5.7. TYPE G: WONINGEN IN HISTORISCH WAARDEVOLLE CONTEXT

 

5.7.1. Bestemmingen

 

In hoofdbestemming:

    • ééngezinswoningen

    • meergezinswoningen

 

In nevenbestemming:

    • vrije beroepen

    • detailhandel

    • ambachten, gekoppeld aan een detailhandelfunctie (warme bakker,…)

    • horeca

    • diensten

    • gemeenschapsvoorzieningen

 

Verboden bestemmingen:

    • ambachtelijke bedrijven die niet gekoppeld zijn aan een detailhandelsfunctie

    • nijverheid

 

Toelichting

 

[image]
De voorschriften van artikel 5.7 hebben betrekking op bestemmingszones voor aaneengesloten bebouwing die zich nabij historisch waardevolle bebouwing bevinden. Het doel van deze voorschriften is om enerzijds voldoende respect t.a.v. deze bebouwing en haar typische karakteristieken (kleinschaligheid, pittoresk karakter, dorpssfeer) te verzekeren, maar anderzijds ook voldoende mogelijkheden te bieden om op een kwalitatieve en vernieuwende wijze ook nieuwbouw of renovatie aan te moedigen.
[image]

 

5.7.2. Perceelsbreedte

 

Na de openbaarmaking van huidig BPA kunnen percelen samengevoegd worden. De nieuwe percelen dienen een minimale breedte van 6m te hebben.

 

5.7.3. Bouwhoogte, dakvorm en dakhelling

 

Er kunnen maximum 2 bouwlagen gerealiseerd worden (gelijkvloers inbegrepen) onder de kroonlijsthoogte, met een maximale kroonlijsthoogte van 6m tot 7m. De dakvorm is vrij, uitgezonderd gebogen daken. In geval van schuine daken bedraagt de nokhoogte maximum 13m tot 14m, de dakhelling is maximaal 45°. Er kan slechts 1 extra woonlaag voorzien worden in het dak. In geval van platte daken kan boven de kroonlijsthoogte nog maximaal 1 terugspringende bouwlaag voorzien worden. Deze bouwlaag dient t.o.v. de voorgevellijn minimum 4m terug te springen en kan maximum 3,5m hoog zijn. De totale bouwhoogte bedraagt in dit geval dus 9,5m tot 10,5m.

 

De platte daken van de gelijkvloerse of eerste verdieping, die ontstaan wanneer conform de in artikel 5.7.4 opgenomen bepalingen terugspringende of achteruitgebouwde volumes worden gerealiseerd, worden bij voorkeur ingericht als terras of daktuin.

 [image]

 

5.7.4. Bouwdiepte en vloeroppervlak

 

De minimum bouwdiepte bedraagt 9m.

De maximum bouwdiepte bedraagt:

  • voor het gelijkvloers:

    • indien er een woonfunctie gerealiseerd wordt dient t.o.v. de achterste grens van de bestemmingszone een minimumafstand van 5m gerespecteerd te worden. Voor de bebouwing langs de Lakborslei (nrs 43 t.e.m. 81) dient t.o.v. de achterste grens van de bestemmingszone een minimumafstand van 23m gerespecteerd te worden.

    • indien er één van de nevenbestemmingen wordt gerealiseerd kan de bestemmingszone over de volledige diepte bebouwd worden. Voor de bebouwing langs de Lakborslei (nrs 43 t.e.m. 81) dient t.o.v. de achterste grens van de bestemmingszone een minimumafstand van 23m gerespecteerd te worden.

  • voor de verdieping:

    • t.o.v. de achterste grens van de bestemmingszone dient een minimumafstand van 5m gerespecteerd te worden. Voor de bebouwing langs de Lakborslei (nrs 43 t.e.m. 81) dient t.o.v. de achterste grens van de bestemmingszone een minimumafstand van 23m gerespecteerd te worden.

 

 [image]

 [image]

Voor de verdieping boven de kroonlijst wordt tevens een beperking van de toelaatbare vloeroppervlakte opgelegd. Van de, op basis van de hierboven aangegeven bouwdiepte, maximaal mogelijke vloeroppervlakte (V) mag slechts 75% gerealiseerd worden. Dit is de toegelaten vloeroppervlakte op de verdieping boven de kroonlijst (F).

 

F/V = 0,75

 

De toegelaten vloeroppervlakte kan vrij binnen de aangegeven bouwdiepte gerealiseerd worden. De achterste scheimuren worden, ingeval van gelijkvloerse bebouwing over de volledige diepte van de bestemmingszone, beperkt tot een hoogte van 4m.

 

5.7.5. Inrichting en gebruik van de onbebouwde ruimte

 

Indien op het gelijkvloers een woonfunctie gerealiseerd wordt, of indien de volledige diepte van de bestemmingszone niet bebouwd wordt, dient de bouwvrije ruimte te worden ingericht volgens de voorschriften van artikel 12, namelijk “zone voor private tuinen”.

 

5.7.6. Uitsprongen uit het gevelvlak van een hoofdgebouw

 

Uitsprongen uit de voorgevel voor erkers of balkons zijn toegestaan. De uitsprong bedraagt 0,5m op minimum 3m boven het peil van het voetpad en op minimum 0,5m afstand t.o.v. elke scheidsmuur. In de achtergevels zijn enkel uitsprongen voor balkon toegestaan. De maximale uitsprong t.o.v. het maximumprofiel bedraagt 1m op minimum 2m afstand t.o.v. elke scheidsmuur. Bij de achtergevels zijn erkers verboden.

 

5.7.7. Terugsprongen van de gelijkvloerse verdieping langs de openbare wegenis

 

Terugsprongen van de gelijkvloerse verdieping langs de openbare wegenis zijn toegelaten over de gehele gevelbreedte. De diepte van de terugsprong mag maximaal de helft van de terugspringende gevelbreedte bedragen en de vrije hoogte dient minimum 3m te zijn. De zichtbare delen van de scheidsmuren dienen op een gepaste wijze te worden afgewerkt en de terugsprong dient voldoende verlicht te worden.

 

5.7.8. Dakkapellen

 

Dakkapellen zijn toegestaan. De maximale breedte van een dakkapel is beperkt tot 4m. De afstand van een dakkapel tot het midden van een scheidsmuur dient minimum 1m te bedragen. De afstand tussen twee dakkapellen bedraagt eveneens minimum 1m. De dakvorm van de dakkapellen is vrij. Dakkapellen op verhoogde gevels zijn niet toegelaten. De hoogte van de dakkapellen is beperkt tot maximaal 2/3 van het dak. De materialen van de dakkapellen dienen te harmoniëren met deze van de gevels en daken.

 

5.7.9. Parkeergelegenheid

 

Het is niet toegestaan de gelijkvloerse verdieping om te vormen tot parkeerplaatsen.