RUP OUDEBAAN | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
COLOFON Projectregisseur
Regisseur stadsprojecten
Directeur Ruimte
Secretariaat
Extern projectteam Katrien Van den Bergh Jeroen Bastiaens 1 INLEIDING 1.1 Situering De Boomsesteenweg vormt de kortste verbinding tussen Antwerpen en Boom. Deze steenweg vertrekt vanaf het heraangelegd Olympiadekruispunt en snijdt kaarsrecht door het landschap tot in Boom. Tussen het Olympiadekruispunt en het kruispunt met de Moerelei en de Krijgslaan, heeft de bebouwing langs de Boomsesteenweg grotendeels nog een kleinschaliger karakter. Vanaf de Moerelei en de Krijgslaan tot aan en zelfs voorbij de grens van stad Antwerpen, is de bebouwing grootschaliger. In dit deel eist de detailhandel de hoofdrol op en verdringt de detailhandel stilaan de industrie. Er is nood aan duidelijkheid over hoe stad Antwerpen omgaat met detailhandelszaken rond de Boomsesteenweg. Dit RUP zal daarom een doorkijk moeten bieden op de hele zone waar detailhandel de hoofdtoon voert, tussen het kruispunt Moerelei – Krijgslaan en de grens van Antwerpen, de Struisbeek.
Het plangebied van het RUP zal echter niet de hele zone vanaf de Moerelei en de Krijgslaan beslaan. Dit zou het planproces te zeer verzwaren. Bovendien is voor de zone rond Ikea al BPA Geleegweg opgemaakt dat de ontwikkelingen daar mogelijk maakt en stuurt. Er is gekozen om het plangebied te beperken tot een logisch ruimtelijk geheel. Vanuit de opportuniteit die ontstaat door de stopzetting van de activiteiten bij Henschel en vanuit de vele aanwezige zonevreemde detailhandel is geopteerd om de zone tussen Oudebaan, Moerelei en Boomsesteenweg te selecteren als plangebied.
lle analyses en scenario’s vertrekken van de hele cluster tussen Moerelei en Krijgslaan enerzijds en de Struisbeek anderzijds om nadien de focus te leggen op het plangebied tussen de Moerelei, de Oudebaan en de Boomsesteenweg.
Figuur 1: Situering 1.2 Aanleiding Doorheen de jaren is de Boomsesteenweg uitgegroeid tot een groothandelslint. Daarom zeggen het provinciaal ruimtelijk structuurplan (RSPA) en het strategisch ruimtelijk structuurplan van de stad Antwerpen (s-RSA) dat er op deze locatie detailhandel mogelijk moet zijn. Het s-RSA vernoemt expliciet de driehoek tussen Oudebaan, Moerelei en Boomsesteenweg. Ook de beleidsnota detailhandel vraagt om ruimte te voorzien voor grootschalige detailhandel langs de Boomsesteenweg. Volgens de huidige bestemming, industriegebied, is detailhandel echter een functie die hier haar plaats niet kent. Om de beleidsdocumenten af te stemmen op de juridische werkelijkheid is een RUP noodzakelijk. Het stopzetten van de industriële activiteiten op de Henschel-site is de directe aanleiding voor de opmaak van het RUP. In juni 2010 keurde het college de procesnota goed. Dit was het startschot voor de opmaak van het RUP. Deze toelichtingsnota bepaalt dat het RUP wordt opgemaakt onder bepaalde verder te onderzoeken voorwaarden:
1.3 Relatie met het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA) Het RUP wordt opgemaakt in uitvoering van het s-RSA en moet het generiek beleid van het s-RSA mee operationaliseren. De relatie van het RUP Oudebaan tot het s-RSA is opgenomen in bijlage 3 “beleidskader”.
2 ONTWIKKELINGSVISIE 2.1 Probleemstelling en visie 2.1.1 Probleemstelling
Doorheen de jaren is een discrepantie gegroeid tussen de bestemming van het plangebied en de daadwerkelijke functie. Langs de Boomsesteenweg, tussen Krijgslaan en de gemeentegrens zijn heel wat detailhandelszaken te vinden ondanks de bestemming als industriegebied. Daardoor is er geen kader voor de gewenste ontwikkelingen rond de Boomsesteenweg.
De A12 en de N171 zijn druk bereden wegen. De beperkte capaciteit die deze wegen nog bieden stelt duidelijke grenzen aan wat in de toekomst hier nog mogelijk is. Bovendien zijn de kruispunten langs deze wegen, gekend als zwarte punten. Elke uitrit vormt een conflict met de fietsers en voetgangers en vermindert de capaciteit. Elke ontwikkeling langs deze as moet mee helpen om de verkeersveiligheid te vergroten.
Het industriegebied kampt met wateroverlast in de lager gelegen delen. Vermits het industriegebied gegroeid is tussen een kam ter hoogte van de Forten en de vallei van de Struisbeek en vermits quasi het hele gebied verhard is, wekt dit geen verbazing. Om dit te verhelpen zal de verhardingsgraad van het hele industriegebied moeten verminderen, te beginnen bij het plangebied van dit RUP.
Doordat de meeste detailhandelszaken in omgebouwde industriële gebouwen zijn gevestigd en de schaarse ruimte zo maximaal mogelijk is ingevuld met parkeerplaatsen, laat de beeldkwaliteit te wensen over. De Boomsesteenweg is toch voor heel wat bezoekers de poort waarlangs zij Antwerpen binnenrijden. Het RUP moet zorgen voor een hogere beeldkwaliteit. 2.1.2 Visie
Het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen somt drie locaties voor grootschalige detailhandel op: BPA Geleegweg, Autostad en het plangebied van RUP Oudebaan. Het plangebied van dit RUP wordt als logisch gevolg een zone met als hoofdbestemming grootschalige detailhandel. Bij het ontwikkelen van het plangebied is duurzaamheid een evidentie. Hemelwater wordt niet afgevoerd maar geïnfiltreerd.
ontwikkeling kan enkel binnen de grenzen die de omgeving stelt. De A12 en de N177 zijn druk bereden wegen. Detailhandel op deze locatie mag niet leiden tot een verder verkeersinfarct maar houdt rekening met deze grens. Verkeersveiligheid is een absolute randvoorwaarde.
2.1.3 Doelstellingen
De doelstellingen vloeien rechtstreeks voort uit de procesnota:
2.1.4 Concepten
Uit de opgemaakte mobiliteitsstudie blijkt dat de realiseerbare oppervlakte detailhandel zeer afhankelijk is van het assortiment. Daarnaast moet het de ambitie zijn om een waterneutraal plan te maken en om de beeldkwaliteit te verzekeren. Dit RUP moet dus een concept hanteren dat beide verenigt. Binnen de landschapsplanning is één van de planningsmethoden cascoplanning. Deze methode is vernoemd naar de casco van een gebouw, het ruwe kader waarbinnen de invulling nog moet worden voorzien. “Casco, a framework concept, promotes a spatially integrated network of lands, managed for “low dynamic” functions and uses, based primarily on abiotic factors. It is spatially defined by hydrologic landscape structure, in which discrete geohydrological units can be identified. Within this network structure, which is reserved for “low dynamic” functions, are opportunities for “high dynamic” functions and uses.” voetnoot 1
Bij cascoplanning wordt een onderscheid gemaakt tussen hoogdynamische en laagdynamische functies. Waterberging, ruimte voor groen, weginfrastructuur zijn laagdynamisch. Zij veranderen slechts traag van vorm en krijgen slechts traag een andere functie. Zulke elementen bepalen het landschap en de ruimte. Als met deze elementen een netwerk wordt gecreëerd, geeft dit een continuïteit aan een omgeving. Om het uitzicht en het functioneren van de ruimte te verzekeren, moeten deze functies voldoende dwingend worden opgenomen in een juridisch kader.
Hoogdynamische functies, landbouw, industrie, bebouwde ruimte… zijn meer onderhevig aan veranderingen en krijgen ruimte binnen het kader dat de laagdynamische functies vormen. De exacte verschijningsvorm, de juiste functie… doen er minder toe als het kader wordt gerespecteerd. Zo wordt dus vrijheid geschapen.
De opmaak van RUP Oudebaan kan op kleinere schaal de aanzet geven tot het creëren van een netwerk met laagdynamische functies en schept zo de vrijheid voor de ontwikkelingen.
2.2 Gewenste structuur De gewenste structuur van het plangebied moet vertrekken vanuit het waternetwerk. Momenteel is het grootste deel van het industriegebied verhard. Daardoor kampt het laagst gelegen deel van het industriegebied met wateroverlast. Om dit te voorkomen moeten er op elk perceel maatregelen worden genomen, ook in de hoger gelegen delen zoals het plangebied van dit RUP.
Zoals in de hemelwaterverordening wordt eerst gekozen voor hergebruik, nadien infiltratie en uiteindelijk buffering voor het afvoeren. Vermits de geplande functie, detailhandel, veel verharde oppervlakte meebrengt, zal er voornamelijk oppervlakte moeten voorzien worden om het hemelwater te infiltreren.
Het hele industriegebied en dus ook het plangebied watert in zuidwestelijke richting af. Infiltratie- en buffergrachten moeten haaks op de stroomrichting worden voorzien. Grachten die volgens de stroomrichting georiënteerd zijn, moeten met schotten worden ingericht opdat het water wordt opgehouden.
Binnen het plangebied worden drie brede groenstroken parallel met de Moerelei voorzien. Deze stroken moeten het regenwater van de noordelijkste delen van het plangebied bufferen en laten infiltreren. In westelijke richting kunnen deze groenstroken doorgaan in de recreatiecluster Moerelei. Langs de Oudebaan wordt een buffer voorzien tussen de detailhandelszone, de recreatiecluster en de bestaande huizen. Deze buffer mildert het effect van de grootschalige ontwikkeling binnen het plangebied. In deze zone komt een gracht die de grote groenzones verbindt. Waar de buffergrachten en de gracht langs de Oudebaan kruisen, wordt bijkomende ruimte gecreëerd om de aansluiting tussen de grachten mogelijk te maken.
Een brede groenstrook begeleidt alle grachten. Zo wordt voldoende infiltratieoppervlakte opgelegd, en wordt ruimte voorzien om de grachten voldoende cachet te geven. Langs de Moerelei wordt een brede groenstrook ingetekend om de relatie tussen de forten te benadrukken.
Langs de Boomsesteenweg wordt tussen de rijweg en de rooilijn een voortuin ingetekend, hierin is een gracht mogelijk. Het is voornamelijk van belang dat deze zone groen wordt ingericht om het harde beeld van de Boomsesteenweg te verzachten en verblijfskwaliteiten van het plangebied te verhogen.
De ontsluiting van het plangebied wordt opgesplitst tussen bezoekers van de detailhandel en leveringen. De bezoekers van de detailhandel rijden binnen langs de Boomsesteenweg.
Per cluster wordt aan de zijde van de Boomsesteenweg (N177) één in- en uitrit voorzien. De toegangen voor fietsers en voetgangers worden apart van de in- en uitritten van het gemotoriseerd verkeer voorzien.
Per cluster zal er één gezamenlijke parking worden aangelegd. Deze clusters worden doorverbonden opdat wie van de ene winkel naar de ander gaat, dit in de eerste plaats te voet kan doen en desnoods de auto kan gebruiken. Door de parkings te verbinden, wordt de hele site bereikbaarder vanop de A12. Vermits je dan veilig de afrit na de viaduct kan gebruiken, uitvoegen naar het plangebied en de oprit naar een parking inslaan. Hierbij moet een veiligheidsafstand tussen de uitrit en het oprijden van de parking worden gehanteerd.
De Oudebaan wordt slechts de ontsluiting voor de bewoners, de bedrijven die langs deze weg zijn gelegen en het laden en lossen van de detailhandel. Om te voorkomen dat de Oudebaan als parallelweg voor de parking zal dienen, mag er geen verbinding gemaakt worden tussen de parkings voor de bezoekers van de grootschalige detailhandel en de Oudebaan.
De voorgaande structuren bepalen het kader waarbinnen de dynamischere functie hun plaats kunnen vinden. Binnen het plangebied komen drie grote clusters voor detailhandel:
In de clusters zullen enkel de functies worden bepaald. De opdracht van het RUP is om grootschalige detailhandel mogelijk te maken. We streven naar enkel grootschalige detailhandel en clusters van grootschalige detailhandel. Een minimumoppervlakte per unit en per aanvraag is dus aangewezen.
Detailhandel kan, afhankelijk van het assortiment, niet de hele oppervlakte invullen. Deze locatie verdraagt ruimtelijk wel heel wat programma. Daarom wordt mogelijk gemaakt dat er KMO, reca of recreatie in nevenfunctie wordt toegevoegd. Voor KMO wordt de invulling zeer vrij gelaten. Ook zullen ondersteunende functies (bv restaurant,…) mogelijk zijn. Meervoudig ruimtegebruik moet aangemoedigd worden daarom is recreatie uitdrukkelijk opgenomen in de nevenfuncties. Zo kan een sportveld bij een sportzaak worden aangelegd waarop ’s avonds een club traint. Hotels, congressen en autonome kantoren worden in het plangebied niet extra gestimuleerd.
Door de aanwezigheid van de A12 met de bijhorende geluidsoverlast en verminderde luchtkwaliteit en doordat de omgeving is en wordt ingericht om industrie, KMO en grootschalige detailhandel goed te laten functioneren, is dit geen geschikte locatie voor woningen. Daardoor kan een aanvaardbare woonomgeving niet gegarandeerd worden. De aanwezige woningen bemoeilijken een duurzame ontwikkeling van de detailhandelsclusters. Daarom moet voor beide een scenario worden uitgewerkt om op korte of lange termijn te worden omgevormd naar een zone-eigen bestemming.
