BPA NR.1-2-ST.-BAVOSTRAAT-DR.DONNYPLEIN EN OMGEVING | ||||||||||||||||||||
VOORAFGAAND ARTIKEL ALGEMENE BEPALINGEN 0.01 TERMINOLOGIE EN DEFINITIES voor de toepassing van de onderhavige voorschriften wordt verstaan onder: 1. AANEENGESLOTEN GEBOUW 2. ACHTERGEVELBOUWLIJN 3. AMBACHTELIJK BEDRIJF 4. AMBACHTELIJKE NIJVERHEID 5. AUTOBERGPLAATS 6. BALKON 7. BEBOUWINGSCOEFFICIENT 8. BEDAKING 9. BENEDENVERDIEPING 10. BERGPLAATS 11. BIJGEBOUW 12. BOUWHOOGTE 13. BOUWLIJN 14. BOUWSTROOK 15. BOUWVRIJE STROOK 16. BOUWVRIJE VOORTUINSTROOK 17. BOUWVRIJE ZIJTUINSTROOK 18. BOVENVERDIEPING 19. CONSTRUCTIE 20. DAKBASIS 21. DAKKAPEL 22. DAKKEEL 23. DAKRAAM 24. DAKTERRAS 25. DAKTUIN 26. DAKVENSTER 27. ERKER 28. EENSGEZINSHUIS 29. GEBOUW 30. GEGROEPEERDE BEBOUWING 31. GEKOPPELDE BEBOUWING 32. GELIJKVLOERS 33. HANDELSINRICHTING 34. HOEKGEBOUW 35. HOK 36. HOOFDGEBOUW 37. HUIS 38. HUIZENBLOK 39. KELDER 40. KELDERVERDIEPING 41. KLEINBEDRIJF 42. KLOKGEVEL 43. KOPGEBOUW 44. LESSENAARSDAK 45. LUIFEL 46. LOGGIA 47. MANSARDEDAK 48. MAXIMUMPROFIEL 49. PUNTDAK 50. PUNTGEVEL 51. SCHEIDSMUUR 52. SCHILDDAK 53. TENTDAK 54. TOPGEVEL 55. TRAPGEVEL 56. STRAATBEELD 57. STRAATWAND 58. UITBOUW 59. UITSPRONG 60. VERDIEPING 61. VOORGEVELBOUWLIJN 62. VRIJSTAANDE BEBOUWING 63. VRIJSTAANDE GEVEL 64. V/T 65. WONING 66. WOONGEBOUW 67. WOONHUIS 68. ZADELDAK 69. ZONE
0.02 Algemeen geldige voorschriften 1 Algemene bestemmingsvoorschriften
Zonering De volgende zones worden onderscheiden:
Voor ieder van deze zones zijn de hoofdbestemming en verschillende nevenbestemmingen bepaald, die al dan niet beperkt toegelaten worden. Deze zones zijn voor elk perceel of gedeelte van een perceel voorgesteld op het bestemmingsplan. De beperkingen en voorwaarden zijn omschreven in de respectievelijke artikelen, waarvan de onderstaande tabel een schematisch overzicht weergeeft, en waarbij voor de gebruikte tekens de volgende verklaring geldt: H: voorgeschreven hoofdbestemming T: toegelaten nevenbestemming, mits opgelegde beperkingen en verplichtingen 0: niet toegelaten bestemming Be: toegelaten nevenbestemming, alleen op benedenverdieping 1: toegelaten nevenbestemming op één verdieping, hetzij beneden-, hetzij bovenverdieping Bu: Gemeenschapsvoorzieningen op buurtniveau toegelaten In de op het bestemmingsplan aangeduide winkelstraten en centrumzones, mogen winkel- en horecabedrijven steeds de beneden- en de eerste bovenverdieping omvatten. Voor de op het bestemmingsplan aangeduide zones met culturele, historische en/of esthetische waarde en de zones voor beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten, gelden de voorschriften van artikelen 10 en 11, die de voorschriften van de overige artikelen in hun specifiek geval aanvullen en/of wijzigen. TABEL DER BESTEMMINGEN
3 Parkeerruimten Laad- en losplaatsen A. Algemene voorschriften:
B. Gegevens te verstrekken door de aanvrager
C. Bepalingen van de vereiste stallingscapaciteit 1. Vloeroppervlakte: berekeningswijze
2. Nieuwbouw, verbouwing, gebruikswijziging De normen uit 85.3 gelden:
D. Normen: De eerste kolom geeft aard of bestemming aan, de tweede het aantal vereiste stallingsplaatsen en laad- en losplaatsen.
N.B. afwijkingen (cfr.85.5) E. Afwijkingen
F. Afmetingen en toegankelijkheid van parkeerplaatsen en laad- en losplaatsen 1. Minimale afmetingen van stallingsplaatsen, laad- en losplaatsen en hun toegangen Opdat een stallingsplaats in aanmerking zou kunnen worden genomen bij de berekening van de stallingscapaciteit moeten de afmetingen overeenstemmen met de minima aangegeven op fig.1 en . Ook de toegangswegen moeten de op deze figuren aangegeven minimumafmetingen hebben. De op deze figuren tussen haakjes vermelde alternatieven mogen slechts samen worden toegepast als volgt: bij een kleinere breedte van de toegangsweg hoort een grote breedte van de stallingsplaats. Opdat een laad- en losplaats in aanmerking zou kunnen worden genomen moet ze min. 4 bij 15m meten, rechtstreeks toegankelijk zijn vanaf de openbare weg voor vrachtwagens waarvan de lengte met die van de laad- en losplaats correspondeert. 2. Toegankelijkheid van de stallingsplaats Elke parkeerplaats moet aan de toegangsweg grenzen. Bij wijze van uitzondering is het evenwel toegelaten bij woon- en kantoorgebouwen parkeerplaatsen te voorzien die slechts kunnen worden ingenomen na eventuele verplaatsing van één ander autovoertuig. 3. In- en uitritten
fig. 1 Parkeerruimte en toegangen: vakken 90° en 60°
fig. 2 Parkeerruimten en toegangen: vakken 45° en 30°
ZONERINGEN ARTIKEL 1 ZONE A VOOR WONINGEN Algemeen ordeningsvoorschrift
Deze woonzone wordt gevormd door die, reeds bebouwde, gebiedsdelen waar de woonfunctie primeert, doch waar tevens een, in hoofdzaak op buurt- en wijkniveau afgestemde dienstverlening, handels- en ambachtelijke bedrijvigheid aanwezig is. Deze functievermenging kan, voor zover ze niet hinderlijk is voor de woonfunctie, behouden worden of zelfs worden uitgebreid. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1.- BESTEMMING a) Hoofdbestemming Onbeperkt toegelaten: wonen: eengezinshuizen, meergezinshuizen b) Nevenbestemming Per pand is, naast de hoofdbestemming, slechts een der volgende nevenbestemmingen toegelaten, die, op buurtniveau, omwille van hun specifieke en frequente relatie tot het publiek, noodzakelijkerwijze en eng verbonden zijn met de woonfunctie en hiervoor geen abnormale hinder veroorzaken.
2.- AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN DE BESTAANDE TOESTAND
HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN DEEL 1 HOOFDGEBOUWEN 1.- ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT Woonhuizen met traditionele basisvormen (in hoofdzaak rechthoekig grondvlak) met inzonderheid langsheen de historisch gegroeide straten Heistraat en Laarstraat, bij voorkeur een schuine bedaking, om deze nog dominante dakvorm te bestendigen en verder te ontwikkelen. Door de schuine dakvorm, evenals door de vrijstaande en verspringende puntgevels, wordt het dakenspel en de nog bestaande relatieve kleinschaligheid verder beklemtoond. In straten met een overwegend of uitsluitend platte dakvorm, kan deze vorm behouden blijven of kan, als overgangsvorm, een vermenging van plat en schuin dak worden toegestaan. Bij eengezinshuizen zijn de hoofdzakelijke daglokalen op de benedenverdieping te situeren, zodat de eigen tuin er a.h.w. de verlenging der woonruimten is. 2.- BEBOUWINGSWIJZE a) Bij vernieuwbouw of wederopbouw Aaneengesloten, gekoppeld of vrijstaand, zoals de bestaande toestand b) Bij nieuwbouw in verkavelingen of op voorheen niet bebouwde percelen Aaneengesloten of gegroepeerd, met dien verstande dat aan de blinde scheidsmuur van reeds bestaande gebouwen, steeds dient aangebouwd te worden. 3.- PLAATSING VAN DE GEBOUWEN a) Voorgevel en naar de straat gerichte zijgevel Ofwel, op de voorgevelbouwlijn/rooilijn, tenzij voor een goede ruimtelijke ordening, of bij aansluiting aan de bestaande bebouwing met een voortuinstrook, het noodzakelijk of wenselijk is een voortuinstrook of achteruitbouwstrook in acht te nemen.
