3.3 Ruimtelijke beleidsplannen

 

3.3.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)

 

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is een visie over hoe in Vlaanderen met de schaarse ruimte moet omgegaan worden. Het is sinds 1997 van kracht als kader voor het ruimtelijk beleid.

 

Het RSV stelt dat de resterende open ruimte maximaal moet beschermd worden en de steden geherwaardeerd worden zodat zij aangename plekken worden om te leven. O.a. via de stedelijke gebieden wordt deze visie verder uitgewerkt. De stedelijke gebieden zijn de gebieden waar een intense ruimtelijke, culturele en socio-economische samenhang en verweving bestaat tussen de verschillende menselijke activiteiten (wonen, werken, recreëren,...), waar de dichte bebouwing overheerst en waar het wenselijk is ontwikkelingen te stimuleren en te concentreren. Een beleid gericht op het creëren van bijkomende woningen in een kwalitatieve woonomgeving staat er voorop.

 

Dit RUP geeft , door de creatie van bijkomend woonaanbod in een omgeving die d.m.v. lopende planprocessen voor het centrum van Deurne opgewaardeerd wordt, uitvoering aan de principes van het RSV voor de stedelijke gebieden.

 

 

3.3.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (PRSA)

 

Voor de deelruimte Grootstedelijk Antwerpen is het ruimtelijk concept:

  • Een geheel van gelijkwaardige grootstedelijke woonomgevingen met een hoog voorzieningenniveau, waarbij het onderscheid tussen de kernstad en de meer perifere woonomgevingen vervaagt. Zo verlaagt de dichtheid in de kernstad en verhoogt deze in de meer perifere woonomgevingen.

  • De samenhang tussen de verschillende woonomgevingen verhoogt door de grootstedelijke groenstructuur en grootstedelijke assen (groene vingers, dragers van voorzieningen of hoogdynamische activiteiten, openbaar vervoerassen).

  • De woonomgevingen worden verbonden door een hoogwaardig openbaar vervoernetwerk, zodat in principe elke woonomgeving in verbinding staat met elke andere.

 

Doelstellingen zijn: vernieuwen van het grootstedelijke gebied, uitbouwen van kwalitatieve woonomgevingen (Deurne), vrijwaren van de groene vingers, verbe- teren van de bereikbaarheid en uitbouwen en inrichten van grootstedelijke assen. Deurne werd geselecteerd als een woonkern.

 

Dit RUP creëert bijkomend woonaanbodin een kwalitatieve woonomgeving en geeft daarmee uitvoering aan de principes van het PRSA.

 

 

3.3.3 Strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen

 

Vanuit het generieke beleid zijn drie strategieën bepalend voor de wijze waarop met het stedelijke centrum Deurne-Noord omgegaan moet worden: poreuze stad, ecostad en spoorstad.

 