Concept: ontsluiting Concept: groen & water
In de punt van het plangebied, waar de afstand tussen de Oudebaan en Boomsesteenweg minimaal wordt, ligt nu een tankstation. Dit is een geschikte functie voor deze locatie. Binnen de voorliggende plannen wordt dit tankstation dus behouden. Bovendien is de beschikbare ruimte op deze kavel te klein om grootschalige detailhandel op mogelijk te maken.
3 TOELICHTING BIJ DE VOORSCHRIFTEN 3.1 Opzet van het RUP Door middel van voorliggend Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) wordt een juridisch kader gecreëerd om de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor het gebied Oudebaan vast te leggen. De voorschriften van dit RUP zijn aanvullend op de voorschriften van de Bouwcode. In geval van tegenstrijdigheden, primeren de bepalingen van het RUP. Verder blijft ook de sectorale regelgeving (bv stedenbouwkundige hemelwaterverordening, natuurwetgeving,…) onverminderd van kracht.
Uiteraard is ook de MER-wetgeving onverminderd van kracht. Industrieterreinontwikkeling en stadsontwikkelingsprojecten vallen onder bijlage 3 (of indien ze een bepaalde drempelwaarde overschrijden onder bijlage 2) van het MER-besluit. Dit betekent dat minstens een project-MER-screening moet worden opgemaakt (of in geval van bijlage 2-projecten een ontheffing of project-MER). Gelet op de congestiegevoeligheid van de omgeving, is het belangrijk om bijzondere aandacht te besteden aan de impact op vlak van mobiliteit. Om aanzienlijke impact op het omliggende wegennet te vermijden, dient aangetoond te worden dat de verkeersgeneratie tijdens de maatgevende avondspits correspondeert met de waarden die gehanteerd zijn in het plan-MER (zie ook hoofdstuk 4).
Pae/h = personen-auto-equivalenten per uur
De ambitie van het plangebied is een kader te bieden voor ruimtelijke herstructurering en kwaliteitsverbetering. Er worden 3 clusters afgebakend (resp. noordelijke, centrale en zuidelijke cluster) die bestemd worden als zone voor gemengde functies (resp. Ge 1, Ge 2 en Ge 3). Binnen deze zones zijn bedrijvigheid en grootschalige detailhandel gelijkwaardige hoofdfuncties. Grootschalige leisure en recreatieve voorzieningen zijn enkel als ondergeschikte functie toegestaan.
De beleidsnota detailhandel streeft naar het versterken van de detailhandel in de stad Antwerpen. Typisch aan de sector detailhandel is dat het een zeer dynamische, vitale sector is die een weerspiegeling is van de karakteristieken van de stad of op kleinere schaal van buurten, wijken, districten. Daarom is het zeer belangrijk om de kansen te geven aan de juiste detailhandel op de juiste locatie, om antwoorden te bieden op trends en evoluties, om in te spelen op die dynamiek. De ruimtelijk gedifferentieerde aanpak en de specifieke klemtonen die in het plangebied worden gelegd, zijn ingegeven door dwingende redenen van algemeen belang, namelijk milieubescherming (doorvertalen resultaten MOBER / plan-MER), ruimtelijke ordening (beoogde gewenste ruimtelijke structuur) en consumentenbescherming (voldoende en gevarieerd aanbod binnen de stad).
Perifere grootschalige detailhandelsvestigingen zijn winkels die vanwege hun aard (niet draagbare goederen) en/of omvang (winkelgrootte) over het algemeen niet in de traditionele winkelcentra (binnenstad/buurt- en wijkcentra) gevestigd kunnen worden. De Boomsesteenweg en in het bijzonder dit RUP is een van de weinige plaatsen waar deze winkels een plaats kunnen krijgen vandaar dat in de voorschriften deze zone wordt voorbehouden voor grootschalige detailhandel met een assortiment dat een meer autogericht mobiliteitsprofiel heeft of dat omwille van de schaal van de goederen of de link met een bedrijfsfunctie geen ruimte vindt in de traditionele winkelkernen.
Omwille van de congestiegevoeligheid van de omgeving worden de mogelijkheden op vlak van detailhandel in totaliteit beperkt in oppervlakte en gekoppeld aan strikte voorwaarden. Een eerste voorwaarde is de beperking tot grootschalige detailhandel. Dit betekent dat enkel grootschalige winkels (met een brutovloeroppervlakte van ≥ 1500 m² en een netto handelsoppervlakte van ≥ 1000 m²) zijn toegestaan. Een tweede is de beperking van het assortiment. Hierdoor wordt het decreet van 15 juli 2016 betreffende het Integraal Handelsvestigingsbeleid toegepast. Via een ruimtelijk uitvoeringsplan heeft de stad immers de mogelijkheid om kernwinkelgebieden, (perifere) winkelconcentraties en winkelarme gebieden af te bakenen alsook om ruimte te maken voor een specifiek type winkelaanbod onderbouwd met een stedelijke detailhandelsvisie of structuurplan. Deze sturing kan gebeuren op minimale en maximale winkelvloeroppervlakten voor de vier (in het decreet bepaalde) kleinhandelscategorieën:
Om de ruimte in deze zones voor te behouden voor het type winkelaanbod dat in de lijn ligt met de stedelijke detailhandelsvisie en structuurplan kan gespecificeerd worden dat enkel bepaalde categorieën toegelaten worden voor zover dit kadert binnen de doelstellingen (artikel 4) van het decreet. In voorliggend RUP worden categorie 3 en 4 zowel in de noordelijke, centrale als zuidelijke cluster toegelaten. Omdat categorie 4 (andere producten) zowel sterk als minder verkeersgenererende detailhandelsactivteiten bevat, wordt voor deze categorie bijkomend gespecificeerd welke branches zijn toegestaan. Hiervoor maken we gebruik van de Locatus-branchering voetnoot2 . De toegelaten branches zijn sport & spel (35.100), hobby (35.110), media (35.120), bruin- & witgoed (37.150), auto & fiets (37.160), doe-het-zelf (37.170), wonen (37.180) en automotive (45.203). Voor de noordelijke cluster Ge 1 wordt naast categorie 3 en 4 ook categorie 1 verkoop van voeding) toegestaan Dit alles wordt als volgt binnen de doelstelling gemotiveerd:
In het s-RSA wordt aangegeven dat de detailhandel langs de Boomsesteenweg geclusterd moet worden in drie locaties: binnen het plangebied van BPA Geleegweg, binnen het plangebied van RUP Oudebaan en binnen het plangebied van RUP Ter Beke Zuid. Dit om lintvorming tegen te gaan en duidelijke concentraties te vormen.
In de beleidsnota detailhandel van de stad Antwerpen wordt aangegeven dat de ruimte voor detailhandel in de perifere locaties (buiten woongebied) moet voorbehouden worden voor handelszaken die qua schaal, mogelijke verkeersoverlast en het type goederen moeilijker verweefbaar zijn in de kernwinkelgebieden. Door een minimumgrootte van 1500m² bruto vloeroppervlakte en minimum 1000 m² netto handelsoppervlakte op te leggen, wordt de ruimte al gereserveerd voor detailhandel die qua schaal niet verweefbaar is. Met het aanbod te beperken tot categorie 3 en 4 vergroten we de mogelijkheid voor winkels die op het vlak van type goederen moeilijk verweefbaar zijn in de kernwinkelgebieden. De ontwikkeling binnen het RUP moet een aanvullend aanbod bieden ten opzichte van de kernwinkelgebieden om zo een toegankelijk aanbod te verzekeren. In de noordelijke cluster bevindt zich een supermarkt (= categorie 1: verkoop van voeding) is ingepast in de voormalige bedrijfsgebouwen van Henschel. volgens een hedendaags concept in te passen in de herontwikkeling van het gebied. Op die manier kan deze functie ruimtelijk beter geïntegreerd worden in het geheel
Door te sturen op de categorieën probeert dit RUP de mobiliteitsgeneratie te beperken. Categorie 1 en 2 zorgen in het algemeen voor een grotere mobiliteitsgeneratie en daardoor voor een grotere belasting van het omliggende wegennet. Daarom worden die categorieën uitgesloten. Enkel in de noordelijke cluster (Ge 1) wordt categorie 1 wel toegestaan: dit is omwille van de nabijheid van de woonkern van Wilrijk (en de bereikbaarheid voor fietsers en voetgangers) de meest aangewezen zone om een supermarktfunctie in onder te (blijven) brengen. De categorie 3 en 4 (branches sport & spel, hobby, media, bruin- & witgoed, auto & fiets, doe-het-zelf, wonen en automotive) liggen reeds in de lijn van het bestaande winkelaanbod langsheen de Boomsesteenweg.voetnoot 3 Daardoor zullen combinatiebezoeken tussen winkels ontstaan wat een gunstig effect heeft op de mobiliteit. In de noordelijke cluster (Ge 1) wordt met het oog op consumentenbescherming (zie hoger) geopteerd om de verkoop van voeding (categorie 1) ondanks het sterk verkeersgenererende karakter mogelijk te maken . maatregelen om duurzame mobiliteit in de hand te werken (verzekeren toegankelijkheid voor fietsers en wandelaars, fietsenstallingen,…). 3.2 Afbakening Grafisch Plan De contour van het plangebied wordt door een aantal verschillende aspecten bepaald:
3.3 Opzet van de voorschriften In het RUP wordt de gewenste bestemming, inrichting en/of beheer gebiedsgericht vastgelegd. De voorschriften hebben een verordenend karakter, dit wil zeggen dat ze de juridische basis vormen voor het verlenen van stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen.
De stedenbouwkundige krachtlijnen worden doorvertaald in het RUP. Het RUP is een evenwichtsoefening tussen het vastleggen van bepalingen om de kwaliteit te garanderen en het inbouwen van vrijheden om in te spelen op toekomstige noden en behoeften. 3.4 Zonering en opbouw van het RUP De zonering is gekoppeld aan specifieke voorschriften. Er worden 3 clusters afgebakend (resp. noordelijke = Ge 1, centrale = Ge 2 en zuidelijke cluster = Ge 3) die bestemd worden als ‘zone voor Gemengde functies’ (resp. Artikel 1, 2 en 3). Het is de bedoeling dat de parkings (maximaal 1 aaneengesloten parking per zone) met één in- en uitrit worden ontsloten naar de N177. De in- en uitritten van de parkings zijn indicatief aangeduid op het grafisch plan (Artikel 7). Leveringen met vrachtwagens kunnen via de Oudebaan gebeuren. Hiervoor is ook per zone één in- / uitrit aangeduid (Artikel 8). Om een fijnmazig fiets- en voetgangersnetwerk te bekomen, zijn de gewenste verbindingen voor langzaam verkeer ook op het plan aangeduid en gekoppeld aan een specifiek voorschrift (Artikel 6).
Aan de rand van Ge 1, 2 en 3 wordt een zone voor groen (Artikel 4) afgebakend. Deze is
De wegenis en openbare ruimte aan de rand van het plangebied wordt opgenomen in een ‘zone voor Publiek Domein’ (artikel 5). 3.5 Algemene voorschriften De algemene voorschriften zijn van toepassing op het gehele plangebied en dus voor elke zone.
1.1 Afstemming categorieën van gebiedsaanduiding In artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering op 15 mei 2009, wordt opgelegd dat een stedenbouwkundig voorschrift te allen tijde sorteert onder een categorie of subcategorie van gebiedsaanduiding.
De artikels 1 tot en met 8 zijn bestemmingszones, de overige artikels zijn aanduidingen of indicatieve aanduidingen. Enkel voor de bestemmingszones dient een afstemming te gebeuren op de categorieën van gebiedsaanduiding.
1.2 Werken van algemeen belang /
1.3 Warmtenet Isvag plant de aanleg van een warmtenet. In eerste instantie wordt een tracé aangelegd in de Terbekehofdreef. De aanleg van dit warmtenet zal de energievoorziening van de stad verder verduurzamen en verzekeren voor de toekomst. De aangesloten gebouwen zullen op die manier toegang krijgen tot een schone en betrouwbare warmtebron. Zo wordt tenslotte ook de druk op de luchtkwaliteit in de omgeving verminderd. Voor de verwarming van de gebouwen en warm water is er immers geen verbranding meer nodig van fossiele brandstoffen op de site.
Het plangebied behoort tot het leveringsgebied van het toekomstige warmtenet. Elke nieuw op te richten gebouw met een zekere warmtevraag (indicatief tot 70 à 90 °C) moet dus de nodige voorzieningen treffen om aan te sluiten op het warmtenet. Binnen het plangebied geldt een aansluitverplichting op het warmtenet voor zover dit warmtenet reeds werd gerealiseerd.
1.4 Water Er moet in de eerste plaats worden ingezet op het hergebruiken van hemelwater en andere bronmaatregelen (groendak, …). Mogelijk kan in functie van hergebruik tussen naburige bedrijven samengewerkt worden. Het hemelwater dan niet hergebruikt of vastgehouden wordt op het groendak, moet maximaal binnen het plangebied infiltreren. Aan de hand van infiltratieproeven en grondwatermetingen en eventueel modelleringen moet gezocht worden naar een optimale infiltratiestrategie. Enkel voor het deel van het hemelwater dat niet kan worden geïnfiltreerd, wordt buffering en vertraagde afvoer toegestaan. De bepaling omtrent de aansluiting van buffer- en infiltratievoorzieningen is opgenomen om de aanleg van het gewenste openwatersysteem met grachten niet te hypothekeren.
1.5 Maaiveld en ondergrondse constructies /
1.6 Verlichting De verplichting van neerwaarts verlichting zorgt ervoor dat enkel de betreffende functies worden verlicht en dat er geen lichtvervuiling in de wijdere omgeving wordt veroorzaakt. 3.6 Bijzondere voorschriften
Artikel 1 Zone voor gemengde functies (Ge 1) Bestemming
Overzicht huidige functies zone Ge 1 bvo = bruto-vloeroppervlakte // nho = netto-handelsoppervlakte
De zone is bedoeld voor grootschalige detailhandel van categorie 1, 3 en 4. Omwille van de mobiliteitsproblematiek wordt slechts 3500 m² bruto-vloeroppervlakte grootschalige detailhandel van categorie 1, 3 en 4 toegestaan. De oppervlakte detailhandel van categorie 1 wordt beperkt tot 2.000 m². de bestaande supermarkt worden verbouwd .
