RUP STOPKESFABRIEK | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
COLOFON
Sweco Belgium nv
Filip Smits
Katlijn Van der Veken
Ivo Hoppers
Virge Smets
Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling Den Bell, Francis Wellesplein 1, 2018 Antwerpen Tel +32 3 338 23 39 / ruimtelijkeplanning@stad.antwerpen.be
Stephanie Verbeeck 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Het plangebied van het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Stopkesfabriek bevindt zich in Deurne, op grondgebied van de stad Antwerpen, langsheen de Bisschoppenhoflaan. Het plan behandelt het bouwblok gelegen tussen de Bisschoppenhoflaan, Merksemsesteenweg, Van Cortbeemdelei en Torremansstraat in Deurne. Dit gebied maakt ruimtelijk deel uit van de buurt Kronenburg, maar ligt in tegenstelling tot de directe omgeving planologisch niet in woongebied, maar in industriegebied. In het kaderplan voor de omgeving van het Albertkanaal in Antwerpen – Schoten – Wijnegem is de visie vastgelegd met betrekking het bedrijventerrein en de directe omgeving ervan:
Situering RUP Stopkesfabriek op visiekaart kaderplan Albertkanaal (Bron visienota Kaderplan)
Het planproces onderzoekt de mogelijkheden om een nieuwe bestemming te voorzien die een meer gemengde stedelijke invulling toelaat die beter aansluit op de woonomgeving.
1.2 Situering en afbakening van het plangebied Het plangebied ligt op het grondgebied van de Stad Antwerpen, in het district Deurne. Het gebied ligt op de kruising van twee gewestwegen. Ten zuiden van het gebied loopt de Bisschoppenhoflaan (N120). Dit is een gewestweg die de R10 in Antwerpen verbindt met de N12 in Wijnegem. De N120 is een belangrijke stedelijke as die de noordelijke rand van Deurne ontsluit. Ten oosten van de zone ligt de Merksemsesteenweg (N130), die via de Deurnebrug (of ‘brug van den Azijn’) de verbinding vormt naar Merksem. Verder zijn er weinig dwarsverbindingen op de N120 naar Merksem. Situering plangebied RUP Stopkesfabriek (Bron achtergrond: open street map)
Situering plangebied RUP Stopkesfabriek op luchtfoto (Bron: orthofoto, eigen bewerking) 1.3 Relatie met het Strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (S-RSA) Het RUP wordt opgemaakt in uitvoering van het s-RSA en moet het generiek beleid van het s-RSA mee operationaliseren. De relatie met de doelstellingen van het generiek beleid en de doorwerking hiervan in het RUP en de randvoorwaarden vanuit het actief beleid van het s-RSA zijn beschreven in de planningscontext (in bijlage).
2 ONTWIKKELINGSVISIE 2.1 Ambitie Doel van het RUP is om een juridisch-planologisch kader te creëren dat een meer gemengde stedelijke invulling toelaat waardoor het bouwblok, zowel ruimtelijk als functioneel beter kan aansluiten op de omliggende woonomgeving. Omwille van de schaal en strategische ligging biedt de herontwikkeling van het plangebied een unieke kans om uit te groeien tot een strategisch hefboomproject, die ook meerwaarden oplevert voor de omgeving. Door in te zetten op functiemenging kan een levendige woon- en werkomgeving ontstaan die naast bijkomend woonaanbod ook ruimte biedt voor (lokale) tewerkstelling. Het is de bedoeling dat het plan ook kan inspelen op maatschappelijke tekorten en noden op buurt- en wijkniveau. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan laagdrempelige ontspannings- en sportmogelijkheden (bv buurtpleintje, buurt- of vechtsporthal,…) en (basis)onderwijs. De extra voorzieningen en ruimtelijke kwaliteitsverbetering (met bijzondere aandacht voor groen) kunnen een belangrijke rol spelen in het verbeteren van de leefbaarheid in de wijk Kronenburg. Tot slot is het ook de ambitie is om met de (her)ontwikkeling van het plangebied bij te dragen aan de duurzaamheids- en klimaatdoelstellingen van de stad door ingrepen in functie van duurzame mobiliteit, leefkwaliteit, ruimte voor water en groen, beperken energiegebruik,…
2.2 Ruimtelijke principes De ontwikkelingsvisie vertrekt van een aantal ruimtelijke principes die een kwalitatieve en zorgvuldige inpassing in het bestaand weefsel beogen.
2.3 Ontwerpend onderzoek Bij de verdere uitwerking van de basisprincipes werden door de stedelijke adviesorganen (A-overleg, Gecoro) een aantal ruimtelijke onderzoeksvragen geformuleerd. Deze werden ondergebracht in 6 thema’s en via ontwerpend onderzoek verder onderzocht.
2.3.1 Potenties en randvoorwaarden per thema Door een doordachte inplanting van gebouwen en functies kan de impact van het slechte geluids- en luchtklimaat aan de Merksemsesteenweg en Bisschoppenhoflaan op de leefkwaliteit worden beperkt. Belangrijke randvoorwaarden zijn:
De bestaande loods in de Torremansstraat is niet beschermd en staat niet op de inventaris van bouwkundig erfgoed. Maar door haar typische structuur (omvang, ritmiek traveeën, dakvorm, materiaalgebruik,…) vormt het een relict dat verwijst naar het industrieel verleden van de site. De structuur geeft op het eerste zicht verschillende mogelijkheden voor herbestemming waardoor het als schakel met de buurt zou kunnen functioneren (bv als multifunctionele hal met units volgens box-in-box principe en buurt-/ vechtssporthal, als overdekt plein,…).
Nader bouwtechnisch onderzoek is echter nodig om na te gaan of de bestaande hal, rekening houdend met de eisen en normen op vlak van brandveiligheid, isolatie, toegankelijkheid,… op een herkenbare en financieel verantwoordbare manier kan worden aangepast. Naast het behoud van de hal is ook een kwalitatief terugvalscenario mogelijk. Indien de bestaande hal wordt gesloopt is het aangewezen om de bouwlijn voor nieuwbouw aan te passen waardoor in de Torremansstraat tussen Van Hallestraat en Van Cortbeemdelei een buurtplein ontstaat. Mogelijke invulling met buurtplein door opschuiven van bouwlijn indien bestaande hal wordt afgebroken (bron: Polo architects + eigen bewerking)
Om op het gelijkvloers extra ruimte te kunnen bieden voor handels- en KMO-ontwikkeling, is nagegaan of het binnengebied op het gelijkvloers kan worden bebouwd. Op die manier ontstaat een verhoogd binnengebied. De interne logistiek verdeling van goederen zou in dat geval in het overbouwde binnengebied kunnen worden geïntegreerd. Om het binnengebied groen te kunnen maken is het belangrijk dat er voldoende gronddekking wordt voorzien. Verder is de overgang tussen het verhoogde binnengebied en het maaiveld een aandachtspunt: indien de bestaande hal wordt behouden, moet aansluitend op de hal een deel van het binnengebied als uitloopzone van de hal op maaiveldniveau worden ingericht (met aandacht voor relatie met trappen / lift). Om een levendig binnengebied te creëren, is het van belang om ook niet-residentiële functies langs het binnengebied in te planten (bv kantoorruimte van een bedrijfje dat op het gelijkvloers,…).
