ontwikkelingen daarop in een latere fase berekend. In deze eerste deelstudie wordt dan ook uitgegaan van een realistisch korte termijn programma dat ontwikkeld kan worden zonder de nieuw geplande infrastructuurwerken aan het hoofdwegennet. Hieronder volgen de conclusies voor het project Katwilgweg. Vooreerst wordt het mobiliteitsprofiel voor de geplande ontwikkelingen voor Katwilgweg weergegeven. Dit resulteert in de verkeersproductie die ingevoerd wordt in het verkeersmodel. Samen met de berekeningen van de verkeersproductie van de geplande ontwikkelingen van Regatta en Galgeweel-Oost en de huidige intensiteiten kan de afwikkeling van het verkeer vanuit Katwilgweg beoordeeld worden in de verkeerssimulatie.
MOBILITEITSPROFIEL KATWILGWEG Met betrekking tot de te gebruiken cijfers van de brutovloeroppervlakten voor de berekening van de extra verkeersgeneratie is gewerkt met een realistisch korte termijn scenario. In dit scenario worden de zones weggelaten die pas vrijkomen indien de Oosterweelverbinding (nieuwe Scheldekruising i.f.v. sluiten R1, Masterplan Mobiliteit Antwerpen-2020) wordt uitgevoerd en dus niet op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Voor de berekening van het mobiliteitsprofiel wordt een onderscheid gemaakt tussen KMO’s en kantoren. Het meest realistische scenario bevat volgende onderdelen: KMO / A-strook: - de volledige vloeroppervlakte in de sokkel wordt ontwikkeld als KMO’s. - bouwveld A4 wordt niet meegenomen omdat deze zone pas ontwikkeld kan worden na realisatie van de Oosterweelverbinding. De totale bruto vloeroppervlakte bedraagt dan 45.276m². KMO / B-strook (bedrijvenzones Be2 en Be3): - de zone B1 wordt niet meegenomen in de berekening van het mobiliteitsprofiel. Het betreft hier een bestaand bedrijf dat pas sinds 2008 op het bedrijventerrein gevestigd is en dus geen extra verkeer zal genereren. Het bedrijf heeft de volledige zone in eigendom en heeft in de huidige activiteit (afschrijvingsperiode van 30 jaar) geen behoefte aan verdere uitbreiding en/of ontwikkeling van de volledige zone (enquète bij bestaande bedrijven periode juni 2007). - de zones B4, B5 en B6 worden evenmin meegenomen in de berekeningen omdat deze zones pas vrijkomen na de realisatie van de Oosterweelverbinding. - de zones B2 en B3 kunnen wel ontwikkeld worden op korte termijn. - voor de berekening van extra verkeersproductie zijn de bestaande bedrijven in zone Be3 niet meegerekend. Het RUP voorziet in een beperkte uitbreiding van de bestaande bedrijven door hoger te bouwen en het tegen elkaar aan gaan bouwen. Dit is echter op vlak van extra verkeersgeneratie te verwaarlozen. De totale bruto vloeroppervlakte van deze ontwikkelingen bedraagt 33.200m². KANTOREN / A-strook:
De totale bruto vloeroppervlakte voor kantoren bedraagt 60.795m². De A-strook is gericht op activiteiten waarvan het vrachtwagentransport beperkt is. Er wordt vooral gemikt op bedrijven met een vervaardiging van producten van hoogtechnologische aard en/of bedrijven waaraan een onderzoeksprogramma is verbonden. Dergelijke bedrijven hebben in principe naast een productiehal ook een aandeel kantoorruimte nodig ten dienste van het product of producten die er onderzocht en/of vervaardigd worden. Voorbeelden zijn farmaceutische bedrijven, onderzoek én ontwikkeling, vervaardiging van materialen of systemen (bv. ventilatie en zonweringproducten). De B-strook bestaat uit kleine en middelgrote bedrijven (± 2.500m²) of bedrijfsverzamelgebouw; een showroom is mogelijk. Er komen geen kantoren, grote logistieke bedrijven, detail- en kleinhandelsactiviteiten en vervuilende industrie. De KMO zones tellen in totaal een bruto vloeroppervlakte van 78.476m². Met 1 werknemer per 200m² vloeroppervlakte zullen er 706 personen tewerkgesteld worden. Elke werknemer maakt een verplaatsing heen en een verplaatsing terug van zijn werkplaats. In totaal zijn er dus per dag 1.413 verplaatsingen. 21% daarvan verplaatst zich in het spitsuur (292 verplaatsingen). Rekeninghoudend met de modal split van het OVG voor Antwerpen, zal 62% van de werknemers de wagen als hoofdvervoermiddel gebruiken om zich naar de werkplaats te begeven. Het gaat om 180 autobestuurders. 13% heeft het openbaar vervoer als hoofdvervoermiddel (37 werknemers). Naar schatting is er per dag 1 bezoeker per 10 werknemers. 15% daarvan zal zich in het spitsuur verplaatsen, wat neerkomt op 11 bezoekers in het spitsuur tussen 17u en 18u. 63% daarvan of 7 personen komen met de auto volgens de kencijfers van het OVG. Het totaal aantal autobewegingen in het spitsuur voor zowel de werknemers als de bezoekers bedraagt 187.
Voor de kantoren wordt gerekend met 4 werknemers per 100m² bruto vloeroppervlakte. Met een aanwezigheidspercentage van 90% betekent dit 2.189 personen die elke dag werkzaam zijn in de kantoorruimten. Elke werknemer maakt een verplaatsing heen en een verplaatsing terug van zijn werkplaats. In totaal zijn er dus per dag 4.377 verplaatsingen, 21% daarvan verplaatst zich in het spitsuur (906 verplaatsingen). Rekeninghoudend met de modal split van het OVG voor Antwerpen, zal 62% van de werknemers de wagen als hoofdvervoermiddel gebruiken om zich naar de werkplaats te begeven. Het gaat om 557 autobestuurders. 13% heeft het openbaar vervoer als hoofdvervoermiddel. Naar schatting is er per dag 1 bezoeker per 10 werknemers. 15% daarvan zal zich in het spitsuur verplaatsen, wat neerkomt op 33 bezoekers in het spitsuur tussen 17u en 18u. 63% daarvan of 21 personen komen met de auto volgens de kencijfers van het OVG. Het totaal aantal autobewegingen in het spitsuur voor zowel de werknemers als de bezoekers bedraagt 578.
SAMENVATTING VERKEERSPRODUCTIE KMO’s: 187 vertrekkende wagens Kantoren: 578 vertrekkende wagens Reeds aanwezige bedrijvigheid: 50 vertrekkende wagens Totaal: 765 vertrekkende autobewegingen In de avondspits verlaten enkel wagens het kantoren en bedrijventerrein. Alle 815 auto’s rijden de Blancefloerlaan op via een enkele rijstrook.
SIMULATIE Uit de simulaties blijkt dat er verkeerslichten noodzakelijk zijn aan de in- en uitrit van Katwilgweg. Wanneer er geen lichten voorzien zouden worden, gebeurt het oprijden van de Blancefloerlaan niet veilig. De grote stroom voertuigen die in de avondspits Katwilgweg verlaten (815 pae/uur) conflicteert met de bijna 900 voertuigen die op de Blancefloerlaan rijden. Er zouden dan ook wachtrijen ontstaan op deze toerit zonder het plaatsen van verkeerslichten. Katwilgweg wordt via de Blancefloerlaan ontsloten via een rechtsin-rechtsuitaansluiting. Enkel het verkeer komende van Zwijndrecht kan deze inrit gebruiken. Het uitrijdend verkeer wordt in dit scenario afgewikkeld via deze in-uitrit. Om het verkeer vanuit Katwilgweg veilig op de Blancefloerlaan te laten rijden, worden extra verkeerslichten voorzien op de Blancefloerlaan ter hoogte van de in- en uitrit van Katwilgweg (figuur). Figuur: Ontsluiting Katwilgweg via Blancefloerlaan (verkeersmodel Aimsun) Of de uitrit op de Blancefloerlaan de verkeersstroom al dan niet met verkeerslichten kan afwikkelen, wordt onderzocht met de methode van Slob. Volgens deze methode blijkt de a-waarde (intensiteitscriterium) 1.84 bedraagt, en dus groter is dan 1.33 (kritische waarde), zijn verkeerslichten noodzakelijk op deze toerit tot het bedrijventerrein. Het verkeer dat vanuit Antwerpen via de Blancefloerlaan rijdt of de afrit van de R1 neemt, dient Katwilgweg te bereiken via de Katwilgweg. Dit is de afsplitsing ten westen van de inrit van de R1. Voor de ontsluiting van de kantorenstrip van het project Regatta besluit de mober dat er op de korte termijn een probleem bestaat voor de ontsluiting naar het hogere wegennet. Op lange termijn is het de bedoeling dt de ontsluiting plaats vindt langs de Nieuwe Singel (doortrekking van de Singel tot op Linkeroever in kader van het strategisch project Groene Singel). Er worden 2 oplossingsvarianten voorgesteld: Variant 1: rechtstreekse aansluiting op het huidige op- en afrittencomplex aan de oostzijde van dit complex en aansluiting op het bedrijventerrein Katwilgweg via de bestaande tunnel onder het op- en afrittencomplex.