Ofwel, op de voorgevelbouwlijn, op die plaatsen waar een voortuinstrook opgelegd, of reeds aanwezig is. De diepte van de voortuinstrook zal, naargelang het geval, gelijk zijn aan de diepte van de bestaande voortuinen, ofwel bij nieuwe gevallen, minimum 6m en maximum 10m bedragen. b) De achtergevel van het hoofdgebouw, op de bovenverdieping Wordt bepaald door de determinerende achtergevels van de bestaande naastliggende woning, waarbij voor de bovenverdieping(en) een afwijking in méér dan maximum 2m kan worden toegestaan, met dien verstande dat de bouwdiepte der nieuwe gebouwen minimum 9m bedraagt, en het maximum profiel niet wordt overschreden. c) De afstand van de vrijstaande achtergevel tot de achtergrens van het perceel De afstand van de vrijstaande achtergevel van de benedenverdieping en/of de bovenverdieping(en) tot de achtergrens van het perceel, moet in elk geval minstens 5m bedragen, zonder dat hij evenwel kleiner mag zijn dan de hoogte van de vrijstaande achtergevel. d) Bij gekoppelde of vrijstaande bebouwing Kop- en zijgevels: op minimum 3,00m afstand van de perceelgrens. 4.- AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN a) Bouwhoogte Binnen de op verder vermelde maximum-profielen zijn volgende bouwhoogten vastgesteld: 1) Gebouwen met 1 bovenverdieping zijn verplicht in de: Doornstraat 2) Gebouwen met 1 of 2 bovenverdiepingen zijn toegelaten aan de : 3) Gebouwen met 2 bovenverdiepingen zijn verplicht aan de: b) Bouwdiepte 1) algemene regel De diepte van de benedenverdieping der hoofdgebouwen moet in harmonie zijn met de aanpalende gebouwen. Desbetreffende kan niet gerefereerd worden naar bestaande bouwdiepten die niet in overeenstemming of storend zijn met de omgeving. 2) bouwdiepte bij verkaveling of bij nieuwbouw op reeds gevormde percelen
Opmerking: 3) bouwdiepte bij aanbouw aan bestaande bebouwing Bij aanbouw aan de bestaande gebouwen waarvan de bouwdiepte deze van de maximum – profielen overtreft kan, om de toetreding van licht en lucht te bevorderen, de bebouwing van de benedenverdieping inzake oriëntering op de meest gunstige wijze worden uitgeput, zonder evenwel de maximum toegelaten bouwoppervlakte te overschrijden. De bouwdiepte der bovenverdieping(en) bedraagt minimum 9,00m en wordt als maximum begrensd door de verbindingslijn tussen twee punten, gelegen op 2m achter de achtergevel van de aanpalende gebouwen, gemeten op de perceelgrens, waarbij echter de maximum bouwoppervlakte (gevelbreedte x maximum bouwdiepte) niet wordt overschreden en er rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 1, hoofdstuk II, deel 1, 3. b en c hiervoor. c) Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Aan de bouwdiepten en bouwhoogten, hiervoor vermeld, kan afwijking worden verleend met betrekking tot het aanpassen van nieuwbouw aan de bestaande gebouwen der naastliggende panden, voor zover:
Maximum profielen A.- Gebouwen met één bovenverdieping onder schuin dak
B.- Gebouwen met twee bovenverdiepingen onder schuin dak
C.- Gebouwen met één bovenverdieping onder plat dak
D.- Gebouwen met twee bovenverdiepingen onder plat dak
5.- WELSTAND VAN DE GEBOUWEN a) Bedaking 1. Dakvorm a) Bij straatwanden of delen ervan waar reeds uitsluitend of overwegend schuine daken aanwezig zijn: 1) bij aaneengesloten bebouwing
2) bij vrijstaande bebouwing zadeldaken, tentdaken, schilddaken, puntdaken, mansardedaken 3) bij kop- en hoekgebouwen zadeldaken, schild- of wolfsdaken, mansardedaken. 4) delen van de benedenverdieping die niet gelegen zijn onder de schuine bedaking worden afgedekt met: ofwel plat dak, ofwel, enkel toegelaten bij aansluiting aan bestaande gebouwen: lessenaarsdak. b) Bij straatwanden of delen ervan waar reeds uitsluitend of overwegend platte daken aanwezig zijn:
2. Dakkapellen, dakvensters en dakramen a) Dakkapellen en dakvensters 1) plaats van oprichting op 0,40m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak op minstens 1,00m afstand van het midden der scheidmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers. 2) afmetingen
b) Dakramen In alle dakvlakken zijn in het dagvlak liggende dakramen toegelaten op een afstand van minimum 0,40m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minstens 1,00m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers. 3. Dakterrassen a. Bij schuine daken Dakterrassen, zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein of vanaf de voor het publiek toegankelijke plaatsen, zijn toegelaten indien zij geïntegreerd zijn binnen het volume van de dakvorm, zodanig dat de borstwering wordt gevormd door de voortzetting van de schuine dakvorm. Zij mogen worden geconstrueerd op minimum 0,40m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minstens 1,00m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers. b. Bij platte daken Dakterrassen zijn bij platte daken slechts toegelaten ter hoogte van het vloerpeil der bovenverdiepingen, mits inachtneming van de bepalingen van het burgerlijk wetboek. Dakterrassen ter hoogte van de bovenste verdieping zijn eveneens toegelaten, indien zij geconstrueerd zijn binnen het volume van het maximumprofiel, in vervanging van de bovenste verdieping, doch met dien verstande dat de voorgevel gerealiseerd wordt, in voorkomend geval, tot op de hoogte van het naastliggend gebouw. De zichtbaar blijvende scheidsmuren worden afgewerkt zoals vermeld onder punt 5.B.4. hierna. Een borstwering van minimum 1,00m hoogte bevindt zich op minimum 1,00m achter de voorgevel. 4. Bedekking der schuine daken De dakbedekkingen moeten inzake kleur in harmonie zijn met deze der bebouwde omgeving en inzonderheid met deze der naastliggende gebouwen. Zij zal bestaan uit: Ofwel niet – verglaasde pannen of daktegels met een rode tot bruin – rode of een donkergrijze tot zwarte kleur, ofwel (rechthoekige) leien met een donkergrijze tot zwarte kleur, in horizontale rijen geplaatst. 5. Schoorstenen Bij schuine daken der hoofdgebouwen worden de schouwen te paard op de nokken geplaatst. Zij worden uitgevoerd in dezelfde of evenwaardige gevelsteen als deze van de voorgevel. 6. Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Voor zover zij de dominerende karakteristieken van de schuine bedaking niet in het gedrang brengen wat betreft vorm en kleur, kunnen in het dakvlak liggende constructies worden toegelaten met het oog op het winnen van energie. Bij aansluiting aan bestaande gebouwen kan afwijking worden verleend aan de voorgaande bepalingen voor wat betreft de aard, vorm en kleur van de dakbedekkingsmaterialen en wat betreft de dakhelling, doch enkel op voorwaarde dat de eventuele afwijking een kwalitatieve verbetering van de woonomgeving betekent. b) Gevels en muren 1. Gevelgeleding en gevelopbouw Voor alle gevels zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein en vanaf de voor het publiek toegankelijke plaatsen, geldt het volgende:
2. Balkons, loggia s en vaste uitsprongen
3. Gevelmaterialen Voor alle gevels: Gevelsteen: Gebakken gevelsteen waarvan de kleur in harmonie is met de kleursfeer van het straatbeeld Natuursteen: Parementen in natuursteen moeten uitgevoerd worden in rechthoekig verband. Kunststeen is slechts toegelaten indien deze een witte of een blauwe hardsteenkleur vertoont. Beton- en metaalconstructies: Zichtbaar blijvende onderdelen van beton- en /of metaalconstructies dienen behandeld of geschilderd te worden in een kleur die harmonieert met de omgeving. Betonconstructies mogen echter hun natuurkleur behouden. Prefab- en kunststofmaterialen: Geprefabriceerde bouwelementen en bouwonderdelen en/of bouwmaterialen in kunststof zijn toegelaten voor zover ze duurzaam zijn en wat vorm en kleur betreft, in harmonie zijn met de omgeving. Bouwonderdelen en/of bouwmaterialen in kunststof zijn enkel toegelaten als vulmateriaal in de gevelconstructie tot een maximum van 15% van de geveloppervlakte. Bepleistering en schildering der gevels is verboden, behoudens voor vrijstaande gebouwen, en voor zover deze gebouwen door een groenscherm van de overige gebouwen zijn gescheiden. Een overmatige verscheidenheid van materialen en kleuren en het gebruik van in het oog springende gevelmaterialen, bekledingen, schrijnwerken, beglazingen en schilderingen zijn niet toegelaten. Blinde gevels zichtbaar vanaf de openbare weg, zijn verboden. Snelbouwsteen: Het gebruik van zichtbaar verwerkte snelbouwsteen is verboden. 4. Afwerking van vrijblijvende, vanaf de openbare weg zichtbare gedeelten van scheidsmuren Afwerking met:
5. Afsluitingen aan de openbare weg (andere dan voortuinafsluitingen)
Onbebouwde percelen of gedeelten van percelen, zoals binnenplaatsen en tuinen, palend aan de openbare weg, worden op de rooilijn of op de bouwlijn afgesloten met:
6. Reclame: 7. Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Bij aansluiting aan bestaande gebouwen kan afwijking worden verleend aan de voorgaande bepalingen voor wat betreft de aard, vorm en kleur van de gevelmaterialen doch enkel op voorwaarde dat de eventuele afwijking een kwalitatieve verbetering van de woonomgeving betekent.
