RUP ZANDWEG

 

 

COLOFON

 

Ontwerper
aaa - architectuuratelier ambiorix

1010au

Boom Landscape

 

Projectleider

Klaas Meesters

 

Regisseur stadsprojecten

Filip Smits

 

Planologisch ambtenaar

Katlijn Van der Veken

 

Secretariaat

Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling
Francis Wellesplein 1, 2018 Antwerpen
Tel 03 338 23 81

ruimtelijkeplanning@stad.antwerpen.be

 

 

 [image]

 

 

1 INLEIDING

 

1.1 Aanleiding

 

Op 13 februari 2015 heeft het college van Burgemeester en schepenen de structuurschets voor Berendrecht en Zandvliet goedgekeurd. (jaarnummer 2015_CBS_01254) Deze structuurschets tekent een wensbeeld uit voor Berendrecht en Zandvliet in 2040.

 

De structuurschets is opgebouwd aan de hand van vier verhaallijnen :

“De dorpen op het landschap” geeft aan hoe het landschap versterkt wordt.

“Het huis in het dorp” preciseert hoe er in de dorpen nog gebouwd kan worden en waar voorzieningen kunnen worden ingepland.

“De dorpen aan de haven” wil de relatie tussen de dorpen en de haven verbeteren.

“De dorpen en de stad” zet in op recreatie en op betere linken met de buren.

 

Binnen deze verhaallijnen wordt het plangebied van dit RUP naar voor geschoven als een verder uit te bouwen voorzieningencluster. Om dit mogelijk te maken, moet het geldende BPA Zandweg gewijzigd worden.

 

1.2 BPA ZANDWEG

 

BPA Zandweg is opgemaakt naar aanleiding van de bouw van de sporthal. Op vlak van mobiliteit is het de bedoeling om één centrale ontsluiting te voorzien voor gemotoriseerd verkeer. Op die centrale as sluiten de parkings aan. Doorheen het gebied wordt een raster van trage wegen geweven.

 

De landbouwgronden die nog effectief in gebruik zijn, moeten behouden blijven. Om mogelijke hinder te bufferen wordt een groenbuffer tussen de huizen en de hinderende functie opgelegd. Centraal in het gebied is de ruimte voor actieve recreatie. Tussen de twee schoolgebouwen wordt een openbaar park voor zachte recreatie ingericht.

 

 

1.3 Situering

 

 [image]

 

 [image]

1.4 Relatie met het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

 

 

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd door de Vlaamse Regering in 1997 goedgekeurd. In het RSV wordt een onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied, het zogenaamde ‘Vlaanderen, open en stedelijk’.

Berendrecht en Zandvliet behoren tot het buitengebied.

Als doelstellingen voor het ruimtelijk beleid in het buitengebied gelden onder meer:

vrijwaren van de essentiële functies van het buitengebied (landbouw, natuur, bosbouw, wonen en werken op niveau van het buitengebied;

tegengaan van versnippering van open ruimte;

groeien in de kernen;

versterken van de open ruimte door de functies landbouw, natuur en bos

bereiken van gebiedsgerichte kwaliteit;

gebiedsgerichte ruimtelijke ordening op basis van het fysisch systeem.

 

Als ontwikkelingsperspectief voor de nederzettingsstructuur van het buitengebied wordt het ‘het bereikbaar houden van voorzieningen’ opgegeven.

Bijkomende ruimte voor voorzieningen (sportaccommodatie of -terreinen,…) moet conform het principe van de gedeconcentreerde bundeling worden voorzien in de hoofddorpen en woonkernen.

Het RUP is dus in overeenstemming met het RSV.

 

1.5 Relatie met het ruimtelijk structuurplan voor de provincie Antwerpen

 

Het provinciaal ruimtelijk structuurplan werd in januari 2001 definitief vastgesteld.

In het ruimtelijk concept voor de Antwerpse fragmenten (één van de vier hoofdruimten in de provincie) “Gordel grootstedelijke groenstructuur met groene vingers tot in de kernstad” wordt het landschapspark Kempen-Zeeland als grens tussen het grootstedelijk gebied en het bebouwd perifeer landschap als groene vinger geselecteerd. Groene vingers moeten worden gevrijwaard van bebouwing. Activiteiten met beperkte infrastructuur zijn wel mogelijk maar reeds in grote mate ingevuld. Bebossing en de realisatie van doorlopende fietsroutes zijn aandachtspunten. Nieuwe activiteiten mogen het open en groen karakter van de gebieden niet aantasten.

Voor de deelruimte “Antwerpse haven” omvat het ruimtelijk concept volgend principe:

twee groene vingers in het grootstedelijk gebied zijn grenzen voor de haven: het landschapspark Kempen-Zeeland ten oosten van de haven en de groene vinger langs de N49 eindigend in het natuurreservaat op linkeroever. Het landschapspark voorziet een beperkte versterking van de dorpen Stabroek, Hoevenen, Berendrecht en Zandvliet.

Voor de ontwikkelingsperspectieven voor toerisme en recreatie, opgenomen binnen de ruimtelijk-economische structuur, gelden volgende uitgangspunten:

“recreatief medegebruik van de ruimte”. Recreatief medegebruik is een uitgangspunt voor het geheel buitengebied. Voor een goede uitwerking van dit principe is gebiedsgericht overleg noodzakelijk.

“toerisme en recreatie als beheerder van de open ruimte”. Recreatief medegebruik betekent dat deze sector wordt ingeschakeld in het beheer van de open ruimte. Sommige vormen van toerisme en recreatie zijn zonder open ruimte niet mogelijk.

“aandacht voor ruimte voor sport- en spelvoorzieningen in gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen”. De provincie suggereert dat de gemeenten bij de opmaak van hun gemeentelijk ruimtelijk structuurplan aandacht besteden aan voldoende sport- en spelvoorzieningen.

Het RUP is dus in overeenstemming met het RSPA.”

 

1.6 Relatie met het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA)

 

1.6.1 Relevante delen uit het s-RSA

 

1.6.1.1 De Waterstad

Binnen het beeld van de waterstad wordt het belang van het kleinschalig waternetwerk als belangrijke ruimtelijke kwaliteit van de stad benadrukt. Daarom moeten dat waternetwerk in de nieuwe ontwerpen van de ruimte duidelijk meegenomen worden. Watergevoelige plekken vragen daarbinnen een specifieke inrichting en specifieke regels.

 

In het structuurplan wordt het fijnmazig netwerk van waterlopen als basislegger beschouwd bij toekomstige ontwikkelingen. De publieke toegankelijkheid van de alluvia, de uitsluiting van bebouwing of onder specifieke regels en het zoeken naar een verbinding met de stedelijke parkstructuur zijn basisprincipes voor het beleid.

 

 

1.6.1.2 De Ecostad

Om de leefkwaliteit te verhogen, moet het stedelijk gebied zijn inwoners groene ruimten kunnen aanbieden om elkaar te ontmoeten, te recreëren en te ontspannen. Om hun gebruikswaarde voor de inwoner van de stad te verhogen, dienen deze zones toegankelijk te zijn voor het publiek, door middel van paden voor voetgangers en fietsers. Een sterkere stedelijke open ruimte is noodzakelijk en er moet een verbinding bestaan tussen de verschillende delen van het patchwork op verschillende schaalniveaus. De agrarische landschappen, met hun eigen beperkingen, kunnen in verschillende vormen de stedelijke ruimte binnendringen, en in een nieuwe stedelijke vorm toegelaten worden. Ze dragen bij tot de bouw van een belangrijke landschappelijke structuur en tot een aangenaam woongebied.

 

Berendrecht-Zandvliet-Lillo is volledig gelegen buiten de afbakening van het Grootstedelijk Gebied Antwerpen. Er gelden specifieke regels en planprocessen, vertrekkende vanuit het versterken van de samenhang van de open ruimte. Daarom was het vanuit het s-RSA noodzakelijk om een structuurschets op te maken en om de consequenties van deze processen te begrijpen en verenigen. De structuurschets kan onderzoeken op welke manier een cultuurrecreatieve cluster kan vormgegeven worden en hoe de kernen van beide polderdorpen kunnen versterkt worden.

 

 

1.6.1.3 De Spoorstad

Een kwalitatief publiek domein is de inzet van het lager netwerk, maar ook de rijkdom en expressie van de individuele ruimten langs de straten moet worden gestimuleerd. Een hoger niveau van vermenging van functies kan hiertoe bijdragen.

 

Er wordt voorgesteld om het parkeren in de straat in hoofdzaak toe te laten voor buurtactiviteiten (bvb. Kortparkeren winkels), de bewoners en specifieke doelgroepen (zoals beroepsactieven die men niet op het openbaar vervoer krijgt). Gezocht moet worden naar meer gemeenschappelijke parkeerruimtes voor buurtbewoners en specifieke doelgroepen, liefst ondergronds.

 

 

1.6.1.4 De Dorpen en Metropool _ polycentrische stad

Het beeld van de Dorpen en Metropool suggereert een policentrische stad, niet enkel vanuit functioneel oogpunt, maar ook vanuit de verschillende identiteiten

en sociale structuren in de stad. Elk dorp heeft zijn eigen centrum en wenst dit te versterken op een manier dat de eigen identiteit en rol bevorderd wordt.

 

De toekomstige ingrepen moeten een duidelijk en kwalitatief karakter geven aan het publiek domein, moeten nieuwe pleinen of parken definiëren of creëren, en moeten een geschikte mix aan functies introduceren. Het weefsel moet vervolledigd worden, de morfologie van de bebouwde ruimte moet uitgeklaard worden, de kwaliteit van de omgeving moet verhoogd worden, nieuwe typologieën moeten geïntroduceerd worden om verschillende bevolkingsgroepen aan te trekken. Lokale voorzieningen, zoals sportvelden of speelpleinen, kunnen behouden of toegevoegd worden.

