RUP STEENSTRAAT | |||||
COLOFON
1 Algemene voorschriften Het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) is begrensd volgens de aanduidingen van bijgaand grafisch plan. De grafische gegevens en de reglementaire voorschriften ervan vullen elkaar aan. Binnen de grenzen van dit RUP blijven de gemeentelijke bouwverordeningen, de klasseringsbesluiten en de speciale wettelijke bepalingen van toepassing, tenzij anders bepaald in dit RUP. De bepalingen van dit RUP mogen nooit toegepast worden ten nadele van bestaande erfdienstbaarheden, al dan niet van openbaar nut en voorkomende uit bijzondere reglementeringen. Voor de gevallen waarbij er kadastrale afwijkingen op het plan voorkomen ten overstaan van de situaties op plan aangegeven, kunnen de bestemmingen aangepast worden rekening houdend met de kadastrale juistheid. 1.1 Afstemming categorieën van gebiedsaanduiding Vlaamse codex In artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering op 15 mei 2009, wordt opgelegd dat een stedenbouwkundig voorschrift ten allen tijden sorteert onder een categorie of subcategorie van gebiedsaanduiding. In de volgende tabel wordt aangegeven in welke categorie elke bestemmingszone uit voorliggend RUP valt.
1.2 Harmonie De hoogte en de diepte van gebouwen, de gevelopbouw en gevelgeleding, de bedaking, de aard, de toepassing en de kleur van de gevelmaterialen, de dakbedekking, de schrijnwerken, de beglazing en de buitenschilderingen moeten in harmonie zijn met het straatbeeld; d.w.z. met die huizen daarin, welke inzake harmonische samenhang gezamenlijk het talrijkst en dus kenmerkend voor de betreffende straat kunnen genoemd worden. In een straat waar meer dan de helft van het aanwezig aantal huizen nieuw of onherkenbaar verbouwd zijn, wordt nagegaan in hoeverre deze gezamenlijk voldoende harmonische samenhang vertonen om zodanig wezenlijk als toonaangevend, dus zowel inzake aantal als inzake harmonie, te gelden. Is dit voor de helft of meer huizen in die straat het geval, dan is deze nieuwe harmonische samenhang bepalend voor verdere nieuwbouw. Is dit niet voor de helft of meer huizen het geval, dan is de harmonische samenhang van de nog bestaande oorspronkelijke huizen bepalend.
1.3 Autobergplaatsen De oprichting van een autobergplaats in de bouwvrije zijtuinstrook of de eerste 10 meter van de strook voor binnenplaatsen en tuinen kan, indien niet op het grafisch plan voorzien, slechts worden toegestaan op voorwaarde dat:
1.4 Archeologisch patrimonium Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning met terreinwijziging wordt afgetoetst aan de aanbevelingen van de stedelijke dienst archeologie over de waarschijnlijkheid van archeologische vondsten op het terrein. 1.5 Duurzaamheid Alle nieuwbouw-, herbouwings- of verbouwingswerken moeten op een duurzame wijze uitgevoerd worden. De vergunningverlenende overheid bepaalt bij elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning of wordt voldaan aan volgende criteria:
1.6 Overgangsmaatregelen De algemene voorschriften zijn van toepassing bij elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. Bestaande vergunde of vergund geachte functies, die niet met de bestemmingsvoorschriften van het RUP Steenstraat overeenstemmen, mogen behouden blijven bij verbouwingswerken zonder uitbreiding van het bouwvolume of bruto-vloeroppervlakte. Instandhoudings- en onderhoudswerken zijn toegelaten. Bij nieuwbouw, herbouwing en verbouwingswerken met een uitbreiding van bouwvolume of bruto-vloeroppervlakte moet men de voorschriften van de bestemmingszone respecteren. Ook bij een functieverandering moeten de voorschriften van het RUP Steenstraat gevolgd worden.