Een aandachtspunt bij de verdere uitwerking van de welstand is de toegankelijkheid en ontsluiting van woon- en andere functies zowel vanuit het binnengebied als vanuit de omliggende straten. Door de ontsluiting van de hoger gelegen functies naar de (ondergrondse) parking via het binnengebied te laten verlopen (dwz dat trap- en liftkern niet doorloopt, maar stopt op het binnengebied), kan de levendigheid van het binnengebied en duurzame vervoerswijzekeuze in de hand worden gewerkt.
Randvoorwaarden vanuit mobiliteit zijn een gescheiden ontsluiting van vracht- en autoverkeer (zoals aangegeven in de ruimtelijke principes). De in-/ uitrit van de (ondergrondse) parking bevindt zich aan de zuidzijde van de Torremansstraat. Omwille van verkeersveiligheid is het aangewezen om de achteruitbouwstrook langs de Bisschoppenhoflaan omwille van de nabijheid van het kruispunt niet meer te gebruiken voor parkeren en in te richten als groene voortuinstrook (of een inrichting die aansluit bij het publiek domein) . Dit is een aspect van welstand die bij de verdere uitwerking en beoordeling van het project
Er wordt geopteerd voor een duidelijke bouwblokstructuur met een variërende bouwhoogte. Aan de zijde van de Merksesteenweg en Bisschoppenhoflaan is op basis van het beeld van de Bisschoppenhoflaan tot maximaal 11 bouwlagen toegestaan. Richting Torremansstraat moet de bouwhoogte afgebouwd worden naar maximaal 3 bouwlagen om morfologisch aan te sluiten op de wijk. Op basis van het uitgevoerde ontwerpend onderzoek lijkt een maximale V/T-verhouding van 2,0 aanvaardbaar.
Gelet op de eigenheid van de wijk is het belangrijk dat de maatvoering van de bouwvolumes afgestemd is op de omgeving. Ook de functiemenging (niet enkel op het gelijkvloers) en gedifferentieerde bouwtypologie draagt bij tot een samengesteld bouwblok. Een monolithische bouwblokinvulling is op deze locatie niet gewenst.
2.3.2 Toolbox ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden Op vlak van densiteit is een variërende bouwhoogte mogelijk. De specfieke bouwhoogte kan verder bepaald worden in functie van de beoogde bebouwingstypologie met een maximum tot 11 bouwlagen.
3 VOORSCHRIFTEN 3.1 Opzet van het RUP Door middel van voorliggend RUP wordt een juridisch kader gecreëerd om de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor het bouwblok Merksemsesteenweg, Bisschoppenhoflaan, Torremansstraat, Van Cortbeemdelei (de zogenaamde ‘Stopkesfabriek’) in Deurne vast te leggen. De ambitie is om de mogelijkheden binnen het huidige industriegebied te verruimen tot gemengde stedelijke functies (gebiedscategorie wonen). 3.2 Afbakening Grafisch Plan De noordelijke, westelijke en zuidelijke plangrens valt samen met de gewestplanbestemming industriegebied zodat een samenhangend gebied met gebiedscategorie wonen ontstaat. Aan de oostzijde loopt de plangrens vanuit de zuidoostelijke hoekpunt (grens bestemming industriegebied) parallel met het bouwblok. 3.3 Opzet voor de voorschriften In het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) wordt de gewenste bestemming, inrichting en/of beheer gebiedsgericht vastgelegd. De voorschriften hebben een verordenend karakter, dit wil zeggen dat ze de juridische basis vormen voor het verlenen van stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen. De stedenbouwkundige krachtlijnen worden doorvertaald in het RUP. Het RUP is een evenwichtsoefening tussen het vastleggen van bepalingen om de kwaliteit te garanderen en het inbouwen van vrijheden om het inspelen op toekomstige noden en behoeften. 3.4 Zonering en opbouw RUP Het plangebied bestaat uit een bebouwbaar en niet bebouwbaar deel die respectievelijk worden aangeduid als zone(s) voor Gemengde functies (Ge) en zone voor Publiek domein (Pu). Het bebouwbaar deel vormt een gesloten bouwblok met groen binnengebied. Het wordt opgedeeld in 2 zones (Ge 1 en Ge 2) zodat de bouwmogelijkheden van elke eigenaar éénduidig kunnen worden bepaald (resp art 1 en 2). De bestaande hal aan de Torremansstraat wordt in overdruk aangeduid (art 3) omdat hiervoor specifieke ontwikkelingsperspectieven gelden (indien mogelijk behouden van industrieel-archeologische waarde). Door de maximale vloeroppervlakte los te koppelen van de rest van de zone, wordt ervoor gezorgd dat de beslissing om de bestaande hal al dan niet te verbouwen of af te breken geen impact heeft op de ontwikkelingsmogelijkheden voor de rest van de site. De voortuinstrook aan de zijde van de Bisschoppenhoflaan (strook tussen rooilijn en bouwlijn) wordt bestemd als zone voor Groen (art 4): deze strook moet met het oog op verkeersveiligheid en beeldkwaliteit groen worden ingericht en mag niet gebruikt worden voor parkeren. De in- en uitritten voor autoverkeer (toegang tot de parking in de Torremansstraat) en vrachtverkeer (laad- en loszone in de Merksemsesteenweg) worden indicatief aangeduid (art 5 en 6). Voor de zone voor Publiek domein (art 7) gelden voorschriften die een kwalitatieve inrichting als publieke ruimte toelaten.
3.5 Algemene voorschriften De voorschriften zijn cumulatief met de Bouwcode die steeds moet worden toegepast. Indien er een strijdigheid is tussen beide, primeren de voorschriften van dit RUP. De algemene voorschriften zijn van toepassing voor het gehele plangebied en dus voor elke zone.
In artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering op 15 mei 2009, wordt opgelegd dat een stedenbouwkundig voorschrift te allen tijde sorteert onder een categorie of subcategorie van gebiedsaanduiding.
Dit is een voorschrift om aanleg van openbare ruimte, nutsleidingen, technische (nuts)installaties overal mogelijk te maken.