Doordat de totale bruto-vloeroppervlakte van alle grootschalige functies (detailhandel, leisure, industriële bedrijvigheid) minstens voor de helft uit industriële bedrijvigheid moet bestaan, wordt de aanwezigheid van bedrijvigheid gestimuleerd. Verder mag per perceel (of bij een aanvraag over verschillende percelen per gebied) maximaal 25% van de grootschalige functies ingevuld worden met leisure. Op die manier worden zuinig ruimtegebruik en verweving gestimuleerd.
Inrichting Inrichtingsstudie Er dient een inrichtingsstudie te worden opgemaakt waarin duiding gegeven wordt bij het gewenste project. Dit laat toe flexibel te kunnen inspelen op vragen tot ontwikkeling zonder hierbij de kwaliteit van het gebied uit het oog te verliezen. Hierbij dient onder meer aandacht te zijn voor zuinig ruimtegebruik door waar mogelijk functies te stapelen in slimme, multifunctionele gebouwen. Belangrijk is ook om aan te tonen dat er geen betekenisvolle aantasting is van de vleermuizenhabitats in de nabijgelegen speciale beschermingszone Fort 7. Hiervoor dient een weloverwogen lichtconcept (lichtplan) te worden uitgewerkt en dient omzichtig te worden omgesprongen met eventuele bemalingen (om verdroging tegen te gaan).
Niet – bebouwde ruimte: /
Parkeren Door aaneengesloten parking te voorzien wordt een gemeenschappelijk gebruik van de parking voor de verschillende omliggende functies mogelijk gemaakt.
Integraal waterbeheer en groenvoorzieningen: /
Beheer Het toestaan van bijkomende ontwikkelingen in deze zone gaat gepaard met het ontharden van de ruimte en het creëren van groen en open waterstructuren. De te realiseren oppervlakte groenzone wordt als volgt bepaald:
De totale te realiseren oppervlakte aaneengesloten groen is op onderstaande figuur indicatief aangegeven. Indicatieve aanduiding te realiseren aaneengesloten groen / blauw in Ge 1
In de inrichtingsstudie moet de samenhangende en functionele inrichting van het groengebied (inclusief toekomstige uitbreidingen) worden aangetoond. Het te realiseren bergingsvolume wordt bepaald a rato van de aanwezige verharding binnen de vergunningsaanvraag.
Overgangsbepalingen De bestaande zonevreemde woningen behouden hun basisrechten. Artikel 2 Zone voor gemengde functies (Ge 2) Bestemming
Overzicht huidige functies zone Ge 2 bvo = bruto-vloeroppervlakte // nho = netto-handelsoppervlakte (Bron: Locatus-databank)
De zone is bedoeld voor grootschalige detailhandel van categorie 3 en 4. . Voor de bestaande vergunde handelsactiviteiten van categorie 2 (goederen voor persoonsuitrusting) gelden overgangsbepalingen. Op het moment dat deze wordt stopgezet, kan een nieuwe handelszaak van categorie 3 en/of 4 worden opgericht (of een bestaande handelszaak van cat 3 of 4 worden uitgebreid). Omdat grootschalige detailhandel van categorie 3 (tuin- en landbouwgoederen) en categorie 4 (andere goederen, meer bepaald goederen voor sport & spel, hobby, media, bruin- & witgoed, auto & fiets, doe-het-zelf, wonen en automotive) minder verkeersgenererend is dan van categorie 2 zal de verkeersgeneratie /-attractie hierdoor afnemen.
Doordat de totale bruto-vloeroppervlakte van alle grootschalige functies (detailhandel, leisure, industriële bedrijvigheid) minstens voor de helft uit industriële bedrijvigheid moet bestaan, wordt de aanwezigheid van bedrijvigheid gestimuleerd. Verder mag per perceel (of bij een aanvraag over verschillende percelen per gebied) maximaal 25% van de grootschalige functies ingevuld worden met leisure. Op die manier worden zuinig ruimtegebruik en verweving gestimuleerd.
Inrichting Inrichtingsstudie Er dient een inrichtingsstudie te worden opgemaakt waarin duiding gegeven wordt bij het gewenste project. Dit laat toe flexibel te kunnen inspelen op vragen tot ontwikkeling zonder hierbij de kwaliteit van het gebied uit het oog te verliezen. Hierbij dient onder meer aandacht te zijn voor zuinig ruimtegebruik door waar mogelijk functies te stapelen in slimme, multifunctionele gebouwen. Belangrijk is ook om aan te tonen dat er geen betekenisvolle aantasting is van de vleermuizenhabitats in de nabijgelegen speciale beschermingszone Fort 7. Hiervoor dient een weloverwogen lichtconcept (lichtplan) te worden uitgewerkt en dient omzichtig te worden omgesprongen met eventuele bemalingen (om verdroging tegen te gaan).
Niet – bebouwde ruimte: /
Parkeren Door aaneengesloten parking te voorzien wordt een gemeenschappelijk gebruik van de parking voor de verschillende omliggende functies mogelijk gemaakt.
Integraal waterbeheer en groenvoorzieningen: /
Beheer Het toestaan van bijkomende ontwikkelingen in deze zone gaat gepaard met het ontharden van de ruimte en het creëren van groen en open waterstructuren. De te realiseren oppervlakte groenzone wordt als volgt bepaald:
De totale te realiseren oppervlakte aaneengesloten groen is op onderstaande figuur indicatief aangegeven.
Indicatieve aanduiding te realiseren aaneengesloten groen / blauw in Ge 2
In de inrichtingsstudie moet de samenhangende en functionele inrichting van het groengebied (inclusief toekomstige uitbreidingen) worden aangetoond. Het te realiseren bergingsvolume wordt bepaald a rato van de aanwezige verharding binnen de vergunningsaanvraag.
Tevens moeten de verbindingen voor langzaam verkeer die betrekking hebben op de aanvraag worden gerealiseerd (eventueel op een andere manier dan indicatief aangeduid).
Overgangsbepalingen Voor de bestaande handelszaken van categorie 2 gelden overgangsbepalingen. Dit wil zeggen dat verbouwingen binnen het bestaand volume mogelijk zijn. Uitbreidingen van dergelijke activiteiten zijn op deze plekken echter niet wenselijk (zie hoger). Artikel 3 Zone voor gemengde functies (Ge 3) Bestemming
Overzicht huidige functies zone Ge 3 bvo = bruto-vloeroppervlakte // nho = netto-handelsoppervlakte (Bron: Locatus-databank)
De zone is bedoeld voor grootschalige detailhandel van categorie 3 en 4. Er is reeds 8350 m² bruto-vloeroppervlakte grootschalige detailhandel van categorie 4 aanwezig: deze mag niet toenemen. kantooractiviteiten .
Per perceel (of bij een aanvraag over verschillende percelen per gebied) maximaal 25% van de grootschalige functies ingevuld worden met leisure. Op die manier worden zuinig ruimtegebruik en verweving gestimuleerd.
Inrichting Inrichtingsstudie Er dient een inrichtingsstudie te worden opgemaakt waarin duiding gegeven wordt bij het gewenste project. Dit laat toe flexibel te kunnen inspelen op vragen tot ontwikkeling zonder hierbij de kwaliteit van het gebied uit het oog te verliezen. Hierbij dient onder meer aandacht te zijn voor zuinig ruimtegebruik door waar mogelijk functies te stapelen in slimme, multifunctionele gebouwen. Belangrijk is ook om aan te tonen dat er geen betekenisvolle aantasting is van de vleermuizenhabitats in de nabijgelegen speciale beschermingszone Fort 7. Hiervoor dient een weloverwogen lichtconcept (lichtplan) te worden uitgewerkt en dient omzichtig te worden omgesprongen met eventuele bemalingen (om verdroging tegen te gaan).
Niet – bebouwde ruimte: /
Parkeren Door aaneengesloten parking te voorzien wordt een gemeenschappelijk gebruik van de parking voor de verschillende omliggende functies mogelijk gemaakt.
Integraal waterbeheer en groenvoorzieningen: /
Beheer Het toestaan van bijkomende ontwikkelingen in deze zone gaat gepaard met het ontharden van de ruimte en het creëren van groen en open waterstructuren. De te realiseren oppervlakte groenzone wordt als volgt bepaald:
De totale te realiseren oppervlakte aaneengesloten groen is op onderstaande figuur indicatief aangegeven.
Indicatieve aanduiding te realiseren aaneengesloten groen / blauw in Ge 3
In de inrichtingsstudie moet de samenhangende en functionele inrichting van het groengebied (inclusief toekomstige uitbreidingen) worden aangetoond. Het te realiseren bergingsvolume wordt bepaald a rato van de aanwezige verharding binnen de vergunningsaanvraag. Tevens moeten de verbindingen voor langzaam verkeer die betrekking hebben op de aanvraag worden gerealiseerd (eventueel op een andere manier dan indicatief aangeduid).
Overgangsbepalingen De bestaande zonevreemde woningen behouden hun basisrechten. Artikel 4 Zone voor groen (Gr) Artikel 5 Zone voor publiek domein (Pu) Artikel 6 Verbinding voor langzaam verkeer (indicatieve aanduiding) De aanduiding van de verbindingen voor langzaam verkeer zijn indicatief. Dit wil zeggen dat met de precieze locatie ifv inplanting gebouwen, parking, groenvoorzieningen,.. kan worden geschoven. Wel belangrijk is dat de routes een samenhangend fijnmazig netwerk vormen en een logisch verloop (bij voorkeur rechtlijnig) verloop kennen. Artikel 7 In- en uitritten parking (indicatieve aanduiding) Per aanduiding is één gegroepeerde in- en uitrit of één inrit en één uitrit mogelijk. Artikel 8 In- en uitritten leveringen (indicatieve aanduiding) Per aanduiding is één gegroepeerde in- en uitrit of één inrit en één uitrit mogelijk. 3.7 Terminologie De definitie van de begrippen zijn deze zoals algemeen toegepast door de stad Antwerpen. De begrippen worden aangevuld met begrippen specifiek voor voorliggend RUP.
Voor de definitie van ‘netto-handelsoppervlakte’ wordt verwezen naar de definitie die in art 2, punt 7° van het Integraal Handelsvestingsdecreet (van 15 juli 2016 en latere wijzigingen) is vastgelegd.
Netto handelsoppervlakte = de oppervlakte, bestemd voor het te koop aanbieden of de verkoop die toegankelijk is voor het publiek, met inbegrip van de niet-overdekte oppervlakten. Die oppervlakte omvat eveneens de kassazones, de zones die zich achter de kassa’s bevinden en de inkomruimte; 3.8 Op te heffen strijdige voorschriften Volgende voorschriften van het gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 03/10/1979) wordt door de opmaak van het RUP opgeheven:
Industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven.
4 VERPLICHT VOORGESCHREVEN EFFECTENRAPPORTEN 4.1 Conclusies planmilieueffectenrapport (plan-MER) De stad maakt zowel een RUP op voor het gebied langs de Boomsesteenweg dat verder omsloten wordt door de Moerelei en de Oudebaan ten noorden, als een RUP ten zuiden door de bedrijfspercelen van Essers een reservatiestroom in het gewestplan, verder het RUP Ter Beke Zuid.
Zowel voor het RUP Oudebaan alsook voor het RUP Ter Beke Zuid werd in een overkoepelend plan-MER de impact op het milieu afgetoetst. Het samennemen van deze twee RUP’s laat toe om cumulatieve effecten in een beweging te behandelen.
Het plan-MER heeft als dossiercode PL0238. De nota met richtlijnen en de kennisgevingsnota zijn beide terug te vinden in het MER-dossierdatabank. voetnoot 4 4.2 Doorvertaling plan-MER in RUP Binnen dit plan-MER wordt maatregelen en randvoorwaarden opgenomen welke doorwerking moeten kennen in het verdere verloop van het project, meer specifiek enkele elementen welke vertaald moeten worden in het RUP. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de randvoorwaarden die essentieel zijn voor de beoordeelde ruimtelijke structuur en het ruimtelijk programma. Daarnaast zijn ook de milderende maatregelen die op niveau van het RUP kunnen doorwerken opgelijst.
Daarnaast werden in het MER ook aanbevelingen met betrekking tot de ruimtelijke structuur en het ruimtelijk programma opgelijst (b.v. beperken invloed ondergrondse constructies op grondwaterstroming, benutten infiltratiemogelijkheden, maximaal inzetten op bronmaatregelen hemelwater, aandacht voor de structuurkwaliteit, voldoende waterberging ifv klimaatrobuustheid, doordachte inrichting en beheer groenstructuren, stimuleren ontsnippering en beperken barrièrewerking en verstoring in het bijzonder voor vleermuizen, opmaak inrichtingsplan ifv kwaliteit onbebouwde en bebouwde ruimte, waaronder gebouwen met afschermende werking). Deze zijn zoveel mogelijk doorvertaald in het RUP. 4.3 Externe veiligheid De dienst veiligheidsrapportage beslist dat er geen ruimtelijk veiligheidsrapport dient opgemaakt te worden. In bijlage 10 wordt de toetsing van de dienst veiligheidsrapportage opgenomen.
5 GEVOLGEN EN ACTIES TER REALISATIE 5.1 Afstemming categorieën gebiedsaanduidingen Vlaams gewest In artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering op 15 mei 2009, wordt opgelegd dat een stedenbouwkundig voorschrift te allen tijde sorteert onder een categorie of subcategorie van gebiedsaanduiding.
In volgende tabel wordt aangegeven in welke categorie de bestemmingszone uit voorliggend RUP valt.