Variant 2: volledige ontsluiting via het bedrijventerrein Katwilgweg via de bestaande tunnel onder het op- en afrittencomplex.
Conclusie Een lichtenregeling ter hoogte van de nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein op N70/Blancefloerlan is noodzakelijk. De bestuurders die rechtdoor rijden op de Blancefloerlaan, krijgen tegelijkertijd groen voor het licht aan Katwilgweg en aan het kruispunt, zodat een vlotte doorstroming verzekerd is. Voor het project Regatta kan gesteld worden dat een volledige ontwikkeling van de kantorenstrip binnen de huidige infrastructuur problematisch zal worden. Zowel bij variant 1 als 2 treden er ongewenste problemen op. Anderzijds gaat het om een tijdelijke situatie, in afwachting van de realisatie van de nieuwe knoop R1 / Blancefloerlaan, waarna hier ruimte vrij komt voor meer fundamentele oplossingen. Aanbevolen wordt dan ook de ontwikkeling van de kantorenzone Regatta te faseren en op korte termijn slechts gedeeltelijk in te vullen in afwachting van de aanleg van de geplande nieuwe knoop. Naast de infrastructurele en/of verkeerstechnische maatregelen zijn ook flankerende maatregelen aangewezen. Deze maatregelen zijn gericht op het verminderen van het totale aantal verplaatsingen of ze spelen in op een modale verschuiving naar minder belastende vervoerswijzen. Door ingrepen in bijvoorbeeld de arbeidsorganisatie kan het aantal verplaatsingen op Katwilgweg verminderd worden (door optimaal gebruik van technologische vernieuwingen met betrekking tot bv. telewerken), of beter gespreid (door glijdende werkuren, thuisleveringen) over de tijd waardoor de piekbelastingen afnemen. Het aanmoedigen om het openbaar vervoer te gebruiken als woon-werkverkeer door een terugbetaling van de gemaakte kosten behoort tot de mogelijkheden om het aantal autoverplaatsingen te beperken. Een andere manier om het autogebruik te verminderen bestaat erin voordelen te geven aan personen die zich met de fiets naar het werk verplaatsen. Deze voordelen kunnen bestaan uit een fietsvergoeding en het plaatsen van douches op het werk. De opmaak van een bedrijfsvervoerplan voor heel de site kan hierbij de nodige informatie leveren voor de werkgevers en de werknemers. Een duidelijke communicatie over het vervoeraanbod, eventueel in de vorm van persoonlijk reisadvies, kan mensen over de lijn trekken om de verplaatsing ook eens op een andere manier te maken. Een ‘probeer’-abonnement voor werknemers kan hiertoe nuttig zijn. De bedrijven kunnen ten slotte ook zorgen voor gezamenlijk bedrijfsvervoer, waarbij werknemers op afgesproken plaatsen opgehaald worden (cf. gelijkaardige initiatieven in de Antwerpse haven). Op langere termijn wordt een verdere uitbreiding voorzien van de activiteiten op Katwilgweg die voor nog meer verkeer zullen zorgen. In de tweede fase van deze studie zal onderzocht worden of een verdere optimalisatie van de ontsluiting van Katwilgweg op lange termijn mogelijk is. 4 ONTWIKKELINGEN IN DE BUURT VAN HET PLANGEBIED 4.1 Gewestelijk RUP Oosterweelverbinding (M.B. juni 2006) 4.1.1 Relevante elementen uit RUP Oosterweelverbinding Het project Oosterweelverbinding omvat het sluiten van de kleine ring R1 aan de noordzijde van de stad Antwerpen ter hoogte van Oosterweel d.m.v. een bijkomende tunnel- en viaductverbinding tussen Linker- en Rechterschelde-oever. In onderstaande figuren wordt een beeld gegeven van de geplande nieuwe verbinding en het bestemmingsplan van het gewestelijk RUP Oosterweelverbinding (M.B. 16 juni 2006) in de buurt van het plangebied Katwilgweg.
Daar een gemeentelijk RUP evenwel niet kan afwijken van een gewestelijk RUP (VCRO art 2.2.13§3), zal het RUP Katwilgweg rekening moeten houden met het GRUP Oosterweelverbinding. Een deel van het plangebied van RUP Katwilgweg is in het GRUP geselecteerd als werfzone in overdruk. Doordat de werfzone de timing van de ontwikkeling van het bedrijventerrein sterk beïnvloedt, zal het RUP Katwilgweg zich afstemmen met het GRUP, door de werfzone en de bijhorende voorschriften te opnemen.
Figuur 10: kaart met ecologische, hydrologische, landschappelijke en recreatie ingrepen 4.2 Relevante elementen uit project-MER Oosterweelverbinding Voor de Oosterweelverbinding is op 30 maart 2007 een project-MER goedgekeurd (PRMER-0152). 4.3 Aangrenzend BPA Galgenweel-Borgerweert (Prestibel-Regatta) 4.3.1 Relevante elementen uit BPA et BPA Galgenweel–Borgerweert (Regatta) op Linkeroever werd door de Vlaams minister bevoegd voor ruimtelijke ordening goedgekeurd op 2 mei 2007. De openbare wegenis van de Nieuwe Singel en de Blancefloerlaan werd door de minister van goedkeuring onthouden.
Figuur 11: Situering BPA Galgenweel-Borgerweert en het BPA zelf
Het BPA omvat het gebied tussen de op– en afrit nr. 6 Linkeroever van de E17 in het westen, De Blance-floerlaan in het noorden, de site Combori in het oosten en de recreatieve plas ‘het Galgenweel’ in het zuiden. Dit BPA bepaalt mee de uitwerking van het RUP voor het bedrijventerrein Katwilgweg. Zowel op vlak van programma (aandeel kantoren), als op het vlak van inrichting en beheer.
Volgende kwantitatieve randvoorwaarden – relevant voor het RUP Katilwilgweg-oost – zijn hierin vastgelegd:
Verder zijn volgende elementen uit dit BPA relevant bij de opmaak van het RUP Katwilgweg:
4.3.2 Relevante elementen uit ProjectMER Regatta Voor de realisatie van het BPA is recent een project-MER goedgekeurd (PRMER-0194). Het project-MER voor het Regattaproject stelt dat dit project voor een verhoging van de overschrijdingen van de streefwaarden (aantal voertuigen) zal zorgen op de Blancefloerlaan. Het MER beoordeelt het effect op het verkeer ten gevolge van het Regattaproject als significant negatief. 4.4 Ruimtelijk ontwikkelingsconcept Scheldepark-Linkeroever
In het kader van het s-RSA Antwerpen Ontwerpen heeft de stedelijke dienst van de stad Antwerpen voor volledig Linkeroever een ruimtelijk ontwikkelingsconcept uitgewerkt: Scheldepark-Linkeroever. Het Scheldepark-Linkeroever behoort tot de strategische ruimten van het s-RSA. Verschillende stedelijke projecten en initiatieven van de Vlaamse overheid dienen zich aan in dit gebied. Het college gaf in februari 2008 de opdracht om een ontwerpend onderzoek voor gans het park op te starten met het oog op het zoeken naar ruimtelijke samenhang en de formulering van ontwikkelingsperspectieven. Na overleg met de verschillende stedelijke diensten en kabinetten werd eveneens een ruimtelijk ontwikkelingsconcept voor het Scheldepark van Linkeroever opgesteld.