DEEL 2 BINNENPLAATSEN EN TUINEN (INBEGREPEN VOOR- EN ZIJTUINEN) 1. ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT Bij elke woning moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijke open ruimte, moes- of siertuin, die als zodanig dien in stand gehouden. Zowel in voor- als achtertuinen dient een beplanting uitgevoerd met streekeigen bloeiende heesters, hoogstammige bomen en klimplanten, zodat na verloop van tijd deze beplantingen een wezenlijk onderdeel worden van de woonomgeving. 2.- VOORTUINEN EN ZIJTUINEN a) Aanleg Na de oprichting van het hoofdgebouw dient de strook als tuin te worden aangelegd en als dusdanig in stand gehouden. b) Afsluiting In de voortuinstrook en in de bouwvrije zijtuinstroken, tussen de erven onderling en tussen een erf en de openbare weg.:
c) Bebouwing
d) Reclame Zie bouwcode. 3.- BINNENPLAATSEN EN TUINEN a) Bestemming Het niet bebouwde of verharde deel van het perceel achter de strook voor hoofdgebouwen dient als open ruimte, moes- of siertuin te worden aangelegd en zijn als dusdanig in stand gehouden. In de tuinen, behoudens in de bouwvrije zijtuinstroken, zijn volgende bijgebouwen en constructies toegelaten:
b) Bijgebouwen en constructies
c) Plaatsing van de bijgebouwen 1) op niet hoekpercelen a. gevel gericht naar het hoofdgebouw:
ofwel,
b. overige gevels hetzij op de perceelsgrens hetzij op minimum 3,00m afstand ervan 2) op hoekpercelen a) gevel gericht naar de perceelsgrens waarop de scheidsmuur wordt gebouwd:
ofwel,
b) gevel aan de straatzijde: op de voorgevelbouwlijn, bepaald voor deze straat. c) overige gevels: hetzij op de perceelsgrens, hetzij op 3,00m afstand ervan. 3) Indien de benedenverdieping geen enkel lokaal bevat dat voor huisvesting bestemd of geschikt is, mag het perceel over zijn volledige oppervlakte worden bebouwd. d) Afmetingen van de bijgebouwen Bouwhoogte 1) op niet hoekpercelen, gemeten vanaf het grondpeil.
2) op hoekpercelen, gemeten vanaf het trottoirniveau a) de gevel aan de straatzijde: gemeten tot de bovenkant van de kroonlijst of deksteen: minimum 3,00m en maximum 4,00m. b) de overige gevels: zoals voor de niet – hoekpercelen 3) gekoppelde volumes met zadeldak gekoppelde volumes met zadeldak en met een doorlopende nok haaks op de perceelsgrens of met een gemeenschappelijke nok op de perceelgrens, zijn toegelaten mits wederzijds en schriftelijk akkoord tussen de eigenaars, waarbij deze zich tevens verbinden tot eenzelfde materiaalgebruik e) Welstand van de bijgebouwen 1) Dakvorm: plat dak of schuin dak met een helling van 40 – 45° 2) Materialen: a) voor de gevels:
b) voor de bedekking der schuine daken:
f) Erfscheidingen
g) Reclame 5.- AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN DE BESTAANDE TOESTAND Aan de voorgaande afschriften kan afwijking worden verleend voor wat betreft de plaatsing en de afmetingen van de bijgebouwen, constructies, verhardingen, en de aard van de beplantingen, op de uitdrukkelijke voorwaarde dat eventuele afwijkingen een wezenlijke verbetering van de woonomgeving betekenen. HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN 1.- ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT Verkavelingen, inzonderheid deze waarbij de aanleg van nieuwe straten voorzien kan worden, dienen in twee of meer fasen te worden uitgevoerd, naargelang het aantal percelen in de verkaveling. De eerste fase zal steeds gevormd worden door die percelen die aansluiten aan de reeds bestaande bebouwing en de percelen gelegen aan reeds bestaande en uitgeruste openbare wegen. Een volgende fase mag slechts worden aangevat wanneer de vorige fase voor minstens 2/3e van het aantal percelen is verkocht, en waarvan de helft reeds is bebouwd. De verkaveling dient derwijze te worden uitgewerkt dat, bij eengezinshuizen de hoofdzakelijke daglokalen op de benedenverdieping kunnen gesitueerd worden.
2.- AFMETINGEN VAN DE KAVELS a) Minimumbreedte van de kavels gemeten op de voorgevelbouwlijn:
b) Minimum oppervlakte van de kavels Bij percelen met een diepte van 30m en minder: 175m² Bij percelen met een diepte van méér dan 30m: 200m² Deze oppervlakten dienen eventueel vermeerderd met de oppervlakte van de bouwvrije strook aan de zijgevel. Daarenboven dient een minimum afstand van 10,00m bewaard tussen de vrijstaande achtergevel van de benedenverdieping en de achter - perceelgrens. c) Vorm van de kavels Indien het voor een goede ruimtelijke ordening wenselijk of noodzakelijk is, kan opgelegd worden dat de zijgrenzen van de percelen haaks op de rooilijn worden ontworpen, over een diepte die ten minste gelijk is aan de maximumdiepte van de hoofdgebouwen zoals bepaald in het maximum profiel, eventueel vermeerderd met de diepte van de voortuinstrook. 3.- AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN DE BESTAANDE TOESTAND Op grond van de bestaande toestand en/of de kadastrale perceelvorming, kan aan de voorgaande voorschriften afwijking worden verleend voor wat betreft de afmetingen en de vorm van de kavels, met het oog op de afwerking van de bebouwde omgeving.
ARTIKEL 2 ZONE B VOOR WONINGEN Algemeen ordeningsvoorschrift De Heistraat, tussen de Jules Moretuslei en de Bist, vormt samen het winkelcentrum de “Kern” en de Bist (BPA nr. 11) het centrum van de handels- en dienstensector.
HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of 1.- BESTEMMING a) Hoofdbestemming Onbeperkt toegelaten: handelshuizen met bewoning. b) Nevenbestemming: In de op het bestemmingsplan aangeduide winkelstraten en/of centrumzones zijn eveneens toegelaten:
HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN DEEL 1 HOOFDGEBOUWEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of 1.- ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT Bij handelsinrichtingen en indien de benedenverdieping geen enkel lokaal bevat dat voor huisvesting bestemd of geschikt is, mag het perceel over zijn volle oppervlakte worden bebouwd. 2.- BEBOUWINGSWIJZE Aaneengesloten, zoals de bestaande toestand. 3.- PLAATSING DER GEBOUWEN Indien de benedenverdieping geen enkel lokaal bevat dat voor huisvesting bestemd of geschikt is, mag de benedenverdieping tot op de achterperceelgrens worden bebouwd. 4.- AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN a) Bouwhoogte binnen de op verder vermelde maximum profielen is de hoogte als volgt vastgesteld:
St. Camillusstraat
Jules Moretuslei, Heistraat.
Vanaf het hoekgebouw met 2 bovenverdiepingen aan de St. Camillusstraat, dient een overgangsprofiel te worden gerealiseerd naar de bouwhoogte van 5 bovenverdiepingen. b) Bouwdiepte zie maximumprofielen op verdere pagina. 1) algemene regel Indien de benedenverdieping geen enkel lokaal bevat dat voor huisvesting bestemd of geschikt is, mag het perceel over zijn volle oppervlakte worden bebouwd. 2) bouwdiepte bij verkaveling of bij nieuwbouw op reeds gevormde percelen Benedenverdieping: Indien de benedenverdieping geen enkel lokaal bevat dat voor huisvesting bestemd of geschikt is, mag het perceel over zijn volle diepte worden bebouwd. 3) bouwdiepte bij aanbouw aan bestaande bebouwing Indien de benedenverdieping geen enkel lokaal bevat dat voor huisvesting bestemd of geschikt is, mag het perceel over zijn volle oppervlakte worden bebouwd. Maximum profielen A.- Gebouwen met één bovenverdieping onder schuin dak
B.- Gebouwen met twee bovenverdiepingen onder schuin dak
C.- Gebouwen met één bovenverdieping onder plat dak
D.- Gebouwen met twee bovenverdiepingen onder plat dak
5.- WELSTAND VAN DE GEBOUWEN B) Gevels en muren 3. Gevelmaterialen
Inzake winkelpuien en de gevels op de benedenverdieping van horeca- en ontspanningsaangelegenheden, worden echter de toepassing van opvallende materialen en kleuren ten uitzonderlijke titel toegestaan, in typische winkelstraten en centrumzones, op voorwaarde van een aanvaardbare harmonie met de omgeving. 5. Afsluitingen aan de openbare weg (andere dan voortuinafsluitingen) Onbebouwde percelen of gedeelten van percelen, zoals binnenplaatsen en tuinen, palend aan de openbare weg, worden op de rooilijn of op de bouwlijn verplicht afgesloten met:
DEEL 2 BINNENPLAATSEN EN TUINEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen.
1. ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT In winkelstraten en centrumzones en indien de benedenverdieping geen enkel lokaal bevat dat voor huidvesting bestemd of geschikt is, mag het perceel over de volle oppervlakte worden bebouwd. 4. BINNENPLAATSEN EN TUINEN b) Bijgebouwen en constructies
c) Plaatsing van de bijgebouwen
d) Afmetingen van de gebouwen Bouwhoogte 1) op niet hoekpercelen, gemeten vanaf het trottoirniveau.
2) op hoekpercelen
HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen”
ARTIKEL 3 ZONE C VOOR WONINGEN Algemeen ordeningsvoorschrift Deze zone wordt gekenmerkt door in hoofdzaak eengezinshuizen en kleine meergezinshuizen met 1 en 2 bovenverdiepingen. Deze woningen vertonen de specifieke kenmerken van hun bouwperiode: gaande van de eengezinswoning met schuin dak en zonder garage, tot de woning met keldergarages of de bel – étagewoningen met plat dak, een garage op de benedenverdieping en de woonruimten op de bovenverdiepingen. De totaliteit der bebouwing heeft één kenmerk gemeen: zij heeft uitsluitend een woonfunctie. Belangrijke wijziging aan deze eigenschap, zou de woonomstandigheden er ernstig kunnen verstoren. Het is daarom niet wenselijk in deze zone bv. commerciële of andere verkeersaantrekkende functies toe te laten. Om echter tegemoet te komen aan een gerechtvaardigde vraag, kunnen zeer beperkte buurtgebonden kleinwinkelbedrijven worden toegelaten, uitsluitend op de benedenverdieping en met uitsluiting van magazijnen of producerende activiteiten. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1.- BESTEMMING a) Hoofdbestemming: Onbeperkt toegelaten: wonen: eengezinshuizen, meergezinshuizen b) Nevenbestemming:
Nevenbestemmingen die op buurtniveau, omwille van hun specifieke en frequente relatie tot het publiek, noodzakelijkerwijze en eng verbonden zijn met de woonfunctie en hiervoor geen abnormale hinder veroorzaken.
HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN DEEL 1 HOOFDGEBOUWEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1. ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT Woonhuizen met traditionele basisvormen (in hoofdzaak rechthoekig grondvlak) met een schuine bedaking of met plat dak naargelang de bestaande toestand. Door de schuine dakvorm, evenals door de vrijstaande en verspringende puntgevels wordt het dakenspel en de bestaande kleinschaligheid bestendigd. In straten en/of gebouwengroepen met plat dak kan deze dakvorm worden verder gezet. Bij eengezinshuizen zijn de hoofdzakelijke daglokalen op de benedenverdieping te situeren, zodat de eigen tuin er a.h.w. de verlening van is. 4. AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN a) Bouwhoogte: zie maximumprofielenzone A voor woningen,
St. Camillusstraat St. Sebastiaanstraat Kerkhofstraat Kortestraat Druivenstraat Godshuisstraat Karel Pomastraat Vaderlandstraat Alfons Wellensstraat Dr. Donnyplein Pastoor Schattenstraat Klapsroosstraat Houthulststraat Iepermanlei (gekoppelde bebouwing) Edegemse steenweg Bloemenveld Kerkeveldstraat
b) Bouwdiepte: zie maximumprofielen zone A voor woningen, DEEL 2 BINNENPLAATSEN EN TUINEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1. ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT Bij elke woning moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijke open ruimte, moes- of siertuin, die als zodanig dien in stand gehouden. Zowel in voor- als achtertuinen dient een beplanting uitgevoerd met streekeigen bloeiende heesters, hoogstammige bomen en klimplanten, zodat na verloop van tijd deze beplantingen een wezenlijk onderdeel worden van de woonomgeving. De bebouwing van de tuinen dient tot een minimum beperkt, teneinde de open ruimte zoveel mogelijk te behouden. 4. BINNENPLAATSEN EN TUINEN b) Bijgebouwen en constructies Maximum bebouwd oppervlakte: 15m² In deze oppervlakte zijn de verhardingen die toegang geven tot deze 15m² niet begrepen. Deze toegangen hebben een breedte van maximum 1/3 van de perceelbreedte, doch is beperkt tot maximaal 3m. HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen”
ARTIKEL 4 ZONE D VOOR WONINGEN Algemeen ordeningsvoorschrift Deze zone is gekenmerkt door haar meer residentieel karakter. De bebouwing bestaat er hoofdzakelijk uit recente verkavelingen voor residentiële villabouw en voor vrijstaande en gekoppelde bebouwing. De private tuinen zijn relatief groot en de groenvoorziening is er meestal ruim aanwezig. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1.- BESTEMMING
HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN DEEL 1 HOOFDGEBOUWEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1.- BEBOUWINGSWIJZE Ofwel vrijstaand, ofwel gekoppeld. 2.- PLAATSING VAN DE GEBOUWEN
3.- AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN a) Bouwhoogte: gemeten vanaf het trottoirniveau tot bovenkant kroonlijst of deksteen: maximum 7,00m. b) Bouwdiepte bij verkaveling of nieuwbouw op reeds gevormde percelen c) Voorgevelbreedte van de gebouwen bij vrijstaande bebouwing: 8,00m minimum 4.- WELSTAND VAN DE GEBOUWEN A. Bedaking 1) Bij vrijstaande, gekoppelde of gegroepeerde bebouwing: Zadel- , tent- , schild- , wolfs- , punt- of mansardedaken, met een helling van minimum 30° en maximum 60°. Uitbouwen op de benedenverdieping van het hoofdgebouw mogen worden afgedekt met een plat dak. B. Gevels en muren 6.- RECLAME Elke vorm van reclame is verboden. DEEL 2 BINNENPLAATSEN EN TUINEN (INBEGREPEN VOOR- EN ZIJTUINEN)
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1.- ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT In deze zone vormen de gebouwen en hun tuinen a.h.w. één geheel. Daarom dienen alle werken en handelingen in de tuinen gericht te zijn op het behoud, de sanering en/of de uitbreiding van de bomen en heesterbestand, waarbij het bestaande sortiment dient bestendigd en/of vervolledigd, naargelang het karakter der tuinen (parktuin, franse tuin of andere karakteristieke tuinvormen). 2.- VOORTUINEN EN ZIJTUINEN a) Afsluiting In de voortuinstrook en in de bouwvrije zijtuinstroken, tussen de erven onderling en tussen een erf en de openbare weg: De voorschriften van zone A zijn van toepassing. 3.- BINNENPLAATSEN EN TUINEN a) Bestemming
b) Bijgebouwen en constructies De gezamenlijke oppervlakte der bijgebouwen en constructies mag niet meer bedragen dan 10% van de bestemmingszone voor woningen, met een maximum van 265m². c) Afmetingen van de bijgebouwen Bouwhoogte: Gemeten vanaf het grondpeil tot bovenkant kroonlijst op deksteen: maximum 3,00m. d) Plaatsing van de bijgebouwen en constructies 1) op niet hoekpercelen
2) op hoekpercelen
e) Welstand van de gebouwen f) Reclame: Elke vorm van reclame is verboden. 6.- AANLEG VAN DE STROOK
HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiervermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1.- AFMETINGEN VAN DE KAVELS bij vrijstaande bebouwing: minimum 15,00m.