5.2 Register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn De zones aangeduid door artikel 1 tem 4 wijzigen niet van gebiedscategorie (blijft bedrijvigheid). De zone voor publiek domein (art 5) wijzigt van gebiedscategorie bedrijvigheid naar lijninfrastructuur: dit is een bestemmingswijziging die conform de richtlijn geen aanleiding geeft tot mogelijke planschade, planbaten en/of compensatie.
Het register bevat bijgevolg geen percelen.
6 BIJLAGE 1: BESTAANDE TOESTAND 6.1 Historiek
Om de reis van Brussel naar Antwerpen eenvoudiger en comfortabeler te maken ten opzichte van de tocht per boot, besloot ‘het Bestuur van de Scheepvaart’ van de stad Brussel een kasseiweg aan te leggen. Voor deze weg werd een zo recht mogelijk tracé uitgetekend. Zo trof de weg zo min mogelijk hoeven en huizen. In 1750 werden de eerste schetsen uitgetekend: het traject Boom-Antwerpen zou twee uur lang zijn, een breedte van 50 à 60 voet hebben (ongeveer 15 à 18m) en een onteigening van 12 en een halve bunder (ongeveer 16ha) noodzakelijk maken. Door discussie over het octrooi, de tolgelden en protesten van de buren, werd de aanleg van de Boomsesteenweg pas voltooid midden de jaren zestig van de achttiende eeuw.
De Moerelei en de Oudebaan zijn straten die al voor de Boomsesteenweg terug te vinden zijn. De Moerelei was de verbinding tussen het centrum van Wilrijk en de grens met Hemiksem. Het deel Moerelei in het verlengde van de Krijgslaan was vroeger een onderdeel van de Krijgslaan en is samen met de forten aangelegd. De Oudebaan vormde samen met de Oudestraat in Wilrijk en de Oudestraat in Aartselaar de verbinding tussen het centrum van Wilrijk en Aartselaar en verder door naar Kontich.
Vanaf de veertiende eeuw is er al sprake van Hof ter Beke, een hoeve in de omgeving van de Struisbeek. In de loop der jaren wordt deze hoeve uitgebouwd tot een kasteeltje en een hof van plaisantie. In 1978 heeft de toenmalige gemeente Wilrijk Hof ter Beke met subsidies aangekocht.
Een fortengordel van 18km lang en uitgerust met acht identieke forten, moest Antwerpen tegen een bombardement beschermen en bakende het “Verschanst Kamp” af waarin het veldleger zich kon terugtrekken en van waaruit het kon opereren. De forten liggen op 2000m uit elkaar zodat een continue vuurgordel Antwerpen beschermde. Vestingstroepen moesten de intervallen tussen de forten bezetten en verdedigen. Alle forten hebben een gelijkaardig grondplan. Rond 1860 werd met de bouw van de forten gestart.
De woningen in de Oudebaan werden in twee golven gebouwd: de eerste fundamentele uitbreiding van het aantal woningen vond plaats rond 1930. De tweede en nog grotere golf van woningbouw kwam er met de wet de Taeye vlak na de Tweede Wereldoorlog. Deze wet gaf subsidies voor het bouwen van woningen.
In het interbellum verhuisde de meubelfabriek Staepelaer en zonen uit het centrum van Wilrijk naar de zone net ten zuiden van de Moerelei. Tot in de jaren vijftig bleef deze meubelfabriek stelselmatig groeien. Eind jaren vijftig nam Henschel de fabriek van Staepelaer en zonen over om een bedrijf dat metaal poederlakte op te richten op deze locatie. Tot in de jaren 2000 werden bijkomende gebouwen opgericht. In 1996 is één hal verbouwd tot een Aldifiliaal. In 2009 is de productie van Henschel naar Polen verhuisd. Sindsdien staat deze site leeg.
Eind jaren vijftig startte Novopan op het naastgelegen perceel. Dit bedrijf fabriceerde meubelpanelen. Ook dit bedrijf breidde stelselmatig uit. In de tachtigerjaren verdween dit bedrijf en werden de verschillende units door verschillende bedrijven ingevuld. Zo huist onder meer de verhuisfirma Violetta in dit complex. In dezelfde periode werden de units langs de Boomsesteenweg ingenomen door detailhandelszaken. In de jaren zeventig werden de toenmalige Wickes, momenteel Gamma, en de Woodtex langs de Boomsesteenweg gebouwd. Voordien was de site van de Gamma ingenomen door een carrosseriebedrijf.
6.2 Beschrijving van de bestaande toestand 6.2.1 Functies
Vanuit het gewestplan was dit deel van de Boomsesteenweg aangeduid als zone voor industrie en KMO. Met firma’s zoals Atlas-Copco en Henschel had de Boomsesteenweg een sterke industriële functie. Inmiddels is die functie in deze omgeving beperkt tot Atlas-Copco. Quasi al de overige percelen hebben een commerciële functie. Het bedrijventerrein Terbekehof is hierop een uitzondering.
In het plangebied zijn al heel wat detailhandelszaken gericht op de Boomsesteenweg. Deze zaken zijn onder te verdelen in een aantal clusters:
Daarnaast is er op de site van Henschel een Aldi die ontsluit via de Moerelei.
Op dezelfde site vinden we nog enkele kleinere units met bedrijven zoals Schaerer en Rombouts. Achter de cluster van Intervest vinden we nog enkel KMO’s terug. De site van Henschel zelf is momenteel verlaten en wacht op een nieuwe invulling.
Binnen het plangebied zijn twee clusters met woningen terug te vinden. De ene cluster is gelegen aan de Boomsesteenweg en bestaat enerzijds uit een aantal rijwoningen en een residentie. Anderzijds hebben enkele kleinere bedrijven hier een pand verbouwd. De andere cluster is gelegen in de Oudebaan. Aan weerszijde van de straat liggen woningen.
6.2.2 Volumes
Het grootste deel van het studiegebied is bebouwd met industriebouw uit één laag. Dit betekent dat de meeste gebouwen zich beperken tot ongeveer een 8 à 10 m. De meeste gebouwen hebben een plat dak, een aantal een sheddak. Daarnaast zijn er nog enkele gewone rijwoningen en een enkele residentie uit ten hoogste drie bouwlagen.
In het plangebied kunnen we de rijwoningen in de Oudebaan onderscheiden. Deze woningen bestaan uit twee bouwlagen en een puntdak, op twee woningen na. Deze woningen zijn opgebouwd uit twee bouwlagen en een plat dak. Deze woningen zijn opgebouwd uit een gelijkvloers van 15m diep en een eerste verdieping van 8m diep.
De rijwoningen aan de Boomsesteenweg zijn opgebouwd uit twee bouwlagen met een plat dak. Een enkel woning heeft een puntdak. De residentie op de hoek van de Moerelei en de Boomsesteenweg is opgebouwd uit drie bouwlagen. Deze residentie is 17m diep. De andere woningen zijn maximaal 12m diep.
De site Henschel bestaat uit een amalgaan van loodsen en hangars. Aan de Oudebaan staan nog een aantal kantoren. Tegen de Moerelei is een deel van deze loodsen als Aldi ingericht. De loodsen hebben een plat dak of een sheddak, de kantoren een plat dak. Aan de rand van het perceel is een rij afdaken opgericht om materiaal te stokkeren.
Tussen de site van Henschel en Carpetright staat een huis alleen. Dit huis staat tegen de rooilijn en bestaat uit een gelijkvloers met daarboven een verdiep onder een mansardedak. De eerste verdieping is 6m diep, het gelijkvloers 8m.
De hele cluster achter Tony Mertens is opgebouwd uit units van industriebouw van een 8m hoog. Deze units zijn evenwijdig met de Boomsesteenweg ingepland waardoor de gebouwen onder een hoek van 30 graden staan ten opzichte van de Oudebaan. De baanwinkels langs de Boomsesteenweg zijn uit gelijkaardige volumes opgetrokken.
Ook Woodtex is een loods uit drie delen. Tegen dit volume aan is het gebouw van Vanden Borre gebouwd. Dit gebouw bestaat uit twee bouwlagen met een ruim gelijkvloers. Het gebouw heeft een plat dak. Deze gebouwen zijn 60m diep en in het totaal 100m lang. De gebouwen zijn eerder parallel met de Oudebaan waardoor het gebouw in een scherpe hoek ten opzichte van de Boomsesteenweg staat en de punt van het gebouw met Vanden Borre tegen de rand van het openbaar domein is ingepland.
Het gebouw van Gamma staat evenwijdig met de Oudebaan en is ook gelegen tegen de Oudebaan. Het gebouw zelf is 30m diep en een 50m breed. Op het einde van het gebouw is een aanhangsel dat haaks op de Boomsesteenweg is gebouwd. Dit aanbouwsel is 14 tot 40m breed en 12m diep.
Op de hoek van de Oudebaan en de Boomsesteenweg is een tankstation waarvan het gebouw zelf beperkt is tot een volume van 20 op 13m. de bijhorende luifel is echter ook nog 24 op 13m. In het gebouw is een carwash en een winkeltje gevestigd.
Figuur 15: huidige volumes
6.2.2 Volumes
Het grootste deel van het studiegebied is bebouwd met industriebouw uit één laag. Dit betekent dat de meeste gebouwen zich beperken tot ongeveer een 8 à 10 m. De meeste gebouwen hebben een plat dak, een aantal een sheddak. Daarnaast zijn er nog enkele gewone rijwoningen en een enkele residentie uit ten hoogste drie bouwlagen.
In het plangebied kunnen we de rijwoningen in de Oudebaan onderscheiden. Deze woningen bestaan uit twee bouwlagen en een puntdak, op twee woningen na. Deze woningen zijn opgebouwd uit twee bouwlagen en een plat dak. Deze woningen zijn opgebouwd uit een gelijkvloers van 15m diep en een eerste verdieping van 8m diep.
De rijwoningen aan de Boomsesteenweg zijn opgebouwd uit twee bouwlagen met een plat dak. Een enkel woning heeft een puntdak. De residentie op de hoek van de Moerelei en de Boomsesteenweg is opgebouwd uit drie bouwlagen. Deze residentie is 17m diep. De andere woningen zijn maximaal 12m diep.
De site Henschel bestaat uit een amalgaan van loodsen en hangars. Aan de Oudebaan staan nog een aantal kantoren. Tegen de Moerelei is een deel van deze loodsen als Aldi ingericht. De loodsen hebben een plat dak of een sheddak, de kantoren een plat dak. Aan de rand van het perceel is een rij afdaken opgericht om materiaal te stokkeren.
Tussen de site van Henschel en Carpetright staat een huis alleen. Dit huis staat tegen de rooilijn en bestaat uit een gelijkvloers met daarboven een verdiep onder een mansardedak. De eerste verdieping is 6m diep, het gelijkvloers 8m.
De hele cluster achter Tony Mertens is opgebouwd uit units van industriebouw van een 8m hoog. Deze units zijn evenwijdig met de Boomsesteenweg ingepland waardoor de gebouwen onder een hoek van 30 graden staan ten opzichte van de Oudebaan. De baanwinkels langs de Boomsesteenweg zijn uit gelijkaardige volumes opgetrokken.
Ook Woodtex is een loods uit drie delen. Tegen dit volume aan is het gebouw van Vanden Borre gebouwd. Dit gebouw bestaat uit twee bouwlagen met een ruim gelijkvloers. Het gebouw heeft een plat dak. Deze gebouwen zijn 60m diep en in het totaal 100m lang. De gebouwen zijn eerder parallel met de Oudebaan waardoor het gebouw in een scherpe hoek ten opzichte van de Boomsesteenweg staat en de punt van het gebouw met Vanden Borre tegen de rand van het openbaar domein is ingepland.
Het gebouw van Gamma staat evenwijdig met de Oudebaan en is ook gelegen tegen de Oudebaan. Het gebouw zelf is 30m diep en een 50m breed. Op het einde van het gebouw is een aanhangsel dat haaks op de Boomsesteenweg is gebouwd. Dit aanbouwsel is 14 tot 40m breed en 12m diep.
Op de hoek van de Oudebaan en de Boomsesteenweg is een tankstation waarvan het gebouw zelf beperkt is tot een volume van 20 op 13m. de bijhorende luifel is echter ook nog 24 op 13m. In het gebouw is een carwash en een winkeltje gevestigd.
Figuur 15: huidige volumes
6.2.3 Mobiliteit
Het (privé) verkeer op de N177 beschikt, voor beide richtingen, veelal over 2 rijstroken. Er is uitwisseling mogelijk met de A12 via parallelle op- en afritten. Voor het openbaar vervoer is aan de westelijke zijde van de A12 over de hele lengte van het studiegebied een busbaan voorzien. Aan de oostelijke zijde is er enkel in het noordelijke gedeelte een busbaan ingericht. Op de locaties zonder busbaan zijn waar mogelijk parkeerstroken voorzien.
Op de A12 geldt een snelheidsregime van 90km/u. Op de N177 mag maximaal 50 km/u gereden worden. Er zijn fiets- en voetpaden voorzien langs de N177.
De kruising van de N177 met Moerelei wordt lichtengeregeld afgewikkeld. Er worden U-Turn bewegingen mogelijk gemaakt onder de viaduct op de N177. Van de oostelijke naar de westelijke zijde is dit mogelijk via een bypass. Ter hoogte van het kruispunt zijn aan beide zijden van de N177 busbanen voorzien.
Er lopen 3 buslijnen welke relevant zijn voor de ontsluiting van het plangebied:
Langs de N177 zijn enkelrichtingsfietspaden voorzien. Bij het kruisen van een toe- of uitrit zit de fietser altijd in voorrang. De fietsoversteken worden benadrukt door middel van rode slemlaag op de rijbaan. De fietspaden verkeren niet altijd in goede staat. In de Oudebaan ligt aan weerszijde een fietspad. Dit fietspad is momenteel in slechte staat. Momenteel wordt de Oudebaan inclusief de fietspaden heraangelegd. In die heraanleg zal ook het kruispunt met de Moerelei worden opgenomen. Dit kruispunt zal dan verhoogd worden aangelegd. In de Moerelei ligt een dubbelrichtingsfietspad.