Visie vertaald naar krachtlijnen van het ontwikkelingsconcept Linkeroever De algemene visie op het Scheldepark-Linkeroever is vertaald naar 3 krachtlijnen:
In de deelgebiedenbenadering behoort bedrijventerrein aan de Katwilgweg tot het deelgebied ‘Parkstad’. De krachtlijnen voor de parkstad zijn:
Voor elk van deze krachtlijnen wordt in de nota gesteld dat verder ontwerpend onderzoek nodig is. 4.5 De Lijn: Pegasusplan - 2015 Een hoogwaardig performant openbaar vervoersaanbod vormt een prioritaire doelstelling van De Lijn. Het Pegasusplan is een instrument van De Lijn voor een duurzame mobiliteitsbeheersing dat de (lokale) overheden helpt een toekomstig ruimtelijk beleid te voeren. Binnen de context van dit Pegasusplan wenst De Lijn een tramlijn naar Burcht aan te leggen. In het kader van het project Oosterweelverbinding werd rekening gehouden met een mogelijk tracé langs de huidige oprit nr. 6 en spoorlijn 59. 5 BESTAANDE JURIDISCHE TOESTAND PLANGEBIED 5.1 Gewestelijk RUP Oosterweelverbinding (M.B. juni 2006) Zie onder 4.1. 5.2 Rooilijnplannen Er zijn geen rooilijnplannen van toepassing in of grenzend aan het plangebied. 5.3 Verkavelingen Binnen de contouren van het RUP werden geen verkavelingsvergunningen afgeleverd. Ook aangrenzend zijn er geen verkavelingsvergunningen met relevantie voor het RUP. 5.4 Erfdienstbaarheden 5.4.1 Gasleiding onder hoge druk Ten zuiden van de N70/Blancefloerlaan en ten oosten van het gebied Het Zand loopt een gasleiding onder hoge druk. Deze leiding ligt ongeveer op een diepte van 0,60m. Rond deze leiding is een erfdienstbaarheidzone van toepassing. De breedte ervan bedraagt 5,00 meter langs weerszijden van de leiding. Binnen deze zone zijn volgende elementen verboden:
Daarnaast zijn ook nog volgende bepalingen van toepassing:
5.4.2 Collector + persleiding Antwerpen - Zwijndrecht (NV Aquafin) In 2006 heeft de NV Aquafin een nieuwe collector + persleiding aangelegd. Het tracé is aangelegd aan de voet van het talud van de brug van de Blancefloerlaan/N70 en ligt daar net buiten het plangebied van het RUP Katwilgweg. Aan weerszijden van deze leiding is een erfdienstbaarheidzone van toepassing. De breedte ervan bedraagt 5,00 meter langs weerszijden van de leiding. Binnen deze zone zijn volgende elementen verboden:
Verder zijn zowel binnen als buiten hogerbepaalde zones alle uitgravingen of ontgrondingen, welke de stabiliteit van de grond of de ondergrond waarin de rioolwaterzuiverings-infrastructuur zich bevindt in het gedrang zou kunnen brengen, eveneens verboden.
Tevens ligt er een erfdienstbaarheid van toe- en doorgang op zulke wijze dat Aquafin, zijn aannemer en hun personeelsleden of agenten altijd de installatie zal kunnen bereiken voor het toezicht, onderhoud, en de eventuele herstelling incluis vervanging ervan. 5.5 Eigendomsstructuur Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de eigendomsstructuur van de gronden binnen de contouren van het RUP. In onderstaande legende bij de figuur eigendomsstructuur staat NMBS voor NMBS-Holding.
Figuur 12: eigendomsstructuur Bron: Stad Antwerpen, Ontwikkelingsbedrijf/Gemeentebedrijf Planningscel/G.I.S. – kadastrale Viewer Antwerpen – toestand 01/01/2009
5.6 Stedenbouwkundige vergunningen en eventuele PV van bouwovertreding 5.6.1 Bouwovertredingen Binnen het plangebied van het RUP is één PV van bouwovertreding opgesteld:
5.6.2 Afgeleverde bouwvergunningen Volgende stedenbouwkundige vergunningen en/of weigeringen zijn op het bedrijventerrein Katwilgweg afgeleverd:
5.7 Milieuvergunningen Volgende milieuvergunningen zijn op het bedrijventerrein Katwilgweg afgeleverd:
5.8 Bodemvervuiling
Volgens officiële gegevens van OVAM komen er in het plangebied geen vervuilde sites of percelen voor. 14 6 BESCHRIJVING BESTAANDE RUIMTELIJKE TOESTAND PLANGEBIED 6.1 Structuurbepalende elementen De belangrijkste structuurbepalende elementen in de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied en omgeving zijn:
6.2 Beschrijving bestaande toestand - referentiesituatie Onderstaand wordt een samenvattende beschrijving gegeven van de bestaande toestand van het bedrijventerrein Katwilgweg en omgeving.
Bedrijventerrein Katwilgweg Het bedrijventerrein ‘Katwilgweg’ is op het gewestplan ingekleurd als zone voor ambachtelijke activiteiten en heeft een bruto oppervlakte van 19,80 ha. Binnen dit bedrijventerrein kunnen grosso modo 5 deelgebieden onderscheiden worden: Deelgebied 1: tussen de Blancefloerlaan en de Waterwilgweg: in dit deelgebied zijn een 12-tal kleinschalige nog actieve KMO’s gevestigd. Het gaat om verschillende type lokale bedrijven actief in ondermeer telecom, marmer- en granietwerken, twee autogarages, een bedrijf actief in de sector van zwembaden en fitness, … De gemiddelde gebouwenoppervlakte van deze bedrijven bedraagt ± 1.050 m².
Deelgebied 2: site van de Gazet van Antwerpen: De site van de Gazet van Antwerpen is in eigendom van één eigenaar en heeft een oppervlakte van grosso modo 81.700 m² (8,17 ha). Dit gebied wordt door een projectontwikkelaar volledig heringericht. Er is reeds begonnen met het bouwen van een nieuw gebouw voor de Gazet van Antwerpen. Hiertoe werd het meest noordelijke voormalige gebouw al gesloopt. Ook de andere bestaande gebouwen zullen binnen afzienbare tijd gesloopt worden om in de plaats ervan nieuwe gebouwen op te richten.
Deelgebied 3: Het is een terrein van ongeveer 1,68 ha waar in 2006-2007 de nieuwe gebouwen van Mercedes Truck Center werden opgetrokken (bouwvergunning dd. 21/04/2006 – verbouwen garage + werkplaats en bijhorende kantoren).
Deelgebied 4: tussen de Site Gazet van Antwerpen en de spoorlijn. Dit gedeelte van het bedrijventerrein ligt tussen de spoorlijn en de Katwilgweg. Het heeft ongeveer een oppervlakte van 1,4ha en ligt braak. Een deel is eigendom van de NMBS-Holding.
Deelgebied 5: vrijkomende terreinen na heraanleg knoop Linkeroever: een vijfde deelgebied dat kan onderscheiden worden is het gebied waar momenteel nog de snelweg met bermen liggen van de verkeerswisselaar. Na de heraanleg van de knoop Linkeroever komt een deel van deze gronden (± 31.000 m², momenteel in eigendom/beheer van de BAM) vrij.
De ontsluiting van het bedrijventerrein Katwilgweg gebeurt via de Blancefloerlaan in het noorden (Waterwilgweg) en de op- en afrit nr. 6 Linkeroever in het Oosten (Katwilgweg). Net naast de spoorweg is er een fietsdoorgang onder het bruggenhoofd van de op- en afrit nr. 6 Linkeroever. Het bedrijventerrein Katwilgweg voldoet niet meer aan de standaard inzake kwaliteit en duurzaamheid. Het wordt gekenmerkt door een lage beeldkwaliteit, economisch verval, leegstand, en een verslechterde relatie met de omgeving. Blancefloerlaan/N70 De Blancefloerlaan is een 2x2 autoweg met groene middenberm. In het provinciaal structuurplan is de weg geselecteerd als een secundaire weg type III. In de middenberm ligt een tramlijn die de verbinding verzorgd tussen Antwerpen-centrum en de kern van Zwijndrecht. Ter hoogte van het kruispunt met de Ring is een tramhalte en een P+R-zone. 7 KNELPUNTEN EN POTENTIES
De belangrijkste ruimtelijke knelpunten, kwaliteiten en kansen van het plangebied en omgeving worden kort voorgesteld. Deze zijn op basis van terreininventarisatie en studie van documenten in beeld gebracht. 7.1 Ruimtelijke kwaliteiten (waarden) en kansen Goede bereikbaarheid: autoverkeer, openbaar vervoer, fietsverbinding In potentie heeft het toekomstig bedrijventerrein Katwilgweg voor wegverkeer goede ontsluitings-mogelijkheden. In het gebied liggen veel kansen om deze mogelijkheden te optimaliseren. Daarnaast is het terrein door de nabijheid van de tramlijn naar Zwijndrecht vandaag reeds goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Mogelijk zal ook een nieuwe tramlijn voorzien worden parallel aan het spoor en in het verlengde van de op- en afrit nr. 6 Linkeroever. Dit biedt kansen voor de ontwikkeling van kantoorachtige functies. Het fietsverkeer van en naar het terrein kan worden gestimuleerd door de missing link in het fiets-routenetwerk tussen onder andere de verbinding vanaf het Zand tot aan de Burchtse Weel te realiseren. Deze kans moet aangegrepen worden om het toekomstig bedrijventerrein ook op het vlak van duurzame mobiliteit verder uit te bouwen.