2 BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN Artikel 1 Zone voor wonen - (Wo1) 1.1 Algemeen ordeningsvoorschrift Binnen het gebied wordt de bestaande woonvorm, met in hoofdzaak eengezinswoningen met een eigen tuin, en een dienstverlening op buurtniveau als de meest wenselijke woonomgeving aanzien. Met het oog op het behoud en de herwaardering van het eigen karakter van dit deel van de dorpskern, waarvan de kleinschaligheid, de private tuinen en de schuine bedakingen karakteristieke elementen zijn, dienen alle handelingen en werken die binnen dit gebied wordt uitgevoerd, gericht te zijn op een behoud, herstel of versterking van dit eigen karakter. 1.2 Bestemming De zone is bestemd voor eengezinswoningen en woonhuizen voor verblijf en verzorging van , alsmede voor dienstverlening aan bejaarden, mindervaliden en kinderen. Functies die op buurtniveau, omwille van hun specifieke en frequente relatie tot het publiek, noodzakelijkerwijze en eng verbonden zijn met de woonfunctie en hiervoor geen abnormale hinder veroorzaken zijn toegelaten en dit enkel op de benedenverdieping. Het betreft:
1.3 Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Bestaande vergunde of vergund geachte inrichtingen en functies, gelegen binnen de grenzen van deze zone, die strijdig zijn met de toegelaten bestemmingen en geen rook-, reuk-, lawaai- en/of andere hinder veroorzaken die schadelijk is voor de voorgeschreven bestemmingen of feitelijke functies, mogen behouden blijven en zo nodig uitgebreid worden op eigen terrein, mits te voldoen aan de bouwvoorschriften en voor zover ze geen bijkomende hinder veroorzaken voor de omringende bewoning. Bij stopzetting van de activiteiten en/of afbraak der bestaande constructie dient de nieuwe bestemming in overeenstemming te zijn met de toegelaten bestemmingen. De voorschriften bij nieuwe verkavelingen kunnen bovenstaande bestemmingen nader specificeren of beperken. 1.4 Inrichting Hoofdgebouwen Woningen, in hoofdzaak eengezinswoningen met traditionele basisvormen (rechthoekig grondvlak – schuine bedaking) en uitgevoerd in sobere, traditionele materialen. Door de schuine dakvorm, evenals door de vrijstaande en verspringende puntgevels wordt het dakenspel en de bestaande kleinschaligheid verder beklemtoond. Bebouwingswijze Bij vernieuwbouw of wederopbouw:
Bij nieuwbouw in verkavelingen of op voorheen nog niet bebouwde percelen:
Bebouwingswijze Voorgevel en naar de straat gerichte zijgevel:
De achtergevel van hoofdgebouw op de bovenverdieping:
Afmetingen van de gebouwen Maximum profiel Figuur 1 I Maximum profiel Bouwdiepte De diepte van de benedenverdieping der hoofdgebouwen moet in harmonie zijn met de aanpalende gebouwen. Desbetreffend kan niet gerefereerd worden naar bestaande bouwdiepten die niet in overeenstemming of storend zijn met de omgeving. De bouwdiepten bij verkaveling of nieuwbouw op reeds gevormde percelen worden als volgt bepaald:
Bouwhoogte: zie maximum profiel Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Aan de bouwdiepten en bouwhoogten hiervoor vermeld kan afwijking worden verleend met betrekking tot het aanpassen van nieuwbouw aan de bestaande gebouwen der naastliggende panden. Deze afwijking kan verleend worden zover:
Welstand van de gebouwen Bedaking Dakvorm bij aaneengesloten bebouwing:
Dakvorm bij kop- en hoekgebouwen
Delen van de benedenverdieping die niet gelegen zijn onder de schuine bedaking worden afgewerkt met ofwel een schuin dak, ofwel enkel toegelaten bij aansluiting aan bestaande gebouwen, een lessenaarsdak. Dakkapellen, dakvensters en dakramen