 

 

1.6.1.5 De Dorpen en Metropool _ erfgoed

De identiteit van de verschillende wijken en buurten kan pas versterkt worden indien zorg gedragen wordt voor het cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed. Dit wordt beschouwd als de superpositie van vele lagen bebouwing (en open ruimte) die getuigen van verschillende generaties, zowel de oude als de nieuwe. Deze palimpsest wordt als een geheel beschouwd als de fysieke vertegenwoordiging van het erfgoed van de stad. Het verdwenen (of ogenschijnlijk verdwenen) weefsel is even belangrijk als de fysiek zichtbare elementen (gebouwen, groen, straten en pleinen) waaruit de stad is opgebouwd.

 

1.6.1.6 De Dorpen en Metropool _ wonen

Concentraties van dezelfde woontypologieën moeten vermeden of doorbroken worden. Bijvoorbeeld betekent dit dat in monofunctionele gebieden met hoofdzakelijk sociale huisvesting de verwevenheid bevorderd kan worden door het toevoegen van nieuwe functies en het voorzien van betaalbare woningen (in de nabije ontwikkelingsgebieden). In het algemeen moet gestreefd worden naar een evenwichtige mix van woontypologieën en het uitbreiden van het aanbod betaalbare woningen. Dit laat ook een evenwichtig sociaal huisvestingsbeleid toe, dat op projectniveau verder gespecifieerd kan worden.

 

1.6.1.7 De Dorpen en Metropool _ recreëren

Belangrijkste is dat voldoende aanbod gecreëerd wordt van voorzieningen op verschillende niveaus, ten opzichte van de inwoners en de buitenwereld, zoals scholen, kinderopvangcentra, commerciële infrastructuur en sportinfrastructuur. De verschillende soorten voorzieningen, van sport tot cultuur en onderwijs, moeten zowel verweven als geclusterd worden om zo tot rijkere en efficiëntere stedelijke ruimten te komen.

 

De cultuur-recreatieve cluster is een nieuwe interpretatie van de stedelijke ruimte, waarbij de relatie tussen de verschillende soorten recreatieve voorzieningen op buurt- en wijkniveau benadrukt wordt. De lokale cluster is gebaseerd op de mogelijkheden van medegebruik tussen bestaande of nieuwe scholen, speeltuinen, sportinfrastructuur en groen.

 

Zowel om de bestaande en potentiële clusters te versterken, als voor de creatie van nieuwe clusters, moet er vooral gewerkt worden aan de uitbouw van nieuwe wandel- en fietspaden, het herinrichten van het gelijkvloers (de voetpaden, de kruispunten, de straten op zichzelf, de randen van de gesloten publieke ruimten, de open ruimten, …), of het herstructureren van de open ruimten, in het bijzonder het toevoegen van speelpleintjes, of wanneer noodzakelijk, het bouwen van nieuwe faciliteiten en culturele instellingen.

 

De cluster in Berendrecht-Zandvliet heeft als doel de noord-zuidverbinding te benadrukken, zoals gesuggereerd voor de stedelijke centra, met de bedoeling om de twee dorpen en hun voorzieningen te laten werken in één groter systeem. Vandaar dat nieuwe sportvoorzieningen en/of scholen moeten geplaatst worden in deze as, met de bedoeling het concept te versterken en een duidelijke ruimtelijke structuur te vormen.

 

 [image]

Selectiekaart 6e | Selecties voor de dorpen en metropool: recreëren, meer welzijn

Bron: Stad Antwerpen

Selecties gelegen buiten de gemeentegrens worden beschouwd als illustratief.

Selecties die niet overeenstemmen met het Vlaams of provinciaal ruimtelijk structuurplan worden beschouwd als suggesties.

 

 

1.6.1.8 Relatie met het s-RSA

Het RUP behandelt de cultuur-recreatieve cluster in Berendrecht en Zandvliet en zorgt voor een verdere verankering van de sportfuncties binnen dit bouwblok met respect voor de bestaande structuren en de omwonenden. Bovendien vormt het RUP een uitvoering van de structuurschets Berendrecht Zandvliet, opgenomen in de bindende bepalingen van het s-RSA.

Bijgevolg is het RUP een uitvoering van het s-RSA.

 

 [image]

1.7 Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS)

 

In 2001 besliste de regering de afbakening van de landbouw-, natuur- en bosgebieden aan te pakken in twee fasen. In een eerste fase werd in 2003 ca. 86.500 ha bestaand natuurgebied aangeduid als onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). In de tweede fase worden sinds 2004 de landbouwgebieden en de resterende natuur- en bosgebieden afgebakend.

 

Van 2004 tot 2009 werkte de Vlaamse overheid in overleg met gemeenten, provincies en middenveldorganisaties een ruimtelijke visie uit op landbouw, natuur en bos in dertien buitengebiedregio’s. De visie geeft op hoofdlijnen aan welke gebieden behouden blijven voor landbouw en waar er ruimte kan zijn voor natuurontwikkeling of bosuitbreiding. Ze vormt de basis voor de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, die de bestemmingen op perceelsniveau vastleggen.

 

Het plangebied van het RUP maakt deel uit van het landbouwgebied tussen Zandvliet en Berendrecht. Dit gebied wordt omschreven als ruimtelijk functioneel minder samenhangend dat gevrijwaard moet worden voor de landbouw met grondgebonden landbouw als drager van de open ruimte.

 

De volgende doelstellingen gelden voor het gebied:

Het ruimtelijk minder samenhangend landbouwgebied tussen de dorpskernen van Berendrecht en Zandvliet wordt voor de landbouw gevrijwaard. Het landbouwgebeuren functioneert als ruimtelijke drager en landbouw vormt er de hoofdfunctie.

Het landbouwgebied vormt een belangrijke ruimtelijke buffer tegen de oprukkende verstedelijking. Het gebied heeft een belangrijke functie als openruimtecorridor en wordt gevrijwaard van verdere bebouwing en vertuining.

Binnen deze landbouwkamer wordt een landschapsecologische basiskwaliteit gegarandeerd. Vrijwillige stimulerende maatregelen kunnen hiervoor aangewend worden.

 

In de omzendbrief RO/2010/01 over het ruimtelijk beleid binnen agrarische gebieden waarvoor de bestaande plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen herbevestigd zijn, is opgenomen dat voor bestemmingswijzigingen binnen het herbevestigd agrarisch gebied drie elementen in de onderbouwing aan bod moeten komen:

onderzoek naar alternatieve locaties

onderzoek naar de impact

onderzoek naar flankerende maatregelen

 

Daarnaast wordt de regel gehanteerd dat de oppervlakte die van het herbevestigde agrarisch gebied in mindering wordt gebracht, planologisch gecompenseerd moet worden.

 

2 ONTWIKKELINGSVISIE

 

2.1 Structuurschets Berendrecht Zandvliet

De structuurschets Berendrecht Zandvliet vormt de basis voor het ruimtelijk beleid in Berendrecht en Zandvliet. De vier verhaallijnen van de structuurschets geven elk een aantal aanbevelingen mee die in het plangebied best worden toegepast.

 

 [image]

2.1.1 De dorpen op het landschap

 

De landschappen van Berendrecht en Zandvliet bepalen het vestigingsklimaat en identiteit van de dorpen. De landschappen worden daarom gekoesterd en waar nodig versterkt. De ‘missing links’ in het zachte padennetwerk tussen de dorpen met hun karakteristieke ‘landschapskamers’ en omringende landschappen worden aangevuld. In de kamers is plaats voor sport, spel en ontmoeting.

 

De openheid, zichten en verbindingen van en tussen de kamers worden gedramatiseerd. Het bekenlandschap wordt weer beleefbaar en bovengronds gehaald, dit behoort ook immers tot de cultuurhistorisch erfgoed van de dorpen! Het vasthouden van regenwater middels retentie en infiltratie wordt gestimuleerd. Agrarische kavels worden gekoppeld aan de ontwikkeling van het recreatief netwerk. Er is ruimte voor alternatieve vormen van landbouw zoals plukboerderijen, zorgvuldig ingepaste moestuinen… Er wordt beleid gevoerd om de biodiversiteit te verbeteren.

 

 [image]

 

2.1.2 Het huis in het dorp

 

Het landschap is het kapitaal van de dorpen. De stallen, schuren en boerenhuizen zijn verbonden met de geschiedenis van dit landschap en moeten zo goed mogelijk bewaard worden en hun poortfunctie naar het landschap behouden. Om het residentieel aanbod te diversifiëren mag er nog gebouwd worden binnen de landschapskamers, op voorwaarde dat er gekozen wordt voor nieuwe woonvormen die het kamerlandschap versterken en een zekere mate van collectiviteit in zich dragen. De nieuwe gebouwen moeten voldoende kwaliteit in zich dragen om te versterken.

 

Nieuwe collectieve functies worden ingeplant bij de bestaande voorzieningen, dit levert voordelen op naar bereikbaarheid en het delen van infrastructuur en zorgt ervoor dat de bestaande kernen zich kunnen vernieuwen. De vele open ruimtes langs het netwerk van zachte paden kunnen met enkele kleine ingrepen aantrekkelijker gemaakt worden om te bewegen en te ravotten. Groepeer het parkeren om de parkeerdruk in smalle straten te verlichten en maak hiervoor zoveel mogelijk gebruik van al bestaande infrastructuur.

Historisch waren de dorpen georganiseerd rond één centrale open ruimte, waarrond de voorzieningen gevestigd waren. In Zandvliet is dit de Botermarkt, in Berendrecht het Solft. Als gevolg van de talrijke uitbreidingsplannen was deze structuur niet langer toereikend en ontstonden er verschillende nieuwe plekken waarin voorzieningen zich vestigden. De uitdaging waar de dorpen vandaag voor staan, is om deze ruimtes meer betekenis te geven, ze op te laden met hedendaagse vormen van gebruik, ze sterker te verbinden met het historisch weefsel van de dorpen.

Er worden 4 gebieden voorgesteld waarin nieuwe voorzieningen geclusterd kunnen worden. Het clusteren heeft als voordeel dat bepaalde faciliteiten zoals parkings gedeeld kunnen worden. De gebieden liggen alle langs sterke fiets- en wandelassen waardoor het gebruik van de auto ontmoedigd kan worden. De 4 voorzieningenclusters dienen elk een eigen rol te vervullen, complementair in een netwerk van publieke ruimtes. De cluster rond de sporthal is centraal gelegen tussen de twee dorpen en kan verder versterkt worden op het vlak van sportinfrastructuur die verweven wordt met het polderlandschap.