Dit is een voorschrift om bij de vergunningsaanvraag te kunnen beoordelen of de inpassing in de stedelijke, landschappelijke en historische context op een voldoende kwalitatieve manier gebeurt. Hiertoe zullen volgende aspecten beoordeeld worden:
Ruimtelijke kwaliteit is nauw verbonden met:
Met dit voorschrift worden mogelijkheden gecreëerd voor gebouwen die momenteel vergund zijn maar die niet passen in de ontwikkelingsvisie van het RUP. In de betreffende gebouwen kunnen instandingswerken en verbouwingen binnen bestaand volume uitgevoerd worden. De bestemming moet steeds voldoen aan het desbetreffende bestemmingsvoorschrift (zie art 1, 2 of 7) . Dit voorschrift is van toepassing op het gehele plangebied. 3.6 Bijzondere voorschriften ARTIKEL 1: ZONE VOOR GEMENGDE FUNCTIES VAN CORTBEEMDELEI (Ge 1) 1.1. Bestemmingsvoorschriften De bestemmingsomschrijving laat diverse functies toe in deze zone (zowel als hoofd- als nevenfunctie). Detailhandel is niet toegestaan. Het is de bedoeling om verweving van (kleinschalige) bedrijvigheid met wonen mogelijk te maken. Bedrijvigheid waarvan de impact op de omgeving via een aangepaste inrichting kan worden beperkt, wordt daarom niet als intrinsiek hinderlijk en/of storend aanzien. Bepaalde vormen van bedrijvigheid (bv Sevesobedrijvigheid, afval- en slibverwerking, …) en andere functies zijn door hun impact op de omgeving op vlak van mobiliteit, uitzicht, omvangrijke ruimte-inname of veiligheidsrisico’s niet inpasbaar in een woonomgeving en worden daarom uitgesloten. 1.2 Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften De bebouwing dient samen met de bebouwing van zone Ge 2 (zie art 2) een gesloten bouwblok te vormen. Er wordt een maximale bruto-vloeroppervlakte van 4.000 m² toegestaan (i.e. een bijkomende bvo van ong. 600 m²) zodat de hoek Van Cortbeemdelei – Merksemsesteenweg kan worden afgebouwd en om de bouwblokstructuur te vervolledigen.
ARTIKEL 2: ZONE VOOR GEMENGDE FUNCTIES (Ge 2) 2.1 Bestemmingsvoorschriften De bestemmingsomschrijving laat diverse functies toe in deze zone (zowel als hoofd- als nevenfunctie). Het is de bedoeling om verweving van (kleinschalige) bedrijvigheid met wonen mogelijk te maken. Bedrijvigheid waarvan de impact op de omgeving via een aangepaste inrichting kan worden beperkt, wordt daarom niet als intrinsiek hinderlijk en/of storend aanzien. Bepaalde vormen van bedrijvigheid (bv Sevesobedrijvigheid, afval- en slibverwerking, …) en andere functies zijn door hun impact op de omgeving op vlak van mobiliteit, uitzicht, omvangrijke ruimte-inname of veiligheidsrisico’s niet inpasbaar in een woonomgeving en worden daarom uitgesloten. Om functiemenging te stimuleren en de mobiliteitsimpact te beperken wordt een maximale oppervlakte detailhandel opgelegd: dit impliceert dat op het gelijkvloers meer dan de helft van de ruimte voor andere functies (zoals KMO, (buurt)sport, stallen van fietsen, (semi-)publieke ruimte,…) moet worden ingevuld. Er is een tekort aan basisonderwijs en buurtgebonden sport en recreatie in de wijk Kronenburg. Het is de bedoeling dat het project, als vorm van stedenbouwkundige ontwikkelingslast, hier een antwoord op biedt. Daarom wordt opgelegd dat de ruimte moet worden voorzien om een minimale bovengrondse brutovloeroppervlakte van 2500 m² gemeenschapsvoorzieningen te realiseren zodat de mogelijkheid om (al dan niet in een latere fase) een 1-stroom basisschool (250 leerlingen) met turnzaal die medegebruik kent voor buurtsport en -recreatie te bouwen niet wordt gehypothekeerd. Daarnaast is het belangrijk dat de aanhorigheden hierbij (zoals speelplaats, ruimte voor fietsenstallen, entreeruimte,…) kwalitatief kunnen worden ingepast. Parkeerplaatsen moet mee in de ondergrondse parking worden geïntegreerd. Omwille van het slechte geluids- en luchtklimaat aan de zijde van de Merksemsesteenweg en Bisschoppenhoflaan zijn voor kwetsbare functies (zoals wonen en voorzieningen voor kinderen en jongeren) enkel doorzontypologieën toegelaten zodat de verblijfsruimten met ramen en ventilatie kunnen gericht worden op het rustigere binnengebied. Woningen moet steeds twee volwaardige gevels hebben, één langs de Merksemsesteenweg of Bisschoppenhoflaan en één aan het centrale binnengebied) 2.2 Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften Globale ruimtelijke opbouw en kenmerken De zones voor gemengde functies vormen een bouwblok met een bebouwingsschil en een centraal binnengebied. Door de minimale oppervlakte van een aaneengesloten binnengebied vast te leggen wordt de omvang van de bebouwingsschil beperkt, maar wordt vrijheid naar maatvoering en volumetrie behouden (verder te beoordelen op vlak van welstand in vervolgtraject). Er wordt een maximale bruto-vloeroppervlakte (bvo) vastgelegd. Deze geldt voor het deel van zone Ge 2 dat niet in overdruk is aangeduid (en dus niet tot de ‘contactzone Torremansstraat’ behoort). Door de maximale vloeroppervlakte los te koppelen van de vloeroppervlakte van de contactzone Torremansstraat, wordt ervoor gezorgd dat de beslissing om de bestaande hal al dan niet te verbouwen geen impact heeft op de ontwikkelingsmogelijkheden voor de rest van de site. De maximale bvo bedraagt 18.000 m². Enkel indien het binnengebied (deels) wordt bebouwd (en voldaan is aan de voorwaarden die in 2.2.3 zijn opgesomd) is een hogere maximale bvo mogelijk: op die manier leidt een toename van de bvo niet tot een hogere of forsere bebouwingsschil, maar enkel tot een andere inrichting en gebruik van de gelijkvloerse verdieping. Bebouwingsschil Merksemsesteenweg en Bisschoppenhoflaan Langs de Bisschoppenhoflaan geldt de zonegrens als verplichte voorgevelbouwlijn om de continuïteit van het straatbeeld te bewaren. Plaatselijke terugspringen (bv in functie van toegangen / ontsluiting van functies of ter hoogte van de hoek Merksemsesteenweg – Bisschoppenhoflaan zijn mogelijk. Dit laatste moet in functie van de welstand verder uitgewerkt en besproken worden in de bevoegde commissies en organen. Langs de Merksemsesteenweg wordt de bouwlijn vrijgelaten. De zonegrens geldt er als uiterste bouwlijn. Aan de Torremansstraat wordt een specifieke (maximale) bouwlijn vastgelegd voor het geval de bestaande hal wordt afgebroken (zie art 6). Centraal binnengebied Bij de inrichting van het binnengebied moet aangetoond worden dat met de verschillende kwaliteitseisen rekening is gehouden om te zorgen voor een groen en levendig binnengebied. Het bebouwen van het binnengebied is gekoppeld aan duidelijke voorwaarden. Deze moeten allemaal vervuld zijn.