Dakramen: In alle dakvlakken zijn in het dakvlak liggende dakramen toegelaten, op een afstand van minimum 0,40 m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minstens 1,00 m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers. Dakterrassen Dakterrassen, zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein of vanaf de voor het publiek toegankelijke plaatsen, zijn toegelaten indien zij geïntegreerd zijn binnen het volume van de dakvorm, zodanig dat de borstwering wordt gevormd door de voortzetting van de schuine dakvorm. Zij mogen worden geconstrueerd op minimum 0,40 m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minstens 1,00 m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers. Bedekking der schuine daken De dakbedekkingen moeten inzake kleur in harmonie zijn met deze der bebouwde omgeving en inzonderheid met deze der naastliggende gebouwen. Zij zal bestaan uit:
Schoorstenen Bij schuine daken der hoofdgebouwen worden de schouwen te paard op de noklijn geplaatst. Zij worden uitgevoerd in dezelfde gevelsteen als de voorgevel. Afwijkingsregels op grond van de bestaande toestand Voor zover zij de dominerende karakteristieken van de schuine bedaking niet in het gedrang brengen wat betreft vorm en kleur, kunnen in het dakvlak liggende constructies toegelaten worden met het oog op het winnen van energie. Bij aansluiting aan bestaande gebouwen kan afwijking worden verleend aan de voorgaande bepalingen voor wat betreft de aard, vorm en kleur van de dakbedekkingsmaterialen en wat betreft de dakhelling, doch enkel op voorwaarde dat de eventuele afwijking een kwalitatieve verbetering van de woonomgeving betekent. Gevelgeleding en gevelopbouw Voor alle gevels zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein en vanaf de voor het publiek toegankelijke plaatsen, geldt het volgende :
Balkons, loggia’s en vaste uitsprongen
Gevelmateriaal voor gevels zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein en de voor het publiek toegankelijke plaatsen
Gevelmateriaal overige gevels
Afwerking van vrijstaande en/of zichtbaar blijvende scheidsmuren Vrijstaande en/of zichtbare scheidsmuren of delen ervan, dienen afgewerkt te worden met kwalitatieve en duurzame gevelmaterialen. Deze afwerking geschiedt door die bouwheer die door zijn handelingen en werken oorzaak is dat scheidsmuren of delen ervan blijvend zichtbaar worden. Afsluitingen van de openbare weg (andere dan voortuinafsluitingen) Onbebouwde percelen of gedeelten van percelen, zoals binnenplaatsen en tuinen, palend aan de openbare weg, worden op de rooilijn of op de bouwlijn afgesloten met :
Voorgaande afsluitingen zijn eveneens van toepassing op:
Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Bij aansluiting aan bestaande gebouwen kan afwijking worden verleend aan de voorgaande bepalingen voor wat betreft de aard, de vorm en kleur van de gevelmaterialen, doch enkel op voorwaarde dat de eventuele afwijking een kwalitatieve verbetering van de woonomgeving betekent. Binnenplaatsen en tuinen Bij elke woning moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijke open ruimte, moes- of siertuin, die als dusdanig dient in stand gehouden. Zowel in de voor- als achtertuinen dient een beplanting uitgevoerd met streekeigen bloeiende heesters, hoogstammige bomen en klimplanten, zodat na verloop van tijd deze beplantingen een wezenlijk onderdeel vormen van de woonomgeving. Voortuinen Na de oprichting van het hoofdgebouw dient de strook als tuin te worden aangelegd en voortdurend in stand gehouden. Alleen het gedeelte van de grond dat als toegang tot de gebouwen wordt aangewend mag worden verhard ten belope van maximum 30 % van de oppervlakte. Bij gebouwen met een toegelaten nevenbestemming op de benedenverdieping mag de verharding maximum 80 % der oppervlakte bedragen. Afsluiting In de voortuinstrook en in de bouwvrije zijtuinstroken, tussen de erven onderling en tussen een erf en de openbare weg:
bebouwing Behoudens de toegelaten uitsprongen in het voorgevelvlak en de afsluitingen: alle constructies verboden. Binnenplaatsen en tuinen Bestemming Het niet bebouwde of verharde deel van het perceel achter de strook voor hoofdgebouwen dient als open ruimte, moes- of siertuin te worden aangelegd en als dusdanig in stand gehouden. In de tuinen, behoudens in de bouwvrije zijtuinstroken, zijn volgende bijgebouwen en constructies toegelaten.
