RUP SCANFIL | |||||||||||
COLOFON
1 Algemene voorschriften Het RUP is begrensd volgens de aanduidingen van bijgaand plan. De grafische gegevens van het plan en de reglementaire voorschriften ervan vullen elkaar aan. De bepalingen van dit plan zullen nooit mogen toegepast worden ten nadele van bestaande erfdienstbaarheden al dan niet van openbaar nut en voortkomende uit bijzondere reglementeringen. Voor de gevallen waarbij kadastrale afwijkingen voorkomen ten overstaan van de situaties op plan aangegeven, kunnen de bestemmingen aangepast worden rekening houdend met de kadastrale juistheid. De voorschriften zijn een aanvulling op de stedenbouwkundige verordeningen van de stad: de voorschriften hiervan blijven onverminderd van kracht. Indien er een strijdigheid is tussen beide, primeren de voorschriften van dit RUP. 1.1 Afstemming categorieën van gebiedsaanduiding In het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 ‘tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de RUP’s’ wordt opgelegd dat er bij de opmaak van de uitvoeringsplannen een aantal categorieën van gebiedsaanduidingen als uitgangspunt worden gebruikt. In volgende tabel wordt aangegeven in welke categorie elke bestemmingszone uit voorliggend RUP valt.
Categorieën Vlaams gewest Bestemmingszones van de stad Antwerpen 1.2 Inpassing gebouwen in stedelijke context Elke verbouwing of nieuwbouw dient zich ruimtelijk in te passen in het bouwblok en het straatbeeld. Dit betekent dat kroonlijsthoogte, gevelopbouw (hoogte, materiaalgebruik, geleding), dakvorm, uitsprongen en materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze moeten opgebouwd worden. Dit betekent niet dat de bestaande typologie moet gekopieerd worden. De kwalitatieve inpassing van de gebouwen moet blijken uit de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. Volgende aspecten zullen hierbij beoordeeld worden:
1.3 Werken van algemeen belang De aanleg van groene en verharde openbare ruimte, nutsleidingen of noodzakelijke infrastructuurwerken worden overal binnen het plangebied toegestaan. 1.4 Duurzame bouwtechniek §1 Esthetisch en architectonisch verantwoorde materialen dienen toegepast te worden die een duurzame en degelijke constructie en afwerking van de gebouwen garanderen en een architectuur met een hoge beeldwaarde en hedendaags karakter bewerkstelligen. §2 Vanwege de hoge grondwaterstand moeten nieuwe ondergrondse constructies volledig waterondoorlatend aangelegd worden. 1.5 Akoestische maatregelen Op het vlak van inplanting, gevelopbouw en isolatie worden de nodige maatregelen genomen om de geluidbelasting voor kwetsbare functies (wonen, gemeenschapsvoorzieningen) te minimaliseren. 1.6 Referentiepeil De toegelaten bouwhoogte en aantal bouwlagen wordt bepaald ten opzichte van het referentiepeil. Het referentiepeil is het laagste peil van het maaiveld, gemeten op de gevelbouwlijn aan de straatzijde. 1.7 Parkeernormen De parkeerbehoefte moet opgevangen worden binnen het plangebied.