2.3 Beleids- en beheersvoorschriften Er is een mogelijkheid om het project te faseren. Belangrijk is dat dit gepaard gaat met de aanleg van een kwalitatief binnengebied. Dit wil zeggen dat bij realisatie van een gebouw in de bebouwingsschil, het deel van het binnengebied (aansluitend op de achterzijde van het gebouw) moet gerealiseerd worden. Indien het gelijkvloers (deels) wordt toegebouwd (dit wil zeggen dat er minder dan 3000 m² onbebouwde centrale ruimte overblijft, moet het dak van de gelijkvloerse verdieping als verhoogd binnengebied worden ingericht.
ARTIKEL 3: CONTACTZONE TORREMANSSTRAAT (overdruk) Het gaat om een overdrukaanduiding. Dit betekent dat de bestemmings-, inrichtings- en beheersvoorschriften van Ge 2 ook van toepassing zijn (zie artikel 2). De voorschriften van artikel 3 vormen een aanvulling hierop.
Voor de bestaande hal worden specifieke voorschriften uitgewerkt die verschillende scenario’s moeten toelaten 1) Verbouwen bestaande hal: het kan gaan van een grondige verbouwing van het bestaande gebouw tot en een ontmanteling om enkel de structuur en het dak te behouden als overdekt plein. Met behoud van stijlkenmerken en typologische eigenheid wordt bedoeld dat het herkenbaar moet blijven dat het om een voormalig industriële hal gaat ) Indien op basis van verder bouwfysisch onderzoek kan worden aangetoond dat het niet realistisch is om de bestaande halconstructie (rekening houdend met de eisen op vlak van isolatie, brandveiligheid,… ) te behouden bv omdat de herkenbaarheid als industriële hal teniet wordt gedaan, kan het gebouw volledig of gedeeltelijk worden gesloopt en vervangen worden door een nieuwbouw.
ARTIKEL 4: ZONE VOOR GROEN De voortuinstrook aan de zijde van de Bisschoppenhoflaan (i.e. de strook tussen rooilijn en bouwlijn) moet met het oog op verkeersveiligheid en beeldkwaliteit groen worden ingericht en mag niet gebruikt worden voor parkeren
ARTIKEL 5: IN- / UITRIT PARKING (indicatief) De parkeerbehoeften van aanwezige functies moet op het eigen terrein opgevangen worden volgens de normen die in de Bouwcode zijn vastgelegd. Parkeren dient inpandig te gebeuren, dwz geïntegreerd in de bebouwing (het meest aangewezen lijkt om dit ondergronds te voorzien). De indicatieve aanduiding geeft aan dat de in- en uitrit van de parking voor bezoekers en bewoners aan de zuidzijde van de Torremansstraat moet worden gesitueerd tussen de hoek van de Bisschoppenhoflaan en het begin van de contactzone. De precieze locatie kan in functie van de gebouwstructuur worden bepaald. Naast parkeerplaatsen voor auto’s moet ook voldoende aandacht besteed worden aan diefstalveilige parkeer- en stallingsmogelijkheden voor fietsen, bij voorkeur op maaiveldniveau (ihb voor fietsparkeerplaatsen (korte duur)). De te volgen normen zijn vastgelegd in de Bouwcode.
ARTIKEL 6: IN- / UITRIT VRACHTVERKEER (indicatief) Het is de bedoeling dat de bevoorrading van goederen verloopt via een intern distributiesysteem met een laad- en loszone en bijhorende in- en uitrit aan de Merksemsesteenweg. Er kan hiervoor een nieuwe in- en uitrit gecreëerd worden die geïntegreerd wordt in de bebouwingsschil. De bestaande laad- en loszone gelegen in zone Ge 1 kan tijdelijk behouden blijven. Maar op het moment dat deze zone bebouwd wordt, moet de site kunnen aansluiten op het intern distributiesysteem. De indicatieve aanduiding geeft aan dat de in- en uitrit voor vrachtverkeer in de Merksemsesteenweg moet worden gesitueerd op een locatie die toelaat om via het intern distributiesysteem zowel op zone Ge 1 als Ge 2 aan te sluiten.
ARTIKEL 7: ZONE VOOR PUBLIEK DOMEIN Het voorschrift maakt het mogelijk om zowel openbaar domein (in functie van de gewenste verblijfs- en verkeersfunctie) als private voorbouwstroken (als groene en/of verharde verblijfsruimte) in te richten. Het RUP wijzigt niets aan de eigendomstoestand. De enige voorwaarde is dat de inrichting een publiek gebruik niet mag hypothekeren (dwz niet volledig afgesloten mag zijn). 3.7 Terminologie De definitie van de begrippen zijn deze zoals algemeen toegepast door de stad Antwerpen. De begrippen worden aangevuld met begrippen specifiek voor voorliggend RUP.
3.8 Op te heffen voorschriften Bij de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan worden de bestemmingen en de bijhorende voorschriften van het gewestplan opgeheven en vervangen door de bestemmingsvoorschriften van het RUP Stopkesfabriek.
De voorschriften vullen de stedenbouwkundige verordeningen van de stad Antwerpen aan. De voorschriften van de verordeningen zijn onverminderd van kracht. Indien er een strijdigheid is met de voorschriften van dit RUP, primeren de voorschriften van het RUP. 3.8.1 Gewestplan Antwerpen Volgende voorschriften van het gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 03/10/1979) wordt door de opmaak van het RUP opgeheven:
4 GEVOLGEN EN ACTIES TER REALISATIE 4.1 Afstemming categorieën gebiedsaanduidingen Vlaams gewest In het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de RUP’s’ wordt opgelegd dat er bij de opmaak van de uitvoeringsplannen een aantal categorieën van gebiedsaanduidingen als uitgangspunt worden gebruikt. In volgende tabel wordt aangegeven in welke categorie de bestemmingszone uit voorliggend RUP valt.
Overdrukken en indicatieve aanduidingen hebben geen categorie van gebiedsaanduiding. 4.2 Register planschade, planbaten en compensatie Het overzicht in bijlage geeft weer welke percelen ten gevolge van de bestemmingswijziging in het kader van voorliggend RUP aanleiding kunnen geven tot planschade, planbaten en/of compensatie conform de richtlijn.