Bijgebouwen en constructies
Plaatsing van de bijgebouwen Op niet-hoekpercelen:
Op hoekpercelen:
Afmetingen van de gebouwen Bouwhoogte op niet-hoekpercelen
Bouwhoogte op hoekpercelen, gemeten vanaf het trottoirpeil
Welstand van de gebouwen Dakvorm: vrij Materialen voor gevels:
Materialen voor de bedekking van schuine daken:
Erfscheidingen
Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Aan de voorgaande voorschriften kan afwijking worden verleend voor wat betreft de plaatsing en de afmetingen van de bijgebouwen, constructies, verhardingen en de aard van de beplantingen, op de uitdrukkelijke voorwaarde dat eventuele afwijkingen een wezenlijke verbetering van de woonomgeving betekenen.
1.5 Verkavelingsvoorschriften De verkaveling dient derwijze te worden uitgewerkt dat, voor elk perceel, de hoofdzakelijke daglokalen op de benedenverdieping kunnen gesitueerd worden. Afmetingen van de kavels Minimumbreedte van de kavels, gemeten op de voorgevelbouwlijn:
Minimum perceelsoppervlakte : 230 m², in voorkomend geval te vermeerderen met de oppervlakte van de voortuin. Vorm van de kavels: Indien het voor een goede ruimtelijke ordening wenselijk of noodzakelijk is, kan opgelegd worden dat de zijgrenzen van de percelen haaks op de rooilijn worden ontworpen, over een diepte die ten minste gelijk is aan de maximumdiepte van de hoofdgebouwen zoals bepaald in het maximum profiel, eventueel vermeerderd met de diepte van de voortuinstrook. Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Op grond van de bestaande toestand en/of de kadastrale perceelvorming, kan aan de voorgaande voorschriften afwijking worden verleend voor wat betreft de afmetingen en de vorm van de kavels, met het oog op de afwerking van de bebouwde omgeving.
Artikel 2 Zone voor wonen - privaat groen (Wo2)
Toelichting bij het stedenbouwkundig voorschrift Om het dichtbouwen van de open ruimten te voorkomen, dient de zone als groene ruimte te worden aangelegd, waarbij een absoluut bouwverbod geldt. 2.1 Bestemming Groene ruimen, sier- en moestuinen 2.2 Inrichting Bebouwing: Alle constructies, met uitzondering van tuinafsluitingen, zijn verboden. Aanleg van de strook: De strook dient als groene ruimte, sier- en moestuin te worden aangelegd en als dusdanig voortdurend in stand gehouden.
Artikel 3 Zone voor wonen - (Wo3)
Toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften 3.1 Bestemming De zone is bestemd voor huizen. Appartementen zijn niet toegestaan. Functies die op buurtniveau, omwille van hun specifieke en frequente relatie tot het publiek, noodzakelijkerwijze en eng verbonden zijn met de woonfunctie en hiervoor geen abnormale hinder veroorzaken zijn toegelaten op voorwaarde dat deze niet meer dan een derde van de vloeroppervlakte van een woning beslaan. Het betreft:
3.2 Inrichting Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden volgende bepalingen:
Voor de niet-bebouwde ruimte gelden volgende bepalingen:
3.3 Verkavelingsvoorschriften Verkavelingen dienen in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften van onderhavig RUP te zijn. De breedte van de kavels bedraagt minimum 6 meter voor gesloten bebouwing en minimum 10 meter voor gekoppelde bebouwing.