Mogelijkheden voor het ontwikkelen van een hoogwaardig bedrijventerrein in een groene omkadering De ligging van het terrein in de Scheldevallei, de korte afstand t.o.v. het Galgenweel en de aansluiting op het noordelijk gelegen natuurgebied (ten noorden van de Blancefloerlaan) maken dat dit bedrijventerrein heel wat potenties heeft om het in te passen in een groene en landschappelijke omgeving.
Ligging langs de verkeersknoop Linkeroever en de Blancefloerlaan De ligging van het terrein langs de verkeersknoop Linkeroever en de Blancefloerlaan biedt kansen om de randen palend aan de verkeersinfrastructuren als zichtlocatie uit te werken met hoogwaardige en imagoversterkende architectuur.
Een gediversifieerd terrein In het plangebied kunnen verschillende gebiedsdelen en ruimtelijke componenten onderscheiden worden, met elk hun eigen potenties of beperkingen voor bepaalde bedrijvigheid (zichtlocaties, ‘groene’ locaties, ontsluitingsmogelijkheden via de weg of via een nieuw station). Rekening houdend hiermee kan een aanbodbeleid (of ‘verbodsbeleid’) in het RUP uitgewerkt worden.
Eigendomsstructuur De oostelijke helft van de bedrijvenzone is in bezit van één eigenaar. Voordeel is dat dit deel van het bedrijventerrein relatief snel, gemakkelijk en éénvormig te ontwikkelen is. 7.2 knelpunten en potenties
Taludverschillen door de aanleg van infrastructuren
Onduidelijkheid over uiteindelijk profiel van toekomstige nieuwe tramlijnen parallel aan het spoor Momenteel is onduidelijk in hoeverre het uiteindelijke profiel van mogelijke nieuwe tramlijnen impact heeft op de inrichting van het bedrijventerrein (bv. qua rechtstreekse ontsluiting van bedrijfspercelen op de op- en afrit nr. 6 Linkeroever en in hoeverre vanuit het RUP een profielkeuze moet/kan afgedwongen worden.
Onzekerheid over de periode van realisatie van de Oosterweelverbinding Momenteel is nog niet duidelijk binnen welk tijdsbestek de Oosterweelverbinding zal gerealiseerd worden. Relevant in dit kader zijn o.a. de termijn waarop bedrijven rechtstreeks ontsloten kunnen worden op de op-en afrit nr. 6 Linkeroever (o.a. ook voorzien in tussentijdse ontsluiting site Regatta) en de periode waarin de werfzone (aangeduid op het verordenend grafisch plan van het gewestelijk RUP Oosterweelverbinding) in gebruik zal zijn (oplevering werfzone). Haalbaarheid/niet haalbaarheid optimalisatie van het gedeelte gelegen tussen de Waterwilgweg en Blancefloerlaan Tussen de Waterwilgweg en Blancefloerlaan liggen een 12-tal nog actieve kleinschalige bedrijven. Een verkennend gesprek van de stedelijke dienst met de bestaande bedrijven (voorjaar 2007) leert dat deze bedrijven vrijwel allemaal gevestigd zijn op de site sinds 1991 of later. Geen van de geïnterviewde bedrijven heeft verhuisplannen. Een nieuw stedenbouwkundig ontwerpvoorstel zal dus rekening moeten houden met deze bedrijven en hun toekomstplannen.
Versnipperde eigendomsstructuur van het deelgebied tussen Katwilgweg en Waterwilgweg In tegenstelling tot het oostelijk deel van Katwilgweg bestaat het gebied tussen Katwilgweg en Waterwilgweg uit veel verschillende eigenaars. Het realiseren van dit terrein volgens een bepaald gewenst concept is op deze plek daarom niet eenvoudig. 8 STEDENBOUWKUNDIG PROGRAMMA
Onderstaand wordt een samenvattend overzicht gegeven van het stedenbouwkundig programma dat de stad voor het gebied Katwilgweg wenst te realiseren.
9 GLOBALE VISIE OP DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVEN- TERREIN
Een bedrijventerrein met hoge omgevingskwaliteit en innovatieve gebouwen De globale ontwikkelingsvisie schetst een beeld van het gebruik en de inrichting van het bedrijven-terrein Katwilgweg op de langere termijn. De ambitie is hoog: een meervoudig, multifunctioneel (bedrijven)complex in meerdere lagen gericht op kleine en middelgrote ondernemingen en waarbij een zuinig ruimtegebruik wordt nagestreefd. Het centrale uitgangspunt is het realiseren van een hoogwaardig bedrijventerrein in een groene en parkachtige omgeving als onderdeel van de ‘zachte ruggengraat’ (cfr. s-RSA). Het groen krijgt een duidelijke plaats door een groenstructuur voor het gebied uit te werken die aantakt op de groene elementen uit de omgeving. Dit heeft gunstige effecten op zowel de ecologische als op de visuele waarde van het gebied. Op die manier kan het bedrijventerrein mogelijk een rol spelen als ‘stepping stone’ van plant- en diersoorten (cfr. aansluitende natuurgebieden en omgeving Blokkersdijk). In dit plan zijn economie en ecologie elkaars medestanders in het streven naar een bijzonder werkmilieu met een sterke marktwaarde. Het Structuurplan Antwerpen (s-RSA) biedt het ruimtelijk kader voor de
voor bedrijven,een aangenamer werkomgeving, grotere acceptatie van kantoorachtigen in de omgeving, … Er is een belangrijke rol weggelegd voor het opvangen van lokale bedrijven. De rol die het bestaande bedrijventerrein Katwilgweg in de toekomst zal opnemen ligt ondermeer in het huisvesten van kleine en middelgrote ondernemingen. De (toekomstige) hoogwaardige ontsluiting door openbaar vervoer maakt een groot deel van het terrein zeer aantrekkelijk voor de ontwikkeling van bedrijven die ook behoefte hebben aan een gedeelte kantoren. Door de gunstige ligging van het gebied en de goede openbaar vervoersverbinding is de potentiële marktwaarde hoog. In de toekomst wordt deze nog eens extra verhoogd vanwege de ruimte die vrijkomt door de geplande heraanleg en bundeling van de Linkeroever knoop. Met een mogelijke nieuwe tramlijn en station (lange termijn) zou een belangrijke een belangrijke impuls aan het gebied gegeven worden. De bereikbaarheid van het terrein neemt toe en er ontstaan mogelijkheden voor ontwikkeling. Intensief en doordacht ruimtegebruik kan de waarde van het gebied nog meer verhogen bijvoorbeeld door het gemeenschappelijk gebruik van voorzieningen (parkings, …) of door ondergronds te bouwen. Het plangebied ligt in een hoogstedelijk gebied en is goed te bereiken met openbaar vervoer en auto. Juist hierdoor beperkt de opgave zich niet tot het ontwerpen van een plek, ook moet het terrein functies vervullen voor de directe omgeving: groenvoorziening, parkeren, … 10 GEWENSTE STRUCTUUR 10.1 Ontwerpend onderzoek In functie van het RUP is in de periode maart 2006 – juni 2007 ontwerpend onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1: document ontwerpend onderzoek). Het ontwerpend onderzoek heeft een ruimer gebied bekeken dan enkel het gebied Katwilgweg. Eén van de doelstellingen van dit onderzoek was immers om na te gaan voor welk gebied precies het instrument ‘RUP’ moest worden ingezet. Zo werden ook de gebieden tussen de spoorlijn en de E17, tussen Katwilgweg en het Regatta-project en Het Zand mee onderzocht. Het ontwerpend onderzoek tastte verschillende mogelijkheden van inrichting af en resulteerde in een plan voor de gewenste ontwikkeling van het bedrijventerrein. Het plan legt de visie en de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke structuur vast en geeft aanzetten voor de grootte en de geleding van bouwvolumes, functiezones, verkeersinfrastructuren, groene ruimtes en dergelijke meer. Het vormt een kader voor de concrete invulling van toekomstige projecten en is een werkinstrument voor planners, architecten, landschapsarchitecten, projectontwikkelaars, … Het resultaat van het ontwerpend onderzoek is tevens een onderdeel van het beleidskader van en voor de stad Antwerpen. 10.2 Ontwerpend onderzoek vertaald naar krachtlijnen voor het RUP Vanuit het ontwerpend onderzoek wordt de globale ontwikkelingsvisie vertaald naar ruimtelijke krachtlijnen voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied. Deze krachtlijnen zijn de sturende principes of bouwstenen voor het RUP. 10.2.1 Basislaag - uitgangsprincipe Het bedrijventerrein bestaat enerzijds uit een groen raamwerk (ingepast in de parkstructuur voor Linkeroever) en anderzijds uit bouwvelden