ARTIKEL 5 ZONE E VOOR WONINGEN Algemeen ordeningsvoorschrift Deze zone is bestemd om, door middel van openbare en/of privé initiatieven, ontwikkeld te worden tot een woongebied met ééngezins- en/of meergezinshuizen, op basis van een op te stellen gedetailleerd totaalontwerp. Hierbij dient de nodige aandacht besteed aan de natuurlijke gegevenheden van het terrein, bv. hoogstammige bomen, bebossing, waterlopen, e.d., alsmede aan de ontsluiting van het gebied d.m.v. penetratiewegen (zonder doorgaand verkeer naar wegen van een hoger niveau) voor het gemotoriseerd verkeer en d.m.v. fiets- en voetgangerspaden naar de omringende openbare wegen. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiernavermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1.- BESTEMMING a) Hoofdbestemming Onbeperkt toegelaten: wonen: eengezinshuizen en meergezinshuizen b) Nevenbestemming.
HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN A.- INDIEN HET TOTAAL ONTWERP GEHEEL OF GEDEELTELIJK VOORZIET IN EEN VERKAVELING MET PERCELEN VOOR INDIVIDUELE WONINGBOUW MET PRIVATE TUINEN. DEEL 1 HOOFDGEBOUWEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiernavermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1.- ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT De bebouwing zal geschieden volgens een stedenbouwkundig totaalontwerp. De woningen zullen in hoofdzaak voorzien zijn van een schuine bedaking. Bij eengezinshuizen zijn de hoofdzakelijke daglokalen op de benedenverdieping te situeren, zodat de eigen tuin er a.h.w. de verlenging van vormt. 2.- BEBOUWINGSWIJZE Gekoppeld, gegroepeerd of aaneengesloten 3.- AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN a) Bouwhoogte: Zie maximum profielen op volgende pagina b) Bouwdiepte Zie maximum profielen op volgende pagina DEEL 2 BINNENPLAATSEN EN TUINEN Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiernavermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1.- ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT Bij elke woning moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijke open ruimte, als groene ruimte, sier- of moestuin, die als dusdanig wordt in stand gehouden. Zowel in voor- als achtertuinen dient een beplanting te worden uitgevoerd met streekeigen bloeiende heesters, hoogstammige bomen en klimplanten, zodat na verloop van tijd deze beplantingen een wezenlijk deel vormen van de woonomgeving. 2.- BINNENPLAATSEN EN TUINEN a) Bijgebouwen en constructies. Maximum bebouwde oppervlakte: 15m² In deze oppervlakte zijn de oppervlakten die toegang geven tot deze 15m² niet begrepen. Deze toegangen hebben een breedte van maximum 1/3 van de perceelbreedte, doch is beperkt tot maximaal 3m. Maximum profielen A.-Gebouwen met één bovenverdieping onder schuin dak
B.-gebouwen met 2 bovenverdiepingen onder schuin dak
HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiernavermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. B.- INDIEN HET TOTAAL ONTWERP GEHEEL OF GEDEELTELIJK VOORZIET IN VRIJ INGEPLANTE MEERGEZINSHUIZEN MET GEMEENSCHAPPELIJKE OPEN RUIMTEN. DEEL 1 - HOOFDGEBOUWEN 1.- ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT De bebouwing zal geschieden volgens een stedenbouwkundig totaalontwerp. Inzonderheid wanneer dit totaalontwerp in meerdere fasen en/of meerdere bouwpercelen wordt gerealiseerd door verschillende bouwheren en architecten, zal er naar gestreefd worden om, in verscheidenheid, toch een harmonische architecturale totaliteit te doen ontstaan, bij voorkeur door het aanwenden van eenvoudige vormen en sobere materialen. In deze totale samenhang dient evenwel de herkenbaarheid van de eigen woning duidelijk aanwezig te zijn. Bij een vermenging van meergezinswoningen en eengezinswoningen dient de privacy der private tuinen bij de eengezinswoningen te worden gevrijwaard tegen inkijk vanaf het openbaar domein en vanuit woningen of bovenverdiepingen. 2.- BEBOUWINGSWIJZE Vrij ingeplant volgens een totaalontwerp. 3.- BEBOUWINGSDICHTHEID a) Verhouding vloer/terrein: V/T = maximum 1,5. In deze verhouding is V: de som van alle vloeroppervlakten der hoofd- en bijgebouwen, buitenwerks gemeten. De ondergrondse vloeroppervlakten worden niet meegerekend. In deze verhouding is T: de netto perceelsoppervlakte, na aftrek van de openbare wegenis en/of openbaar domein. b) Bezettingscoëfficiënt:
4.- VRIJE RUIMTEN
5.- PLAATSING VAN DE GEBOUWEN a) Minimumafstand t.o.v. de perceelgrenzen. T.o.v. zij- en achtergrenzen: binnen een gabarit van 45° vertrekkend op de perceelgrens. b) Minimumafstanden t.o.v. de rooilijnen.
c) Minimumafstand t.o.v. de bestaande bebouwing. T.o.v. de zijgevels: Op minimum 3,00m afstand van de perceelgrens en binnen een gabarit van 45° vertrekkend op de hoogte van het aanpalend hoofdgebouw. T.o.v. de achtergevels: De afstand tussen de achtergevels is gelijk aan of groter dan 2x de hoogte van het hoogste gebouw, met een minimum van 20,00m. d) Minimumafstanden tussen de gebouwen onderling (meerdere gebouwen of eenzelfde perceel).