Artikel 4 Zone voor wonen - (Wo4)
Toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften 4.1 Bestemming De zone voor Wonen (Wo4) is bestemd voor wonen met bijhorende tuinen en ter plaatse van de overeenkomstige aanduiding op het grafisch plan in het bijzonder:
4.2 Inrichting Voor het bouwen van gebouwen gelden volgende bepalingen:
Voor het bouwen van een ondergrondse bouwlaag gelden volgende bepalingen:
Voor de niet-bebouwde ruimte gelden volgende bepalingen:
4.3 Beheer De Zone voor wonen (Wo4) wordt als een geheel ontworpen. De realisatie kan gefaseerd gebeuren. De fasering wordt duidelijk aangegeven in de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. De afwateringsgracht wordt gerealiseerd bij de eerste bebouwing binnen de bouwvlakken A en B en wordt verplicht opgenomen in de eerste aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning binnen deze bouwvlakken. Beheer en aanleg gebeurt volledig door de beheerders van het terrein. De beplanting wordt vakkundig beheerd.
Artikel 5 Zone voor wonen - (Wo5) 5.1 Algemeen ordeningsvoorschrift Binnen deze zone bevindt zich een pand dat voor de wijk “Hagelkruis” een historische, architecturale of dorpseigen waarde bezit. Alle handelingen en werken aan dit gebouw dienen gericht te zijn op het behoud van dit eigen karakter. Enkel indien behoud niet meer mogelijk is, mag het door nieuwbouw vervangen worden. De nieuwbouw dient dan opgericht op dezelfde plaats als het vroegere gebouw, en dient in harmonie te zijn met de omgeving, teneinde het straatbeeld niet te verstoren. Bestemmingen die gelijk welke hinder kunnen betekenen voor de omwonenden, zijn niet toegelaten. 5.2 Bestemming De zone is bestemd voor eengezinswoningen en woonhuizen, alsmede voor diensten, kantoren en gemeenschapsvoorzieningen. Functies die op buurtniveau, omwille van hun specifieke en frequente relatie tot het publiek, noodzakelijkerwijze en eng verbonden zijn met de woonfunctie en hiervoor geen abnormale hinder veroorzaken zijn toegelaten en dit enkel op de benedenverdieping: Het betreft:
5.3 Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand Bestaande vergunde of vergund geachte inrichtingen en functies, gelegen binnen de grenzen van deze zone, die strijdig zijn met de toegelaten bestemmingen en geen rook-, reuk-, lawaai- en/of andere hinder veroorzaken die schadelijk is voor de voorgeschreven bestemmingen of feitelijke functies, mogen behouden blijven en zo nodig uitgebreid worden op eigen terrein, mits te voldoen aan de bouwvoorschriften en voor zover ze geen bijkomende hinder veroorzaken voor de omringende bewoning. Bij stopzetting van de activiteiten en/of afbraak der bestaande constructies, dient de nieuwe bestemming in overeenstemming te zijn met de toegelaten bestemmingen. 5.4 Inrichting Hoofdgebouwen Binnen de op het grafisch plan aangeduide bestemmingszone is bebouwing mogelijk. Plaatsing en afmetingen van de gebouwen In geval van restauratie:
In geval van nieuwbouw of wederopbouw:
Welstand van de gebouwen Dakvorm in geval van vernieuwbouw of restauratie:
Materialen in geval van vernieuwbouw of restauratie:
Dakvorm in geval van wederopbouw:
5.5 Onbebouwde ruimte Bij grondgebonden woningen binnen Zone voor wonen (Wo5) kan de onbebouwde ruimte aansluitend bij de Zone voor wonen (Wo4) aangewend worden als private tuin voor de bewoners. Als afsluiting mogen levende hagen, al dan niet in combinatie met draadafsluitingen, worden aangebracht in functie van het garanderen van de privacy van bewoners. Vaste constructies of tuinbergingen zijn niet toegelaten.