 

 [image]

 

2.1.3 De dorpen aan de haven

De bewoners van de dorpen trekken de kaart van de duurzame energie, maar verkiezen technieken die geen bedreiging vormen voor de woonkwaliteit. Windmolens zijn prima in de haven maar niet welkom in de dorpen. Er liggen kansen in het opslaan van warmte in de bodem, energie winnen uit het kanaalwater en de waterzuiveringsinstallatie. Op lange termijn willen de dorpen energie halen uit de industriële activiteiten in de haven. Maar de bewoners willen vandaag ook zelf aan de slag: met kleine initiatieven zoals moestuin en repaircafé wordt vandaag al gewerkt aan een duurzame samenleving.

 

 [image]

 

2.1.4 De dorpen en de stad

Landschappelijk zwakke schakels en ‘missing links’ (zoals het polderfietspad, route naar Oud-Broek) in het zachte padennetwerk tussen dorp stad en landschap worden aangelegd en aangesloten op regionale fiets, ruiter-en wandelpaden. Ook wordt ‘Het rondje dorp’ geïntroduceerd: een ringvormig fietspad dat de landschappen met de dorpen en de recreatieve poorten verbindt. De Zouten wordt ontwikkeld als onderdeel van Project Havenland.

 

 [image]

 

2.2 Visie op het plangebied

 

Het RUP heeft de ambitie om de principes van de structuurschets te concretiseren. Hierbij worden de vier verhaallijnen van de structuurschets vertaald naar de schaal van de landschapskamer, hierbij zijn vooral de verhaallijnen “De dorpen op het landschap” en “Het huis in het dorp” relevant.

 

De uitwerking van het RUP Zandweg ambieert een gevoel van centraliteit in de open ruimte. Het ontwerp zet in op een nieuwe beleving van het open landschap, om deze tot een nieuwe voorkant om te vormen. Wat nu als de binnenkant van een reusachtig bouwblok wordt ervaren wordt omgevormd tot een gemeenschappelijke dorpsweide van het dorp. Het gaat om dorpsgemeenschap beleven in de open ruimte. Hierbij ontstaat een beeld waarbij rurale landschapsbeleving en natuur centraal staan. De materialisatie van verschillende onderdelen dient in deze logica natuurlijke materialen voorop te stellen.

 

De site wordt gestructureerd door drie belangrijke assen die op niveau van de structuurschets verbindingen vormen tussen de dorpen en omliggende landschappen. Deze assen zijn de Bullesteeg als noord-zuid-verbinding,

de beek als keten in een groter netwerk van natuurlijke waterstructuren en een dwarse oost-west verbinding. Deze structuren vormen het framework waarbinnen elementen als kleinere paden, nieuwe woontypologieën en velden ontwikkeld kunnen worden om een divers en actieve landschapskamer te bekomen.

 

Het gebied dient ontsloten te worden door een netwerk van zachte verkeersverbindingen waarin de auto enkel toegelaten wordt voor hulp- en dienstverlening en voor laden en lossen. Het padennetwerk bouwt verder op bestaande paden en erfdienstbaarheden die door beide dorpen heen lopen. De auto wordt enkel tot aan de vier randwegen toegelaten.

 

Het patchwork aan velden en weiden moet de drager blijven van verdere landschappelijke ontwikkelingen. In combinatie met het hoog groen wordt gestreefd naar het creëren van een coulisselandschap: doorheen bomenrijen en langs bomenclusters ontstaan diverse zichten die worden versterkt door de verscheidenheid aan invulling van akkers en weiden.

 

Nieuwe woontypologieën – alternatieven op het eenzijdige aanbod van eensgezinswoningen in lintbebouwing– ontwikkelen zich langs de doorsteken en gaan een directe interactie aan met het landschap. De nieuwe gebouwen verwijzen qua volumetrie en inplanting naar klassiekere landschappelijke typologieën als de hoeve, de berenschool. Aan elke ontwikkeling wordt een bepaalde landschappelijkheid gelinkt: bijvoorbeeld een bos of hagenlandschap ontstaat langs een nieuw bouwvolume. Ze vormen een motor om het landschap mee te vormen en te structureren. Met deze ontwikkelingen gaat eveneens een bepaalde graad van collectiviteit gepaard: begeleid wonen, cohousing, wooneenheden voor senioren, ateliers... . Deze nieuwe typologieën introduceren niet alleen bijzondere woonvormen maar zetten ook in op het creëren van collectieve landschappen, om zo de landschapskamer tot een publieke ruimte te maken.

 

 

 

3.2.1 Concept N-Z langsas

 

 [image]

Momenteel is de Bullesteeg het enige (fiets)pad dat structurerend sterk aanwezig is. Dit fietspad sluit buiten de grenzen van de kavel aan op een netwerk van verschillende fietsroutes en vormt een belangrijke verbindingsas voor zacht verkeer tussen beide dorpen, zoals ook aangeduid in de structuurschets.

 

Recreatieve functies worden geclusterd langs deze fietsverbinding: “Het clusteren heeft als voordeel dat bepaalde faciliteiten zoals parkings gedeeld kunnen worden. De gebieden liggen allen langs sterke fiets- en wandelassen waardoor het gebruik van de auto ontmoedigd kan worden.” (Structuurschets p61)

 

Bestaande elementen worden in het ontwerp opgenomen en krijgen een landschappelijke identiteit. Langs deze as wisselen de recreatieve functies zich af met andere landschappen.

 

Bovendien verbindt deze fietsas bestaande recreatieve clusters met toekomstige recreatieve clusters die vorm zullen krijgen binnen het kader van de structuurschets.: We denken hierbij aan de cluster rond het natuurgebied in de Opstalvallei en het bestaande Reigersbos, alsook de bestaande sportcluster in Zandvliet. Binnen de structuurschets worden ook de mogelijkheden onderzocht om van de Bomenbank te Berendrecht een publiek toegankelijke plek te maken.

 

De conceptschetsen vertrekken steeds van een bestaande landschappelijke kwaliteit als drager van de verdere visievorming. Voor de recreatieve fietsas betekent dit concreet dat de sporthal met zijn parking en speelweide en het Ganzenhof met zijn bomenrand als potentieel waardevolle elementen moet worden gezien. In de nabije toekomst zullen de tennisvelden en een kunstgrasvoetbalveld ook een plaats vinden langs deze as. Door zorgvuldig gebruik te maken van de bestaande elementen – mits aanvulling waar nodig – en deze te combineren met nieuwe voorzieningen en ontwikkelingen, kan ervoor gezorgd worden dat de beleving langs deze as zeer divers wordt. In het algemene beeld is lintvorming langsheen deze as echter te vermijden, teneinde de openheid van het landschap te bewaken.

 

De bestaande parking van de sporthal wordt uitgebreid, rekening houdend met de landschappelijkheid, en draagt op die manier ook bij aan het behandelen van de parkeerproblematieken in en rond het gebied. In de oksel van de waterlijn en de fietsas komt een zone waarin landschappelijk sporten voorop staat.

 

Het Ganzenhof krijgt op zijn beurt een duidelijke typologie door het verdichten van de kavel met groen. Het hof zal zich tussen de bomen bevinden in

plaats van erlangs. Op de site van de Berenschool zijn in de toekomst nieuwe ontwikkelingen gepland. Met deze ontwikkelingen dienen collectieve voorzieningen gepaard te gaan die eventueel ook recreatieve functies met zich meedragen.

 

 

 [image]

 

 [image]

 [image]

 

 

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 [image]

 

 

 [image]

 [image]

 [image]

 [image]

 

 

 

2.2.1 Concept O-W dwarse assen

 

De dwarse verbinding wordt geconceptualiseerd rond twee assen: een wateras en een wandelas. De wateras houdt rekening met de bestaande landschappelijke restanten van een netwerk van historische waterwegen. Het is nu nog maar een geïsoleerd element binnen deze dorpsweide. Om de ambities van deze wateras waar te maken moet deze gesitueerd worden binnen het groter bestaande waternetwerk. Het is een ambitie van de structuurschets om te komen tot “een meer natuurlijk beeksysteem waarin regenwater weer vertraagd wordt afgevoerd, gebufferd en geïnfiltreerd en waarin het percentage verhard

oppervlak waar mogelijk wordt beperkt.” (p27) Hoe groter het netwerk waar deze waterweg aan kan gekoppeld worden, hoe beter de kwaliteit van het water en hoe nuttiger de ingreep.

 

Deze lineaire landschappelijke structuur loopt langs enkele beeldbepalende geïsoleerde bomen. De bestaande speelplaats aan de sporthal kan worden aangevuld met een waterspeelplaats. Om de werking van deze waterstroom terug te activeren worden rietvelden, bufferbekkens en infiltratiezones aangelegd om enerzijds het drainagewater van het kunstgrasveld, en anderzijds het afvoerwater van nieuwe ontwikkelingen of bestaande voorzieningen op te vangen. Voor de ontwikkelingen naast de wateras wordt opgelegd dat er een verbinding wordt gemaakt. Voor de andere ontwikkeling is dit wenselijk maar moet project per project de haalbaarheid bekeken worden. De bekkens en de waterstroom kunnen zowel instaan voor de zuivering van het water als voor de opvang van het water in geval van wateroverlast. Waar de kavelstructuur het mogelijk maakt kan een kleinschalig landschap zich terug ontwikkelen, daarbij verwijzend naar de vroegere landschapsstructuur.

 

De waterweg die vandaag losgekoppeld is van het grotere waternetwerk van Berendrecht-Zandvliet moet een tweede leven krijgen. Deze as verbindt dan verschillende waterlandschappen die elk bijdragen tot verschillende facetten van het gemeenschapsleven in de dorpsweide: waterzuivering, ontspanning, landbouw...