Toegespitst op het plangebied, is te merken dat er veel afzonderlijke in- en uitritten van parkings zijn. alle detailhandelsclusters voorzien een uitrit langs de Oudebaan. De vele in- en uitritten zijn telkens een conflictpunt met de fietsers langs de Boomsesteenweg. De busstrook op de Boomsesteenweg wordt als afslagstrook naar de detailhandel gebruikt.
Figuur 17: Openbaar Vervoer
Figuur 18: Fietsinfrastructuur
6.2.4 Water en groen
Het industriegebied Terbekehof kent een hoge verhardingsgraad (volgens een studie van omgeving in opdracht van Handel en Industrie Wilrijk spreken we over een verhardingsgraad van 79 procent voetnoot 6). Dit heeft grote gevolgen voor de afvoer van hemelwater. Groen is in het plangebied enkel aanwezig in de voortuinstroken van de winkels en bedrijven, tussen de percelen van de bedrijven en in de tuinen van de woningen. Het aanwezige groen bestaat veelal uit gazon. Soms wordt dit vervangen door een aanplant van lage struiken. In heel het plangebied zijn slechts een twintigtal bomen.
7 BIJLAGE 2: JURIDISCH KADER 7.1 Gewestplan Het hele plangebied is als industriegebied ingekleurd. Dit wil zeggen dat enkel een industriële functie en aanverwante activiteiten (conciërge…) volgens de bestemming mogelijk zijn. De woningen die binnen het plangebied staan dateren grotendeels van voor het gewestplan. Zij zijn dus hoofdzakelijk vergund· en ontlenen daaraan alle rechten· voor zonevreemde constructie zoals opgenomen in de Vlaamse Codex voor Ruimtelijke Ordening (VCRO).
Hetzelfde geldt voor de vergunde detailhandelszaken.
Figuur 20: Gewestplan
7.2 Plannen van Aanleg In de omgeving van het plangebied gelden heel wat BPA’s. Het BPA “Distributiecluster Geleegweg” ligt ten opzichte van het plangebied van het RUP ‘Oudebaan’ gespiegeld rond de Boomsesteenweg. Dit BPA tracht de ontwikkelingen rond Ikea te ordenen en te sturen. Dit BPA probeert een concentratie rond meubelen en wonen te realiseren.
In het industriegebied Terbekehof ligt ook het BPA Fotografielaan waardoor een uitbreiding van de industrie, naast de huidige vestiging van Essers mogelijk is. Het deel van dit BPA in de reservatiestrook is uit de beslissing uitgesloten.
Voor de site van Autostad en voor het Terbekehof is een BPA, BPA Terbekehof, opgemaakt. Dit BPA heeft de hele procedure doorlopen maar de minister van Ruimtelijke Ordening heeft het BPA van goedkeuring onthouden.
Figuur 21: Geldende BPA’s en RUP’s
7.3 Ruimtelijke Uitvoeringsplannen 7.2 Plannen van Aanleg In de omgeving van het plangebied gelden heel wat BPA’s. Het BPA “Distributiecluster Geleegweg” ligt ten opzichte van het plangebied van het RUP ‘Oudebaan’ gespiegeld rond de Boomsesteenweg. Dit BPA tracht de ontwikkelingen rond Ikea te ordenen en te sturen. Dit BPA probeert een concentratie rond meubelen en wonen te realiseren.
In het industriegebied Terbekehof ligt ook het BPA Fotografielaan waardoor een uitbreiding van de industrie, naast de huidige vestiging van Essers mogelijk is. Het deel van dit BPA in de reservatiestrook is uit de beslissing uitgesloten.
Voor de site van Autostad en voor het Terbekehof is een BPA, BPA Terbekehof, opgemaakt. Dit BPA heeft de hele procedure doorlopen maar de minister van Ruimtelijke Ordening heeft het BPA van goedkeuring onthouden.
7.3 Ruimtelijke Uitvoeringsplannen 7.3 Ruimtelijke Uitvoeringsplannen 7.3.1 GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen
Het plangebied valt binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen.voetnoot 7 In het verordenend plan is de zone rond de Boomsesteenweg niet opgenomen. In het voorbereidend studiewerk is de A12 opgenomen als een grootstedelijke as.
Grootschalige detailhandel is binnen het grootstedelijk gebied een belangrijke potentiële economische groeisector omwille van de ligging nabij dichtbevolkte gebieden die als afzetmarkt fungeren. Er doen zich een aantal verschuivingen voor binnen de grootschalige detailhandel die te maken hebben met schaalvergroting, gemengde retail- en leisureontwikkeling, factory outlet centers en e-tail. De ruimtebehoefte van de grootschalige detailhandel vertaalt zich in de noodzaak om het bestaande aanbod te herstructureren, in specifieke ruimtebehoefte voor grootschalige activiteiten en in het eventueel herbestemmen bij herstructurering van het bestaande aanbod.
Specifiek voor de A12 moet een herstructurering van deze as ruimte opleveren voor de afwerking en verdichting van bestaande bedrijventerreinen. De nog vrijliggende percelen en leegstaande gebouwen moeten worden benut. Een clustering van grootschalige detailhandel op een of enkele goed ontsloten plekken moet worden bevorderd waardoor de nu moeizame menging van activiteiten en functies kan worden tegengegaan. Kantoorontwikkeling moet langs deze as onmogelijk worden gemaakt.
Figuur 22: Selectie van polen en assen uit de toelichtingsnota voor het GRUP “Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen
7.3.2 RUP recreatiecluster Moerelei
Het plangebied ligt ten noorden van het bedrijventerrein Terbekehofdreef.
In 2012 maakte SumResearch, in opdracht van de stad Antwerpen, het masterplan recreatiecluster Moerelei op. Op 24 april 2017 werd het RUP recreatiecluster Moerelei goedgekeurd door de gemeenteraad.
Binnen dit masterplan wordt de recreatiecluster ontwikkeld tot een recreatieve groene zone die enerzijds een dam opwerkt tegen de nabijgelegen industriezone en die anderzijds ook een verbinding aangaat met de natuurgebieden in de ruimere omgeving. De recreatiecluster wordt opgewaardeerd en vernieuwd als baken en trekpleister. In het masterplan wil men de bestaande gradiënt van harde naar zachte recreatie behouden en versterken. De visienota voor het masterplan Recreatiecluster Moerelei werd door het college van burgemeester en schepenen goedgekeurd in de zitting van 25 mei 2012.
De directe aanleiding voor de opmaak van het RUP was de aflevering van een planologisch attest voor de transformatie van de openluchtskipiste tot een indoor sneeuwskibaan. De bedoeling is niet alleen de goedgekeurde ontwikkelingsmogelijkheden van de skipiste juridisch te bevestigen, maar ook alle andere zonevreemde situaties binnen het plangebied op te lossen. Daarnaast vormt het RUP ook een kader voor de optimalisatie van de recreatiecluster, onder andere wat betreft de ontsluiting, de onderlinge samenhang en wisselwerking tussen de verschillende activiteiten en het integreren van duurzame oplossingen met betrekking tot de waterhuishouding.
Grafisch plan voorontwerp RUP recreatiecluster Moerelei
7.4 Eigendomsstructuur De woningen zijn grotendeels in bezit van particulieren. Daarnaast zijn enkele grote eigenaars te herkennen. De hele Henschel-site is van één eigenaar. Vervolgens zijn de KMO units eigendom van 2 grote eigenaars en enkele kleinere. De detailhandelscluster rond Tony Mertens, Prémaman, AS Adventure… is in handen van Intervest. Vervolgens zijn de percelen van Woodtex, Vanden Borre, Gamma en het tankstation telkens eigendom van één eigenaar.
Figuur 23: Eigendomsstructuur
8 BIJLAGE 3: BELEIDSKADER 8.1 Relatie met de bovenlokale ruimtelijke structuurplannen 8.1.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
Het studiegebied valt binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen. Eén van de doelstelling van de stedelijke gebieden is het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies langs verbindings- en invalswegen en andere vormen van bedrijfslinten. De bundeling en concentratie van activiteiten hebben tot doel een verder versnippering van de ruimte te voorkomen.
Een gewenste ruimtelijke structuur die vertrekt van gedeconcentreerde bundeling en de verweving van functies, kan moeilijk plaats bieden aan kleinhandelslinten. Daarom opteert het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) om de bestaande kleinhandelslinten, waaronder de Boomsesteenweg vast te stellen, beter te structureren en de uitgroei er van te stoppen.
In de afbakeningsplannen voor de stedelijke gebieden worden geschikte locaties aangeboden voor verkeersgenererende activiteiten waaronder de baanwinkels, shoppingcentra, enz. Handelszaken die behoefte hebben aan een grotere verkoopoppervlakte kunnen geconcentreerd worden op specifieke terreinen, met name de kleinhandelszones. Deze locaties worden gesitueerd binnen de stedelijke gebieden en de economische knooppunten, op goed ontsloten plaatsen (ook voor collectief vervoer). De oppervlakte en de uitrusting zijn afhankelijk van het belang van het stedelijk gebied en het economisch knooppunt. Deze locaties kunnen ook een onderdeel vormen van een groter bedrijventerrein maar worden naar de toekomst toe ingericht als een kleinhandelszone. In de groot- en regionaalstedelijke gebieden zal het Vlaamse Gewest bij de afbakening van het stedelijk gebied de nodige ontwikkelingsperspectieven aangeven en eventueel kleinhandelszones aanduiden.
Zoals al gesteld, benadrukt het RSV het belang om de kleinhandelslinten, die structuurloos zijn gegroeid, ruimtelijk via inrichting te herstructureren. Dit wil zeggen dat de ruimtelijke samenhang van de kleinhandelsvestigingen onderling en met de omgeving moet worden verbeterd, dat de verkeersleefbaarheid, de verkeersveiligheid en de interne verkeersorganisaties (onder andere het parkeren) moeten verbeterd worden en dat de beeldwaarde en het imago van het kleinhandelslint moet verhoogd worden.
Het RUP Oudebaan en bij uitbreiding de concepten die voor heel de Boomsesteenweg op Antwerps grondgebied worden gehanteerd, hebben tot doel de aanwezige kleinhandel beter te structureren en de uitgroei van de detailhandel te stroomlijnen. Hierbij is de verkeersveiligheid één van de eerste toetsstenen. Ook de beeldwaarde van het kleinhandelslint zal de nodige aandacht moeten wegdragen.
De A12 is in het RSV geselecteerd als primaire weg I. Binnen de stedelijke gebieden is het aangewezen om deze wegen in te richten als een stedelijke autosnelweg waarbij het verkeersregime hetzelfde is als op autosnelwegen maar de ontwerpstandaard lager ligt. De ontwerpsnelheid is 100 km of lager. De afstand tussen de aansluitingen kan beperkt worden tot 3 à 5 km. Er zijn geen rechtstreekse erftoegangen. Deze inrichting is bij de A12 ter hoogte van Wilrijk zeker nog niet bereikt.
8.1.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen
Het uitbouwen van een beperkt aantal grootstedelijke assen bevordert de samenhang binnen het grootstedelijk gebied Antwerpen. Op deze assen worden bovenlokale functies geënt en in een kwalitatieve stedenbouwkundige omgeving georganiseerd. Eén van deze assen is de Boomsesteenweg. Vandaar wordt de Boomsesteenweg beschouwd als een strategisch project voor de gefragmenteerde stad.
Het Ruimtelijk Structuurplan van de Provincie Antwerpen selecteert de kleinhandelsconcentratie rond de Boomsesteenweg als een “kleinhandelsconcentratie die ruimtelijk samenhangt met een stedelijk gebied”. Vanuit de samenhang met het stedelijk gebied krijgen deze concentraties de beste ontwikkelingskansen door de bestaande terreinen zo efficiënt mogelijk te benutten, de relatie met het stedelijk gebied in kwestie beter uit te bouwen en het mogelijk maken van bijkomende winkels en de uitbreiding van bestaande winkels. Deze kleinhandelsconcentraties moeten ruimte bieden aan volumineuze winkels.
Het gebied moet als een samenhangend geheel functioneren. Interne samenhang kan worden bereikt door betere aansluiting van de private ruimten op infrastructuren en ander (semi-)publiek domein.
De concentratie moet zich presenteren als een randstedelijke concentratie aan de binnenkomende bezoeker en bewoner. Daarvoor is een goede bereikbaarheid noodzakelijk, niet enkel per wagen maar ook te voet, met de fiets en per openbaar vervoer.
In het ruimtelijk structuurplan voor de provincie Antwerpen (RSPA) worden enkele inrichtingsprincipes naar voor geschoven:
Figuur 24: Categorisering van kleinhandelsconcentraties van provinciaal niveau
Figuur 25: Inrichtingsprincipes voor kleinhandelsconcentraties
8.2 Relatie met het Strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA)
Het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen vertrekt vanuit enerzijds beelden, die een strategie vormen om met de ruimte in Antwerpen om te gaan, en anderzijds vanuit strategische ruimten die samen de gewenste ruimtelijke structuur vormen. De Boomsesteenweg en specifiek de zone vanaf de Fortengordel tot de grens is opgenomen binnen de beelden “Spoorstad” en “Dorpen en Metropool – werken”.
De Boomsesteenweg is in het beeld Spoorstad geselecteerd als territoriale boulevard. Territoriale boulevards, met tramverbinding, zijn wegen die het centrum van Antwerpen verbinden met andere centra in de regio, de buurgemeenten. De tramlijnen op deze boulevards zijn ruimtelijk structurerend op niveau van de straat, de wijk, de stad. Ze maken van Antwerpen een open stad voor de buurgemeenten.