5 BIJLAGE 1: KAART FEITELIJKE EN JURIDISCHE TOESTAND 6 BIJLAGE 2: FEITELIJKE TOESTAND 6.1 Fotoreportage plangebied
Figuur: Orthofoto met aanduiding fotostandpunten
6.2 Bestaande toestand 6.2.1 Sociaal-ruimtelijke kenmerken van de omgeving
Sociaal-demografisch profiel buurt R101 Kronenburg (Bron: buurtmonitor Antwerpen, 2015) 5.949 inwoners (op 1/1/2015) 2.014 huishoudens (op 1/1/2015)
Openbare ruimte:
6.2.2 Ontsluiting
Het plangebied wordt voor gemotoriseerd verkeer ontsloten via de N120 (Bisschoppenhoflaan) in het zuiden en de N130 (Merksemsesteenweg) in het oosten. Via deze gewestwegen kan worden aangesloten op het hoofwegennet of de verbinding gemaakt worden met lokaal wegennet richting Antwerpen binnenstad en richting Wijnegem of Merksem. De Van Cortebeemdelei en de Torremensstraat vormen de noordelijke en westelijke grens van het plangebied. Deze lokale wegen ontsluiten de wijk Kronenburg.
De site wordt bediend door een radiale busverbinding in de rand van de stad Antwerpen: lijn 33 verbindt Hoboken via Deurne met Ekeren. Verder wordt het plangebied richting binnenstad en richting Oostmalle ontsloten door een buslijn met beperkte bediening, namelijk lijn 413. Buslijn 19 verbindt het plangebied met de binnenstad en het district Deurne. In de wijk Ten Eekhove, ten zuiden van de Bisschoppenhoflaan, rijdt tramlijn 5.
De conforme bovenlokale functionele fietsroute langs de Bisschoppenhoflaan zorgt ervoor dat het plangebied bereikbaar is voor de zachte weggebruiker.
6.2.3 Morfologische en functionele analyse plangebied
Oorspronkelijk was het westelijk deel van het projectgebied in gebruik voor wonen. Ten behoeve van de vestiging van het bedrijf Crown zijn deze woningen onteigend en afgebroken en is de huidige loods gebouwd. Nadien zijn de gebouwen opgedeeld en gebruikte voor verschillende ruimtebehoevende detailhandels langs Bisschoppenhoflaan en Merksemsebaan. Momenteel staan grote delen van het gebouwencomplex leeg.
6.2.4 Eigendomstoestand
7 BIJLAGE 3: JURIDISCHE TOESTAND 7.1 Bestemmingsplannen 7.1.1 Gewestplan Het gewestplan Antwerpen (goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen) bepaalt volgende bestemmingen voor en rond het plangebied RUP Stopkesfabriek:
7.1.2 Plannen van aanleg en Ruimtelijke uitvoeringsplannen
Het plangebied is niet gelegen in een BPA of APA. Enkel het GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen is (in aanvulling op het gewestplan) van toepassing op het plangebied.
GRUP Afbakening Grootstedelijk gebied Antwerpen Het plangebied is gelegen binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen. De Vlaamse regering heeft op 19 juni 2009 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening grootstedelijk Gebied Antwerpen (GRUP AGGA) definitief vastgesteld. Met dit plan stelt de Vlaamse Regering twee zaken voor:
Er zijn geen specifieke bepalingen van toepassing op het plangebied.
7.1.3 Stedenbouwkundige verordeningen Onderstaand wordt een niet-limitatief overzicht weergegeven van geldende stedenbouwkundige verordeningen in het plangebied. Een gebiedsgericht RUP, in casu het RUP Stopkesfabriek, heft voor het grondgebied waarop ze betrekking heeft de bepalingen van de bestaande stedenbouwkundige verordeningen die daar strijdig mee zijn, van rechtswege op. Voor zover de voorschriften van het RUP de bepalingen van de verordeningen niet overschrijven, zijn de verordeningen van toepassing.
7.2 Natura 2000 Het plangebied is niet gelegen in of in de nabijheid van Vogel- of Habitatrichtlijngebied. 7.3 VEN-gebieden Het plangebied is niet gelegen in of in de nabijheid van VEN-gebeid 7.4 Verkavelingen –en rooilijnplannen Er zijn geen verkavelingen in het plangebied gelegen. In de Bisschoppenhoflaan, Torremansstraat, Van Cortbeemdelei en Merksemsesteenweg is een rooilijnplan van kracht dat goedgekeurd is bij KB dd. 01/08/1922. 7.5 Statuut van de wegen en waterwegen In het plangebied lopen geen waterlopen. Ten noorden van het plangebied lopen het Klein Schijn (2de categorie) en het Albertkanaal (bevaarbare waterloop). Er liggen geen buurt- of voetwegen in het plangebied. Aan de zuid- en oostzijde van het plangebied lopen resp. de gewestwegen Bisschoppenhoflaan (N120) en Merksemsesteenweg (N130). 7.6 Beschermde monumenten landschappen en stads-en dorpsgezichten Er zijn geen beschermingen van toepassing binnen het plangebied. 7.7 Bouwkundig erfgoed Er ligt geen bouwkundig erfgoed in het plangebied.
8 BIJLAGE 4: PLANNINGSCONTEXT 8.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Goedgekeurd bij besluit door de Vlaamse Regering d.d. 23/09/1997 en later gewijzigd In het RSV wordt een onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied, het zogenaamde ‘Vlaanderen, open en stedelijk’. Het projectgebied is gelegen binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen (zie 3.1.2). Dit brengt met zich mee dat hier een stedelijk gebiedsbeleid zal gevoerd worden. Dit betekent dat vanuit het principe van gedeconcentreerde bundeling het stedelijk gebied wordt versterkt. Hierbij vormen ontwikkeling, verdichting en concentratie de uitgangspunten. Om uitzwerming, lintbebouwing en wildgroei van activiteiten in het buitengebied te vermijden, is dit beleid gericht op het creëren van een aanbod aan bijkomende woningen, het voorzien van ruimte voor economische activiteiten, het versterken van stedelijke activiteiten en het stimuleren van andere vormen van mobiliteit. Zo wordt een versnippering van de ruimte voorkomen. Er moet echter ook rekening gehouden worden met de draagkracht van het stedelijk gebied, niet alleen kwantiteit maar ook kwaliteit van ruimte en woonomgeving staat voorop. Het is noodzakelijk om de stedelijke gebieden te vernieuwen door het doorvoeren van onder andere een meer dynamische stadsvernieuwing en door strategische projecten. Het ontwikkelen van nieuwe woontypes en kwalitatieve leefomgevingen is een doelstelling. Volgende selecties zijn van toepassing:
8.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) Goedgekeurd bij ministerieel besluit dd 10/07/2001 en later gewijzigd In het kader van RSPA behoort het plangebied tot de hoofdruimte ‘Antwerpse fragmenten’. Dit is het deel van de Vlaamse ruit dat op grondgebied van de provincie Antwerpen gelegen is. Karakteristiek voor de hoofdruimte is de sterke verwevenheid van functies en activiteiten en de ambitie om te streven naar een stedelijke vernieuwing. De hoofdruimte ‘Antwerpse fragmenten’ wordt nog verder uitgewerkt in zeven deelruimten. In de hoofdruimte Antwerpse fragmenten cirkelen de verschillende deelruimten rond het grootstedelijke gebied Antwerpen. Het plangebied is gelegen in de deelruimte ‘Grootstedelijk Gebied Antwerpen’. De deelruimte ‘Grootstedelijk Antwerpen’ behoudt een centrale rol en biedt ruimte aan de meest hoogwaardige functies. Dat geldt voor wonen, bedrijvigheid, dienstverlening, grootschalige voorzieningen, (bv cultuur, gezondheidszorg, recreatie,..), distributie of verkeer. Een dergelijke concentratie van functies mag niet worden verzwakt door nieuwe polen van dit niveau te creëren. De Schelde wordt in deze deelruimte opgenomen in een nieuwe gemengd groene, gemengd stedelijke vinger van het grootstedelijk gebied. Een nieuwe band van stedelijkheid aan het water met wonen, natuur en groen, dienstverlening en voorzieningen vervangt daarbij de vroegere en huidige bedrijvigheid. In deze deelruimte wordt het zwaartepunt gelegd op de ruimtelijk-economische structuur van de provincie. Volgende ruimtelijke principes zijn van toepassing op het Grootstedelijk Gebied Antwerpen:
In het ruimtelijk structuurplan worden geen specifieke uitspraken gedaan over de omgeving van het projectgebied.