De volledige ontwikkeling van het bedrijventerrein Katwilgweg zal zich uitstrekken over een langere periode. Dit betekent dat het niet evident is om het gebied te laten ontwikkelen op basis van een eindplan. Toch wordt van een plan verwacht dat het voldoende houvast geeft maar ook flexibiliteit bezit om gedurende een lange periode van ontwikkeling, veranderingen en andere verwachtingen te kunnen opvangen. Daarom wordt gekozen voor een stedenbouwkundige opzet van het plan dat bestaat uit een groen raamwerk en uit bouwvelden. Het groene raamwerk deelt het plan op in stroken. De stroken vormen dan de bouwvelden die op een verschillende wijze kunnen worden ingericht. De stroken worden van elkaar gescheiden door doorgaand structureel groen. Het groene raamwerk levert een zekere stabiliteit en houvast in de tijd, het structureert en maakt het plan leesbaar. Het is ook het element dat aansluiting zoekt met de parkstructuur die voor Linkeroever naar voor wordt geschoven en op die manier de parkstructuur voor Linkeroever versterkt. De bouwvelden vormen de contramal van het groene raamwerk. Deze zones liggen binnen het groene raamwerk. Een ruime mate aan flexibiliteit in deze gebieden staat voorop. Verderzetten orthogonaliteit stedelijk weefsel Linkeroever Voor de inrichting van het bedrijventerrein worden aanknopingspunten gezocht in de structuur van Linkeroever. De basis van het grondpatroon van Linkeroever bestaat uit een orthogonale noord-zuid gerichte geleding. Deze orthogonaliteit wordt ook in het plan voor Katwilgweg verdergezet. 10.2.2 Publieke ruimte, groen , infrastructuur en toegankelijkheid Parkachtige noord-zuid georiënteerde groenzones op het bedrijventerrein
Verkeersorganisatie
Fiets- en voetgangersverkeer: Het fiets- en voetgangersverkeer wordt zoveel als mogelijk ingebed in het groene raamwerk. Het bedrijventerrein ook toegankelijk vanaf de op- en afrit nr. Linkeroever Na de realisatie van de Oosterweelverbinding zal de op- en afrit nr.6 Linkeroever niet langer fungeren als een op- en afrittencomplex. De stad heeft de intentie om in de toekomst het concept “Nieuwe Singel” uit te werken. Daarin is de op- en afrit Linkeroever niet langer een verbindingsweg, maar in de eerste plaats een stedelijke, publieke ruimte waar langzaam verkeer en openbaar vervoer de krijtlijnen voor het wegverkeer bepalen en ingebed worden is in een groene en open ruimte. In die visie wordt het op- en afrit nr. 6 Linkeroever een gebied met hogere verblijfs- en natuurlijke kwaliteiten, een aantrekkelijke en functionele leefomgeving van kantoren en voorzieningen naast wonen die deel uitmaken van een globaal programma voor multifunctionele stedelijke ontwikkeling. Ze zal rol spelen in het ontwikkelen van een de stedelijke parkstructuur. Het is een ruimte die zal werken als een ruimtelijke, groene, ecologische en functionele verbinding tussen de binnenstad en de buitenstad. Het realiseren van een Scheldebrug in het zuiden en selectieve overkappingen en fietsverbindingen in het noorden kaderen in de rol die het gebied hierin kan spelen. 10.2.3 Bebouwing Gedifferentieerde bouwzones of -clusters Zoals reeds aangehaald moet ook de bebouwing de noord-zuid gerichte orthogonaliteit – die elders terug te vinden is op Linkeroever – volgen. Een systeem van bebouwde stroken (afgewisseld met de groene stroken) legt zich over het terrein loodrecht op de Blancefloerlaan. In deze bouwstroken wordt een differentiatie aangebracht zowel op vlak van het gewenste beeld van de bebouwing als op het vlak van functies. Een aspect dat de identiteit van dit gebied immers sterk kan bepalen is de architectuur en de vormgeving van de gebouwen.
Bedrijven die een hoogwaardige architectuur nastreven voorzien langs de op- en afrit nr. 6 Linkeroever en de Blancefloerlaan
productiegerichte of licht industriële activiteiten ook aan relatief groot aandeel bureauwerk verricht wordt. Ook kantoren zonder loketfunctie zijn toegelaten omwille van de goede ontsluiting van de site met het openbaar vervoer (tram).
Ambachtelijke bedrijven in het centrale en het westelijke gedeelte van het bedrijventerrein
bedrijventerrein zich aan de buitenwereld als een samenhangend geheel zal presenteren. Daarom wordt ook de volledige voorgevel geplaatst op een vastgelegde bouwlijn. Naast de bouwhoogte en de verplichte bouwlijn zijn ook andere inrichtingsaspecten van belang in het bereiken van een optimaal ruimtegebruik, bijvoorbeeld gezamenlijk parkeren en het stapelen van functies (bedrijfshal-kantoor, bedrijfshal-parkeren, …). Het hanteren van een minimale bouwhoogte is een eerste aanzet voor zorgvuldig ruimtegebruik. Er wordt voorkomen dat bedrijfsgebouwen met een hoogte lager dan 9,00 meter gerealiseerd kunnen worden. Ook het opleggen van een minimaal bebouwingspercentage leidt tot zuinig ruimtegebruik. Buitenopslag mag in geen geval zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte. Daarom wordt ook verplicht opgelegd dat de voorgevel van de bedrijfsgebouwen over de volledige breedte van het terrein moet doorlopen.
De bestaande bedrijven tussen de Waterwilgweg en de Blancefloerlaan Voor de bestaande bedrijven tussen de Waterwilgweg en de Blancefloerlaan wordt geopteerd om deze te behouden en de nodige ontwikkelingskansen te geven. Het gaat overwegend om kleine panden die allemaal georiënteerd zijn naar de Waterwilgweg en de Katwilgweg en die zich presenteren naar de straatzijde toe. Qua bebouwingsdichtheid is sprake van een variatie. Sommige bedrijfspercelen zijn voor meer dan de helft volgebouwd en andere slechts voor een beperkt gedeelte. Opvallend is dat een groot deel van de onbebouwde delen van de bedrijfspercelen wordt gebruikt voor opslag of parking. De uitstraling van de bebouwing is gering. Omwille van de versnipperde eigendomsstructuur en aangezien uit een rondvraag bij de bedrijven blijkt dat het gaat om relatief jonge bedrijven, wenst de stad Antwerpen voor dit gebied geen voorschriften uit te werken die een hypotheek leggen op de verdere ontwikkeling ervan. Parkeren Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende parkeeroplossingen. De centraal gelegen bedrijven kunnen gebruik maken van gemeenschappelijke parkings die op een oordeelkundige manier aansluiten op de parkachtige opzet van de groenstroken. Indien dit onvoldoende zou zijn dan kan het bedrijf op eigen terrein en inpandig bijkomende plaatsen voorzien, evenwel gekoppeld aan parkeernormen opgenomen in de voorschriften. Aan de randen van het bedrijventerrein en vooral de strook langs de op- en afrit nr. 6 Linkeroever wordt parkeren op eigen terrein voorzien èn inpandig. Intensief en zorgvuldig ruimtegebruik: schakelen, stapelen, groeperen Compact en intensief bouwen wordt gestimuleerd. Door een herschikking en invulling van bedrijfs-percelen ontstaat een betere benutting van gronden wat resulteert in beter geconcipieerde ruimten. Er kan gedacht worden aan bedrijfsverzamelgebouwen, gemeenschappelijk gebruik van parkings, het tegen elkaar aanbouwen van gebouwen, … Intensiever houdt in meer mensen, activiteiten en/of bebouwing per oppervlakte-eenheid.
