6 WATERTOETS

 

Het plangebied bevindt zich in het bekken van de Benedenschelde, meer bepaald in het deelbekken van de Benedenschijn. Binnen het plangebied zijn geen waterlopen gelegen, ca. 100 m ten noorden van het plangebied bevindt zich de Laarse beek, een waterloop van 2de categorie.

Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Dit besluit geeft aan de overheden die vergunningen afleveren richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd.

Op 9 november 2011 heeft de Vlaamse Regering het watertoetsbesluit (www.watertoets.be) gewijzigd. Een belangrijke wijziging houdt in dat de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden vervangen is door een nieuwe kaart waar meer gebieden in zijn opgenomen. Die kaart geeft aan welke adviesinstanties moeten adviseren over het voorontwerp RUP en vormt de basis om na te gaan of er nadelige effecten op het watersysteem kunnen optreden. Vermits het watertoetsbesluit oplegt dat de overheid die een beslissing neemt over een plan de watertoets moet uitvoeren en er geen overgangsregeling in het besluit is opgenomen, betekent dit dat vanaf 1 maart 2012 bij de beslissing over de vaststelling van zowel het ontwerp als het definitief RUP de watertoets moet baseren op deze nieuwe kaart.

 

Op basis van de eerder beschreven watertoetskaarten kunnen voor het plangebied volgende vaststellingen worden gemaakt:

  • Het plangebied is zeer grondwaterstromingsgevoelig;

  • Het noordelijk deel van het plangebied wordt als mogelijk overstromingsgevoelig aangeduid;

  • Het plangebied is gelegen in niet-infiltratiegevoelig gebied;

  • Het noordelijk deel van het plangebied wordt als erosiegevoelig aangeduid, vermoedelijk heeft dit te maken met de talud van de E19 die daar aanwezig is.

 

 

 

 

 [image]

Figuur 11: Watertoetskaart

Aanvullend wordt nog meegegeven dat op basis van de grondwaterkwetsbaarheid blijkt dat het plangebied in zeer kwetsbaar gebied (Ca1: zand met een zandige deklaag van 5m of minder) gelegen is.

De gronden gelegen binnen de begrenzing van het uitvoeringsplan zijn niet gesitueerd binnen waterwingebieden of beschermingszones type I, II of III. Daarnaast wordt binnen het plangebied geen oppervlaktewater gewonnen bestemd voor drinkwaterproductie.

 

Naast het vermelde kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden (ROG’s) en de van nature overstroombare gebieden (NOG’s) aangeduid. Het plangebied wordt op de NOG-kaarten aangeduid als “overstoombaar vanuit de waterloop”.

Het afvalwaterbeleid wordt gestuurd via de gemeentelijke zoneringsplannen, waarin afgebakend wordt welke zones te rioleren zijn en in welke zones IBA’s moeten komen (al dan niet collectief beheerd). Het plangebied valt volledig binnen het collectief te optimaliseren buitengebied.

Het plangebied is gelegen in de zuiveringszone Merksem, waarbij het afvalwater wordt afgevoerd naar een RWZI met een basiscapaciteit van 45.000IE.

Het zuidelijk deel van het plangebied is momenteel reeds volledig bebouwd of verhard. Door uitvoering van het RUP kunnen de onbebouwde delen van deze zuidelijke zone ook bebouwd worden en kan een parking aangelegd worden in het noordelijk deel van het plangebied.

Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of

 

 

gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd.

De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen dient in overeenstemming met deze verordening opgevangen worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding. In de visie is zelfs aangegeven dat er dient naar gestreefd te worden om quasi geen regenwater van de percelen af te voeren. Bijkomende verharding kan enkel gerealiseerd worden in de noordelijke zone onder de vorm van een parking uit waterdoorlatende materialen. Hierdoor worden geen significante effecten inzake infiltratiecapaciteit verwacht.

Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening dient het buffervolume van een infiltratievoorziening in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2 vierkante meter per begonnen 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de

verharding te bedragen. Van deze afmetingen kan slechts afgeweken worden indien de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft.

Het noordelijk deel van het plangebied is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Dit deel wordt binnen het RUP aangeduid als bouwvrije zone, met mogelijkheid tot inrichten van een parking uit waterdoorlatende verharding.

Het plangebied is volledig gelegen binnen het collectief te optimaliseren buitengebied. De mogelijk bijkomende bebouwing is eerder beperkt, waardoor de mogelijk bijkomende debieten afvalwater eveneens beperkt zullen zijn. Verder zijn binnen het plangebied geen activiteiten aanwezig die de oppervlaktewaterkwaliteit beïnvloeden. Hierdoor worden geen significante effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit verwacht.

Er worden geen ondergrondse constructies voorzien, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de grondwaterstroming.