1.8 TERMINOLOGIE Achtergevel: gevel, verschillend van de voorgevel en de zijgevel die zich richt naar de tuin of de binnenkant van het bouwblok. Appartement: Zelfstandige woning in een meergezinsgebouw of een gemengd gebouw. Bebouwde oppervlakte: Bruto-vloeroppervlakte van het vloerniveau ter hoogte van het maaiveld (voetafdruk) op een perceel of terrein, exclusief de terrassen. Beeldkwaliteit: De kwaliteit van de verschijningsvorm van een gebouw, een object of een omgeving of het samenstel daarvan. Het gaat in hoofdzaak om het uitzicht en de onderlinge samenhang tussen de bebouwde en onbebouwde ruimtelijke elementen. Het uitzicht en de samenhang worden enerzijds bepaald door de vormelijke kwaliteiten van de bebouwing (volumes, schaal, fijnkorreligheid, ritme, kleur) en van de onbebouwde ruimte (stratentracé, pleinen, enz.) en anderzijds door ervarings- en waarnemingsaspecten (de kwaliteit van zichten, geluiden of stilte, gevoel voor veiligheid, herkenbaarheid, herbergzaamheid, enz.). Beeldkwaliteitplan: Samenhangend pakket van intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en/of verbeteren van de beeldkwaliteit in een welbepaald gebied. Het beeldkwaliteitplan geeft in woord en beeld voor verschillende schaalniveaus de uitgangspunten aan voor de architectonisch, stedenbouwkundig en/of landschappelijk ontwikkelingen. Het is een gebiedsgericht referentiekader voor de kwaliteitsbewaking van stedenbouwkundige plannen. Beheer: Beheer houdt in dat voorschriften worden opgemaakt die gericht zijn op het behoud van de ruimtelijke voorwaarden die gecreëerd zijn door bestemming en inrichting. Beheren kan ook omschreven worden als zijnde gericht op het behoud van de optimale ruimtelijke voorwaarden voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten en het vrijwaren van de ruimtelijke karakteristieke elementen en eigenschappen van het gebied. Bijgebouw: Op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Bouwdiepte: Afstand vanaf de bouwlijn waar over de gehele diepte gebouwd mag worden, inclusief afdaken en uitbouwen, exclusief gelijkvloerse terrassen. Bouwhoogte: Hoogte gemeten vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, … Bouwlaag: Horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van het gelijkvloers en met uitsluiting van de kelder en zolder. Bouwlijn: Lijn waarachter een van de gevels van een gebouw geplaatst is of geplaatst kan worden; de grens van de bouwperimeter. Bruto-vloeroppervlakte: De bruto-vloeroppervlakte van een gebouw is de som van de bruto-vloeroppervlakten van alle vloerniveaus. Vloerniveaus zijn bij voorbeeld verdiepingen, geheel of gedeeltelijk in de grond, verdiepingen boven de grond, verdiepingen voor installaties, dakverdiepingen, dakterrassen, zolders. De bruto-vloeroppervlakte van ieder vloerniveau volgt uit de buitenomtrek van de aan het gebouw begrenzende bouwdelen op vloerhoogte. Hierbij zijn de buitenvlakken van de begrenzingen bepalend. De oppervlakte van trappen, liften en installatieschachten dienen op elk vloerniveau tot de bruto-vloeroppervlakte te worden gerekend. Niet tot de bruto-vloeroppervlakte moeten worden gerekend de oppervlakten van:
Buitenruimte: Onbebouwde, toegankelijke, bovengrondse, niet-overdekte ruimte. Collectief (adj.): Privaat en gemeenschappelijk toegankelijk voor een specifieke groep. Constructie: Gebouw, bouwwerk, vaste inrichting, verharding, publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds. Detailhandel: Het leveren van fysieke goederen voor persoonlijk gebruik aan de consument. De detailhandel is de laatste schakel van de distributieketen die loopt van fabrikant tot consument. Ook het opslaan daarvan op de plaats van verkoop of op de plaats van levering behoort tot detailhandel. Diensten: Verrichtingen die gewoonlijk tegen vergoeding geschieden. De diensten omvatten met name werkzaamheden:
Discotheek: Een commercieel uitgebate horecazaak die gericht is op het ten gehore brengen van muziek en de gelegenheid geven tot dansen. Doorgang: Publiek toegankelijke verbinding voor niet-gemotoriseerd verkeer. Duurzaam materiaal: Bouwfysisch verantwoord, bestendig materiaal Erfdienstbaarheid: Last die op een onroerend goed wordt gelegd tot het gebruik en het nut van het onroerend goed van een ander. Functie: Het feitelijk gebruik [de werking] van een onroerend goed of een gedeelte daarvan. Hoofdfuncties: Alle functies, onbeperkt toegelaten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied. Nevenfuncties: Alle functies, beperkt toegelaten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied. De specifieke beperkingen van de nevenfuncties moeten samen met de nevenfuncties vermeld worden. Garage: Overdekte autostalling, ingesloten met minstens vier muren of drie muren en een poort of hek. Gebouw: Elk constructie, die een voor mensen toegankelijke ruimte is, omsloten door vier buitenmuren en/of scheimuren, een fundering en een dak. Meergezinsgebouw: Gebouw waarin minimum twee woningen zijn ondergebracht. Eengezinsgebouw (huis): Gebouw bestaande uit één zelfstandige woning, waarbij de woning samenvalt met het volledige gebouw. Gemengd gebouw: Gebouw waarin meerdere functies ondergebracht zijn. Gelijkvloers: Onderste bouwlaag van een gebouw, gelegen boven de pas van het maaiveld. Gemeenschapsvoorziening: Niet-commerciële voorzieningen van een publiekrechtelijke partij en/of instelling(en) die het algemeen nut dienen en geen winstbejag nastreven. Gesloten bebouwing: Bebouwingswijze waarbij het hoofdgebouw twee gemene muren of wachtgevels of beiden heeft. Gevel: Gevelvlak: Buitenzijde van de gevel, uitsprongen en insprongen buiten beschouwing gelaten. Groen: Onverhard, waterdoorlatend, onbebouwd en begroeid oppervlakte Groen terrein: Onverharde, met vegetatie begroeide oppervlakte. Groen-terreinindex (G/T): De verhouding tussen de oppervlakte groen terrein en de volledige terreinoppervlakte. Grondgebonden woning: Woning met private toegang tot het maaiveld. Hoekgebouw: Gebouw opgericht op een perceel dat gelegen is op de kruising van meerdere straten. Hoogstammige boom: Boom die op 1m hoogte een stamomtrek heeft van de dikste stam van minstens 100cm. Hoogstammige fruitbomen worden gelijkgesteld met hoogstammige bomen. Horeca: Verzamelnaam voor cafés, restaurants, en hotels. Inheemse beplanting: Gewas dat bestaat uit plantensoorten waarvan Vlaanderen in hun natuurlijke verspreidingsgebied ligt. Inrichten: Ordenen via voorschriften die de ruimtelijke voorwaarden creëren voor een goede ontwikkeling van de functies en activiteiten die in een bepaald gebied toegelaten zijn. Kantoor: Bedrijf waar als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening wordt uitgevoerd met een hoofdzakelijk beheers- en administratief karakter en een hoge personeelsdensiteit. Kantoorgebouw: Gebouw dat hoofdzakelijk gebruikt wordt als kantoor. Kelder: Ruimte die volledig of gedeeltelijk onder het maaiveld ligt tussen de fundering en het gelijkvloers. Kopgebouw: Gebouw aan het begin of het einde van een aaneengesloten rij van bebouwing met een extra voorgevel. Kroonlijst: Kroonlijsthoogte: Hoogte van een bouwwerk die gemeten wordt van het maaiveld tot de bovenkant van de deksteen of kroonlijst. Maaiveld: Nieuwbouw: Als nieuwbouw worden beschouwd ofwel een volledig nieuw op te richten gebouw, ofwel een gebouw waaraan een verbouwing is uitgevoerd waarbij meer dan 60% van de buitenmuren zijn gesloopt. Ook een uitbreiding die groter is dan de helft van de bestaande oppervlakte wordt beschouwd als nieuwbouw. Nutsvoorziening: De elektriciteitsvoorziening, infrastructuur voor zuivering van afvalwater, infrastructuur voor verwerking van afval, gasvoorziening, watervoorziening, communicatie-infrastructuur. Onderhouds- en instandhoudingswerken: Werken die het gebruik van het gebouw voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen. Park: Een groene ruimte waar bij de aanleg, de inrichting en het beheer sociaalrecreatieve en/of esthetische overwegingen overheersen en waar gelijktijdig verschillende andere functies kunnen worden vervuld. Parkeernorm: Norm die in een bepaald gebied of voor een bepaalde functie het aantal parkeerplaatsen vastlegd. Parkeerplaats: Plaats waar geparkeerd mag worden. Parkeren: Het langer stilstaan van een voertuig dan nodig is voor het in- of uitstappen van personen of voor