8.3 Strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (S-RSA) (goedgekeurd door de deputatie van de provincie Antwerpen op 21 december 2006) 8.3.1 Algemeen Voor het s-RSA is in 2013 het initiatief genomen om een evaluatie en actualisatie door te voeren. Het evaluatierapport werd op 19 december 2014 goedgekeurd en hierna werd de actualisatiefase opgestart. Het s-RSA opteert voor een subtiel ingrijpen op wat Antwerpen eigen is. Het tracht met een beperkt aantal strategische acties een maximaal stimulerend effect te hebben op de plek en zijn omgeving. Daartoe formuleert het een generiek en een gebiedsgericht actief beleid. Deze zijn complementair en kunnen niet los van elkaar worden bekeken. 8.3.2 Richtinggevend gedeelte 8.3.3 Generiek beleid Het generiek beleid beoogt de opmaak van een algemeen referentiekader dat van toepassing is op heel de stad. Het tracht zeven beelden uit het collectief geheugen te versterken: Antwerpen als Waterstad / Ecostad / Havenstad / Spoorstad / Poreuze stad / Dorpen en Metropool / Megastad. Voor elk van deze beelden is een visie ontwikkeld die op haar beurt wordt vertaald in maatregelen en acties. Het plangebied of de onmiddellijke omgeving komt aan bod in volgende beelden. Havenstad: kanaalzone Merksem-Deurne als stedelijke contactzone Het strategisch ruimtelijk structuurplan van Antwerpen duidt de Kanaalzone Merksem – Deurne Noord aan als stedelijk gebied in transformatie. In de afbakening van het economisch netwerk van het Albertkanaal (ENA), is het huidige industriegebied in de omgeving van het Dokske en het Albertkanaal te Merksem en Deurne geselecteerd als te herstructureren terrein. Delen kunnen aangepast worden naar meer stedelijke omgevingen. Meermaals kondigt het strategisch ruimtelijk structuurplan aan dat zo snel mogelijk op basis van diepgaand en gebiedsgericht onderzoek rechtszekerheid geboden moet worden via ruimtelijke uitvoeringsplannen. Dit onderzoek moet rekening houden met alle aspecten die van belang zijn, ook de economische haalbaarheid, het belang van het gebied op vlak van tewerkstelling, de saneringsproblematiek, de woonkwaliteit van de omliggende wijken, de ontsluitingsproblematiek enzovoort. Langs de Kanaalzone is er behoefte aan een verbetering van de relatie wonen-werken. Het gebied kan staan voor een verbinding tussen de woonwijken in Merksem en Deurne Noord met de waterkant, zodat de bewoonbaarheid van de buurt verbeterd kan worden. Verweving van bedrijvigheid met andere functies kan enkel waar dit niet hypothekerend werkt. De schaal van het gebied en van bepaalde bedrijven maakt verweving in sommige deelgebieden ook onrealistisch en niet wenselijk. Bij het Vlaams gewest wordt aangedrongen op de opmaak van een totaalvisie op korte termijn, waarin niet enkel gefocust wordt op de ontsluiting maar waarin ook een kader wordt geboden voor toekomstige ontwikkelingen. Figuur: Selectiekaart havenstad, RSA (generiek beleid s-RSA)
Spoorstad: Verlenging R11 als oostelijke tangent voor openbaar vervoer Het strategisch ruimtelijk structuurplan stelt voor om ten behoeve van het openbaar vervoer de R11 door te trekken tussen Bisschoppenhoflaan en Bredabaan als onderdeel van het trager netwerk. Een stedelijke verbinding tussen Melkerijstraat en Kruiningerstraat, meer oostwaarts van de site wordt als alternatief naar voor geschoven. Ter hoogte van de kruising van Bisschoppenhoflaan met de doorgetrokken Parklaan is voorgesteld een Park & Ride in te richten, gekoppeld aan het in te richten openbaar vervoer op de kruisende wegen Spoorstad: Bisschoppenhoflaan als territoriale boulevard Merksemsebaan (N130) is geselecteerd als deel van een stedelijke boulevard. De stedelijke boulevard Confortalei - Craeybeckxlaan - Merksemsebaan - Deurnesebaan verbindt de stedelijke centra van Deurne Noord, Deurne Zuid en Merksem. Zowel voor de territoriale als de stedelijke boulevards wordt de mogelijke ontwikkeling van tramlijnen vooropgesteld. De mogelijkheid wordt evenwel afhankelijk gesteld van verder onderzoek waaruit de fysieke mogelijkheden van het straatprofiel en de potentialiteit vanuit het oogpunt van openbaar vervoer moet blijken. Op de territoriale boulevards worden tramlijnen steeds beschouwd als ruimtelijk structuurbepalend, zowel op het niveau van de straat (profielbepalend) en haar omgeving (functiebepalend) als op het niveau van de ganse stad. Binnen de verdere selectie van nieuwe tramverbindingen in het kader van het strategisch ruimtelijk structuurplan zijn bovenstaande stedelijke en territoriale boulevards niet benoemd.