De Boomsesteenweg loopt naar Boom en loopt binnen in de stad Antwerpen verder als de Jan van Rijswijcklaan. Het onderscheid tussen de A12 en de zijrijbanen die als territoriale boulevard geselecteerd worden, moet duidelijk zijn. De relatie tussen de zijrijbanen en de A12 kan pas optimaal zijn als de A12 wordt ingesleufd of zelfs vertunneld.
De Stad suggereert aan het Vlaams Gewest om de ruimte rond de Boomsesteenweg te herordenen met enkele groen-corridors. Bovendien wordt gevraagd middelen te voorzien om de A12 in sleuf te voorzien.
In het beeld Dorpen en Metropool worden drie locaties geselecteerd als cluster voor grootschalige detailhandel: Bredabaan (tegen Schoten), Noorderlaan en de Boomsesteenweg. Voor de Boomsesteenweg moet er gestreefd worden naar een optimalisering van de bestaande structuur. Hierbij dient een duurzaam evenwicht te worden nagestreefd tussen bereikbaarheid met openbaar vervoer en autobereikbaarheid. Verder staat optimalisering van de bestaande grootschalige handelsconcentraties voor: behoud en herstructurering, inbreiding en verdichting, clustering en thematisering. In geen geval worden structurele uitbreidingen van de bestaande grootschalige handelsclusters voorzien. De optimalisering van de grootschalige handelsclusters dient in afweging met bedrijvigheid te gebeuren. Bovenstaande richtlijnen gelden als suggestie aan de hogere overheid. Doelstelling is om op de locaties voor grootschalige detailhandel, de commerciële boulevards, een intensief en slim ruimtegebruik te bekomen. De autogerichtheid van deze activiteiten mag niet ontkend worden maar kan beter georganiseerd worden.
Figuur 26: Selecties voor de spoorstad
De stad voorziet een verfijning van de belangrijkste zones door middel van BPA Ter Bekehof (autogeoriënteerde retail in omgeving van Autostad) en BPA Geleegweg (woongeoriënteerde retail in omgeving van Ikea). Daarnaast kan de driehoek gevormd door de Boomsesteenweg- Moerelei-Oudebaan worden geoptimaliseerd als thematische retailzone. Verder is vermenging in de voorkomende woonzones op het Gewestplan langs de Boomsesteenweg toegestaan. De overige bedrijvenzones op het Gewestplan wenst het ruimtelijk structuurplan als bestemming te behouden met een uitdoofscenario voor grootschalige detailhandel. Zowel in de woon- als bedrijvenzones dient een optimaliseringsscenario te worden uitgewerkt.
Ter optimalisering van de grootschalige handelsclusters (Boomsesteenweg, Noorderlaan zuidelijk deel, Bredabaan) kunnen gemeentelijke RUP’s worden opgemaakt. Zonevreemde bedrijven en handelszaken kunnen worden opgevangen binnen de nieuwe clusters en verwevingsgebieden. Deze gebieden kunnen ook nieuwe economische behoeftes opnemen.
Het voorliggende RUP is een letterlijke uitvoering van de principes die in het s-RSA worden vooropgesteld. Dit RUP heeft als plangebied de driehoek gevormd door de Boomsesteenweg-Moerelei-Oudebaan en heeft als doel om het gebied grosso modo te bestemmen tot zone voor grootschalige retail. De mogelijkheid om daarom een RUP op te maken wordt letterlijk gesuggereerd in het s-RSA.
Figuur 27: Selecties voor dorpen en metropool – Werken
8.3 Overige plannen 8.3.1 Groenplan stad Antwerpen (2017)
Het definitief ontwerp werd goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen op 17 februari 2017.
Het voorontwerp groenplan ‘Levendig landschap, bovenlokaal groenplan’ is een instrument waarmee bepaald wordt hoeveel en welk soort groene open ruimte op een specifieke plek wenselijk is om een evenwichtige kwalitatieve leefomgeving te kunnen behouden. In het groenplan van de stad Antwerpen maakt het plangebied onderdeel uit van het landschap ‘groene kamers’. De concepten voor de groene kamers zijn:
In tegenstelling tot de meeste open ruimten in de stad ligt dit landschap hoger dan de bebouwde omgeving errond. De Zuidelijke Kamers vormen een plateau die door de Struisbeek en de Schelde van de Boomse Questa afgesneden werd.
Elke kamer in dit landschap heeft een aantal troeven die haar bijzonder en attractief maken. Dit zijn o.a. de kasteeldomeinen, de forten of sportactiviteiten zoals de skipiste. Uitgezonderd Klaverblad heeft elke kamer een unieke combinatie van waardevolle ecologische, historische en recreatieve functies. Klaverblad vervult een specifieke rol. Het is een laagdynamische kamer die tussen de andere kamers een verbinding vormt en de parels samen tot een boeiend geheel verweefd. De strategieën voor deze groene kamers zijn:
herstructurering (Recreatiecluster Moerelei), nieuwe (recreatieve) invulling (Ferrarisbos, Terbekehof)
Visie groene kamers (groenplan)
perforatie van obstakels (tussen Terbekehof en Struisbeek, tussen Fotografielaan en Struisbeek, tussen Ferrarisbos en Recreatiecluster Moerelei), openwerking naar de beekvallei (rond de verbrandingsoven)
Er is een hoofdtraject voor langzaam verkeer aanwezig dat het landschap zowel van noord naar zuid als van oost naar west doorkruist. Hierop zijn lokale aantakkingen mogelijk. De doorwaadbaarheid wordt verbeterd door: Er worden in het groenplan een aantal cases onderzocht. Ter Beke is één van deze cases. In onderstaande worden de belangrijkste elementen aangehaald voor het plangebied. De open ruimte in de zuidrand van Antwerpen wordt in belangrijke mate bepaald door de Struisbeek. Die vormt, samen met een heel aantal kleine zijtakken, de drager van de huidige ecologisch waardevolle delen van het landschap. Ook de Hollebeek neemt, zij het op een bescheidener schaal, een gelijkaardige rol op. Vandaag is de historische groenblauwe structuur nog grotendeels intact, behalve ter hoogte van het bedrijventerrein. Tussen de domeinen Klaverblad en Ter Beke is een kleine waterloop, inclusief de omringende groenzone verdwenen. Dit blijkt niet zonder gevolgen, want deze plek kampt nu regelmatig met wateroverlast. De site aan de zuidelijke rand van het bedrijventerrein doorbreekt de natuurlijke afwatering waardoor het oppervlaktewater niet meer weg kan naar de Struisbeek en ter hoogte van de Terbekehofdreef bijeenkomt. De effecten van de blokkage van de natuurlijke afwatering worden nog versterkt door de enorme mate van verharding. Maar liefst 72% van het onderzoeksgebied wordt ingenomen door bebouwde of verharde oppervlakte. Dit percentage ligt zelfs circa 10% hoger dan de verzegelingsindex van het hele havengebied. Hierdoor is er nagenoeg geen infiltratie meer mogelijk en neemt de af te voeren hoeveelheid oppervlaktewater aanzienlijk toe. Dit water botst aan de zuidelijke site tegen een ondoorlatende muur van bebouwing en verharding en creëert regelmatig wateroverlast. De site van Autostad is cruciaal in de waterlogica en wordt op korte termijn grondig herdacht. De huidige gelijkgrondse organisatie heeft een enorm ruimtegebruik en bodemverzegeling tot gevolg. Door het stapelbaar programma in een bouwvolume onder te brengen, kan de doorbraak tussen Terbekehof en Struisbeek gerealiseerd worden. Deze wordt gekoppeld aan een waterbuffer van circa 7000 m³. Streefdoel is om ook de Essers-site waterefficiënter te organiseren waardoor het landschap van Klaverblad hersteld kan worden. Het resultaat is een groenblauw netwerk dat de terreinlogica volgt en tevens oplossing biedt aan de waterproblematiek van het bedrijventerrein. Door hetzelfde programma-oppervlak anders te bouwen kan een grote winst geboekt worden. Groenplan: afstromings- en terreinlogica Ter Beke (groenplan)
Groenplan Case Ter Beke (groenplan)
8.3.2 Waterstudie Ter Beke Het ontwerp eindrapport werd goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen op 7 juli 2017.
In functie van de waterproblematiek in de omgeving van het plangebied werd door Sweco een studie uitgewerkt waarin de mogelijkheden voor waterberging werden bekeken ter hoogte van het bedrijventerrein. De focuszone van de studie wordt begrenst door de A12 in het oosten, de Moerelei in het noorden, de openruimte in het westen en de Grote Struisbeek (Benedenvliet) in het zuiden. Dit studiegebied omvat zodus ook het plangebied Oudebaan. De uitkomst van deze studie geeft extra input geven aan het voorontwerp RUP Oudebaan in de vorm van determinerende randvoorwaarden.
In een eerdere technisch-hydraulische studie die werd uitgevoerd in opdracht van Riolink en POM (Sweco, 2013-2014 met actualisatie in 2016) werd een voorstel met ondergronds RWA-DWA stelsel uitgewerkt in combinatie met 2 open buffers, één aan de Terbekehofdreef en één ten zuiden van Essers. In deze oplossing moet stroomafwaarts van het bedrijventerrein ruimte gevonden worden voor de aanleg van twee bufferbekkens en ruimte voor het doorvoeren van het hemelwater naar de Grote Struisbeek. Vanuit het bovenlokaal groenplan van de stad Antwerpen wordt gezocht naar opportuniteiten om bovenlokale groenstructuren te versterken die geënt zijn op het watersysteem. Dit gaf aanleiding tot een alternatief concept dat inzet op gedecentraliseerde, open waterberging (enerzijds evenwijdig aan de hoogtelijnen en anderzijds loodrecht op de hoogtelijnen) en het realiseren van groen-blauwe verbindingen (Stad Antwerpen, 2016).
Binnen de waterstudie staat zodus een collectief watersysteem met open waterstructuren, welke werden geënt op topografie, centraal. Dit werd uitgebreid met vier aanvullende ruimtelijke concepten:
In eerste instantie wordt er een langetermijnvisie opgebouwd. Om een duurzaam en gravitair afwatersysteem te creëren, moet er voldaan worden aan volgende eisen:
Ruimtelijk concept voor onderzoeksgebied: systeem van gedecentraliseerde, open waterbuffering (bron: Team Ontwerpend Onderzoek Stad Antwerpen)
8.3.3 Mobiliteitsplan
Op 2 maart 2015 keurde de gemeenteraad het mobiliteitsplan voor de stad Antwerpen goed.
Naar de stad is de A12 geselecteerd als hoofdweg. De N177 is als een steenweg, secundaire 3, geselecteerd. Een steenweg verbindt en verzamelt op niveau van de stadsagglomeratie. De Krijgslaan is als wijkweg gecategoriseerd. Wegen in industriegebied krijgen, wegens hun specifiek karakter, een afzonderlijke categorie: industriehoofdstraat en industriestraat. In het industriegebied Terbekehof zijn de Terbekehofdreef, de Elektronicalaan, de Oudebaan en de Moerelei als industriehoofdstraat geselecteerd. De andere straten zoals Oudebaan, Dynamicalaan en Fotografielaan zijn als industriestraat gecategoriseerd. Op korte termijn is het een actie om het verkeer uit de Fotografielaan en de Terbekehofdreef verplicht te laten afbuigen naar de Moerelei. Langs de Boomsesteenweg is tot aan de Krijgslaan een te realiseren stamlijn ingetekend. Deze lijn loopt van het Olympiadekruispunt tot het UZA. Een stamlijn heeft als functie verbinden op stedelijk niveau en met een overstap ter hoogte van de stadsrand tussen auto en tram aan een P&R. De haltes hebben een onderlinge afstand van 500 tot 800m. Waar de tram afdraait van de Boomsesteenweg naar het fort, is een overstap tussen streekbus en tram voorzien.
De Boomsesteenweg is geselecteerd als kernroute. Een kernroute is een bovenlokale fietsroute die woonkernen, districtskernen en belangrijke functies met elkaar verbinden. Ze is de kortste en meest logische weg voor fietsers. Wijkroutes zijn belangrijke routes binnen de stad of het district. Op lokaal niveau zijn het de routes met de grootste fietsintensiteiten en directe verbindingen binnen de wijken. Bij stadsontwikkelingsprojecten moet er gestreefd worden naar een nieuw evenwicht door ruimtelijke planning en mobiliteit op elkaar af te stemmen. Nieuwe functies brengen een bijkomende en nieuwe mobiliteitsvraag met zich mee. Andersom biedt een goed en kwaliteitsvol aanbod van sterke mobiliteitsnetwerken het kader om ruimtelijke ontwikkelingen en economische groei te ondersteunen en mogelijk te maken. Voor nieuwe programma’s of ontwikkelingen wordt daarom gezocht naar de best bereikbare plek, zonder de bereikbaarheid van de omgeving te verminderen of verder te hypothekeren.
Figuur 28: Hoofdwegennet
Figuur 29: Stadswegen
Figuur 30: Industriehoofdstraten
Figuur 31: Bovenlokaal tramnet
Figuur 32: Bovenlokaal busnet
Figuur 33: Bovenlokaal fietsnet
8.3.4 MOBER Boomsesteenweg (2013)
Om inzicht te krijgen in de vrije capaciteit op de Boomsesteenweg heeft het college beslist om in 2012 een verkeersmodel te laten opmaken voor de omgeving van de Boomsesteenweg tussen de kruispunten van de Krijgslaan – Moerelei en de Terbekehofdreef – Atomiumlaan.
Uit analyse van de bestaande toestand bleek dat de bestaande infrastructuur amper restcapaciteit kent. Er is tijdens de avondspits vooral sprake van congestie op de N177 en A12 richting Brussel. Het verkeer op de N177 kan terugslaan tot vlak voor het kruispunt met Moerelei en Krijgslaan. Op de A12 kan de wachtrij reiken tot aan de viaduct. De hoofdoorzaken hiervan zijn te hoge intensiteiten in combinatie met een groot aantal weefbewegingen richting/komende van de ontwikkelingen langs de N177. Uit de verschillende doorrekeningen in de MOBER blijkt dat zowel met als zonder de bijkomende ontwikkelingen er sprake is van ernstige congestie. Bij een bijkomende ontwikkeling van 6000 - 6500 m² retail zit het verkeersnetwerk, ter hoogte van het de Oude Baan, aan zijn plafond.