3 TERMINOLOGIE Balkon Bebouwde oppervlakte Bruto-vloeroppervlakte van het vloerniveau ter hoogte van het maaiveld (voetafdruk) op een perceel of terrein, exclusief de terrassen. Bedaking Wijze waarop een gebouw afgedekt wordt. Samenstel van daken op een gebouw. Beplanting Gewas waarmee de grond is beplant, bestaande uit stengel en bladeren, zoals struiken, kruidachtigen en bomen. Bergplaats Ruimte waar iets wordt opgeborgen, bewaard, met uitsluiting van enig bedrijf. Bestemmen Toekomstgericht bepalen welke functies en activiteiten in een bepaald gebied toegelaten zijn. Bijgebouw Op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Bouwdiepte Afstand vanaf de bouwlijn waar over de gehele diepte gebouwd mag worden, inclusief afdaken en uitbouwen, exclusief gelijkvloerse terrassen. Bouwlaag Horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van het gelijkvloers en met uitsluiting van de kelder en zolder. Bruto-vloeroppervlakte De bruto-vloeroppervlakte van een gebouw is de som van de bruto-vloeroppervlakten van alle vloerniveaus. Vloerniveaus zijn bij voorbeeld verdiepingen, geheel of gedeeltelijk in de grond, verdiepingen boven de grond, verdiepingen voor installaties, dakverdiepingen, dakterrassen, zolders. De bruto-vloeroppervlakte van ieder vloerniveau volgt uit de buitenomtrek van de aan het gebouw begrenzende bouwdelen op vloerhoogte. Hierbij zijn de buitenvlakken van de begrenzingen bepalend. De oppervlakte van trappen, liften en installatieschachten dienen op elk vloerniveau tot de bruto-vloeroppervlakte te worden gerekend. Niet tot de bruto-vloeroppervlakte moeten worden gerekend de oppervlakten van:
Constructie Gebouw, bouwwerk, vaste inrichting, verharding, publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds. Dakkapel Uitspringend raam met dak dat het dakvlak onderbreekt. Dakraam Dakvlak Buitenzijde van het dak, uitsprongen en insprongen buiten beschouwing gelaten. Diensten Verrichtingen die gewoonlijk tegen vergoeding geschieden. De diensten omvatten met name werkzaamheden:
Duurzaam materiaal Bouwfysisch verantwoord, bestendig materiaal Functie Het feitelijk gebruik [de werking] van een onroerend goed of een gedeelte daarvan. Hoofdfuncties Alle functies, onbeperkt toegelaten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied. Nevenfuncties Alle functies, beperkt toegelaten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied. De specifieke beperkingen van de nevenfuncties moeten samen met de nevenfuncties vermeld worden. Garage Overdekte autostalling, ingesloten met minstens vier muren of drie muren en een poort of hek. Gebouw Elk constructie, die een voor mensen toegankelijke ruimte is, omsloten door vier buitenmuren en/of scheimuren, een fundering en een dak. Gelijkvloers Onderste bouwlaag van een gebouw, gelegen boven de pas van het maaiveld. Gemeenschapsvoorziening Niet-commerciële voorzieningen van een publiekrechtelijke partij en/of instelling(en) die het algemeen nut dienen en geen winstbejag nastreven. Gesloten bebouwing Bebouwingswijze waarbij het hoofdgebouw twee gemene muren of wachtgevels of beiden heeft. Gevel Gevelvlak Buitenzijde van de gevel, uitsprongen en insprongen buiten beschouwing gelaten. Groen Onverhard, waterdoorlatend, onbebouwd en begroeid oppervlakte Hemelwater Verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip van dooiwater. Hemelwaterput Reservoir voor het opvangen en opslaan van hemelwater. Hoekgebouw Gebouw opgericht op een perceel dat gelegen is op de kruising van meerdere straten. Hoofdgebouw Gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een perceel kan worden beschouwd. Hoogstammige boom Boom die op 1m hoogte een stamomtrek heeft van de dikste stam van minstens 100cm. Hoogstammige fruitbomen worden gelijkgesteld met hoogstammige bomen. Horeca Verzamelnaam voor cafés, restaurants, en hotels. Inrichten