10.3 Gewenst totaalbeeld vanuit ontwerpend onderzoek Zoals reeds aangegeven is in het kader van dit RUP ontwerpend onderzoek uitgevoerd. Onderstaande figuren geven een beeld van hoe het gebied na ontwikkeling en inrichting eruit kan zien. Door het aanbieden van verschillende type bedrijfsgebouwen, wordt een gemengd project gerealiseerd. De planfilosofie gaat uit van een sterk landschappelijk georiënteerd bedrijventerrein. 10.3.1 Mogelijke ontwikkeling op langere termijn De eerste figuur geeft een beeld van hoe het bedrijventerrein er zou kunnen uitzien op lange termijn en in de meest ideale situatie. In deze ideale situatie wordt het gebied met de bestaande kleinere lokale bedrijven tussen de Waterwilgweg en de Katwilgweg herschikt zodat ook dit gebied volledig ingepast wordt in de orthogonale structuur van het globale bedrijventerrein. Figuur 14: mogelijke ontwikkeling bedrijventerrein Katwilgweg op lange termijn Figuur 15: ruimtelijke impressies bedrijventerrein Katwilgweg op lange termijn 10.3.2 Ontwikkeling zoals in het RUP zal worden opgenomen Echter, dit beeld voor het gebied tussen de Waterwilgweg en de Katwilgweg ook juridisch doorvertalen naar bestemmingen in het RUP is evenwel op deze moment niet wenselijk. Omwille van de versnipperde eigendomsstructuur en aangezien uit een rondvraag bij de bedrijven blijkt dat het gaat om relatief jonge bedrijven wenst de stad Antwerpen voor dit gebied geen bestemmingen vast te leggen die een hypotheek leggen op de verdere ontwikkeling ervan. Daarom is de keuze gemaakt om het deelgebied met de bestaande bedrijven te behouden en te beschouwen als een afzonderlijke cluster binnen de globale planopzet.
Figuur 16: realistisch resultaat ontwerpend onderzoek
Figuur 17: realistisch resultaat ontwerpend onderzoek Figuur 18: dwarse straatprofielen
11 GEWENSTE ONTWIKKELING VERTAALD NAAR VERORDENEND GRAFISCH PLAN EN VOORSCHRIFTEN 11.1 Verordenend grafisch plan De gewenste ontwikkeling van het plangebied zoals toegelicht in het vorige hoofdstuk wordt vertaald naar een verordenend grafisch plan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften. Dit plan met voorschriften bestaat uit zones en bijkomende aanduidingen die de verordenende vertaling zijn van de inhoudelijke opties die voor de inrichting van het bedrijventerrein noodzakelijk zijn.
De voorschriften bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van de bebouwing. Algemeen 1. Voorgaande algemene voorschriften 1.1. Op te heffen bestemming en voorschriften van het gewestplan Antwerpen (K.B. 03 oktober 1979) 1.2. Waterbeheer 1.3. Constructies in functie van duurzame energievoorziening 1.4. Constructies in functie van GSM-apparatuur 1.5. Gebouwen en constructies van openbaar nut 1.6. Specifieke aandachtspunten beoordeling aanvraag stedenbouwkundige vergunning i.f.v. duurzaamheidsaspecten 2. Terminologie Bijzondere voorschriften Categorie gebiedsaanduiding: bedrijvigheid
Categorie gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur Art. 6: Overdruk – werfzone
Figuur 19: ontwerp verordenend grafisch plan 11.2 Op te heffen gewestplanbestemmingen Bij inwerkingtreding van het ruimtelijk uitvoeringsplan Katwilgweg worden de voorschriften van de bestemmingen van het gewestplan ‘Antwerpen’ (K.B. 03 oktober 1979), die binnen de begrenzing van het ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Volgende bestemmingszone van het gewestplan worden met de inwerkingtreding van het ruimtelijk uitvoeringsplan Katwilgweg opgeheven:
11.3 Artikelsgewijze toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften De toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften moet samen met de stedenbouwkundige voorschriften gebruikt worden. De toelichting is nodig of nuttig om de voorschriften te lezen en toe te passen. Art. 1: Groen - parkachtig groen (Gr)
Toelichting Algemene visie groen bedrijventerrein Het bedrijventerrein ligt in de zachte ruggengraat van het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen, meer specifiek in het Scheldepark-Linkeroever. De algemene ontwikkelingsvisie voor dit bedrijventerrein gaat dan ook uit van een landschappelijke integratie en groene inrichting van het bedrijventerrein. De richtnorm die door de stad Antwerpen naar voor geschoven wordt is 40% groen en 60% bebouwing, inclusief verharding. Het groenconcept van het bedrijventerrein gaat uit van een groen raamwerk dat aantakt op de groene elementen uit de omgeving zoals Middenvijver en de groene buffers langs de infrastructuren. Het groen wordt als ordenend principe gehanteerd en dient als basis voor de verdere inrichting van het bedrijventerrein. Art. 2: Bedrijf (Be1)
Toelichting
Functie/doel van de zone voor bedrijf BE 1:
Algemeen: In deze zone wordt geopteerd voor een breed pakket aan bedrijvigheid waaronder kantoren. De kantoren hebben in geen geval een loketfunctie. De keuze om binnen deze zones van het bedrijventerrein mogelijkheden te voorzien voor kantoren vloeit voort uit:
1° de goede (toekomstige) bereikbaarheid vanuit het openbaar vervoer (huidige tramlijn en toekomstige tramlijn langs op- en afrit nr.6 Linkeroever; 2° de ligging langs de op- en afrit nr.6 Linkeroever en langs de N70/Blancefloerlaan 3° afstemming met de toekomstige invulling van het Regatta-project aan de andere zijde van de op- en afrit nr6 Linkeroever en het streven naar een stedelijk beeld langs beide zijden van wat een toekomstige Nieuwe Singel kan zijn.
Dergelijke bedrijvenzone trekt meer autoverkeer en personeel aan dan kleine en middelgrote ondernemingen. Om de parkeerbehoefte te beheersen wordt een maximale parkeernorm opgelegd. Daarnaast dienen alle parkeervoorzieningen geïntegreerd te worden in de gebouwen.
Deze zone is gericht op activiteiten waarvan het vrachtwagentransport beperkt is.
Gewenst beeld: Een belangrijk aspect dat de identiteit van het bedrijventerrein in de toekomst kan bepalen, is de architectuur en de vormgeving van de gebouwen. Daarom is het van belang dat op deze locatie diverse varianten volumetrisch en typologisch onderzocht worden zodat een stedelijke architectuur wordt verkregen. Naast een stedelijke architectuur moet het gaan om flexibele gebouwen die voor diverse invullingen (her)bruikbaar zijn. Door een aantal accenten in de skyline zal de aanwezigheid van een nieuw kwaliteitsvol bedrijventerrein verduidelijkt worden. De bouwvelden A1 tot en met A4 en de bouwvelden Aa tot en met Ad zijn in die zin symbolisch voor heel Katwilgweg. Ze liggen zowel aan de op- en afrit nr. 6 Linkeroever, de ruimte tussen de spoorlijn en Katwilgweg, als aan de E17. Een aparte expressie in de architectuur op deze plek is aangewezen. Daarom wordt in het bouwveld Ad (of Ac in geval er slechts 3 bouwvelden gerealiseerd worden) plaatselijk een hogere bouwhoogte toegelaten. Door deze accenten krijgt de ruimte naast het spoor en de R1- een representatieve baken die de eigenheid van het gebied ruimtelijk moet ondersteunen. In de overige delen van deze zone moeten representatieve en imagorijke gebouwen bijdragen tot een verzorgd en aantrekkelijk beeld vanaf de op- en afrit nr. 6 Linkeroever en moeten de positieve beeldvorming van het bedrijventerrein ondersteunen.