e) Afwijkingen
6.- AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN Bouwhoogte Gemeten vanaf het trottoirniveau tot bovenkant van kroonlijst of deksteen: minimum: 3,00m (benedenverdieping en één bovenverdieping) maximum: 18,00m (benedenverdieping en maximum 2 bovenverdiepingen) Nokhoogte In geval van schuine bedaking: minimum: 4,50m boven de kroonlijsthoogte (dakbasis minimum 9,00m) 7.- WELSTAND VAN DE GEBOUWEN A. Bedaking 1. Dakvorm: Vrij, binnen een gabarit van 45°, vertrekkend op het snijpunt van het gevelvlak met de horizontale ter hoogte van de kroonlijst. 2. Gevels en muren. Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen”. DEEL 2 BINNENPLAATSEN EN TUINEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiernavermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 1.- ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT De beplantingen van de gemeenschappelijke groene ruimten dient, bij voorkeur, te gebeuren met streekeigen, hoogstammige loofbomen en bloeiende heesters. In dit verband verdient het aanbeveling om, op geschikte plaatsen, het gebruik van breedkruinige hoogstam toe te passen. Het accentueren van Erfscheidingen door coniferen is te vermijden. Coniferen zullen eventueel slechts aangewend worden als solitair, of als groenblijvend zichtscherm t.o.v. dicht bij elkaar gelegen woonlokalen. Door het gebruik van “wijkers” en “blijvers” in de beplantingen zullen deze in de kortst mogelijke tijd een wezenlijk deel van de woonomgeving vormen. 3.- BINNENPLAATSEN EN TUINEN (INBEGREPEN VOORTUINEN EN ZIJTUINSTROKEN) a) Bestemming De niet – bebouwde of niet – verharde delen van het perceel, evenals de terrassen boven de ondergrondse of half – ondergrondse constructies, dienen als groene ruimten te worden ingericht en als dusdanig voortdurend in stand gehouden In deze zone zijn, behoudens in de bouwvrije zijtuinstroken en voor zover ze begrepen zijn in de bezettingscoëfficiënt vermeld onder hoofdstuk III, B, deel 1, 3b., volgende bijgebouwen toegelaten: gegroepeerde garages, nuttige of decoratieve tuingebouwen of constructies zoals sportinstallaties, voor zover deze gebouwen en constructies niet voor bewoning of de uitoefening van een beroepsbezigheid kunnen dienen. b) Plaatsing van de bijgebouwen. Op de perceelgrens of op minstens 3,00m ervan. c) Afmetingen van de bijgebouwen. Bouwhoogte: gemeten vanaf het grondpeil: maximum 3,00m d) Welstand van de bijgebouwen. Dezelfde voorschriften gelden als voor de hoofdgebouwen. e) Erfscheidingen
f) Reclame 6.- AANLEG VAN DE STROOK Binnenpleinen, wegen of andere soorten van verhardingen, kunnen op elke plaats van het perceel, met inbegrip van de vrije ruimten, worden toegelaten ten belope van 15% van de perceeloppervlakte. Verhardingen dienen aangelegd in niet – monoliete materialen, decoratief verwerkt. Verhardingen mogen slechts worden aangelegd tot op minimum 0,50m afstand van de perceelgrens. Per perceel is slechts één in- en uitrit toegelaten met een maximumbreedte van 3,00m. Onmiddellijk na de oprichting van de gebouwen dienen de groene ruimten te worden aangelegd en te worden beplant met streekeigen hoogstammige bomen en heesters. Dienen gerespecteerd: de natuurlijke gegevenheden van het terrein, voor zover zij waardevolle elementen bevatten zoals bv. waterlopen, waardevolle hoogstammige bomen of bomengroepen e.d. Ter bescherming van de hoogstammige bomen dienen de maatregelen getroffen zoals omschreven in artikel 10 hierna. HOOFDSTUK IV OPENBARE INFRASTRUCTUUR 1.- ONTSLUITING VAN DE ZONE Gemotoriseerd verkeer: Penetratiewegen, zoals schematisch aangeduid op de kaart. Geen doorgaand verkeer naar openbare wegen van een hoger niveau. Fietsers- en voetgangersverkeer Verbindingspaden, zoals schematisch aangeduid op de kaart. 2.- OPENBAAR BUURTGROEN. In het totaal ontwerp dienen openbare groenruimten te worden opgenomen ten behoeve van de buurtbewoners, op basis van de volgende normen: Per 30 – 50 woningen: rusthoekje/speelhoekje van minimum 300m². Per 150 – 200 woningen: buurtparkje van minimum 3000m². HOOFDSTUK V VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN
Belangrijke opmerking: Dezelfde voorschriften gelden als voor “zone A voor woningen” behoudens de hiernavermelde aanvullingen, beperkingen en/of verplichtingen. 2.- GROOTTE VAN DE KAVELS Verkaveling is slechts toegestaan per volledig afgewerkt woongebouw of groep van woongebouwen die één architecturaal geheel vormen, en volledig vrijstaand op het perceel worden opgetrokken. 3.- VORM VAN DE KAVELS Indien het voor een goede ruimtelijke ordening wenselijk of noodzakelijk is, kan opgelegd worden dat de zijgrenzen van de percelen haaks op de rooilijnen worden ontworpen, over een diepte die ten minste gelijk is aan de diepte der hoofdgebouwen, eventueel vermeerderd met de diepte van de voortuinstrook.
ARTIKEL 6 ZONE F MET BIJZONDERE BESTEMMING Algemeen ordeningsvoorschrift Gelet op de ligging en de vorm van deze zone tussen de Rijksweg 242 en de Jules Moretuslei, is deze zone voor een woonfunctie ongeschikt. Om het blijvend braakliggen van deze terreinen te voorkomen, is het wenselijk er een bijzondere bestemming te voorzien met een gelijkvloerse bebouwing en ruime groenvoorziening. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1.- BESTEMMING Met uitsluiting van enige vorm van wonen:
a) Hoofdbestemming: b) Nevenbestemming: Ongeacht de hoofdbestemming is, per pand, integraal toegelaten:
2.- AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN DE BESTAANDE TOESTAND
HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN
1.- BEBOUWINGSWIJZE Vrij ingeplant binnen de op de kaart aangeduide zone. 2.- PLAATSING VAN DE GEBOUWEN
3.- AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN a) Bouwhoogte: Gemeten vanaf het trottoirniveau tot bovenkant kroonlijst of de deksteen: minimum 3 en maximum 5m, met dien verstande dat de hoogte van het gebouw steeds moet begrepen zijn binnen het profiel, gevormd door een hoek van 45° met de horizontale, vertrekkend op een hoogte van 3m boven de erfscheiding. Maximumhoogte van de nok van een schuin dak: 6,00m. b) Bebouwingscoëfficiënt Maximum 50% van een perceelsoppervlakte mag worden bebouwd. c) Bouwdiepte Bebouwing is slechts toegelaten bij een minimum bouwdiepte van 10m. 4.- WELSTAND VAN DE GEBOUWEN a) Dakvorm: Vrij, met dien verstande dat bij een schuine bedaking, de nokhoogte maximum 6,00m bedraagt. b) Materialen
c) Erfscheidingen
d) Reclame Zie bouwcode. 5.- AANLEG VAN DE STROOK
6.- VOORTUINSTROOK a) Aanleg Na de oprichting van het hoofdgebouw dient de strook als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig in stand gehouden. Alleen het gedeelte van de grond dat als toegang tot de gebouwen wordt gebruikt, mag worden verhard ten belope van maximum 30% van de oppervlakte van de strook. b) Afsluiting In de voortuinstrook en in de bouwvrije zijtuinstrook, tussen de erven onderling en tussen de erven en de openbare weg: muurtje in gevelsteen in overeenstemming met deze van de voorgevel, waarvan de hoogte maximum 0,40m bedraagt, behoudens de posten naast de ingangen waarvan de hoogte maximum 1,00m bedraagt. c) Bebouwing Behoudens de toegelaten uitsprongen in het voorgevelvlak en de afsluitingen: alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten. d) Reclame Zie bouwcode. 7.- Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand. Aan de voorgaande voorschriften kan afwijking worden verleend voor wat betreft de plaatsing en de afmetingen van de gebouwen, verhardingen, en de aard van de beplantingen, op uitdrukkelijke voorwaarde dat eventuele afwijkingen een wezenlijke verbetering van de omgeving betekenen. HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN
Verkaveling van de zone is mogelijk voor zover de diepte van de gevormde percelen een bouwdiepte van minimum 10m toelaat
ARTIKEL 7 ZONE VOOR PRIVAAT GROEN Algemeen ordeningsvoorschrift Teneinde het dichtbouwen van de open ruimten te voorkomen, dient de zone als groene ruimte te worden aangelegd, waarbij een absoluut bouwverbod geldt. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1.- BESTEMMING Groene ruimten, sier- en moestuinen. HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN 1.- BEBOUWING 2.- AANLEG VAN DE STROOK De strook dient als groene ruimte, sier- en moestuinen te worden aangelegd en als dusdanig voortdurend in stand gehouden. 3.- RECLAME Elke vorm van reclame is verboden. HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN 1.- VERKAVELING Verkaveling der terreinen binnen de op de kaart aangeduide zone, is slechts toegelaten in functie van een verkaveling aan de voorliggende grond, palend aan de openbare weg.