 

De tweede dwarse as laat zich kenmerken als een zacht pad langsheen een aaneenschakeling van diverse landschappen. Deze verbinding is een logische verderzetting van de padenstructuur die momenteel aanwezig is buiten de randen van het onderzoeksgebied. Met deze dwarsverbinding worden ook nieuwe toegangspoorten naar het binnengebied geïntroduceerd.

 

Aan de westkant situeert deze zich aan een typische Berendrechtse hoeve met haagstructuur. Het bestaande hek suggereert het begin van deze as. Het pad kronkelt zich over een woonerf, langs de sportzone en kruist de fietsas, loopt verder door een reeks weides en langsheen een potentieel nieuw gecultiveerd landschap. De gebruiker beweegt zich langsheen de verschillende landschappen die dit gebied vormgeven.

 

Zoals overal in de dorpsweide vormt het afwisselend karakter van de verschillende landschappen de sterkte van deze as. Het is daarom niet wenselijk twee identieke types landschap naast elkaar te plannen, teneinde een echt

 

 

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 

 [image]

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 

2.2.2 Concept padenmodel

 

De fietsas vormt de primaire as met de dwarsassen, de water- en fietsas en wandelas, als secundaire paden. Tertiaire paden houden rekening met bestaande doorgangen en erfdienstbaarheden en vormen zo de extra verbindingen ter vervollediging van het padenmodel, zoals in de structuurschets voorgesteld: “De transformatie van de gronden naar het nieuwe landbouwperspectief dient te worden gecombineerd met de uitbreiding van het zachte padennetwerk waardoor interessante nieuwe routes en nieuwe publieke ruimten aan de dorpen wordt toegevoegd.” (p33)

 

Het breedste pad blijft het fietspad, breed genoeg voor hulpverleners en laden en lossen maar ontoegankelijk voor dagdagelijks autoverkeer. De overige paden worden formeel of informeel vormgegeven. Met deze paden wordt gestreefd naar de beleving van een landweg, onverharde zandweg of wandelpad. Het mag geenszins refereren naar de typische dorpsstraat.

 

 [image]

 

 [image]

 

 

2.2.3 Concept bebouwing

 

Uit de analyse volgt een eenduidige bebouwingslogica voor deze dorpsweide.

U-vormige lintbebouwing (1) vormt de rand van het gebied langs de oost-, zuid-, en westrand. De structuurschets maakt nieuwe bebouwing mogelijk onder bepaalde voorwaarden: “Bouwen en wonen in de open ruimte van de dorpen moet kunnen, maar moet voorbehouden worden voor projecten die nieuwe woonvormen aanbieden, het kamerlandschap versterken, en een zekere mate van collectiviteit in zich dragen.” (p55) Bestaande punctuele gebouwen in het landschap worden opgenomen in het schetsontwerp en ontwikkelingsvensters takken aan op de bestaande wegen om vervolgens als poorten op het landschap te fungeren.

 

Binnen het schetsontwerp worden enkele mogelijkheden van dergelijke ontwikkelingen getoond aan de hand van schetsen en referenties. Er wordt gestreefd naar het diversifiëren van het woonaanbod in de vorm van bijzondere woonprojecten: cohousing, serviceflats... Deze verschillende woonvormen moeten elk op hun beurt mee instaan voor de vorming van het landschap.

 

De gebouwen dienen compact geconcipieerd en efficiënt ingeplant te worden. Het zijn elementen in het landschap en mogen in geen geval bijdragen aan een versnippering of een breuk van het landschap. Het voorzien van tuinen wordt vermeden, opdat geen buffer ontstaat tussen het gebouw en het landschap, dit houdt in dat de pricacy-kwestie in de gevel zelf behandeld dient te worden.

 

De site van de Berenschool (2) zet in op een langwerpige volume dat de wandelaar naar het landschap leidt. Dit is de plek waar de bebouwing het landschap infiltreert en waar het landschap het dorp binnensluipt. Het volume krijgt uniforme patio’s met elk een bepaald thema die de overgang van het dorp (bebouwd) naar het landschap (groen, onbebouwd) in zich opneemt.

 

De hoeve aan de Dorpstraat (3) bestaat uit een cluster van verschillende volumes die vrij in het landschap staan en worden omgeven door een hagenlandschap. Deze hagen takken verder op de bestaande haag- en hekstructuur aan de straat en ordenen zowel de ontwikkelingen op het perceel zelf en de landschapskamer in zijn geheel. Het bestaande gebouw wordt zo behouden, zoals voorgeschreven in de structuurschets (p 51).

De dwarse wandelas kronkelt zich langs deze volumes tot aan de sportzone en vormt hier een nieuwe toegangspoort tot het gebied. Het parkeren wordt geordend tussen deze volumes en langs de haagstructuur.

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 

 

2.2.4 Concept landschap

 

Het open landschap wordt in de eerste plaats gevormd door de velden, de waterlijn en het hoge groen. De ambitie bestaat erin een coulisselandschap te creëren waarin alle elementen als in een lappendeken afzonderlijk een belangrijke rol spelen. De achtertuinen van de U-vormige randbebouwing passen ook binnen dit landschappelijk kader en worden eveneens een voorkant. Het tuinlandschap en de bestaande hagenstructuren zijn extra bestaande elementen die bijdragen tot de beeldvorming. Het schetsontwerp houdt opnieuw rekening met bestaande structurerende groenelementen maar stelt op andere plekken een uitzuivering voor.

 

De eenzame bomen aan de wateras (1), het bosje aan de sporthal (2), de hagen bij de hoeve (3) en het groen rond het Ganzenhof (4) blijven behouden. De bomenrij ten westen van de Berenschool (5) wordt op zijn beurt de drager van een nieuw pad – waar momenteel een erfdienstbaarheid loopt. Rietvelden (6), en teeltvelden vormen tot slot mogelijke nieuwe landschappelijk (groen) elementen.

 

Nieuwe afsluitingen en omheiningen dragen bij aan het behoud van een open en leesbaar landschap. Dit gebeurt door natuurlijke structuren of omheiningen uit natuurlijke materialen.

Landbouw vormt een esssentieel onderdeel van dit coulisselandschap.

Net door te kiezen voor afwisseling tussen sport en landbouw ontstaat het lappendeken dat deze dorpsweide, samen met de collectieve landschappen, het noodzakelijke publieke karakter geeft. Ten opzichte van ‘BPA Zandweg’ wordt gekozen voor een flexibeler invulling zonder grote bufferoppervlakten. Dit moet leiden tot een organischer gebruik van de ruimte en tot meer oppervlakte die voor landbouwactiviteiten wordt gebruik.

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 

2.2.5 Concept parking

 

De parkeervraag binnen dit gebied dient antwoorden te bieden op verschillende niveaus. De ontwikkeling van een recreatieve cluster en de ontwikkeling

van nieuwe woontypologieën vraagt om extra parkeerplaatsen die in tijd en ruimte niet op elkaar kunnen afgestemd worden. Bezoekers van de sportfaciliteiten doen dit overwegend ’s avonds en in de weekends en ze verblijven in de dorpsweide voor een korte tijd. Buurtbewoners vragen naar extra parkeerplaatsen op dezelfde tijdstippen maar verblijven vaker veel langer in het gebied. Publieke parkings en buurtparkings worden daarom best niet als eenzelfde element behandeld. Om deze parkeerproblematiek aan te pakken stelt het schetsontwerp verschillende strategieën voor. Enerzijds wordt de bestaande parking van de sporthal uitgebreid, anderzijds wordt er bij elk van de nieuwe ontwikkelingsvensters ruimte voorzien voor collectief parkeren op het eigen perceel. Deze vingers dienen rekening te houden met een klein overschot aan parkeerplaatsen. Zo kunnen ook de omliggende bewoners gebruik maken van deze extra parkeerplaatsen.

 

Parkeren houdt te allen tijde rekening met de landschappelijke ambities van het RUP. Verschillende types parkings zijn denkbaar: parkeren in een hagenstructuur, parkeren in een bos, ondergronds parkeren of half verzonken. Parkeeroplossingen maken integraal deel uit van de ontwerpoplossingen. Parking, landschap en gebouwen dienen steeds binnen 1 ruimtelijk concept bedacht te worden, waarbij men ernaar streeft nieuwe weginfrastructuur te minimaliseren.

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 

2.2.6 Concept collectieve landschappen

 

De collectieve ambities van de ontwikkelingsvensters kunnen samen met het padenmodel en andere plekken evolueren tot een onderliggend netwerk van collectieve landschappen. Deze plekken kunnen bijvoorbeeld ingevuld worden als trapveld, ligweide, (water)speelplaats, fruitpluk, forum, parkpaviljoen,

bos, labyrint, bloementuin, waterput, contemplatieve leegte, hondenweide, tulpenpluk, kunstinstallatie, heuvellandschap, vijver, ruine, skatepark, picknickweide, folly,... In tegenstelling tot de andere plekken die omwille van sportevenementen of veiligheidsredenen op bepaalde tijdstippen ontoegankelijk zijn, zijn deze collectieve plaatsen steeds toegankelijk. Minimale infrastructuur als zitmeubilair of verlichting kunnen helpen bepaalde plekken een collectief karakter te geven. Het worden kleine dorpskernen in een open landschap die de beleving van de dorpsweide ondersteunen.

 

De collectieve landschappen staan in nauw verband met het padennetwerk en versterken dit. De aanleg van sommige van deze collectieve landschappen wordt gekoppeld aan het ontwikkelen van de woonprojecten. Collectief landschap, padenstructuur, private ruimte en gebouwen dienen steeds binnen 1 ruimtelijk concept bedacht te worden. Het ontwerp hiervan gebeurt in samenspraak met Stad Antwerpen die na aanleg voor het onderhoud instaat.

worden, in de context van het ontwerp en eventuele randvoorwaarden. Bovenstaande opsomming kan ter inspiratie dienen.

 

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 

 [image]

Deze conceptuele collage geeft weer hoe de beek als structurerend element binnen de landschapskamer functioneert.