het laden en lossen van goederen. Perceel: Afgedeeld stuk grond, al dan niet bebouwd, waaraan een kadastraal nummer is toegekend. Elk perceel is vervolgens identificeerbaar door zijn kadastraal nummer. Perceelsgrens: De kadastraal vastgelegde grens tussen twee of meerdere percelen of tussen een perceel en de openbare weg. Private buitenruimte: Buitenruimte die ter beschikking staat van de bewoners van één woning. Publiek (adj): Publiek domein: Ruimte, die voor iedereen toegankelijk is. Rooilijn: Huidige of toekomstige scheidslijn tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen. Zij heeft tot taak de openbare weg op een bepaalde breedte te handhaven of te brengen. Scheidingsmuur: Muur die twee eigendommen van elkaar scheidt. Serviceflat Een serviceflat is een flat waar ouderen en zorgbehoevenden zelfstandig kunnen wonen. Elke flat heeft minstens een leefruimte, keuken, slaapkamer, toilet en badkamer. Er zijn gemeenschappelijke, zorgondersteunende diensten en gemeenschappelijke ruimtes aanwezig Straatbeeld: De verschijningsvorm van het geheel van de gebouwde omgeving die de begrenzing vormt van een publieke open ruimte. Straatwand: De samenvoeging van alle voorgevels tussen twee straathoeken. Terras: Toegankelijke verharde buitenruimte in, op of buiten een gebouw, aangelegd als verblijfs- of wandelplek. Terrein: Door kadastrale of andere grenzen bepaald stuk grond. Tuin: Onbebouwde buitenruimte, met inbegrip van zaken die tot de vaste tuininrichting behoren. Uitbreiden Vergroten van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. Het gebeurt buiten het bestaande bouwvolume en met volumevermeerderin. Als de uitbreiding meer dan de helft van de bestaande oppervlakte is, wordt het beschouwd als nieuwbouw. Uitsprong: Vooruitstekend bouwdeel ten opzichte van het gevelvlak of dakvlak. Verdieping: Bouwlaag boven het gelijkvloers. Verharding: Kunstmatig aangelegde grondbedekking (al dan niet door het uitvoeren van constructieve werken) om het weerstandsvermogen van de bodem te vergroten en die de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt. Vloer: Bodem van een vertrek of een andere ruimte en het vlak daarvan. Vloer-terreinindex (V/T): Verhouding tussen de som van de totale bruto-vloeroppervlakten van de bovengrondse vloeren en de betrokken terreinoppervlakte. Ondergrondse constructies of kelderverdiepingen die niet meer dan 1,5 m boven het maaiveld uitkomen worden niet meegerekend in de totale oppervlakte van de bovengrondse vloeren. Voorgevel: Gevel die zich richt naar de publieke weg waar het perceel aan grenst. Voorgevelbouwlijn: Lijn waarop een voorgevel van een gebouw is geplaatst of geplaatst kan worden. De voorgevelbouwlijn valt samen met de rooilijn als er geen voortuinstrook aanwezig is. Anders is de voorgevelbouwlijn de grenslijn tussen de voortuinstrook en de bouwstrook. Voortuinstrook: Strook grond tussen de rooilijn en de voorgevelbouwlijn. Vrije hoogte: Netto hoogteverschil tussen de bovenzijde van de afgewerkte vloerpas en de onderkant van het afgewerkt plafond of een balk. Wachtgevel: Gedeelte van de scheidingsmuur waartegen het gebouw op het aangrenzende perceel aangebouwd kan worden. Woning: Ruimte, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk gezin. Zijgevel: gevel, verschillend van de voorgevel die zich richt op het naastliggend perceel. Zone: Een op plan omlijnd en met een kleur of een grafisch teken aangeduid gebied, waaraan een bepaalde bestemming en specifieke stedenbouwkundige voorschriften zijn gekoppeld. Zonegrens: Grens van een bestemmingszone. Zonering: Het afbakenen van diverse bestemmingsgebieden met eigen karakteristieken enerzijds, en eigen stedenbouwkundige voorschriften anderzijds. De afbakening of indeling heeft tot doel een eigen, eenduidige bestemming toe te kennen. De afbakening gebeurt in feite op artificiële wijze, weliswaar op grond van zoveel mogelijk objectieve criteria die steun vinden in wetenschappelijke of ruimtelijke kenmerkende elementen. 2 Bijzondere voorschriften Artikel 1 Zone voor wonen - woonvelden (Wo1) 1.1 Bestemming De zone is bestemd voor wonen en met het wonen verweefbare activiteiten en voorzieningen.