Toelichting generieke strategieën

1) Spoorstad
De Spoorstad heeft betrekking op alle ruimtelijke en functionele mobiliteitsaspecten. Het s-RSA focust o.a. op het verbeteren van het lager netwerk. Het lager netwerk bestaat uit het netwerk van tramsporen, het netwerk van stedelijke en territoriale boulevards (radialen en tangenten), lokale wegen, parkings, winkelstraten, voetgangers- en fietspaden en de stedelijke centra. Het is ‘lager’ omdat het ten dienste staat van het stedelijke gebied en niet van het lange afstandsverkeer. Het doel is het versterken van dit netwerk om de congestie op te lossen. Het lager netwerk zal daarbij werken als een spons met een makkelijke doorwaadbaarheid doorheen het weefsel. Het s-RSA formuleert volgende doelstellingen voor het lager netwerk:
Versterken openbaar vervoer. De oplossing om de doorwaadbaarheid in de stad te verbeteren bestaat in het verdichten en evenwichtig verdelen van het openbaar vervoersysteem in de stad. Dit vraagt een nieuwe inrichting van het grootste deel van het lager netwerk van wegen.
Uitwerken coherent parkeerbeleid. Het verbeteren van het openbaar vervoernetwerk vraagt op zijn beurt een duidelijk beleid voor het parkeren.
De straat ontdekken als publieke ruimte. De elementen van het lager netwerk mogen niet louter beschouwd worden als ruimten voor mobiliteit op zich, maar als een geheel van ge- bieden die een ruimtelijke samenhang kunnen vertonen. Het lager netwerk wordt beschouwd als de voorkeurslocatie waar de stedelijkheid verhoogd wordt door middel van een goede kwaliteit van het publiek domein, door rijkdom en expressie van ruimten en door een hoger niveau van vermenging.
Het lager netwerk is gebaseerd op een selectie van mobiliteitssegmenten die verdeeld kunnen worden in verschillende categorieën volgens de aard van de verkeersstroom die ze moeten dragen en volgens hun ontwerpkwaliteiten.
De territoriale boulevards (met tramverbinding) en de alternatieve routes (voor autoverkeer) zijn wegen die het centrum van Antwerpen verbinden met andere centra in de regio. De tramlijnen op de territoriale boulevards worden steeds beschouwd als ruimtelijk structuurbepalend, zowel op niveau van de straat (profielbepalend) en haar omgeving (functiebepalend) als op het niveau van de ganse stad. De tramlijnen maken deel uit van het collectieve geheugen van haar inwoners en bezoekers. De Turnhoutsebaan werd geselecteerd als territoriale boulevard. Het basiskenmerk van de territoriale boulevards is hun variatie langsheen de as, gaande van een dicht weefsel in de 19e eeuwse gordel naar verschillende delen tussen Singel en Parklaan. De basisdoelstelling van deze boulevards is hun variatie te verbeteren. Voor het deel tussen Singel en Parklaan komt het erop aan het stedelijke en commerciële karakter te verhogen door het versterken en uitbreiden van de tertiaire sector (voornamelijk kleinhandel) door de bestaande open ruimte te herwaarderen en verschillende gebruikswijzen te integreren met elkaar (winkelen, verplaatsen, wonen).
De stedelijke boulevards zijn wegen die de stedelijke en buurtcentra met elkaar verbinden. De Frank Craeybeckxlaan-Confortalei werd geselecteerd als stedelijke boulevard die de stedelijke centra van Deurne-Zuid, Deurne-Noord en Merksem verbindt. Deze stedelijke boulevard doorkruist het Rivierenhof.

 

 

 

2) Poreuze stad
Porositeit is een materieel gegeven en heeft betrekking op de morfologie van de stad. Het is gerelateerd aan de verschillen in het stedelijk ruimtegebruik en de verschillende stromen van gebruikers in deze ruimte. Het s-RSA formuleert drie doelstellingen voor de morfologie:
- In gebruik nemen van ‘holtes’ in de straatwand. Het doel is het in gebruik nemen van leeg- staande gebouwen of onbebouwde percelen, eventueel gekoppeld aan de vernieuwing van het materiële weefsel en de open ruimte.
- Verbeteren van de leefkwaliteit. Het doel is het garanderen van de kwaliteit van wonen en werken in de stad, het verhogen van het welzijn. Hierbij dient voldoende open ruimte in ge- bieden met een hoge dichtheid behouden of gecreëerd te worden en moet een kleinschalig weefsel met extra voetgangers- en fietsdoorsteken voorzien worden. Respect voor en bewust omgaan met het cultuurhistorisch substraat is een sleutelkwestie. Op wijkniveau kan de leefkwaliteit worden bevorderd door verhoging van het groen in de publieke en private gebieden.
- De straat als voorkeurslocatie. In het algemeen moet de straat als ontmoetingsruimte opnieuw ontdekt worden en kan bij de ontwikkeling van panden en gevels gestreefd worden om de relatie met de straat terug op te nemen.