 

 [image]

Deze conceptuele collage geeft weer hoe de Bullesteeg functioneert als ruggegraat waarlangs recreatieve en collectieve landschappen geplaatst worden.

 

 

 

3 OP TE HEFFEN STRIJDIGE VOORSCHRIFTEN

Alle voorschriften van BPA Zandweg worden overschreven en dus opgeheven. De volgende verkavelingensvergunningen worden opgeheven:

 

Dorpstraat 102 A en B, beslissing van 16/01/2004

Dorpstraat 98/6 en 98/7, beslissing van 27/09/1968

Antwerpsebaan 217, beslissing van 01/041977

Antwerpsebaan 247 – 259, beslissing van 13/06/1975

 

4 GEVOLGEN EN ACTIES TER REALISATIE

 

4.1 Gevolgen voor de feitelijke en/of juridische toestand

 

Na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, worden de voorschriften van het gewestplan, die binnen de begrenzing van dit RUP liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het RUP.

 

Volgende voorschriften van het gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 03/10/1979) worden door de opmaak van dit RUP opgeheven:

 

Woongebied

Agrarisch gebied

 

 

 [image]

 

 

 

4.2 Ruimteboekhouding

 

De impact van de bestemmingswijziging in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding van het RSV is weergegeven in de volgende tabel.

 

 

Bestemming Gewestplan

Opp. (ha)

Woongebied

7,88

Agrarisch gebied

21,62

 

Bestemming RUP

Wonen

8,85

Recreatie

13,42

Landbouw

6,22

Bos

0,35

Lijninfrastructuur

0,28

Gemeenschapsvoorzieningen

0,37

 

 

 

4.3 Register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn

 

In overeenstemming met artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dient een RUP een register te bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaalschadevergoeding of gebruikersschadevergoeding.

 

De planbatenheffing is een belasting op de meerwaarde die een grond krijgt door een bestemmingswijziging. Dit is het geval bij bestemmingswijzigingen waarbij onbebouwbare gronden herbestemd worden tot woonzone, zone voor bedrijvigheid of recreatiezone.

 

Voor dit RUP betekent dit dat voor de volgende zones planbaten kunnen verontschuldigd zijn doordat een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd voor percelen die voorheen niet bebouwd konden worden.

Zone voor wonen 2 - projectzone Berenschool

Zone voor wonen 3 - projectzone Hoeve Dorpstraat

 

 

 

 

4.4 Buurtwegen

 

Dit plan stelt het toevoegen van een aantal trage wegen voor. In uitvoering van dit RUP zal bekeken worden welke wegen aan het netwerk van buurtwegen kunnen worden toegevoegd.

 

 [image]

 

4.5 Inrichtingsvoorstellen

 

Onder hoofdstuk 3 wordt bij de concepten vergaand ingegaan op hoe het plangebied kan worden ingericht.

 

 [image]

 

 

Voorbeeld 1: Aanleg van het kunstgrasveld.

 

Er dient in dit voorstel zo’n 220 lopende meter pad, 450 m³ aan waterbuffering,50 parkeerplaatsen en een kunstgrasveld van 60m bij 100 m alsook uitloopzones en omheining aangelegd te worden. Mogelijks zijn graafwerken nodig aan de beek. Op 1 uitzondering na (het pad door het bos) kunnen al deze ingrepen door de stad op publieke grond gerealiseerd worden.

 

0. Bestaande Toestand

 

Het terrein voor het nieuwe kunstgrasveld ligt ten westen van de Bullesteeg, tussen de tennisclub en de beek.

De huidige voetbalvelden zijn nu niet rechtstreeks toegankelijk vanuit de Bullesteeg.

 

 [image]

1. Inplanting

 

Het nieuwe kunstgrasveld wordt ingeplant tussen het tennisterrein en de beek. Een afstand van 25m wordt gevrijwaard t.o.v. de Bullesteeg om verlinting van functies te vermijden en het patchwork te versterken.

Binnen de beschikbare ruimte kan een veld aangelegd worden van 100 bij 60 meter en de nodige uitloopzones.

 

 [image]

 

 [image]

2. Afwatering

De afwatering van het nieuwe veld wordt verzameld in een rietveld waar ook het water van de tennisclub in terecht kan komen.

Ook kan het drassige veldje ten noorden van het huidige B-veld omgevormd worden tot retentiebekken. Het hemelwater van de sporthal kan op gelijkaardige wijze opgevangen worden in een derde bekken. Deze drie zouden gezamenlijk zo’n 450.000 liter moeten kunnen bergen en doorstromen in de beek (uitgaande van 25l/m² voor de velden en 50l/m² voor verharde oppervlakken).

 

 [image]

3. Ontsluiting

Het zwaartepunt van de voetbalclub verschuift naar de Bullesteeg, aan de sporthal worden hiervoor 50 extra parkeerplaatsen voorzien. De dwarse as wordt aangelegd om het nieuwe veld met de bestaande kantine te verbinden. De aanleg van dit pad dient met de eigenaar van het bos overeengekomen te worden.

Deze ontsluiting bevestigt de Bullesteeg als structurerende as en vormt de startontwikkelig van de dwarse as.

4. Omheining

 

Om het coullissenlandschap te versterken wordt het voetbalveld door verschillende landschappelijke structuren omheind. Een bomenrij,een talud-tribune van het afgegraven zand, een vakwerkstructuur en een houten schutting verminderen de impact van het veld als barriere in het landschap en dragen bij aan de diversiteit van het patchwork

 

 [image]

5. Totaal

 

Op termijn kan de bestaande kantine vervangen worden, hetzij door deelgebruik van de tennis- en sporthalinfrastructuren, hetzij door een nieuwe kantine langs het kunstveld.

In de toekomst kunnen andere ingrepen zoals een waterspeeltuin of de afwatering van de woonprojecten verder bijdragen aan de versterking van de wateras.

 

 [image]

 

 

 

Voorbeeld 2: Ontwikkeling voormalige Berenschool

 

Nadat de basisstructuren voorzien zijn kunnen afzonderlijke private of publieke deelprojecten hierop aantakken en als patchworks het landschap versterken.

 

0. Bestaande toestand

 

Door de verhuis van de Berenschool komen de huidige gebouwen leeg te staan. De prominenteligging naast de Bullesteeg en de sterke identiteit van het kopgebouw maakt het strategisch belangrijk dezesite te ontwikkelen. De site is als het ware het schakelpunt tussen de landschapskamer en de dorpskern en daardoor een belangrijke poort tot het gebied.

 

 

 [image]

1. Verluchting

 

De schoolgebouwen worden afgebroken. Eventueel wordt het kopgebouw (opgenomen in de inventaris onroerend erfgoed) behouden en gerestaureerd.

Deze verluchting opent de site weer naar het achterliggende landschap en reduceert de verlinting langs de Bullesteeg.

 

 

 [image]

 

 [image]

2. Bebouwing

 

Nieuwbouw wordt zo gepositioneerd dat het landschap errond doorloopt en dat doorzichten vanuit de Bullesteeg vrijwaard blijven. Aan de straatkant komt een langwerpig gebouw met patios, achteraan een compact gebouw.

De gebouwen kunnen door hun strategische locatie geprogrammeerd worden met woningen en/of sociaal relevante programmes zoals een creche, vzw’s, een feestzaal,...

 

 

 [image]

3. Parking en collectief landschap

 

De site wordt door de Bullesteeg ontsloten. Autoverkeer kan parkeren in een nieuwe ondergrondse parking onder de voormalige speelplaats, hier kunnen extra parkeerplaatsen voorzien worden voor collectief gebruik.

 

Tussen beide gebouwen wordt een zone als collectief landschap ingericht met toegang via de Bullesteeg. Deze zone wordt na aanbouw door Stad Antwerpen onderhouden.

 

 

 

4.6 Uitvoerbaarheid

 

De verschillende ontwikkelingsvensters zijn private of semi-publieke intiatieven die kunnen gezien worden als puzzelstukken die op verschillende ogenblikken op het patchwork gelegd kunnen worden. Hiervoor dient als basisvoorwaarden dat de hoofdstructuren van het project (de Noord-Zuid-as, de wateras en de dwarse as) ontwikkeld worden opdat de private(re) ontwikkelingen hierop kunnen aantakken. De aanleg van het kunstgrasveld van Berendrecht Sport op de strategische locatie in de oksel van de drie assen biedt een kans om deze drie hoofdstructuren van het RUP te realiseren.

 

In wat volgt wordt een illustratieve fasering gegeven van hoe de aanleg van het kunstgrasveld de basisprincipes van het RUP kan helpen waarmaken en hoe vervolgens enkele van de kleinere ontwikkelingsvensters hierop kunnen aantakken om deze principes verder te versterken.

 

 

 

5 WATERTOETS

 

 

Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Dit besluit geeft aan de overheden die vergunningen afleveren richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd.

Op 9 november 2011 heeft de Vlaamse Regering het watertoetsbesluit (www. watertoets.be) gewijzigd. Een belangrijke wijziging houdt in dat de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden vervangen is door een nieuwe kaart waar meer gebieden in zijn opgenomen. Die kaart geeft aan welke adviesinstanties moeten adviseren over het voorontwerp RUP en vormt de basis om na te gaan of er nadelige effecten op het watersysteem kunnen optreden. Vermits het watertoetsbesluit oplegt dat de overheid die een beslissing neemt over een

plan de watertoets moet uitvoeren en er geen overgangsregeling in het besluit is opgenomen, betekent dit dat vanaf 1 maart 2012 bij de beslissing over de vaststelling van zowel het ontwerp als het definitief RUP de watertoets moet baseren op deze nieuwe kaart.

De gronden gelegen binnen de begrenzing van het uitvoeringsplan zijn niet gesitueerd binnen waterwingebieden of beschermingszones type I, II of III. Daarnaast wordt binnen het plangebied geen oppervlaktewater gewonnen bestemd voor drinkwaterproductie.

De exacte diepte van de grondwatertafel is niet geweten. In het bodemtype varieert de bodem van droog in het zuidoosten van het plangebied tot nat in bepaalde zones verspreid aan de rand van het plangebied.