ARTIKEL 8 ZONE VOOR PARKGEBIEDEN Algemeen ordeningsvoorschrift Deze gebieden moeten zodanig worden ingericht dat ze hun sociale functie kunnen vervullen als openbaar park of privé – parkdomein, voor passieve dagrecreatie, doch met het oog op het behoud van de eigen aard, de bescherming van de fauna en de flora, hun gemeenschappelijke groeiplaatsen, evenals het landschap, de bodem, de ondergrond en het water. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1.- BESTEMMING
2.- AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN DE BESTAANDE TOESTAND Op grond van de bestaande toestand of inrichtingswerken kunnen de voornoemde bestemmingen nader gespecifieerd of uitgebreid worden, zonder echter afbreuk te doen aan de hoofdbestemming als park HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN 1.- BEBOUWING Enkel constructies ter uitrusting van de hoofdbestemming zijn toegelaten, alsmede specifieke tuinconstructies, waterpartijen, kinderspeeltuigen e.d. 2.- PLAATSING DER GEBOUWEN EN CONSTRUCTIES
3.- AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN
4.- WELSTAND VAN DE GEBOUWEN a) Dakvorm Vrij, op voorwaarde dat gestreefd wordt naar een integratie met de omgeving b) Materialen 1) voor de bedekking der schuine daken: ofwel niet – verglaasde pannen of daktegels met een rode tot bruinrode of een donkergrijze tot zwarte kleur. ofwel rechthoekige leien met een donkere kleur, geplaatst in horizontale rijen. 2) voor de gevels:
5.- AANLEG VAN DE STROOK
6.- RECLAME Het plaatsen van reclameborden en andere publiciteitsmiddelen, onder gelijk welke vorm ook, die onverenigbaar zijn met het begrip “uithangbord” zijn verboden. 7.- AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN DE BESTAANDE TOESTAND Op grond van de bestaande toestand kan, voor wat betreft de inplanting en de afmetingen van de gebouwen en/of constructies, afwijking worden verleend in geval van mogelijke aanbouw aan gebouwen op belendende percelen. Tevens kan, voor wat betreft de streekeigen bomen en heesters, afwijking worden verleend in geval van educatieve en/of kruidentuinen. HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN VERKAVELING 3.- Openbare of privé parkgebieden met inbegrip van:
ARTIKEL 9 ZONE VOOR GEMEENSCHAPSUITRUSTING Algemeen ordeningsvoorschrift De bestemmingszones voor gemeenschapsuitrusting, gelegen binnen de begrenzing van dit BPA, dienen bij te dragen tot de leefbaarheid van de omgeving. Als algemene regel geldt dat, enerzijds de gebouwen inzake vormgeving, volumes en materialenkeuze n de bebouwde omgeving moeten geïntegreerd worden, terwijl anderzijds de nog bestaande open ruimten zoveel mogelijk dienen bewaard te worden. Daar waar in de huidige toestand géén open ruimte aanwezig is, dient bij ingrijpende bebouwing of bij nieuwbouw, de nodige open ruimte voorzien te worden, eventueel door middel van dakterrassen e.d. De open ruimten binnen deze bestemmingsstroken dient te worden beplant met streekeigen, hoogstammige bomen en heesters, zodat na verloop van tijd deze beplantingen een wezenlijk deel van de totale bebouwde omgeving vormen. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1.- BESTEMMING a) Hoofdbestemming
b) Nevenbestemmingen: Bij woonbestemming: volgens de voorschriften van artikel 1 – zone A voor woningen. 2.- AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN DE BESTAANDE TOESTAND
HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN 1.- BEBOUWINGSWIJZE EN PLAATSING VAN DE GEBOUWEN 1) Bij bestaande gebouwen: Bij ingrijpende verbouwingswerken, of wederopbouw na afbraak van bestaande gebouwen: vrij ingeplant binnen de op de kaart aangeduide zone. 2) bij woonbestemming van een deel of het geheel van de bestaande gebouwen:
2.- AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN a) Bouwhoogte: 1) Bij de bestaande gebouwen: De maximumhoogte wordt bepaald door de bestaande volumes, eventueel te voorzien van een schuine bedaking of mansardedak. 2) Bij woonbestemming van een deel of het geheel van de bestaande gebouwen:
b) Bebouwingscoëficiënt:
Enkel constructies in functie van de bestemming zijn toegelaten. Bebouwing dient tot een minimum te worden beperkt.
Alle werken en handelingen aan deze gebouwen en hun omgevende elementen dienen te beantwoorden aan de wetgeving omtrent de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, zoals omschreven in art. 11. 3.- WELSTAND VAN DE GEBOUWEN a) Bedaking 1) Bij bestaande gebouwen: De bestaande dakvormen, met dien verstande dat bij nieuwbouw en ingrijpende verbouwingswerken een schuine dakvorm wordt voorzien. 2) Bij woonbestemming van een deel of het geheel van de bestaande gebouwen: Zelfde voorschriften als deze van artikel 1 – zone A voor woningen. b) Gevels: Bij de bestaande gebouwen en bij woonbestemming. Zelfde voorwaarden als deze van artikel 1 – zone A voor woningen. HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN Verkaveling Verkaveling of splitsing der betrokken zones is toegelaten in functie van hun respectievelijke bestemmingen.
ARTIKEL 10 BIJZONDERE BEPALINGEN 1. ALGEMEEN ORDENINGSVOORSCHRIFT Binnen de begrenzing van het BPA is een gebied afgebakend met een culturele, historische en/of esthetische waarde, bestaande uit een deel van het domein Ieperman (Rijksschool), particuliere eigendommen en een deel van het Steytelinckpark aan de St. Bavostraat. Gelet op de dorpseigen, historische waarde van deze zone, is het behoud van de typische en nog originele aanleg wenselijk. Dit geldt inzonderheid voor het kasteel Ieperman en het groenbestand der verschillende eigendommen. Derhalve zijn alle werken en handelingen binnen deze zone onderworpen aan bijzondere voorwaarden en dienen zij gericht te zijn op het behoud en/of het herstel van de eigenheid van de site. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1. BESTEMMING Voor de bestemmingen: zie de bestemmingsvoorschriften betreffende de respectievelijke zones aangeduid op de kaart, onder de betrokken artikelen. 2. AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN BESTAANDE TOESTAND Zie hiervoor: de artikelen der betreffende zones. HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN Voor alle werkzaamheden binnen het betrokken waardevolle, beschermde gebied, dient vooraf het gunstig advies verkregen van W/PL – MZ en van AROL. I. Domein Ieperman (Rijksschool) A) Kasteel Ieperman 1) Plaatsing en afmetingen van de gebouwen
2) Welstand van de gebouwen a) In geval van vernieuwbouw of renovatie
b) In geval van wederopbouw
3) Reclame Het plaatsen van reclameborden en andere publiciteitsmiddelen, onder gelijk welke vorm ook, die onverenigbaar zijn met het begrip “uithangbord” zijn verboden. 4) Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Voor zover zij de dominerende karakteristieken van de schuine bedaking niet in het gedrang brengen wat betreft vorm en kleur, kunnen in het dakvlak liggende constructies toegelaten worden met het oog op het winnen van energie. B) Parken en tuinen Alle werken en handelingen in de parken en tuinen binnen deze zon dienen gericht te zijn op het behoud, sanering en/of uitbreiding van het bomen- en heesterbestand, waarbij het bestaande sortiment dient bestendigd of vervolledigd te worden, naargelang de vroegere functie van park of tuin. C) Overige gebouwen De bestaande schoolgebouwen kunnen behouden blijven. Voor de uitbreiding van de bestaande gebouwen en/of oprichting van nieuwe gebouwen: zie artikel 9 – hoofdstuk II – Bebouwingsvoorschriften II. Particuliere eigendommen (hoekpercelen St. Bavostraat/Steytelincklei)
III. Steytelinckpark Zelfde voorschriften als voor I. B. hiervoor. IV. St. Bavostraat Voor het gedeelte van het Steytelinckpark dat bij de St. Bavostraat werd ingelijfd, gelden dezelfde voorschriften als voor I. B. hiervoor. V. Tussen de punten A en B maakt de inrichting van de St. Bavostraat, tot tegen de Noordelijke rooilijn, deel uit van het beschermde dorpsgezicht. VI. Voormalige school aan de Heistraat De bestaande gevelwanden worden bij voorkeur behouden. VII. Café de 10 lindekens Zie de voorschriften van de betreffende zone. Gevelindeling en dakvorm dienen echter behouden.
HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN Verkaveling op splitsing der betrokken zones is toegelaten in functie van hun respectievelijke nieuwe functies.
ARTIKEL 11 ZONE MET BESCHERMDE MONUMENTEN, STADS- EN DORPSGEZICHTEN 1. Algemeen ordeningsvoorschrift Gelet op de historische en architecturale waarde van de St. Bavokerk en omgeving, de pastorij en omgeving alsmede het kasteel “Steytelinck” en omgeving, gelegen aan de zuidkant van de St. Bavostraat, tussen de punten A en B aangeduid op het bestemmingsplan, wordt het geheel van deze gebouwengroep beschermd als dorpsgezicht, zijnde een groep van een of meer monumenten en/of onroerende goederen, met omgevende bestanddelen zoals ondermeer beplantingen, omheiningen, waterlopen, bruggen, wegen, straten en pleinen die, omwille van hun artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel archeologische of andere sociaal – culturele waarde van algemeen belang is. Binnen dit dorpsgezicht worden volgende gebouwen als monument geklasseerd, als zijnde een onroerend goed, werk van de mens of van de natuur, of van beiden samen, dat van algemeen belang is omwille van zijn artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel archeologische of andere sociaal – culturele waarde, inbegrepen de zich erin bevindende roerende zaken, onroerend door bestemming:
Ingevolge vernieling door brand, heropgebouwd na 1579 en in de loop der tijden herhaaldelijk verbouwd. De kerk werd in 1841 vergroot met twee zijbeuken en met een sacristie en een verbouwing van het koor in 1849. Omstreeks 19… werd aan de St. Bavostraat, naast het koor, een………………bijgebouwd. (Gedetailleerde inlichtingen in: De Geschiedenis van Wilrijk door Prof. Dr. R. Van Passen – uitgave)
De originele pastorij, een gebouw zonder verdieping, met zadeldak en dakkapel werd opgericht in 1651, in traditionele stijl. In de periode 1843-1873 werd ze verscheidene malen vergroot en verbouwd. Een (supplementaire) bovenverdieping werd opgetrokken. In deze periode verkreeg de pastorij haar huidig uitzicht. HOOFDSTUK I BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 1.- BESTEMMING
HOOFDSTUK II BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN
HOOFDSTUK III VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN
ARTIKEL 12 BIJZONDERE BEPALINGEN 1.- AFWIJKING VOOR BIJZONDERE GEBOUWEN Van de bepalingen van de voorgaande artikelen en van de aanduidingen op de kaart, kunnen afwijkingen worden toegestaan voor openbare gebouwen en voor gebouwen met een publieke bestemming. 2.- AFWIJKING VOOR REEDS GEVORMDE PERCELEN Afwijking van de bepalingen van de voorgaande artikelen en van de aanduidingen op de kaart kan, voor zoveel nodig, worden toegestaan voor percelen die gelegen zijn in een verkaveling voor woningbouw verricht vóór of in uitvoering op 22.4.1962, wanneer die verkaveling werd of wordt verricht overeenkomstig een plan dat door het Bestuur van de stedenbouw gunstig werd geadviseerd. 3.- BOUWVRIJE VOORTUINSTROOK AAN DE RIJKSWEGEN Onverminderd de bepalingen van de voorgaande artikelen moeten aan de rijkswegen de volgende voorschriften worden in acht genomen:
4.- ERFDIENSTBAARHEDEN VOOR OPENBAAR NUT Erfdienstbaarheden voor openbaar nut kunnen ook buiten de daarvoor speciaal bestemde “zonering als openbare weg” worden toegestaan voor zover ze niet hinderlijk zijn voor de normale algemene bestemming van de betrokken zone waarbinnen de erfdienstbaarheden worden opgelegd en voor zover ze het architectonisch karakter van het betrokken gebied niet verstoren. 5.- BESCHERMENDE MAATREGELEN VOOR BOMEN OP BOUWWERVEN (1) Bij uitvoering van bouwwerken dienen de hiernavermelde beschermende maatregelen ter bescherming van het bomenbestand in het bijzonder bestek der werken te worden opgenomen. b) Inventaris Alvorens bepaalde beschermingsmaatregelen uit te werken is het noodzakelijk de situatie van het bomenbestand op de werf te inventariseren. Deze inventaris zal de basis vormen om bij het beëindigen van de werken, de schade die aan de bomen werd toegebracht, te bepalen. Op een grondplan van de werf worden alle bomen op schaal aangeduid. Hierbij wordt behoudens de stamdiameter, ook de kroondiameter aangeduid. Bij deze opmeting zal de deskundige alle aanwezige bomen noteren, onafgezien van het feit of ze al dan niet moeten verdwijnen. Aan de hand van de bouwplannen zal worden nagegaan welke bomen eventueel dienen te verdwijnen voor het uitvoeren van de werken. Deze bomen worden op het plan aangeduid. Ook ter plaatse zal op de stam der bomen die moeten verdwijnen een merkteken worden aangebracht, en wel op die manier dat dit merkteken niet door andere personen kan worden gereproduceerd. Men zal er bovendien over waken dat alleen de gemerkte bomen worden gerooid.
Elke boom die moet behouden blijven krijgt een nummer. De respectievelijke nummers worden op het bomenplan vermeld. Daarnaast wordt van elke boom een technische fiche opgemaakt. Om de actuele toestand zo goed mogelijk weer te geven, zal men hierbij vooral rekening houden met:
Het hierbijgevoegde model van boomfiche dient gebruikt. Na de werken dient aan de hand van het bij de aanvang der werken opgemaakte bomenplan en de boomfiche ter plaatse nagegaan te worden of er mogelijke schade aan de boom werd aangebracht. De gegevens hieromtrent worden op de fiche aangebracht, waarna een schaderaming wordt opgemaakt. Tijdens de werken dient er regelmatig te worden toegezien dat de bomen niet worden beschadigd, inzonderheid wat het wortelgestel betreft. Het samenbrengen van bouw- en bomenplan zal toelaten om te bepalen: langs welke zones het verkeer de werf kan oprijden waar de heftoestellen op de werf mogen worden geplaatst waar het materiaal mag worden opgestapeld of de grond mag worden opgehoogd op welke plaatsen de werfbarakken kunnen worden opgericht. c) Beschermende maatregelen
Fig. 2: bescherming van een bomengroep
Fig. 3: bescherming van een bomenrij.
Fig. 4: bescherming van de bomen bij het regelmatig overrijden van de wortelzone
Fig. 5: voorzorgsmaatregelen bij afgravingen.
Fig. 6: kabel- en pijpleidingengreppels in het worteloppervlak
Fig. 7: vochtvoorziening bij verlagen watertafel.
Fig. 8: voorzorgsmaatregelen bij ophoging. Deze voorzorgsmaatregelen zullen uitgevoerd worden vooraleer de ophogingswerken aan te vatten en zullen door de deskundige worden gecontroleerd.
model boomfiche
voetnoten voetnoot 1 Vereniging voor openbaar groen – Beschermen van bomen op bouwwerven.
|