Er wordt uitgegaan van continuïteit in de voorgevels van de gebouwen. Daarom worden bouwlijnen vastgelegd waarop verplicht gebouwd moet worden. Door het opleggen van een continue voorgevel zal ook buitenopslag aan het zicht onttrokken worden. Wat – type bedrijven? In deze zone wordt gemikt op een breed gamma aan bedrijfsactiviteiten, van kleine en middelgrote ondernemingen en ambachtelijke bedrijven tot kantoren. Kantoren zijn enkel toegelaten boven de gelijkvloerse bouwlaag. Bovendien mag het niet gaan om kantoren met een loketfunctie. Elementen vast te leggen in stedenbouwkundige voorschriften - Inplanting gebouwen:° enkel binnen de bouwvelden aangeduid op grafisch plan; ° opleggen van een verplichte bouwlijn; ° gebouwen langs op- en afrit nr.6 Linkeroever: hoofdtoegangen gericht naar Katwilgweg/ op- en afrit nr.6 Linkeroever.
met uitzondering van het toelaten van het hoogteaccent waar de maximale bouwhoogte 46.50m bedraagt.Dit wordt in de voorschriften vertaald naar de aanduiding:
° parkeernorm opleggen van maximum 1,5 parking per 100m² bruto vloeroppervlakte ° ondergronds of inpandig parkeren verplichten (ook de toegangen van de parkings) ° opnemen van kwalitatieve toetsingscriteria inzake duurzaamheid, waaronder duurzame mobiliteit
Art. 3: Bedrijf (Be2)
Toelichting
Functie/doel van de zone voor bedrijf In deze zone gaat de voorkeur uit naar kleinere bedrijven die atelierruimte nodig hebben voor de vervaardiging, verwerking, opslag of assemblage, presenteren of verhandelen van producten.
Gewenst beeld: De bouwvelden B1 tot en met B6 worden met hun voorgevel gericht naar de zone voor groen – parkachtig groen (Art. 1). De bouwvelden worden opgevat als één samenhangend geheel. Door het opleggen van een continue doorlopende voorgevel op een verplichte bouwlijn zal de buitenopslag aan het zicht onttrokken worden. Dit waarborgt dat het bedrijvencomplex zich aan de buitenwereld als een geheel zal presenteren. Tegelijk stimuleert het investeerders om hun gebouw creatief in te vullen. Een zorgvuldige en kwaliteitsvolle afwerking ervan is gewenst. De positie van de gebouwen zorgt ervoor dat de groene centrale ruimte extra wordt benadrukt. De voorkeur gaat uit naar het bouwen van een bedrijfsverzamelgebouw, waarin verschillende bedrijven onder hetzelfde dak, maar onderverdeeld in modules hun activiteiten uitoefenen.
Omwille van de ligging langs de groene ruimten wordt voorzien in een afzonderlijke ‘laad en losweg’ voor vrachtwagens tussen de bedrijvenzones in, langs de achterzijde van de gebouwen.
Wat – type bedrijven?
Elementen vast te leggen in stedenbouwkundige voorschriften
° voorgevel gericht naar parkachtige groenzone ° opleggen van een verplichte bouwlijn ° halfopen bebouwing of bedrijfsverzamelgebouw
° ondergronds of inpandig parkeren verplichten (ook de toegangen van de parkings) ° opnemen van kwalitatieve toetsingscriteria inzake duurzaamheid, waaronder duurzame mobiliteit.
Art. 4: Bedrijf (Be3)
Toelichting
Functie/doel van de zone In deze zone zijn reeds bestaande KMO-bedrijven gevestigd. Het gaat overwegend om kleine panden die allemaal georiënteerd zijn naar de Waterwilgweg en de Katwilgweg en die zich presenteren naar de straatzijde toe. Qua bebouwingsdichtheid is sprake van een variatie. Sommige bedrijfspercelen zijn voor meer dan de helft volgebouwd en andere slechts voor een beperkt gedeelte. Opvallend is dat een groot deel van de onbebouwde delen van de bedrijfspercelen wordt gebruikt voor opslag of parking. De uitstraling van de bebouwing is gering.
Omwille van de versnipperde eigendomsstructuur en aangezien uit een rondvraag bij de bedrijven blijkt dat het gaat om relatief jonge bedrijven, wenst de stad Antwerpen voor dit gebied geen voorschriften uit te werken die een hypotheek leggen op de verdere ontwikkeling ervan. Daarom is gezocht naar voorschriften die rekening houden met de bestaande toestand.
Gewenst beeld (op lange termijn): Op lange termijn is het wenselijk dat deze zone zodanig wordt omgevormd dat ze ingepast wordt in de globale stedenbouwkundige structuur van het volledige plangebied.
Elementen vast te leggen in stedenbouwkundige voorschriften
° opnemen van kwalitatieve toetsingscriteria inzake duurzaamheid, waaronder duurzame mobiliteit.
Art. 5: Publiek domein - wegenis
Toelichting
Functie/doel van de zone voor infrastructuur: De verschillende bouwvelden worden met elkaar verbonden door middel van één centrale ontsluitingsweg, die aantakt op de Blancefloerlaan. Gezien de aard van de te verwachten bedrijvigheid is een parkeerstrook voor vrachtwagens niet noodzakelijk.
Daarnaast zijn wegen voorzien voor de bevoorrading van de bedrijven (laden en lossen. Deze liggen in principe langs de achterzijde van de bedrijfsgebouwen. Langs deze wegen is het niet gewenst om bomenrijen te voorzien.
Toelichting Functie/doel van de aanduiding ‘parkeerstrook’: Om het gunstig bereikbaarheidsprofiel van het plangebied te versterken wordt er ook werkt aan een parkeerbeleid. In de voorschriften zijn er niet alleen maximale parkeernormen opgenomen maar worden er ook enkele parkeerstroken voorzien in het plangebied. De parkeerstroken zijn voor gemeenschappelijk gebruik voorzien waardoor het aantal parkeerplaatsen op de bedrijfspercelen afneemt. Deze ingreep komt de algemene ruimtelijke visie ten goede waarbij het optimaal gebruik van oppervlakte enerzijds het streven naar compacte gesloten bebouwing bevorderen en anderzijds voor een duidelijkere grens tussen de bebouwde en groene zones moet bevorderen. Wat ? Aanduiding in overdruk voor parkeren op de rand van het Groen- parkachtig groen
Elementen vast te leggen in stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting
Functie/doel van de aanduiding ‘non-aedificandi’: Om te voorkomen dat de verschillende nutsleidingen die door het plangebied lopen beschadigd worden. Wat ? Aanduiding in overdruk voor de bestaande aardgasleiding. Elementen vast te leggen in stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting
Functie/doel van de aanduiding ‘interventieplatform spoor’: In het kader van het moderniseren en het verbeteren van de veiligheidsmaatregelen in spoortunnels, wenst NMBS-Holding een zone langs het spoor te vrijwaren voor de eventuele aanleg van een interventieplatform met bijhorende installaties (verhardingen, berging van interventiemiddelen,…). Het voorschrift moet zo opgesteld worden dat het in ieder geval niet de bedoeling kan zijn om in deze zone gebouwen op te richten, met uitzondering van eventuele gebouwen met een tijdelijk karakter.
Wat ? Aanduiding in overdruk gelegen in Groen- parkachtig groen –gebied, langs de sporen Elementen vast te leggen in stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting
Functie/doel van de aanduiding ‘tijdelijke ontsluitingsweg’: Om de hoofdontsluiting te kunnen realiseren zoals is vooropgesteld in het ontwerpend onderzoek zal een infrastructurele aanpassing noodzakelijk zijn van de Katwilgweg ter hoogte van het bouwveld A4 omdat de toekomstige ontsluiting van het bedrijventerrein anders zal verlopen zal dit gedeelte van de Katwilgweg haar functie verliezen. Daarom wordt voorzien dat de bestaande wegenis op termijn wordt opgebroken en ingericht als groene zone. Wat ? Aanduiding in overdruk voor bestaande weg Elementen vast te leggen in stedenbouwkundige voorschriften
Art. 6: Overdruk - werfzone
Toelichting
Functie/doel van de overdruk ‘werfzone’: Een deel van het plangebied moet tijdelijk gereserveerd blijven voor werfwerkzaamheden ten behoeve van de realisatie van de Oosterweelverbinding.
In het gewestelijk RUP voor de Oosterweelverbinding is reeds een werfzone opgenomen. Deze afbakening met bijhorende relevante voorschriften worden hernomen in het gemeentelijk RUP Katwilgweg als werfzone W1.
In het verder voorbereidend en gedetailleerder studiewerk en het nemen van minder hinder maatregelen in kader van impactmanagement voor de realisatie van de Oosterweelverbinding is gebleken dat het niet enkel noodzakelijk zal zijn om de werfzone zoals aangeduid in het GRUP Oosterweelverbinding integraal in gebruik te nemen, maar dat het ook nodig zal zijn om de aangrenzende bufferzones (bufferzones volgens gewestplan) in gebruik te nemen als werfzone.