De aanleg van publiek domein is in de volledige zone toegelaten conform de voorschriften van Artikel 6 . 1.2 Inrichting 1.2.1 Woonvelden
Er zijn in deze zone vier woonvelden die met een subnummer (Wo 1a t.e.m. 1d) op het grafisch plan zijn aangeduid. Bij de realisatie van de respectievelijke woonvelden gelden volgende bepalingen:
In elk woonveld bedraagt de groen-terreinindex (G/T) minimaal 0,50. In de oppervlakte van het groen terrein (G) worden zowel de private tuinen als de collectieve buitenruimte meegerekend, met uitzondering van constructies groter dan 10,00 m², paden in niet waterdoorlatende verharding breder dan 1,00 m en terrassen of verhardingen van meer dan 40,00 m². De terreinoppervlakte (T) is de oppervlakte van de betreffende deelzone. 1.2.2 Plaatsing van de bebouwing
1.2.3 Afmetingen van het hoofdgebouw
Deze bouwdiepte gelden slechts op voorwaarde dat de maximale variatie met aanpalende bebouwing en de maximaal toegelaten V/T (zie 1.2.1) worden gerespecteerd;
1.2.4 Private buitenruimte
Grondgebonden eengezinswoningen met private tuin beschikken over een tuinzone met een diepte van minimaal 10,00 m en maximaal 20,00 m, inclusief bijgebouwen en aanhorigheden. In de tuinzone mag per perceel maximaal 1 vrijstaand bijgebouw worden opgericht indien voldaan wordt aan volgende voorwaarden:
Perceelsafsluitingen moeten voldoen aan volgende voorwaarden:
1.2.5 Koptorens (indicatieve aanduiding)
Bovenstaande bepalingen (1.2.2 , 1.2.3 en 1.2.4) gelden niet voor de 4 koptorens die indicatief zijn aangeduid op het grafisch plan. Hiervoor geldt:
1.2.6 Parkeren
Voor woningen die opgericht of bijkomend gecreëerd worden in deze zone geldt een parkeernorm van:
De parkeerkelders moeten hoofdzakelijk onder de bebouwing worden voorzien: ze hebben een maximale bouwdiepte van 20,00 m, gemeten vanaf de noordelijke zonegrens De toegangen tot de ondergrondse parkeergarages voor gemotoriseerd verkeer zijn indicatief aangeduid op het grafisch plan: ze worden geïntegreerd in het bouwvolume. De toegangen voor voetgangers geven rechtstreeks uit op het openbaar domein en zijn gelegen op logische looproutes. 1.2.7 Groene dooradering (indicatieve aanduiding)
De verplichte groene dooradering is indicatief aangeduid op het grafisch plan
In de collectieve buitenruimte zijn volgende werken toegelaten:
1.3 Beheer 1.3.1 Fasering
Een woonveld is de minimale eenheid die gelijktijdig en in z’n geheel ontwikkeld moet worden: elke verkavelingsaanvraag of stedenbouwkundige vergunningsaanvraag voor het oprichten van meerdere woningen dient minimaal een volledig woonveld te omvatten. Elk woonveld wordt in totaliteit ontwikkeld in samenhang met de inrichting van het omringende publiek domein.