Ordenen via voorschriften die de ruimtelijke voorwaarden creëren voor een goede ontwikkeling van de functies en activiteiten die in een bepaald gebied toegelaten zijn. Insprong Terugspringend bouwdeel ten opzichte van het gevelvlak of dakvlak. Kroonlijst Kroonlijsthoogte Hoogte van een bouwwerk die gemeten wordt van het maaiveld tot de bovenkant van de deksteen of kroonlijst. Loggia Lokale voorziening Voorziening waarvan het wervingsbereik op het districtsniveau ligt. Mansardedak Dak met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken, gebroken kap. Nieuwbouw Als nieuwbouw worden beschouwd ofwel een volledig nieuw op te richten gebouw, ofwel een gebouw waaraan een verbouwing is uitgevoerd waarbij meer dan 60% van de buitenmuren zijn gesloopt. Ook een uitbreiding die groter is dan de helft van de bestaande oppervlakte wordt beschouwd als nieuwbouw. Openbaar domein Goederen die eigendom zijn van de overheid en ofwel bestemd zijn tot het gebruik van allen ofwel bestemd zijn voor het gebruik door een openbare dienst. Openbare weg Elke weg die openstaat voor het openbaar verkeer. Parkeerplaats Plaats waar geparkeerd mag worden. Parkeren Het langer stilstaan van een voertuig dan nodig is voor het in- of uitstappen van personen of voor het laden en lossen van goederen. Perceel Afgedeeld stuk grond, al dan niet bebouwd, waaraan een kadastraal nummer is toegekend. Elk perceel is vervolgens identificeerbaar door zijn kadastraal nummer. Perceelsgrens De kadastraal vastgelegde grens tussen twee of meerdere percelen of tussen een perceel en de openbare weg. Terras Toegankelijke verharde buitenruimte in, op of buiten een gebouw, aangelegd als verblijfs- of wandelplek. Terrein Door kadastrale of andere grenzen bepaald stuk grond. Tuin Onbebouwde buitenruimte, met inbegrip van zaken die tot de vaste tuininrichting behoren. Uitsprong Vooruitstekend bouwdeel ten opzichte van het gevelvlak of dakvlak. Verblijfsruimte Ruimte voor het verblijven van mensen. Hieronder vallen, zonder limitatief te zijn: leefruimtes, slaapkamers, (studenten)kamers, kantoor/bureelruimtes, onderwijslokalen, bijeenkomstruimtes. Enkele voorbeelden van ruimtes die hier niet onder vallen: keukens, badkamers, toiletten, handelszaken, restaurants, cafés, ruimtes voor industrie en ambacht, bergplaatsen. Verbouwen Wijzigen van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. Het gebeurt binnen het bestaande bouwvolume of met volumevermindering. Het is een wijziging van het bouwwerk waarbij minstens 40% van de bestaande buitenmuren moeten blijven staan Verdieping Bouwlaag boven het gelijkvloers. Verdiepingshoogte Hoogteverschil tussen de vloerpas van de betreffende bouwlaag en de vloerpas van de bouwlaag die zich erboven bevindt. Verharding Kunstmatig aangelegde grondbedekking (al dan niet door het uitvoeren van constructieve werken) om het weerstandsvermogen van de bodem te vergroten en die de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt. Voorgevel Gevel die zich richt naar de publieke weg waar het perceel aan grenst. Voorgevelbouwlijn Lijn waarop een voorgevel van een gebouw is geplaatst of geplaatst kan worden. De voorgevelbouwlijn valt samen met de rooilijn als er geen voortuinstrook aanwezig is. Anders is de voorgevelbouwlijn de grenslijn tussen de voortuinstrook en de bouwstrook. Voortuinstrook Strook grond tussen de rooilijn en de voorgevelbouwlijn. Wachtgevel Gedeelte van de scheidingsmuur waartegen het gebouw op het aangrenzende perceel aangebouwd kan worden. Woning Ruimte, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk gezin. Woongebouw Gebouw dat één of meerdere woningen telt met uitsluiting van andere functies. Zone Een op plan omlijnd en met een kleur of een grafisch teken aangeduid gebied, waaraan een bepaalde bestemming en specifieke stedenbouwkundige voorschriften zijn gekoppeld. |