Figuur: Selectiekaart spoorstad, RSA (generiek beleid s-RSA)
Dorpen en metropool De kanaalzone is geselecteerd als te herstructureren bedrijventerrein. De Kanaalzone Merksem-Deurne is één van de stadsbakens in Doelstelling 2-gebied (zie ook andere regionale bedrijventerreinen, ENA). In de kanaalzone moet rechtszekerheid zo snel mogelijk geboden worden op basis van diepgaand en gebiedsgericht onderzoek dat leidt tot een gebiedsgerichte visie op alle deelgebieden. In RUP’s kan dan zo snel mogelijk rechtszekerheid worden geboden. Het diepere onderzoek moet rekening houden met alle aspecten die van belang zijn, ook economische haalbaarheid, het belang van het gebied op vlak van tewerkstelling, de saneringsproblematiek, de woonkwaliteit van de omliggende wijken, ontsluiting, enz.
Figuur: Selectiekaart dorpen en metropolen, wonen (generiek beleid s-RSA)
8.3.4 Actief beleid
Het actief beleid concentreert zich op vijf strategische ruimten: Harde Ruggengraat / Zachte Ruggengraat / Groene Singel / Levend Kanaal / Lager Netwerk met Stedelijke Centra. Binnen deze ruimten worden strategische programma’s geformuleerd, die op hun beurt specifieke projecten omvatten. In het actief beleid van het s-RSA ligt het plangebied ten zuiden van een gebied van strategisch belang voor de hoofdstructuur van de stad: het levendig kanaal. Het doel in deze strategische ruimte is het verbeteren van de kwaliteit van de gebieden langs beide oevers van het Albertkanaal, in Merksem en in Deurne. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van en ingespeeld worden op de werken die moeten worden uitgevoerd voor de verbreding van het kanaal. Het volledige gebied langsheen het kanaal dient gerationaliseerd te worden. Maar de Schelde en de kanalen zijn niet alleen infrastructurele voorzieningen; ze zijn eveneens een werk- en een woonomgeving. Binnen de strategische ruimte ligt het plangebied ten zuiden van de omgeving van het Sportpaleis: Het KMO-gebied tussen het Sportpaleis en de Deurne oever kan onderzocht worden voor herstructurering. De bebouwing van de bestaande bedrijven kan efficiënter ingeplant worden; aan de kade kunnen nieuwe kleinschalige bedrijven of voorzieningen ontworpen worden, met zicht op het kanaal. Het diepere onderzoek moet rekening houden met alle aspecten die van belang zijn, ook economische haalbaarheid, het belang van het gebied op vlak van tewerkstelling, de saneringsproblematiek, de woonkwaliteit van de omliggende wijken, ontsluiting, enz. Verweving van bedrijvigheid met andere functies kan enkel waar dit niet hypothekerend werkt. Sommige delen van deze ruimte kunnen misschien gebruikt worden om het parkeer-probleem op te lossen.
Figuur: Industriële zone in transformatie (actief beleid s-RSA)
8.3.4 Actief beleid In het actief beleid van het s-RSA ligt het plangebied ten zuiden van een gebied van strategisch belang voor de hoofdstructuur van de stad: het levendig kanaal. Het doel in deze strategische ruimte is het verbeteren van de kwaliteit van de gebieden langs beide oevers van het Albertkanaal, in Merksem en in Deurne. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van en ingespeeld worden op de werken die moeten worden uitgevoerd voor de verbreding van het kanaal. Het volledige gebied langsheen het kanaal dient gerationaliseerd te worden. Maar de Schelde en de kanalen zijn niet alleen infrastructurele voorzieningen; ze zijn eveneens een werk- en een woonomgeving. Binnen de strategische ruimte ligt het plangebied ten zuiden van de omgeving van het Sportpaleis: Het KMO-gebied tussen het Sportpaleis en de Deurne oever kan onderzocht worden voor herstructurering. De bebouwing van de bestaande bedrijven kan efficiënter ingeplant worden; aan de kade kunnen nieuwe kleinschalige bedrijven of voorzieningen ontworpen worden, met zicht op het kanaal. Het diepere onderzoek moet rekening houden met alle aspecten die van belang zijn, ook economische haalbaarheid, het belang van het gebied op vlak van tewerkstelling, de saneringsproblematiek, de woonkwaliteit van de omliggende wijken, ontsluiting, enz. Verweving van bedrijvigheid met andere functies kan enkel waar dit niet hypothekerend werkt. Sommige delen van deze ruimte kunnen misschien gebruikt worden om het parkeer-probleem op te lossen.
8.4 Andere relevante plannen Kaderplan Albertkanaal Antwerpen – Schoten – Wijnegem In het besluit van 23 april 2004 over de nadere uitwerking van het Economisch Netwerk Albertkanaal besliste de Vlaamse Regering dat inbreiding en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen van groot belang is. Eén van de gebieden die aangepakt worden, is de omgeving van het Albertkanaal vanaf de Antwerpse haven tot Wijnegem. De provincie Antwerpen heeft de rol genomen als trekker en coördinator voor een gebiedsgerichte aanpak van deze zone met het kaderplan Albertkanaal Antwerpen – Schoten – Wijnegem. In januari 2014 leverde Stramien, in samenwerking met Vectris en Royal Haskoning, een visienota voor desbetreffend kaderplan af. Samengevat wilt het kaderplan ‘Albertkanaal: Antwerpen-Schoten-Wijnegem’ vanuit een gemeenschappelijke strategie komen tot een kwalitatief bedrijvenpark, duurzaam ingebed in het stedelijk gebied. Dit door enerzijds een infrastructuurnetwerk op te bouwen waarbij het vrachtwagenverkeer van het bedrijventerrein logisch wordt ontsloten via het hoger verkeersnetwerk. Hierdoor ontstaat er een gescheiden netwerk voor lokaal verkeer en fietsers. Anderzijds door de onderliggende structuur van twee oevers en de ruimtelijke sequentie door te vertalen naar een herontwikkelingsstrategie voor het hele gebied waarbij rekening wordt gehouden met het versterken van kwalitatieve woonclusters en het vergroten van het aandeel watergebonden bedrijvigheid. Deze structuur rekening wordt gehouden met het versterken van kwalitatieve woonclusters en het vergroten van het aandeel watergebonden bedrijvigheid. Deze structuur wordt door gerichte ingrepen ingebed in het landschap.