In scenario d werd een uitbreiding van het netwerk met de Cardoensite onderzocht met volgende conclusie: Er kan gesteld worden dat er in scenario d geen afwikkelingsproblemen zijn op kruispuntniveau. Dit is het rechtstreeks gevolg van de lichtenregeling aan het kruispunt N177 x Atomiumlaan x Terbekehofdreef, welke de verkeersstromen niet kan verwerken en fungeert als bottleneck. Een eventuele uitbreiding van de cardoensite vormt dus geen probleem op kruispuntniveau, maar is afhankelijk van andere factoren. Een uitbreiding zorgt voor bijkomende voertuigen die de site enkel kunnen bereiken via de N177 en A12 ten noorden van Cardoen. Dat gedeelte van het netwerk is reeds oververzadigd en kan geen bijkomende intensiteiten meer verwerken. Verder moet er ook aandacht besteed worden aan de afwikkeling van het kruispunt met de Cleydaallaan, het is onbekend hoeveel verkeer dit kruispunt nog kan verwerken. Bij een uitbreiding is het aan te raden de ontsluiting van Cardoen op dezelfde locatie te voorzien (ten zuiden van de bottleneck). Wanneer deze bijvoorbeeld zou aansluiten op Terbekehofdreef wordt de afwikkeling van de kruising N177 x Atomiumlaan x Terbekehofdreef (en de ontsluiting van de Cardoensite) problematisch.
8.3.5 Structuurschets Boomsesteenweg (1999)
Onderstaand worden de belangrijkste elementen uit de studie ‘Structuurschets Boomsesteenweg’ voor het plangebied weergegeven:
De A12 als "stedelijke autosnelweg" (sleuf), de N177 als stedelijke boulevard, een vrije bus/trambaan als generator, halten als knopen van openbaar vervoer en een netwerk van fietsvoorzieningen.
Deze bundeling, waarbij gedacht wordt aan het groeperen en concentreren van verwante assortimenten op een kleinere oppervlakte, moet de leesbaarheid versterken. Deze ruimtelijke bundeling past in het globale ruimtelijke concept waarbij een afwisseling van open ruimte en bebouwing wordt nagestreefd.
Figuur Structuurschets Boomsesteenweg (Stramien) 8.3.6 Streefbeeld A12 (2006)
In het kader van het wegwerken van de gevaarlijke punten en wegvakken werd in 2006 in opdracht van het Vlaams Gewest een streefbeeld opgemaakt voor de A12/N177 tussen Antwerpen en de Rupel. Het streefbeeld dient een ruimer beeld te schetsen van de gevaarlijke punten binnen het betreffende studiegebied zodat het wegwerken van gevaarlijke punten en wegvakken kan worden gekaderd binnen een globaal ruimtelijk en stedenbouwkundig kader. Infrastructurele, landschappelijke en stedenbouwkundige ingrepen zullen nodig zijn om deze weg zijn functie van primaire weg type I te laten vervullen.
Ter hoogte van de economische concentratie Wilrijk-Aartselaar (combinatie bedrijvigheid en grootschalige baanwinkels) wordt voorgesteld om de A12 halfverzonken aan te leggen wat het wegbeeld en de geleiding van het verkeer ten goede komt. Ondanks deze licht verdiepte ligging blijft de zichtlocatie voor de flankerende bedrijven en baanwinkels gegarandeerd. Om de grootschalige baanwinkels en bedrijven vlot te ontsluiten wordt een grote N177-ontsluitingslus voorzien. Ter hoogte van deze noordelijke ‘economische lus’ dient het aantal in- en uitritten drastisch beperkt te worden en blijft de zichtlocatie voor de baanwinkels er belangrijk.
De verkeersleefbaarheid ter hoogte van deze lussen kan verhoogd worden door een doorgedreven en georganiseerde clustering van de bedrijven en grootschalige baanwinkels, met een beperkt aantal in- en uitritten tot gevolg. De zichtlocaties blijven uiterst relevant. Ter hoogte van de noordelijke en zuidelijke keerlussen wordt de A12 ingesleuft en overkapt. De zuidelijke lus krijgt een karakter dat ietwat verschilt van de noordelijke lus waar de aanwezigheid van dense baanwinkelclusters prioritair is.
De N177 heeft een sterk ontsluitend karakter. Dwarsstraten, bedrijven en winkels takken op de lus aan via een rechts in – rechts uit. De aansluitingen worden bij voorkeur zoveel mogelijk gebundeld (clustering). Vanwege de veelvuldige aansluitingen en het merkelijke verschil in functie met de A12, wordt voor de N177 een snelheidsregime van 50km/h voorgesteld. De uitwisseling tussen A12 en N177 gebeurt via de parallelle op- en afritten ter hoogte van de Krijgslaan en Atomiumlaan.
De fietsstructuur langsheen N177 vormt een eenvormig geheel over de zonegrenzen heen: langs beide zijden komt een dubbelrichtingsfietspad te liggen. Dit type fietspaden geniet de voorkeur, omwille van de beperkte, onvermijdelijke oversteekbewegingen over N177 en A12. De dubbelrichtingsfietspaden worden telkens vrijliggend uitgevoerd. In de woonzones worden ze van N177 gescheiden door een parkeerstrook en bufferzone. Langsheen de economische lussen wordt het fietspad van de rijbaan gescheiden door een berm. Voor activiteiten langsheen de economische lussen wordt het principe “parkeren op eigen terrein” gehanteerd en wordt geen structurele parkeergelegenheid op openbaar domein voorzien.
Ontwerpaanzet thv economische concentratie Wilrijk (Bron: Streefbeeldstudie A12)
8.3.7 Mobiliteitseffectenstudie
Uit analyse van de bestaande toestand blijkt dat de bestaande infrastructuur amper restcapaciteit kent. Er is tijdens de avondspits vooral sprake van congestie op de N177 en A12 richting Brussel. Het verkeer op de N177 kan terugslaan tot vlak voor het kruispunt met Moerelei en Krijgslaan. Op de A12 kan de wachtrij reiken tot aan de viaduct. De hoofdoorzaken hiervan zijn te hoge intensiteiten in combinatie met een groot aantal weefbewegingen richting/komende van de ontwikkelingen langs de N177.
In een eerste scenario wordt verondersteld dat er een volledige invulling als retail komt. Uit de doorrekeningen blijkt dat dit scenario helemaal niet haalbaar is naar verkeersafwikkeling toe. Na 20 minuten simulatie staan er al zeer lange wachtrijen op alle kruispunten in het projectgebied.
In een tweede scenario is enerzijds nagegaan of de capaciteit nog verhoogd kan worden (rekening houdend met de geplande ontwikkelingen zoals een nieuwe tramlijn en verkeerslichten aan de kruising met Geleegweg). Uit de doorrekeningen blijkt dat de capaciteit niet significant verhoogd kan worden zonder ingrijpende maatregelen zoals het verhogen van het aantal rijstroken. Het combineren van een aantal in –en uitritten kan het aantal weefbewegingen wel doen afnemen, wat de verkeersveiligheid ten goede komt (en de capaciteit in beperkte mate verhoogd). In het scenario is berekend dat een bijkomende ontwikkeling van 6000 - 6500 m² nog aanvaardbare resultaten naar afwikkeling toe geeft voetnoot 14. Aanvaardbaar wil zeggen de wachtrijen op de kruispunten niet zo lang worden dat ze de afwikkeling van andere (stroomafwaartse) kruispunten ernstig beïnvloeden.
Belangrijk is op te merken dat zowel met als zonder de bijkomende ontwikkelingen er sprake is van ernstige congestie. Bij een bijkomende ontwikkeling van 6000 - 6500 m² zit het verkeersnetwerk, ter hoogte van het projectgebied, aan zijn plafond, dit wil zeggen dat in principe elke auto die er verder bijkomt voor afwikkelingsproblemen kan zorgen. Ook externe factoren zoals slechte weersomstandigheden kunnen het fragiele evenwicht op het netwerk verstoren, met ernstige afwikkelingsproblemen als gevolg.
De hierboven vermelde oppervlakten vertrekken vanuit de bestaande situatie, inclusief de bestaande functies. Voor het RUP wordt er vanuit gegaan dat de bestaande functies op de Henschelsite verdwijnen. Bovendien verschilt de aantrekkingskracht per 100m² sterk per assortiment. Daarom wordt in de eerste plaats het ruwe cijfer van het aantal bewegingen binnen een spitsuur voetnoot 15 op een dinsdag of donderdagavond berekend die binnen het plangebied bijkomend kunnen aangewend worden als alle functies op de Henschelsite verdwijnen: 524 bewegingen. voetnoot 16
8.3.8 Ontwerpen Onderzoek Oudebaan [BRUT]
De richtnota Oudebaan voorziet een invulling, hoofdzakelijk gericht op retail. Het idee van een site die volledig ingevuld kan worden door retail stuitte op een aantal bedenkingen, voornamelijk met betrekking tot de ontsluiting en mobiliteit, die nu al een probleem vormt in deze omgeving. Rekening houdend met deze opmerkingen werd een onderzoek gestart welke andere programma’s, met een beperktere mobiliteitsgeneratie, op deze locatie mogelijk of interessant kunnen zijn. Meer concreet werd gevraagd of een invulling met een aandeel wonen mogelijk is en op welke manier. Dit onderzoek werd afgerond in maart 2015.
Op basis van een analyse van de bestaande site werd een ontwerpend onderzoek opgestart. Er werden drie voorkeursscenario’s verder uitgewerkt, die elk op een andere manier een combinatie van retail en wonen mogelijk maken. In één van deze scenario’s werd ook de inplanting van hoogbouw, onder de vorm van woontorens bekeken. Deze werd niet meegenomen in de opmaak van dit RUP. Wat betreft de ontsluitingsstructuur wordt tevens het doortrekken van de Elektronicalaan (cfr. RUP Recreatiecluster Moerelei) met aansluitend een nieuwe ontsluitingsweg doorheen de site als mogelijk scenario meegenomen. Uiteindelijk werden enkele ideeën gecombineerd tot een eindscenario. Het eindscenario vormt geen definitieve keuze, maar moet gezien worden als een illustratie van enkele algemene conclusies.
8.3.9 Beeldkwaliteitsplan Terbekehof, Kernenergie en Bloemenveld, Handel en Industrie Wilrijk (2009)
Om het uitzicht en de bereikbaarheid te verbeteren werd in 2009 een masterplan en beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de drie Wilrijkse bedrijventerreinen. Er wordt gewerkt met een lange termijnvisie op een duurzame inrichting en beeldkwaliteit voor de publieke ruimte, korte termijnactie onder meer wat betreft signalisatie en een set aanbevelingen naar zowel bedrijven als diverse overheden toe.
8.3.10 Beleidsnota industrie en logistiek 2020
De beleidsnota industrie en logistiek 2020 werd door het college van burgemeester en schepenen goedgekeurd op 3 juli 2015.
In het Bestuursakkoord Stad Antwerpen 2013-2018 werd bepaald dat het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (2006) in deze bestuursperiode zal worden geactualiseerd met recente ontwikkelingen en prioriteiten, afgestemd op de verschillende beleidsdomeinen. De bevindingen en beleidsaanbevelingen uit deze nota vormen de economische onderbouw voor het nieuwe strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen.
Gezien het tekort aan beschikbare percelen voor industrie en logistiek om aan de ingeschatte ruimtebehoefte voor 2020 te voldoend wordt in de beleidsnota in de eerste plaats gefocust op het creëren van ruimte om te ondernemen. Vervolgens worden de groeisectoren besproken. Verder worden maatregelen omtrent mobiliteit beschreven en de organisatorische maatregelen.
Volgende visie-elementen zijn relevant voor het plangebied:
8.3.11 Beleidsnota detailhandel 2013
Op 23 september 2013 keurde de gemeenteraad de beleidsnota detailhandel goed. Deze nota is een update van de beleidsnota uit 2006.
De Boomsesteenweg valt binnen de baanwinkelgebieden. Dit zijn concentraties die langs de grote invalswegen naar stad Antwerpen waar enkele grootschalige handelszaken gevestigd zijn en die door hun schaal, goede bereikbaarheid en groot parkeeraanbod een zeer grote aantrekkingskracht hebben.
De beleidsnota detailhandel schuift 6 speerpunten naar voor:
Op het vlak van aanbodbeleid wordt het belang van grootschalige detailhandel naar voor geschoven. Een onderscheid wordt in dit onderwerp gemaakt tussen perifere en niet-perifere grootschalige detailhandel, aangezien beleidskeuzes hieromtrent van verschillende aard moeten zijn. Met perifere grootschalige detailhandel bedoelen we de grootschalige detailhandel die buiten woongebied, maar wel op grondgebied stad Antwerpen, gevestigd is. Perifere grootschalige detailhandelsvestigingen zijn winkels die vanwege hun aard en omvang over het algemeen niet in de traditionele winkelcentra (binnenstad/buurt- en wijkcentra) gevestigd kunnen worden.
Het kader inclusief deze voorwaarden dat stad Antwerpen vooropstelt voor het vestigen van perifere grootschalige detailhandel is:
De drie grote aandachtsgebieden voor perifere grootschalige detailhandel (buiten woongebieden) zijn zoals in tabel 4 beschreven: de Boomsesteenweg (Wilrijk), de Bredabaan (Merksem) en de Noorderlaan (Antwerpen). Voor elk van de gebieden is de opmaak van een (nieuwe) RUP's op korte of middellange termijn een belangrijk instrument.