Centraal in het plangebied loopt van oost naar west een gracht. In het plangebied komt noch recent overstroomd noch mogelijk overstromingsgebied voor.

Het centrale deel van het plangebied behoudt dezelfde functie, sport en landbouw. Daar worden geen negatieve effecten verwacht. In de bouwzones zijn ondergrondse parkings toegestaan. Bij deze projecten zal een meting van de grondwatertafel noodzakelijk zijn.

Er wordt geen wijziging in de afwatering voorzien.

In het centrale deel en de projectzones wordt opgelegd dat het regenwater in open buffer of gracht moet worden geïnfiltreerd, gebufferd of afgevoerd. Dit in aanvulling op de gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor hemelwaterputten, infiltratie- en buffervoorzieningen.

De gedraineerde oppervlakte zal wel toenemen door de (bijkomende) aanleg van sportvelden.

 

 [image]

 

 

 

6 MER-SCREENING

 

 

Een screening naar mogelijke relevante factoren die in milieu-effecten zouden kunnen resulteren, werd uitgevoerd. Bij de dienst MER werden de nodige adviesinstanties opgevraagd. Nadien werden de instanties aangeschreven. Op 20 oktober heeft de dienst MER aangegeven dat de MER- screening volstaat.

 

 

6.1 Conclusie van de MER-screening

 

Gelet op de zeer beperkte impact van het RUP ‘Zandweg’, op de omgeving, de afwezigheid van risisco’s voor de menselijke gezondheid en veiligheid en op de relevantemilieuproblemen, en aangezien er geen grensoverschrijdende effecten te verwachten zijn, wordt geconcludeerd dat het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig . De opmaak van een plan-MER zou niet leiden tot bijkomende inzichten met minder negatieve milieu-effecten als gevolg.

 

7 Bijlage Voorschriften BPA Zandweg

 

 

 

A Algemene bepalingen - voorafgaande artikels

 

 

0.1 Toepassingsgebied

 

0.2 Terminologie

 

0.3 Afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften

 

0.4 Algemeen geldende voorschriften

 

0.4.1 Dakkapellen

<span style="font-size:10pt;background-color:#FFFFFF;"> <a name="d6a6da65-a27d-4855-ab54-8b22a33979ec" id="id_d6a6da65-a27d-4855-ab54-8b22a33979ec"></a></span>

0.4.2 Uitsprongen uit het gevelvlak

 

0.4.3 Erfscheidingen

 

0.4.4 Wijziging van het bodemreliëf

 

0.4.5 Autogarages in de bouwvrije stroken

<span style="font-size:10pt;background-color:#FFFFFF;"> <a name="7d457adf-3d3d-44a2-94fd-1407a42ae904" id="id_7d457adf-3d3d-44a2-94fd-1407a42ae904"></a></span>

0.5 Cultuurhistorisch waardevolle panden

 

0.6. Verhardingen

<span style="font-size:10pt;background-color:#FFFFFF;"> </span> <span style="font-size:10pt;background-color:#FFFFFF;"> </span> <span style="font-size:10pt;background-color:#FFFFFF;"> </span> <span style="font-size:10pt;background-color:#FFFFFF;"> <a name="8f4d3527-294c-4678-9ce4-58751e1a73b7" id="id_8f4d3527-294c-4678-9ce4-58751e1a73b7"></a></span>

B Overgangsmaatregelen

 

 

 

C Bijzondere bepalingen

 

 

1 Woonzone voor aaneengesloten, gekoppelde of vrijstaande bebouwing

 

1.1 Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

1.1.1 Bestemmingen

 

woonzone A (gemengde woonzone)

  • woningen in één- of meergezinswoningen

  • handel en distributiebedrijven, horeca en diensten, uitsluitend buurtgebonden en op de benedenverdieping

  • vrije beroepen, indien ze gepaard gaan met een woonbestemming

  • bouwen en inrichtingen voor openbaar nut, gemeenschapsvoorzieningen en openbare diensten

 

 

 

woonzone B (residentiële woonzone)

  • woningen in ééngezinswoningen

  • vrije beroepen, indien ze gepaard gaan met een woonbestemming

 

 

1.1.2 Bebouwing

Volgens de bestaande perceelsindeling of volgens een vergunde verkaveling:

  • aaneengesloten bebouwing: indien de breedte van het perceel, gemeten op de voorgevelbouwlijn, minstens 6 meter en minder dan 9 meter bedraagt;

  • gekoppelde bebouwing: indien de breedte van het perceel, gemeten op de voorgevelbouwlijn, minstens 9 meter en minder dan 15 meter bedraagt;

  • vrijstaande bebouwing: indien de breedte van het perceel, gemeten op de voorgevelbouwlijn, minstens 15 meter bedraagt.

 

Er dient steeds aangebouwd te worden tegen de blinde scheidsmuur van reeds vergunde gebouwen.

 

Van deze bepalingen mag worden afgeweken bij instandhoudings- en onderhoudswerken, verbouwingen en uitbreidingen van vergunde gebouwen. De uitbreiding moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit artikel.

 

 

1.1.3 Plaatsing van de gebouwen

Voorgevel en naar de straat gerichte zijgevel:

  • op de voorgevelbouwlijn, op die plaatsen waar een voortuinstrook opgelegd, of reeds aanwezig is.

De diepte van de voortuinstrook zal, naargelang het geval, gelijk zijn aan deze van de bestaande voortuinen; bij nieuwe inplantingen diepte voortuinstrook: minimum 5 meter.

Voorgevel in aansluiting met de aanpalende bebouwing.

 

1.1.4 Afmetingen van de gebouwen

Bouwhoogte en bouwdiepte

 

Nieuwbouw in verkavelingen of op voorheen onbebouwde percelen, niet in aansluiting met de bestaande rijbebouwing:

Hoogte en diepte van het hoofdgebouw conform aan profiel.

 

Verbouwen, herbouwen of nieuwbouwen in aansluiting met de bestaande rijbebouwing:

Hoogte en diepte van het hoofdgebouw moeten in harmonie zijn met de aanpalende gebouwen. Er kan desbetreffend niet verwezen worden naar de bouwdiepte of bouwhoogte die niet in overeenstemming of storend is met de omgeving.

Binnen de hoogte van het bestaand volume mag er eventueel een bijkomende vloerlaag gerealiseerd worden bij verbouwing en/of bij nieuwbouw in aansluiting met de aanpalende volumes.

De bouwdiepte wordt gedetermineerd door de achtergevels van de naastliggende woonhuizen.

Een meerdiepte van maximum 2 meter voorbij de bestaande achtergevel van de buur, op de perceelsgrens gemeten, kan toegelaten worden, tevens op voorwaarde dat het maximum profiel niet overschreden wordt.

 

Voor woonzone A geldt dat een gelijkvloerse bouwdiepte, tot maximum 30 meter is toegestaan, uitsluitend wanneer het gelijkvloers volledig in gebruik is voor handel en distributiebedrijven, horeca en diensten.

 

1.1.5 Voorkomen van gebouwen

Dakvormen

Aaneengesloten gebouwen en kopgebouwen:

  • aansluitend aan het bestaande dakprofiel op de perceelsgrens, conform aan het maximum profiel

  • hoofdgebouw: schuine daken met een dakhelling tussen 35° en 45° met nokrichting evenwijdig aan de voorgevel, conform aan het maximum profiel

  • uitbouw:

vrijstaande gebouwen

  • hoofdgebouw: schuine daken met een helling tussen 35° en 45° met nokrichting evenwijdig of loodrecht op de voorgevel, of puntdak conform maximum profiel

  • uitbouw:

 

Materialen

Gevels en daken moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur in harmonie zijn met de omgeving. Een overmatige verscheidenheid van materialen en kleuren dient vermeden te worden.

 

Voor de dakbedekking van schuine daken zijn asfalt- en bitumenbekledingen niet toegelaten. Voor alle definitief zichtbare gevels zijn betonblokken, snelbouwstenen en kunststof golfplaten verboden.

 

Bij gekoppelde of aaneengesloten bebouwing dienen de blinde wachtgevels afgewerkt in gevel- of dakbedekkingsmateriaal.

 

 

 

1.2 Aanleg van de zone

 

1.2.1 Voortuinstrook:

Alle constructies zijn verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten. Alleen het gedeelte dat als toegang tot de gebouwen wordt aangewend mag worden verhard.

 

1.2.2 Zijtuinstrook:

De strook is bestemd voor tuinen, opritten en toegangswegen tot gebouwen.

 

Alle constructies zijn verboden, met uitzondering van autobergplaatsen.

Voor autobergplaatsen gelden volgende voorschriften:

  • plaatsing: op 5 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw en op de zijdelingse perceelsgrens, indien beide buren die gezamenlijk en eenvormig oprichten en de bouwaanvragen daartoe gelijktijdig worden ingediend, of gekoppeld met een reeds bestaande constructie op de perceelsgrens.

  • Bouwhoogte: maximum 3 m kroonlijst

  • Gevelmaterialen: dezelfde als het hoofdgebouw

  • Dakvorm: plat dak

 

1.2.3 Binnenplaatsen en tuinen:

De strook is bestemd voor tuinen en bijgebouwen. Als bijgebouwen worden beschouwd:

  • garages, bergplaatsen en hokken

  • specifieke tuinconstructies (prieel, pergola, zwemdok, vijver)

  • verhardingen voor terras en/of toegang tot de constructies.

 

De samengevoegde oppervlakte van bijgebouwen en verhardingen mag niet meer bedragen dan 15% van de perceelsoppervlakte.

De breedte van de toegangswegen tot de constructies is beperkt tot 3 m.

 

Plaatsing en afmetingen van de constructies:

  • Gevel gericht naar het hoofdgebouw: op minimum 10 m afstand van de gelijkvloerse achtergevelbouwlijn van het hoofdgebouw.

  • Overige gevels: hetzij op de perceelsgrens, hetzij op minimum 3 m afstand ervan.