1.3.2 Groenaanleg
Het semi-publiek binnengebied en de groenvoorzieningen op het aangrenzende publiek domein (Pu) moeten uiterlijk in het plantseizoen volgend op de oplevering van het laatste gebouw aangelegd zijn. Het beheer en de instandhouding van de collectieve buitenruimte gebeurt door (een vertegenwoordiging van) de eigenaars van de woningen die gelegen zijn in het betrokken woonveld.
Artikel 2 Zone voor wonen - bouwblok (Wo2) 2.1 Bestemming De zone is bestemd voor wonen en met het wonen verweefbare activiteiten en voorzieningen.
De aanleg van publiek domein is in de volledige zone toegelaten conform de voorschriften van Artikel 6. 2.2 Inrichting 2.2.1 Deelzones
Er zijn in deze zone zes deelzones die met een subnummer (Wo 2a t.e.m. 2f) op het grafisch plan zijn aangeduid. Bij de realisatie van de respectievelijke deelzones gelden volgende bepalingen:
2.2.2 Plaatsing van de hoofdgebouwen
2.2.3 Afmeting en voorkomen van de hoofdgebouwen
2.2.4 Private buitenruimte
Grondgebonden eengezinswoningen met private tuin beschikken over een tuinzone met een diepte van minimaal 10,00 m, inclusief bijgebouwen en aanhorigheden. Enkel in Wo2e kan hiervan afgeweken worden: de tuindiepte bedraagt er minimaal 8,00 m op voorwaarde dat de oppervlakte van de tuinzone minimaal 70 m³ bedraagt. In de tuinzone mag per perceel maximaal 1 vrijstaand bijgebouw worden opgericht indien voldaan wordt aan volgende voorwaarden:
2.2.5 Parkeren
Voor woningen die opgericht of bijkomend gecreëerd worden in deze zone geldt een parkeernorm van:
De toegangen tot ondergrondse parkeergarages voor gemotoriseerd verkeer zijn indicatief aangeduid op het grafisch plan: ze worden geïntegreerd in het bouwvolume. De toegangen voor voetgangers geven rechtstreeks uit op het openbaar domein en zijn gelegen op logische looproutes.
2.3 Beheer 2.3.1 Fasering
Een deelzone is de minimale eenheid die gelijktijdig en in z’n geheel ontwikkeld moet worden: elke verkavelingsaanvraag of stedenbouwkundige vergunningsaanvraag voor het oprichten van meerdere woningen dient minimaal de volledige deelzone te omvatten. Elk woonveld wordt in totaliteit ontwikkeld in samenhang met de inrichting van het omringende publiek domein.
Artikel 3 Zone voor groen - buurtpark (Gr) 3.1 Bestemming De zone is bestemd voor:
3.2 Inrichting 3.2.1 Buurtpark
Alle werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassen van het park als stedelijk buurtpark met inbegrip van maatregelen in functie van waterbeheer en aanhorigheden bij het park. In het park:
3.2.2 Erfontsluiting (indicatieve aanduiding)
De zorgcluster en bijhorende parkeervoorzieningen worden ontsloten via de indicatief aangeduide erfontsluiting. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het instandhouden, het heraanleggen of het vernieuwen van de openbare wegenis zijn toegelaten. De weg wordt ingericht als parkweg: dit betekent dat de weg deel uitmaakt van het park en de beeldkwaliteit afgestemd is op de parkaanleg.
3.2.3 Structurele fietsas (indicatieve aanduiding)
Er worden twee structurele fietsverbindingen aangeduid die ten laatste gelijktijdig met de inrichting van het park moeten worden gerealiseerd of aangepast
De fietsas die de Louisalei aan de oostzijde van het park verbindt met de tunnel onder de spoorlijn heeft een breedte van minimum 3,00 m. De as van de structurele fietsassen mag ten opzichte van de indicatieve aanduiding op het grafisch plan maximaal 10,00 m afwijken.