De opmaak van het RUP Oudebaan-Moerelei, waarnaar ook in het s-RSA wordt verwezen, aan de Boomsesteenweg heeft als voornaamste doelstelling het optimaliseren van deze ruimte met waar mogelijk meer ruimte voor grootschalige detailhandel en een meer optimale ontsluiting en verkeersafwikkeling van de bestaande handelszaken.
De voorliggende toelichtingsnota is dus een uitvoering van de beleidsnota detailhandel.
8.3.12 Beleidsnota kantoren 2020
De beleidsnota kantoren 2020 werd door het college van burgemeester en schepenen goedgekeurd in de zomer van 2015.
De beleidsnota is gericht op het versterken van de kwaliteit van het aanbod in de stad Antwerpen om zo de aantrekkelijkheid van het vestigingsmilieu te garanderen met het oog op het verankeren van bestaande bedrijven en het aantrekken van nieuwe ondernemingen. De beleidsnota zal zich toespitsen op volgende strategische pijlers: kernversterkend beleid, leegstandsbeleid, kwaliteitsbeleid, mobiliteitsbeleid, promotiebeleid en organisatorische maatregelen.
In de beleidsnota kantoren worden de strategische kantoorlocaties – namelijk Eilandje Noord, Antwerpen Centraal, Nieuw Zuid en Berchem - voor kernversterkend beleid en concrete investeringspromotie geselecteerd. Wilrijk ligt buiten de strategische kantoorlocaties. Hier dienen de vigerende beleidskeuze (max. 1.500m² bruto vloeroppervlakte per perceel) en de bepalingen in reeds goedgekeurde Ruimtelijke Uitvoeringsplannen en Bijzondere Plannen van Aanleg inzake kantoorontwikkelingen behouden te blijven.
Wilrijk wordt geselecteerd als ‘locatie zonder groeipotentieel’. Specifiek voor de zone Terbekehofdreef en Fotografielaan wordt voorzien om de leegstaande kantoren te transformeren van kantoren naar ruimte voor industrie. De Stad Antwerpen zal bovendien het voortouw nemen in een duidelijke profilering van de Boomsesteenweg als baanwinkelzone zodat leegstaande kantooroppervlaktes kunnen onderworpen worden aan een onderzoek naar de meest haalbare transformatie.
8.3.13 Marktruimteonderzoek
In 2013 heeft het studiebureau WES in opdracht van WNE een onderzoek uitgevoerd met als doel na te gaan waar in de stad Antwerpen er voor detailhandel nog marktruimte is voor welk type van aanbod. Uit deze marktruimteberekening blijkt dat er langs de A12 nog marktruimte is voor heel wat branches:
De Henschelsite kan maximaal 17 500 m² nettowinkelruimte huisvesten. Binnen het licht van de marktruimte kan deze 17 500 m² volledig ontwikkeld worden zonder gevaar voor marktverstoring of -verzadiging. Ook in 2015 en 2020 blijft deze marktruimte bestaan. Uit een simulatie van deze oppervlaktes (5 000 m² periodieke goederen, 12 500 m² uitzonderlijke goederen) aan de hand van het mathematisch model (provincie Antwerpen), blijkt dat de koopbinding voor periodieke goederen voor inwoners uit Wilrijk toeneemt van 39,4% naar 42,0 %, terwijl de attractie van buitenaf toeneemt met 20%. Voor uitzonderlijke goederen groeit de attractie van buiten Wilrijk met 16%, terwijl de koopbinding stijgt van 64,7% naar 65,0%. De ontwikkeling van deze ruimte is vanuit marktmatig perspectief goed haalbaar. Dit is echter zonder rekening te houden met het mobiliteitseffect. We adviseren om de modulegrootte voldoende groot te nemen (bv. minimumunit 2 000 m²) en vooral te mikken op formules met een regionale uitstraling die een grote winkeloppervlakte nodig hebben.
We kunnen concluderen dat de Henschelsite heel wat potenties biedt voor een nieuwe (grootschalige) detailhandel. Een kanttekening is dat bij de herinrichting van de site rekening dient te worden gehouden met de mobiliteitsafvloeiing, daar de A12 op spitsuren nu al dichtslibt. Het opstellen van een mobiliteitsplan voor het gebied is een must.
8.3.14 Baanbrekend winkelen: voor een leefbare steenweg en handelskern in 2030
Er werd een leidraad ontwikkeld voor een samenhangende, toekomstbestendige aanpak van handelslinten en -kernen. De aanpak vertrekt van 5 principes. Hieronder worden de principes getoetst aan de planopties van het RUP Oudebaan
9 BIJLAGE 4: PLANPROCES 9.1 Stappenplan opmaak RUP De uitwerking van het ruimtelijk uitvoeringsplan verloopt in vijf fasen.
De proces- en richtnota geeft inzicht in het planproces en de ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor de ontwikkeling van de site en omgeving weer. Naast een analyse van de omgeving, een detaillering van het plangebied en een inzicht in de geldende juridische en planologische context worden in deze fase ook de randvoorwaarden opgesomd die later in het RUP vertaald zullen worden in stedenbouwkundige voorschriften. Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij, voordat een activiteit of ingreep plaatsvindt, de milieugevolgen worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Via het milieuonderzoek wordt getracht om de voor het milieu mogelijk negatieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen zodat ze kunnen worden voorkomen of gemilderd. Op die wijze kan het voorliggend project of plan worden bijgestuurd. Het milieueffectrapport vormt bijgevolg een belangrijk instrument in de besluitvorming. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te beslissen of een bepaald project of plan toegelaten of vergund kan worden en onder welke voorwaarden. Gelijklopend met de opmaak van het plan-MER wordt een waterstudie opgemaakt die mede geïntegreerd wordt.
9.2 Timing opmaak RUP Onderstaand schema geeft het stappenplan en bijhorende indicatieve timing van het RUP weer.
9.3 Betrokken actoren Voor een goed verloop van het planproces worden er regelmatig met de relevante actoren overlegd. Onderstaand wordt een lijst gegeven van de betrokken actoren.
De besluitvorming is een verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en schepenen en gemeenteraad.
10 BIJLAGE 5: WATERTOETS 10.1 Decreet IWB Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (decreet IWB) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. De watertoets geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de opmaak van plannen voetnoot 19, programma’s en vergunningen, waarin wordt gesteld dat er bij eender welk nieuw initiatief geen schadelijk effect mag ontstaan of dat dit schadelijk effect zoveel mogelijk wordt beperkt en indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd. Overeenkomstig het Decreet Integraal Waterbeleid dienen de beslissende overheden te onderzoeken of de betrokken activiteit een schadelijk effect op het watersysteem kan doen ontstaan dat vermijdbaar is. De watertoets kan m.a.w. omschreven worden als het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de mogelijke schadelijke effecten van plannen, programma’s of vergunningsbesluiten op het watersysteem. Doel is preventief te werk te gaan door reeds in een vroeg stadium het watersysteem mee te nemen in de afweging. Een schadelijk effect wordt gedefinieerd als: "ieder betekenisvol nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van de toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsmede de samenhang tussen een of meer van deze elementen". Elk nieuw initiatief waarvoor er een vergunning nodig is (een stedenbouwkundige, een milieuvergunning of een andere) en elk plan of programma, moet vóór de goedkeuring aan de watertoets onderworpen worden. Alleen wanneer er in geen geval schadelijke effecten voor water te verwachten zijn, zoals bij een jachtvergunning, dan zegt het gezond verstand dat de watertoets zonder voorwerp is. Toont de watertoets aan dat het initiatief significante schade kan veroorzaken, dan moet men op zoek naar alternatieven of compenserende maatregelen. De beslissende overheid legt in de eerste plaats voorwaarden op om de schade te vermijden of zoveel mogelijk te beperken. Als dat niet kan, zal de beslissende overheid de maatregelen richten op herstellen van de schade. Voor schade in de categorie "infiltratie van hemelwater" of "ruimte voor water", bestaat een noodoplossing: waar herstel onmogelijk is, kan compensatie eventueel nog een oplossing bieden. Is er - in uitzonderlijke gevallen - geen aanvaardbaar alternatief of remedie mogelijk, dan zit er niets anders op dan de vergunning of de goedkeuring voor het plan of programma te weigeren.
10.2 Watertoets als onderdeel van het plan-MER Het plangebied is gelegen in het deelbekken ‘Beneden Schelde’ waarbij de Grote Struisbeek (A.S.10, geklasseerd, eerste categorie) instaat voor de voornaamste afwatering van het projectgebied. Deze waterloop bevondt zich niet in het plangebied zelf. Het plangebied bevindt zich niet in de omgeving van een waterwingebied of beschermingszone.
De verschillende watertoetskaarten worden onderstaand besproken. 10.2.1 Hellingenkaart
Het merendeel van het plangebied kent hellingen < 0,5% of tussen 0,5% - 5%. Beperkte specifieke zones kennen een helling van 5% - 10% en soms zelfs >10%. 10.2.2 Erosiegevoelige gebied
Het plangebied kent nauwelijks erosiegevoelige gebieden, met een uitzondering in het noorden van het plangebied. 10.2.3 Winterbed
Het plangebied bevindt zich niet in een winterbed. Het dichtstbijzijnde winterbek bevindt zich op ongeveer 2 km ter hoogte van de Schelde. 10.2.4 Overstromingsgevoelige gebieden (2017)
Binnen het plangebied zijn er geen overstromingsgevoelige gebieden. Onmiddellijk ten zuiden bevindt zich het overstromingsgevoelig gebied ten gevolge van de Grote Struisbeek. 10.2.5 Infiltratiegevoelige bodems
Het plangebied bestaat volledig uit een infiltratiegevoelige bodem. 10.2.6 Grondwaterstromingsgevoelige bodems
Het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2).
10.2.7 Terugkoppeling plan-MER Uit de disciplines grondwater, oppervlaktewater en biodiversiteit van het plan-MER blijkt dat er geen significant negatieve effecten op het watersysteem zullen optreden op voorwaarde dat:
11 BIJLAGE 6: RUIMTELIJKE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE Hieronder het advies van de dienst Veiligheidsrapportering (dienst VR).
Ter uitvoering van de Seveso-richtlijn voetnoot 20 dient in het beleid inzake ruimtelijk ordening rekening gehouden te worden met de noodzaak om op langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen Seveso-inrichtingen voetnoot 21 enerzijds en aandachtsgebieden voetnoot 22 anderzijds. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt door het houden van toezicht op de vestiging van nieuwe Seveso-inrichtingen, op wijzigingen van bestaande Seveso-inrichtingen, en op nieuwe ontwikkelingen rond bestaande Seveso-inrichtingen.
Het advies van de dienst VR heeft betrekking op het aspect externe mensveiligheid zoals bedoeld in de Seveso-richtlijn, of, m.a.w. op de risico’s waaraan mensen in de omgeving van Seveso-inrichtingen (kunnen) blootgesteld worden ten gevolge van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen.
Om een inschatting te maken van het aspect externe mensveiligheid, dient het voorliggende RUP afgetoetst te worden aan de hand van criteria die werden opgenomen onder de vorm van een beslissingsdiagram in bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage. De dienst VR voerde volgende toetsing uit. Gelet op het feit dat :
voetnoten 1 John F Ahern, Greenways as strategic landscape planning: Theory and Application, 2 Bron: branche-indeling, Locatus® https://locatus.com 3 In het BPA nr 112 Distributiecluster Geleegweg (2001) ten oosten van de A12 zijn de zones voor winkelbebouwing bestemd voor de hoofdassortimenten Woninginrichting, interieurdecoratie- en afwerking, Detailhandel in artikelen voor kantoor, Elektro – huishoudtoestellen en audiovisuele artikelen en Bouwmaterialen en de Nevenassortimenten Bloemen en planten, tuingerief en kampeermateriaal 4 Te raadplegen via: https://www.lne.be/mer-dossierdatabank 5 De historische beschrijving is opgemaakt op basis van “R. Van Passen, De Geschiedenis van Wilrijk, Wilrijk, 1982”, op basis van de verleende stedenbouwkundige en milieuvergunningen en op basis van de vermelde historische kaarten (NGI) 6 Omgeving cvba i.o.v. Handel en industrie Wilrijk; Beeldkwaliteitsplan Terbekehof, Kernenergie, Bloemenveld; 2009 7 Vlaamse Overheid, Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘Afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen’, toelichtingsnota, Brussel, 2009, p.23 8 Vlaamse Overheid, Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘Afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen’, toelichtingsnota, Brussel, 2009, p.23 9 Vlaamse Overheid, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, Brussel, 1996 10 Provincie Antwerpen, Ruimtelijk Structuurplan voor Provincie Antwerpen, Antwerpen, 11 Stad Antwerpen, Strategisch Ruimtelijk Structuurplan ‘Antwerpen Ontwerpen’, 12 Stad Antwerpen, mobiliteitsplan, Antwerpen, 2014 13 Grontmij i.o.v. stad Antwerpen, Mober Boomsesteenweg, 2013 14 Het hele model vertrekt vanuit een gemiddelde aantrekking per 100m²: 27,5 bewegingen/100m² 15 Alle berekeningen zijn uitgevoerd voor een dinsdag- of donderdagavond tussen 16u30 en 17u30. Dit is het drukste uur van de week op A12 en N177 waarop de detailhandelszaken geopend zijn. 16 Vectris in opdracht van nv Henschel Engineering, Mobiliteitsstudie site Wilrijk, Leuven, 17 Stad Antwerpen, Beleidsnota detailhandel, Antwerpen, 2013 18 WES in opdracht van stad Antwerpen, Marktruimteberekening detailhandel, s.l., 2013 19 Voor de opmaak van de watertoets voor plannen zijn er nog geen richtlijnen ter beschikking, zoals dit wel het geval is voor stedenbouwkundige vergunningen. 20 Europese Richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. 21 Dit zijn inrichtingen met een zodanige hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen op het terrein dat zij vallen onder het toepassingsgebied van de Seveso-richtlijn. 22 Zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage.
|