  • Achtergevel van de constructie: op maximum 50 meter afstand van de zonegrens vanaf de straat gemeten

  • Bij vrijstaande of half open bebouwing kunnen gekoppelde volumes toegelaten worden vanaf de gelijkvloerse achtergevelbouwlijn, indien deze door beide buren gezamenlijk en eenvormig worden opgericht en de bouwaanvragen daartoe gelijktijdig ingediend worden, of indien er gekoppeld wordt met een reeds bestaande constructie op de erfscheiding.

  • Bouwhoogte: tot de bovenkant kroonlijst of deksteen: maximum 3 m.

  • Nokhoogte: maximum 6 meter

 

Voorkomen van de constructies

Dakvorm:

  • Constructies geplaatst op de perceelsgrens: plat dak

  • Overige constructie: plat dak, schuin dak met een helling van maximum 45°

  • Gekoppelde constructies met zadeldak en met een doorlopende nok haaks op de perceelsgrens of met een gemeenschappelijke nok op de perceelsgrens zijn toelaatbaar indien deze door beide buren gezamenlijk en eenvormig worden opgericht en de bouwaanvragen daartoe gelijktijdig ingediend worden; of indien er gekoppeld wordt met een reeds bestaand volume op de perceelsgrens.

 

Welstand

  • eenvormigheid met het hoofdgebouw dient nagestreefd zowel qua gevelmaterialen als dakbedekking.

  • Houten bekledingen zijn toelaatbaar indien verduurzaamd.

  •  

Erfafsluitingen: zie algemene bepalingen.

Tot een maximum hoogte van 1,80 m boven het maaiveld zijn toegelaten:

  • Muur in baksteenmetselwerk tot 3 m voorbij de gelijkvloerse achtergevelbouwlijn.

  • Levende hagen versterkt met palen en draad.

  • Vlechtwerk of lattenpanelen uit verduurzaamd hout.

  • Matten van riet of bamboe.

  • Betonpalen en draadwerk, eventueel voorzien van één betonplaat tot 0,30 m boven het grondpeil.

 

 

 

Verkavelingsvoorschriften

 

Vorm van de percelen

Nieuwe percelen staan loodrecht op de voorgevelbouwlijn.

 

Breedte van de percelen

Minimum breedte van de kavels, gemeten op de voorgevelbouwlijn:

Voor aangesloten bebouwing : 6 m.

Voor gekoppelde gebouwen : 9 m.

Voor vrijstaande gebouwen: : 15 m

Voor hoekgebouwen : 6 m., eventueel vermeerderd met de diepte van de bouwvrije strook aan de zijgevel.

 

Minimum oppervlakte van de percelen

Percelen met een diepte van minder dan 30 m : 175 m².

Percelen met een diepte van meer dan 30 m : 200 m².

Deze oppervlakten dienen eventueel vermeerderd met de oppervlakte van de bouwvrije strook aan de zijgevel.

Een bouwvrije ruimte van minimum 10 meter tussen de strook voor hoofdgebouwen en de achterste perceelsgrens moet steeds voorzien worden.

 

Op grond van de bestaande toestand en/of de kadastrale perceelsvorming, kan aan de voorgaande voorschriften afwijking worden verleend voor wat betreft de afmetingen en de vorm van de kavels, met het oog op de afwerking van de bebouwde omgeving.

 

 

 

 

2 Zone voor hoeve bebouwing

 

Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemming

De zone is bestemd voor ééngezinswoningen in hoeve typologie.

 

Bebouwing

De bestaande bebouwing blijft behouden.

 

Voorkomen van gebouwen

Gevels en daken moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur in harmonie zijn met de omgeving. Een overmatige verscheidenheid van materialen en kleuren dient vermeden te worden.

 

Voor de dakbedekking van schuine daken zijn asfalt- en bitumenbekledingen niet toegelaten. Voor alle definitief zichtbare gevels zijn betonblokken, snelbouwstenen en kunststof golfplaten verboden.

 

Verkavelingsvoorschriften

Bij eventuele verkaveling van de percelen, zijn afhankelijk van de bebouwingswijze de overeenkomstige voorschriften uit artikel 1.3 geldig.

 

 

 

3 Zone voor gegroepeerde garages

 

Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemming

De zone is bestemd voor het parkeren van auto’s in gegroepeerde garages aansluitend op de zone voor woonerf.

 

Bebouwing

Bebouwing is toegelaten in heel de aangeduide zone. De niet bebouwde oppervlakte wordt aangelegd als groene ruimte.

 

Bouwhoogte

De bouwhoogte bedraagt maximum 3 meter.

 

Voorkomen van gebouwen

Dakvormen: plat dak

 

Materialen

De autobergplaatsen worden als één geheel opgericht. Alle gevels dienen eenvormig afgewerkt te worden in baksteenparament.

 

 

 

4 Zone voor bestaande niet hinderlijke bedrijvigheid

 

Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemming

De zone is bestemd voor de bestaande hoofdactiviteiten van de gevestigde bedrijven, namelijk een tuincentrum en een drankenhandel. Het betreft twee ondernemingen die verenigbaar zijn met de aanpalende zones, die geen hinder of gevaarrisico inhouden voor de omgeving en geen overmatig autoverkeer genereren.

 

Aan de bestaande gebouwen zijn enkel instandhoudings- en onderhoudswerken en verbouwingen binnen het bestaand volume toegelaten.

 

Nabestemming tot wonen wordt van kracht vanaf de definitieve stopzetting van de bestaande en toegelaten bedrijfsactiviteiten.

Voor de nabestemming worden de bijzondere bepalingen van de zone voor aaneengesloten, gekoppelde of vrijstaande bebouwing, woonzone B, van kracht.

 

Bebouwing

De bestaande bebouwing mag niet worden uitgebreid.

 

Voorkomen van gebouwen

Dakvormen

Vrij

 

Materialen

Gevels en daken moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur in harmonie zijn met de omgeving. Een overmatige verscheidenheid van materialen en kleuren dient vermeden te worden.

 

Voor de dakbedekking van schuine daken zijn asfalt- en bitumenbekledingen niet toegelaten. Voor alle definitief zichtbare gevels zijn betonblokken, snelbouwstenen en kunststof golfplaten verboden.

 

Afmetingen van gebouwen

De bouwhoogte is beperkt tot één bouwlaag.

 

Aanleg van de zone

Verhardingen zijn toegelaten voor toegangen en parkings. De niet verharde delen van de zone worden als groene ruimte aangelegd en als dusdanig gehandhaafd.

Verhardingen worden uitgevoerd in een hoogwaardig bestratingsmateriaal.

 

Verkavelingsvoorschriften

Bij eventuele verkaveling van de percelen, zijn afhankelijk van de bebouwingswijze de overeenkomstige voorschriften uit artikel 1.3 geldig. Deze verkavelingsvoorschriften gelden enkel zodra de nabestemming woonzone van kracht is.

 

 

5 Zone voor binnensporten

 

Bestemming- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemming

De zone is bestemd voor de bouw van een sporthal op lokaal niveau.

 

Nevenbestemmingen zijn beperkt tot complementaire functies zoals administratie en het uitbaten van een cafetaria.

 

Bebouwing

Afhankelijk van de functie van het gebouw. Een compacte bebouwingsvorm is aanbevolen.

 

Plaatsing van de gebouwen

Bebouwing is toegelaten in de op het bestemmingsplan aangeduide zone (arcering). De bezetting door het gebouw binnen de zone bedraagt maximum 5500 m².

 

De niet bebouwde oppervlakte binnen de gearceerde zone wordt aangelegd als groene ruimte, 5% kan verhard worden om de toegang het gebouw mogelijk te maken.

 

Afmetingen van het gebouw

Bouwhoogte

De totale hoogte bedraagt maximum 11 meter.

 

Voorkomen van gebouwen

Dakvormen

Vrij, afhankelijk van het functioneren van het gebouw.

 

Materialen

Gevels en daken moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur in harmonie zijn met de omgeving. Een overmatige verscheidenheid van materialen en kleuren dient vermeden te worden.

 

Voor de dakbedekking van schuine daken zijn asfalt- en bitumenbekledingen niet toegelaten. Voor alle definitief zichtbare gevels zijn betonblokken, snelbouwstenen en kunststof golfplaten verboden.

 

Aanleg van de zone

Maximum 25 % van het niet bebouwbare deel van de zone kan worden verhard voor de aanleg als parkeerterrein, toegangsweg, terras.

 

Niet verharde delen van de zone worden aangelegd als groene ruimte en als dusdanig gehandhaafd. Aan de randen van de zone wordt een visuele buffering voorzien.

 

 

6 Zone voor actieve recreatie

 

Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemming

Binnen de zone voor actieve recreatie worden voorzieningen toegelaten die nodig zijn voor de uitbouw van een recreatieve zone op lokaal niveau. Hieronder behoren onder meer sportvelden en –terreinen.

Bij de inrichting van voetbalvelden dient zeker één van velden vrij toegankelijk te zijn voor publiek gebruik. De overige velden kunnen geprivatiseerd worden voor gebruik in clubverband.

 

Bebouwing:

Bebouwing is enkel toegelaten in de op het bestemmingsplan aangeduide zone (arcering). Een compacte bebouwingsvorm is aanbevolen.

 

De niet bebouwde delen binnen de gearceerde zone worden als groene ruimte aangelegd.

 

Afmetingen van het gebouw

Bouwhoogte

Het aantal bouwlagen is beperkt tot één.

 

Voorkomen van gebouwen

Dakvormen

Vrij.

 

Materialen

Gevels en daken moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur in harmonie zijn met de omgeving. Een overmatige verscheidenheid van materialen en kleuren dient vermeden te worden.

 

Voor de dakbedekking van schuine daken zijn asfalt- en bitumenbekledingen niet toegelaten. Voor alle definitief zichtbare gevels zijn betonblokken, snelbouwstenen en kunststof golfplaten verboden.

 

Aanleg van de zone

Reliëfwijzigingen zijn enkel toegestaan in functie van het bespeelbaar maken van de terreinen.

 

Het plaatsen van verlichting is toegelaten in functie van de veiligheid en het gebruik van de zone. De lichtbundels dienen exclusief gericht op de sportvelden.