3.2.4 Voorkooprecht
In deze zone hebben de stad Antwerpen en de autonome gemeentebedrijven van de stad Antwerpen een voorkooprecht. Het voorkooprecht geldt 15 jaar vanaf de inwerkingtreding van het RUP.
Artikel 4 Zone voor maatschappelijke funties en groen – zorgcluster
4.1 Bestemming
De zone is bestemd voor:
4.2 Inrichting
4.2.1 De bebouwing in de zorgcluster bestaat uit
De bebouwing wordt ingeplant op minimum 20,00 m van de zone voor recreatie en groen (art 5).
4.2.2 In alle delen van de zone die niet zijn bebouwd of ingericht als bij de gemeenschapsvoorzieningen horende buitenruimte, zijn enkel werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassen van het park (en aanhorigheden) en de openbare wegenis (en aanhorigheden).
4.2.3 Er gelden volgende parkeernormen:
4.2.4 Voorkooprecht
In deze zone hebben de stad Antwerpen en de autonome gemeentebedrijven van de stad Antwerpen een voorkooprecht. Het voorkooprecht geldt 15 jaar vanaf de inwerkingtreding van het RUP.
Artikel 5 Zone voor recreatie en groen – recreatieve cluster 5.1 Bestemming
De zone is bestemd voor:
5.2 Inrichting 5.2.1 In de recreatieve cluster (r) zijn sport- en recreatieve voorzieningen en ondersteunende nevenfuncties toegelaten voor zover deze een aangepast mobiliteitsprofiel hebben. Het maximaal aantal parkeerplaatsen op de parking (p) is hierbij maatgevend. De activiteiten mogen bovendien het functioneren van het buurtpark niet in het gedrang brengen. In open lucht kunnen enkel tennisterreinen worden toegestaan. De overige sport- en recreatieve voorzieningen worden ondergebracht in een gebouw.
5.2.2 Voor de parking (p) geldt:
5.2.3 In alle delen van de zone die niet zijn ingericht in functie van de hierboven beschreven functies, zijn enkel werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassen van het park (en aanhorigheden) en openbare wegenis (en aanhorigheden). 5.2.4 Voorkooprecht
In deze zone hebben de stad Antwerpen en de autonome gemeentebedrijven van de stad Antwerpen een voorkooprecht. Het voorkooprecht geldt 15 jaar vanaf de inwerkingtreding van het RUP.
Artikel 6 Zone voor publiek domein (Pu) 6.1 Bestemming
De zone is bestemd voor publiek domein waaronder wegenis en aanhorigheden, met inbegrip van nutsvoorzieningen. 6.2 Inrichting 6.2.1 Algemeen
De zone is op maaiveldniveau bestemd voor publiek domein en aanhorigheden, met inbegrip van nutsvoorzieningen. Ter hoogte van de spoorlijn wordt enkel de onderdoorgang op maaiveldniveau bestemd als publiek domein. De spoorinfrastructuur en aanhorigheden en het bijhorende spoorlichaam blijven hun huidige bestemming behouden. In de zone voor publiek domein zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassen van het publiek domein en aanhorigheden. Parkeerplaatsen zijn toegelaten voor zover zij het openbaar domein niet domineren. 6.2.2 Structurele fietsas (indicatieve aanduiding)
Er worden twee structurele fietsverbindingen aangeduid die ten laatste gelijktijdig met de inrichting van het park moeten worden gerealiseerd
De fietsas die de Louisalei aan de oostzijde van het park verbindt met de tunnel onder de spoorlijn heeft een breedte van minimum 3,00 m. De as van de structurele fietsassen mag ten opzichte van de indicatieve aanduiding op het grafisch plan maximaal 10,00 m afwijken. 6.2.3 Onderdoorgang (overdruk)
Binnen de in overdruk aangeduide gebied wordt onder de spoorlijn een fiets- en voetgangersonderdoorgang gerealiseerd, zoals indicatief aangeduid op het grafisch plan.
6.2.4 Publiek domein tussen woonvelden
|