 

 

3) Ecostad
Voor het verstedelijkte gebied Antwerpen moet het begrip ecologie beschouwd worden als een voorziening om het dagelijkse leven te verbeteren. De functie en aard van de ecologische infrastructuur moeten in deze betekenis gedefinieerd, vormgegeven en gestructureerd worden als stedelijke open ruimte. Om de leefkwaliteit te verhogen, moet het stedelijk gebied zijn inwoners groene ruimten kunnen aanbieden om elkaar te ontmoeten, te recreëren en te ontspannen. Deze groene ruimten hoeven er niet allemaal uit te zien als parken of stadsbossen. Om hun gebruikswaarde voor de inwoner van de stad te verhogen, dienen deze zones toegankelijk te zijn voor het publiek door middel van paden voor voetgangers en fietsers. Het s-RSA formuleert volgende doelstellingen voor de stedelijke open ruimte:
- Het ontwikkelen van een stedelijke parkstructuur. Er wordt een betere continuïteit en leesbaarheid van de open ruimten nagestreefd. Elk onderdeel van de stedelijke parkstructuur heeft een eigen karakter en een specifieke doelstelling, gebaseerd op de aanwezige geografische kenmerken en op de behoeften en wensen. Waardevolle verschillen worden positief benut. De articulatie binnen het park en het realiseren van een leesbare structuur zijn de voornaamste doelen.
- Maximaal benutten groeimogelijkheden natuur. Gebieden die een zekere natuurontwikkeling toelaten zijn residentiële gebieden met een lage woondichtheid, braakliggende percelen en restgronden langsheen infrastructuren. De kansen voor de groeimogelijkheden van natuur in deze gebieden moeten onderzocht en maximaal benut worden.
- Differentiëren van recreatief medegebruik. Sommige elementen van de stedelijke parkstructuur kunnen meer recreatief medegebruik verdragen dan andere. I.f.v. dit recreatief medegebruik onderscheidt het s-RSA drie categorieën: zeer zachte, zachte en harde recreatie.
- Bebouwing innovatief oplossen. Nieuwbouw binnen of aan de rand van de stedelijke park- structuur moet gezien worden als een gelegenheid om de grenzen van het park aan te passen, de toegankelijkheid te bevorderen en zelfs nieuwe woonstijlen te introduceren. Speciale aandacht moet besteed worden aan de structuur van het publiek domein, het ontwerp van specifieke stedelijke morfologie en verdichting. De belangrijkste pijnpunten voor deze gebieden zijn: toegankelijkheid, ‘fronten’ en het ontwerp van de benedenverdieping.
Op basis van de nieuwe definitie en betekenis van ecologie en open ruimte in de stad worden de structuurbepalende elementen van de stedelijke parkstructuur geselecteerd. Het Rivierenhof en de Schijnvallei maken deel uit van een open ruimte–verbinding tussen Ertbrugge en de Schelde.

 

 

 [image]

 

s-RSA: indicatief ontwerp Centrum Deurne-Noord

 

 

 
Deurne-Dorp werd in het s-RSA bij het actieve beleid geselecteerd als ‘het stedelijk centrum Deurne-Noord’. De stedelijke centra komen voort uit het generieke beeld ‘Dorpen en metropool – polycentrische stad’. Daarin wordt gesteld dat Antwerpen, zoals zoveel andere Europese steden, een lange traditie kent van verschillende naast elkaar bestaande dorpen in een metropool. De stad wordt ervaren als een verzameling wijken (dorpen) die hun herkenbaarheid, leefbaarheid en zelfstandigheid (tot op een bepaald niveau) behouden. Elk dorp heeft zijn eigen centrum en wenst dit te versterken op een manier dat de eigen identiteit en rol in de stedelijke, regionale en metropolitane context bevorderd wordt. Het doel voor deze stedelijke centra is het verbeteren van de mobiliteit, maar ook van de centraliteit en het stedelijke karakter van een aantal publieke sites. De toekomstige ingrepen in deze gebieden geven een duidelijk en kwalitatief karakter aan het publiek domein, definiëren of creëren nieuwe parken of pleinen, en introduceren een geschikte mix aan functies. Het weefsel wordt vervolledigd, de morfologie van de bebouwde ruimte wordt uitgeklaard, de kwaliteit van de omgeving wordt verhoogd, nieuwe typologieën worden geïntroduceerd om verschillende bevolkingsgroepen aan te trekken. Lokale voorzieningen, zoals sportvelden of speelpleinen, blijven behouden of kunnen toegevoegd worden. Omdat de stedelijke centra een belangrijk element zijn in het sociale leven, betekent dit dat een goede bereikbaarheid en de integratie met andere gemeenschappelijke ruimten en publieke voorzieningen noodzakelijk is. De stedelijke centra worden waar mogelijk met de stedelijke parkstructuur verbonden.