 

Bijkomende parkeervoorzieningen in deze zone zijn verboden.

 

Reclame langs de velden is toegelaten. De maximale hoogte van de van de aan te brengen reclame ten opzichte van het niveau van het terrein bedraagt 1,20 meter.

 

 

 

7 Zone voor gemeenschapsvoorzieningen

 

Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemmingen

De zone is bestemd voor de bestaande socio-culturele, educatieve en gemeenschapsvoorzieningen.

 

Bebouwing

De bestaande bebouwing mag enkel in functie van volgende noden worden uitgebreid:

  • veiligheidsvereisten ingegeven vanuit de brandweer

  • verbeteringen om te voldoen aan inrichtingsvoorwaarden en vereisten die zijn gekoppeld aan de werking van een schoolgebouw

Een compact bouwvolume wordt daarbij aanbevolen.

 

Het openwerken van gevels grenzend aan de zone voor gemeenschapspark is toegelaten.

 

Voorkomen van gebouwen

Gevels en daken moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur in harmonie zijn met de omgeving. Een overmatige verscheidenheid van materialen en kleuren dient vermeden te worden.

 

Voor de dakbedekking van schuine daken zijn asfalt- en bitumenbekledingen niet toegelaten. Voor alle definitief zichtbare gevels zijn betonblokken, snelbouwstenen en kunststof golfplaten verboden.

 

Aanleg van de zone

Alle verhardingen worden uitgevoerd in een hoogwaardig bestratingsmateriaal. De niet-verharde gedeelten van de zone worden als groene zone aangelegd.

 

 

 

8 Zone voor gemeenschapspark

 

Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemming

De zone wordt ingericht als een groene parkomgeving en vervult een sociale functie aanvullend op de zone voor gemeenschapsvoorzieningen en de recreatiezones Meer bepaald zijn in deze zone speelterreinen en parcours in open lucht, met uitzondering van parcours voor gemotoriseerde sporten, en bijhorende infrastructuur toegelaten.

De zone is bestemd als park en zorgt voor het herstellen van de natuurlijke kwaliteiten van het gebied.

 

Bebouwing

Gebouwen zijn toegelaten voor zover ze behoren tot het functioneren van de schoolgebouwen. Maximum 10% van de zone mag worden bebouwd.

 

Plaatsing en afmeting van de gebouwen

De bebouwing wordt opgetrokken op minimum 10 meter van de zonegrenzen. Het aanbouwen bij de bestaande schoolgebouwen is toegelaten.

 

De maximale kroonlijsthoogte bedraagt 7 meter. De maximale nokhoogte bedraagt 12 meter.

 

Voorkomen van gebouwen

Dakvormen

Vrij.

 

Materialen

Gevels en daken moeten afgewerkt worden in esthetisch verantwoorde en duurzame materialen, die qua kleur in harmonie zijn met de omgeving. Een overmatige verscheidenheid van materialen en kleuren dient vermeden te worden.

 

Voor de dakbedekking van schuine daken zijn asfalt- en bitumenbekledingen niet toegelaten. Voor alle definitief zichtbare gevels zijn betonblokken, snelbouwstenen en kunststof golfplaten verboden.

 

Aanleg van de zone

De niet-bebouwde of –verharde delen van de zone worden aangelegd met groene ruimten en speelterreinen en parcours in open lucht. De verschillende speelterreinen dienen landschappelijk ingepast te worden in de omgeving. De overige groene ruimten krijgen een globale landschappelijke aanleg en sluiten aan op de aanleg en inrichting van de openbare voetwegen die aan de zone grenzen.

 

Bijkomende parkeervoorzieningen in deze zone zijn verboden.

 

De openbare voetwegen die in het park toekomen dienen met elkaar verbonden te worden, teneinde de doorwaadbaarheid en toegankelijkheid van het ganse gebied te garanderen.

 

 

9 Zone voor parkeerterreinen

 

Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemmingen

De zone wordt ingericht voor parkeervoorzieningen voor personenwagens en lichte bestelwagens in open lucht gecombineerd met groenvoorzieningen. De parkings worden aangelegd als één geheel en onder streekeigen hoogstammige bomen.

 

De ontsluiting van de parkings gebeurt via de aanpalende toegangsweg.

 

Er dient minstens één parkeerplaats voor autobussen voorzien te worden.

 

Bebouwing

Alle constructies zijn verboden met uitzondering van verlichtingsapparatuur, wegwijzers, fietsenstallingen, ed.

 

Aanleg van de zone

Alle verhardingen worden uitgevoerd in een hoogwaardig bestratingsmateriaal.

 

Op 90% van de totale oppervlakte dient per 100m² minimum één streekeigen hoogstam te worden aangeplant.

Op de resterende 10% van de parking kan bijkomend infrastructuur worden aangebracht voor het bespeelbaar maken in functie van sportactiviteiten, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een basketring en bijhorende lijnen op de grond.

 

 

 

10 Openbaar domein

 

In het openbaar domein worden volgende zones onderscheiden:

  • Woonerf

  • Doorsteken voor langzaam verkeer

  • Zones voor toegangswegen

 

Zij vervullen verkeersfuncties voor diensten, bewoners en gebruikers van aanwezige infrastructuur.

 

Woonerf

De zone is bestemd voor de aanleg van een openbare ruimte die wordt ingericht als woonerf. De zone ontsluit de woonkorrel aan de Monnikenhofstraat en sluit aan op de doorsteek voor langzaam verkeer.

 

Doorsteek voor langzaam verkeer

De doorsteken voor langzaam verkeer zijn bestemd voor de aanleg en de inrichting van een openbare verkeersweg toegankelijk voor voetgangers- en fietsverkeer. Gemotoriseerd verkeer is niet toegelaten, uitgezonderd gemotoriseerd verkeer voor het onderhoud van terreinen.

 

De wegbedding wordt over een breedte van minimum van 1,50 meter verhard met een hoogwaardig waterdoorlatend bestratingsmateriaal met het oog op het rijcomfort voor fietsers.

 

Uit de aanleg moet respect voor de natuurlijke omgeving blijken. Het tracé houdt rekening met natuurlijke gegevens zoals reliëf en aanwezige waardevolle bomen, bomenrijen en hagen.

De bermen dienen natuurlijk beheerd te worden.

 

Het kappen of rooien van bomen is niet toegelaten, tenzij om veiligheidsredenen of ingeval van ziekte die tot afsterven leidt. Vervanging is verplicht.

 

Het tracé van de oost-west gerichte doorsteek langsheen de zone voor infiltratie is indicatief aangeduid. Hier moet minstens één doorsteek in oost-west richting worden gerealiseerd, afhankelijk van de inrichting van de zone.

Dit wandel- en fietspad moet zodanig voorzien worden dat het bestand is tegen het overrijden van machines bij het onderhoud van de waterloop.

 

Het benadrukken en visueel afleesbaar maken van deze paden door ze te begeleiden door een rij hoogstammen, hagen en/of een nieuwe grachtenstructuur is daarbij aangewezen.

 

Zone voor toegangswegen

De zone is bestemd voor de aanleg van een weg in functie van de ontsluiting en exploitatie van achterliggende functies. De toegangsweg heeft een breedte van maximum 5 meter.

De zone is vrij toegankelijk voor voetgangers en fietsers.

 

De aanleg gebeurt in functie van de verkeersafwikkeling met aandacht voor het groene karakter van de omgeving. De verhardingen worden uitgevoerd in een hoogwaardig verhard bestratingsmateriaal.

 

 

 

11 Agrarisch gebied

 

Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemming

Het agrarisch gebied is bestemd voor grondgebonden agrarisch gebruik. Handelingen en werken die nodig zijn voor de exploitatie van agrarisch gebied voor grondgebonden landbouw mogen worden uitgevoerd voor zover zij de identiteits- en belevingswaarde van het landschap en de draagkracht van de natuur in het gebied niet in gevaar brengen.

 

Het is verboden de gronden te gebruiken op een wijze of voor doeleinden strijdig met de bestemming van agrarisch gebied. Hieronder wordt onder meer begrepen het gebruik van gronden als sport-, wedstrijd- of speelterrein, parkeerterrein of als oefenterrein. Deze opsomming is niet beperkend.

 

Bebouwing

Het oprichten van nieuwe bebouwing is, met uitzondering van schuilhokken, niet toegelaten.

 

Schuilhokken voor vee voldoen aan volgende voorwaarden:

- ze worden opgericht in graasweiden en dienen ter beschutting van het vee tegen slechte weersomstandigheden;

- de constructie en de gebruikte materialen zijn eenvoudig

- één zijde is steeds open

 

Toelaatbare werken

Acties in het kader van het bosdecreet.

Het plaatsen van draadafsluitingen voor het afbakenen van weiden is toegestaan.

 

 

12 Bufferzone

 

De zone is bestemd voor de aanleg van een groene buffer grenzend aan de woonzones op plekken waar de afstand tot de activiteiten van het binnengebied beperkt is.

 

Alle constructies en verhardingen zijn verboden.

 

In de zone wordt een boom- en heestermassief aangelegd in streekeigen soorten. Per 100m² massief dient minstens één hoogstam aangeplant. De hoogte van het volgroeide massief bedraagt minstens 3 meter.

 

 

 

13 Zone voor infiltratie

 

Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

Bestemmingen

De zone wordt ingericht als een infiltratiegebied met centraal een open gracht. Het gebied heeft een waterbergende en waterafvoerende functie en werkt tevens als ecologisch verbindingsgebied.

 

Bebouwing

Alle constructies zijn verboden.

 

Aanleg van de zone

De zone wordt zoveel als mogelijk vrijgehouden van voorwerpen, constructies, aanplantingen en bebouwing.

 

Afgravingen en andere ingrepen in functie van de waterhuishouding of het creëren van bijkomende waterberging zijn toegelaten.

 

Er mogen geen ophogingen worden uitgevoerd.

 

Niet functionele verharde oppervlakken worden vermeden. Een uitzondering wordt gemaakt voor de ontsluitingen die de zone dwarsen.