In de visie wordt de omgeving van Kronenburg ruimtelijk opgedeeld in twee gebieden:
Lineaire groenstructuren die als zichtassen functioneren, moeten de woonbuurt sterker in relatie brengen met het kanaal. Daarnaast wordt gesuggereerd om twee kleine parkjes te voorzien bij de nieuwe aanleg van de Brug van den Azijn en de Theunisbrug. Labo XX Met Labo XX onderzoekt de stad Antwerpen waar en hoe de behoefte aan nieuwe woningen, voorzieningen en werkplekken opgevangen kunnen worden. De focus ligt op de 20ste-eeuwse gordel: het gebied buiten de Singel gezien stadsvernieuwing de voorbije decennia voornamelijk plaats vond in het centrum en in de 19de –eeuwse gordel. Vanuit vier invalshoeken is ontwerpend onderzoek gedaan in de 20ste- eeuwse gordel. Het onderzoek van BUUR doet uitspraken over de omgeving van het plangebied waarbij verstedelijking, open ruimte en mobiliteit als drie-eenheid voor de stadsvernieuwing van de 20ste-eeuwse gordel fungeren. Via ontwerpend onderzoek onderzocht BUUR het potentieel van een nieuwe tangentiële openbare vervoersas middenin de 20ste-eeuwse gordel. Een tangentiële noord-zuidverbinding die Hoboken (en bij uitbreiding Linkeroever) als een rocade verbindt met Merksem. Een case binnen dit ontwerpend onderzoek was Deurne-Noord-Merksem. De rocade moet in deze zone het bebouwd weefsel verbeteren, de groenstructuur en het fietnetwerk Deurne Noord-Merksem.
8.5 Lopende of geplande projecten in de buurt In of onmiddellijk aangrenzend aan het plangebied zijn een aantal projecten gepland of in onderzoek. Groene invulling hoekpercelen Het gaat om een kleinschalig project dat beoogt om onbebouwde hoekpercelen (al dan niet tijdelijk) in te vullen als groene stapstenen in de buurt. Op die manier wordt getracht om bijkomende groene publieke ruimte. Verhoging bruggen Albertkanaal – brug van den Azijn In functie van de capaciteitsuitbreiding van het Albertkanaal zijn een aantal grootschalige infrastructuurwerken gepland (verhogen bruggen en verbreden kanaal). Belangrijk voor het projectgebied in de geplande verhoging van de brug van de Merksemsesteenweg (brug van den Azijn).
9 BIJLAGE 5: PLANPROCES 9.1 Voortraject 9.1.1 Vooronderzoek met betrekking tot een mogelijke bestemmingswijziging: site Bisschoppenhoflaan
In 2013 maakte OMGEVING in opdracht van Interwac nv een startnota voor de site vooronderzoek met betrekking tot mogelijke bestemmingswijziging. Het document werd opgemaakt om de vraagstelling naar het stadsbestuur te onderbouwen en is te beschouwen als een eerste verkennend onderzoek. 9.1.2 Stappenplan opmaak RUP De uitwerking van het ruimtelijk uitvoeringsplan verloopt in vijf fasen.
9.2 Timing opmaak RUP Onderstaand schema en tabel geven het stappenplan en bijhorende indicatieve timing van het RUP weer.
Indicatieve timing
9.3 Betrokken actoren Het intern projectteam zorgt voor de inhoudelijke projectbegeleiding en kwaliteitsbewaking. Dit gebeurt in overleg met diverse stedelijke diensten die elk hun eigen expertise en kennis inbrengen. De besluitvorming is een verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en schepenen en de gemeenteraad. De formele stappen in het proces worden telkens ook teruggekoppeld met het district. Dit gebeurt in de praktijk als volgt:
9.3.1 Communicatie- en participatietraject Voor het openbaar onderzoek wordt een infomoment georganiseerd om het ontwerp RUP toe te lichten. De gebruikelijke kanalen zoals de website van de stad Antwerpen worden ingezet om informatie te verspreiden. 10 BIJLAGE 6: OP TE HEFFEN VOORSCHRIFTEN
In deze gebieden wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:
11 BIJLAGE 7: REGISTER PLANSCHADE, PLANBATEN EN COMPENSATIE 12 BIJLAGE 8: WATERTOETS 12.1 Referentiesituatie Het plangebied bevindt zich in het bekken van de Benedenschelde, meer bepaald in het deelbekken van de Benedenschijn. Ten noorden van het plangebied bevinden zich het Klein Schijn (waterloop van 2de categorie) en het Albertkanaal (bevaarbare waterloop).. Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (BS 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Sinds het Uitvoeringsbesluit van 1/03/2011 is de kaart van overstromingsgevoeligheid (2014) verplicht te raadplegen. De andere watertoetskaarten zijn niet meer verplicht te raadplegen in het kader van de watertoets maar kunnen eventueel wel nuttige informatie opleveren:
12.2 Geplande situatie en effecten 12.2.1 Grond- en oppervlaktewater Het plangebied is in de huidige situatie reeds 100% verhard. De realisatie van het plan zal niet zorgen voor bijkomende verharding (er wordt in tegendeel gestreefd naar vergroening van het gebied). Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van deze verharding dient in overeenstemming met deze verordening opgevangen worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding. Ten gevolge van uitvoering van het plan zijn ondergrondse constructies mogelijk. Gelet op de gevoeligheid voor grondwaterstroming, is specifieke aandacht nodig opdat het grondwater zich rond en onder de ondergrondse constructies zal kunnen verplaatsen. 12.2.2 Afvalwater Het afvalwaterbeleid wordt gestuurd via de gemeentelijke zoneringsplannen, waarin afgebakend wordt welke zones te rioleren zijn en in welke zones IBA’s moeten komen (al dan niet collectief beheerd). Het plangebied is ingekleurd op het zoneringsplan als centraal gebied. Dit betekent dat kan aangesloten worden op de bestaande rioleringsinfrastructuur. Er wordt niet verwacht dat er negatieve effecten op de rioleringsinfrastructuur zullen voorkomen 13 BIJLAGE 9: MILIEUBEOORDELING 13.1 Klein gebied van lokaal niveau Het plan is plan-m.e.r-plichtig van rechtswege, gezien het plan kader vormt voor een project van bijlage I, II of III van het uitvoeringsbesluit. De opmaak van een plan-MER van rechtswege wordt niet noodzakelijk geacht gezien het RUP een klein gebied van lokaal niveau betreft. Het plan is derhalve screeningsgerechtigd. 13.2 Conclusie: geen aanzienlijke effecten Uit de screening van de milieueffecten bij de ontwikkeling van het plan blijkt dat de activiteiten die binnen het gewenste planologisch kader kunnen worden gerealiseerd slechts een beperkte impact hebben op de milieueffecten. Rekening houdend met de kenmerken van het plan, de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat de mogelijke negatieve milieueffecten van het plan niet aanzienlijk zijn. Er moet bijgevolg geen plan-MER worden opgemaakt.
14 BIJLAGE 10: GOEDKEURING ONTHEFFING PLAN-MER PLICHT 15 BIJLAGE 11: VOORWAARDEN VOOR WERKEN IN DE NABIJHEID VAN ONDERGRONDSE HOOGSPANNINGS-, SIGNALISATIE- EN OPTISCHE KABELS (ELIA)
|