Het in gebruik nemen van deze bufferzone als werfzone is noodzakelijk voor de aanleg van een tijdelijke werfweg vanaf de huidige oprit Linkeroever richting Kennedytunnel, naar de E34. Tevens zal het voor het uitvoeren van de werken aan de zuidelijk knoop nodig zijn om de huidige verbindingslus tussen E17 en E34 buiten gebruik te stellen. Om dit verkeer op te vangen wordt ondermeer binnen de hier voorgestelde werfzone W2 een bijkomende lus gebouwd van E17 naar E34. De aanleg ervan is – samen met de aanleg van andere werfwegen buiten het plangebied van het RUP Katwilgweg – nodig om extra verkeersdruk en sluipverkeer tijdens de werken in de woonzones van Zwijndrecht, Burcht en Linkeroever te vermijden. Hiermee wordt ondermeer tegemoetgekomen aan de milderende maatregelen zoals voorgesteld in het project-MER voor de Oosterweelverbinding.
Om aan bovenstaande maatregelen tegemoet te komen wordt in het gemeentelijk RUP Katwilgweg een tweede werfzone W2 opgenomen, in uitbreiding van werfzone W1. Wat ? Aanduiding in overdruk voor werfzone in groen- parkachtig groen gebied en zones voor bedrijvigheid. Elementen vast te leggen in stedenbouwkundige voorschriften
12 Ruimteboekhouding 12.1 Ruimteboekhouding t.a.v. gewestplan
Van de 17,89ha (178.934 m²) die op het gewestplan is bestemd als industriegebied, zal bij de inwerkingtreding van het RUP:
De 2 ha (20.268 m²) bestemd als buffergebied zal bij de inwerkingtreding van het RUP:
12.2 Ruimteboekhouding bestemmingszones RUP 13 REGISTER VAN DE PERCELEN DIE MOGELIJKS IN AANMERKING KOMEN VOOR PLANSCHADEVERGOEDING, PLANBATENHEFFING, BESTEMMINGSWIJZIGINGSCOMPENSATIE OF COMPENSATIE INGEVOLGE BESCHERMINGS VOORSCHRIFTEN In de bijhorende plannenbundel van het RUP en op bijgevoegd register, conform de wetgeving, wordt een overzicht gegeven van alle zones waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding (cf. VCRO art. 2.6.1.), een planbatenheffing (cf. VCRO art. 2.6.4.), een kapitaalschadecompensatie (cf. DGPB art. 6.2.1.) of een gebruikerscompensatie (cf. DGPB art. 6.3.1.) te controleren. De opname van percelen in dit register houdt dus niet in dat sowieso een heffing zal worden opgelegd of dat een vergoeding kan worden verkregen. Voor elk van de regelingen gelden voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden die per individueel geval beoordeeld worden. Het register kan dus geen uitsluitsel geven over de toepassing van die voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden. Dit register werd aangemaakt door het plan zoals het gold voor de bestemmingswijziging digitaal te vergelijken met het huidige plan. In een aantal gevallen verschilt de cartografische ondergrond waarop de bestemmingen werden ingetekend in het oude en het nieuwe plan. Daarom kunnen bij de digitale vergelijking beperkte fouten optreden. Het register moet met dat voorbehoud geraadpleegd worden.
Figuur 23: kaart planbaten 13.1 Planschade binnen het RUP Katwilgweg Daar de gebiedsaanduiding categorie ‘bedrijvigheid’ niet wijzigt, is het mogelijk dat volgens het register er geen planschade binnen het RUP Katwilgweg optreedt. Binnen het plangebied wijzigen verschillende zones van de bestemming ‘bedrijvigheid’ naar bestemming ‘groen’. Deze wijzigingen zouden volgens Art. 2.6.1 §2 en §3 uit de VCRO kunnen leiden tot planschade. Echter, daar het groen functioneel samenhangt met het bedrijventerrein kan gesteld worden het onder de gebiedscategorie ‘bedrijvigheid’ valt, en er bijgevolg geen planschade is. Of er effectief sprake is van planschade moet na de definitieve aanvaarding van het RUP, per perceel verder worden onderzocht. Dit overzicht spreekt zich louter uit over de bestemmingswijziging die aan de basis kan liggen van voormelde vergoeding, maar houdt geen rekening met de feitelijke eigendomsstructuur (een aantal percelen zijn bvb. in eigendom van de BAM, cf. Vlaams Gewest) noch met de decretaal voorgeschreven toepassingscriteria en uitzonderingsbepalingen. 13.2 Planbatenheffing binnen het RUP Katwilgweg Binnen het plangebied zijn er een 2-tal zones waarbij hun gebiedsaanduiding categoriewijziging van groen (natuurgebied en buffergebied) naar bedrijvigheid mogelijks tot een planbatenheffing kunnen leiden. Vermoedelijk zal de zone langs de Katwilgweg (natuurgebied volgens gewestplan), in het noorden van het plangebied, vervallen doordat deze waarschijnlijk is ontstaan door het gebruik van verschillende cartografische ondergronden bij de verschillende digitaal vergeleken plannen (deze zone valt namelijk grotendeels samen met de huidige Katwilgweg). Het driehoekige gebied in het zuid-westelijke van het plangebied zal de herbestemming naar Groen – parkachtig groen (Gr) door de opmaak van het RUP vermoedelijk aanleiding geven tot planbaten, omdat het groen functioneel samenhangt met het bedrijventerrein en dus onder de gebiedscategorie ‘bedrijvigheid’ valt. Echter, voor het gedeelte dat volgens het gewestplan bestemd is als bufferzone (T), zal na de definitieve aanvaarding van het RUP verder bepaald moeten worden of dit groen gezien kan worden als functioneel samenhangend met de nieuwe infrastructuur, dan wel functioneel samenhangt met het bedrijventerrein. Of er effectief sprake is van planbatenheffing moet na de definitieve aanvaarding van het RUP, per perceel verder worden onderzocht.
13.3 Kapitaalschadecompensatie en gebruikerscompensatie binnen het RUP Katwilgweg
Daar er in het plangebied geen zone met bestemming ‘landbouw’ is, zal er ook geen kapitaalschadecompensatie en/of gebruikerscompensatie binnen het RUP van toepassing zijn. 14 BIJLAGEN 14.1 Bijlage 1: document ontwerpend onderzoek 14.2 Bijlage 2: screeningsnota plan-MER plicht en advies 14.3 Bijlage 3: MOBER Bij het lezen van het MOBER moet rekening gehouden worden met een wijziging van de nummering van de bouwvelden in bedrijvenzone Be1. Deze wijziging werd doorgevoerd ter verduidelijking van de stedenbouwkundige voorschriften en wijzigt bijgevolg niets aan de doelstellingen en de inhoud van de voorschriften. De wijziging is als volgt doorgevoerd:
14.4 Bijlage 4: ontvangen schriftelijke adviezen plenaire vergadering
VOETNOTEN 1 Bron: s-RSA Antwerpen – informatief deel 2 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1997. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 3 Provincie Antwerpen, 2001. Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen 4 Stad Antwerpen, 2006. Strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen 5 6 Grondwater is al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met bodem of ondergrond staat. 7 Richtlijn 2001/42/EG van Europees Parlement en de Raad d.d. 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s 8 Op 13 december 2004 werd het Vlaamse Gewest immers formeel in gebreke gesteld door de Europese Commissie aangaande de omzetting van de richtlijn plan-MER. De Europese Commissie meende dat het DABM niet op afdoende wijze het toepassingsgebied afbakende 9 De bepalingen van het nieuwe plan-MER decreet zijn van toepassing op ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt 6 maanden na de datum van inwerktreding van het nieuwe plan-MER decreet (art. 49 van Decreet van 25 mei 2007 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu, energie en openbare werken, B.S. 19/06/2007) – i.c. vanaf 1 juni 2008 10 Besluit Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage 11 datum van opmaak ontbreekt, dit is de datum van ontvangst 12 Het volledige studierapport betreffende de mobiliteitsstudie is toegevoegd als bijlage bij de toelichtingsnota 13 D.w.z. dat er bij de opmaak van het MER van uitgegaan werd dat deze ontwikkelingen hoe dan ook zouden plaatsgrijpen 14 OVAM spreekt zich enkel uit over de sites en percelen waar zij over bruikbare gegevens beschikt (bodemonderzoek, analyse grondmonsters, ...) |