 

Dit centrumgebied wordt gevormd door een segment van de Turnhoutsebaan, die hier een lokale winkelstraat en een belangrijke spooras is, de loodrecht daarop gelegen Frank Craeybeckxlaan, een stedelijke boulevard en winkelstraat die naar het park loopt, en de Gallifortlei, een andere noord-zuid lopende winkelstraat. Het kerkhof werd onlangs omgevormd tot een publieke ruimte, sommige kleine gebieden zijn aangeduid voor woningbouw. Volgens het s-RSA is de doelstelling voor het stedelijk centrum Deurne-Noord om de verschillende belangrijke ruimten en voorzieningen te verbinden met de winkelstraten (Turnhoutsebaan, Frank Craeybeckxlaan en Gallifortlei) en het aanleggen van nieuwe open ruimten als centraliteit in het centrum. Deurne-Noord is één van de meest problematische buurten in Antwerpen, omwille van de hoge dichtheid die gepaard gaat met een gebrek aan kwaliteit. Het creëren van een sterk stedelijk centrum, direct verbonden met het park, kan de kwaliteit verbeteren. De toegangen tot de winkelstraten en de te ontwikkelen zones moeten verduidelijkt worden. De Turnhoutsebaan moet vernieuwd worden, waarbij het verkeer zoveel mogelijk gereduceerd wordt. Deurne-Dorp moet behouden blijven als historisch centrum en kan zich meer openen naar het park.

 

Dit RUP geeft, als uitvoering van het masterplan Deurne-Centrum, doorwerking aan de principes die in het s-RSA worden voorgesteld. Door de ingebruiksname van een ‘holte’ worden zowel het bouwweefsel als het publieke domein kwalitatief verbeterd.

 

 

 [image]

 

 

3.3.4 Masterplan Deurne-Centrum

 

Zoals in punt 1.1.1 aangegeven, vormt het masterplan Deurne-Centrum het beleidskader waaraan dit RUP rechtstreeks uitvoering geeft. Het masterplan onderzocht voor de strategische plek hoek Hallershofstraat_Turnhoutsebaan verschillende ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Hierbij werden volgende uitgangspunten gehanteerd:

 

  • Door de Gecoro werd gevraagd aan de Rosenstraat een ‘voorkantsituatie’ te creëren.

  • De Rosenstraat krijgt over een stuk een breedte van 4m in plaats van de huidige 1,5m om alle woningen in deze straat voor de brandweer voldoende bereikbaar te houden.

  • Aan de Rosenstraat bedraagt de gewenste bouwhoogte maximaal 2 bouwlagen.

  • Aan de Hallershofstraat wordt het behoud van de publieke ruimte en de parkeerplaatsen nagestreefd.

 

Er werden op basis van deze criteria een zestal scenario’s onderzocht, waaruit een scenario geselecteerd werd dat de krachtlijnen voor verdere invulling bepaald. In dit scenario wordt met twee woningtypen gewerkt. Aan de zuidwestelijke kant, langs de Turnhoutsebaan en Hallershofstraat, worden appartementen geprojecteerd. Het bouwvolume telt maximum 4 bouwlagen en accentueert de hoek. Langsheen de Rosenstraat worden grondgebonden woningen ontworpen. Hierdoor wordt de schaal en typologie van de steegwoningen gerespecteerd. Het parkeren voor bewoners gebeurt ondergronds. Het parkeren voor bezoekers gebeurt op de parkeerplaatsen die in de Hallershofstraat voorzien worden.

 

 

 

 

 [image]

1775 (Ferraris)

 

  [image]

1902 (Militaire kaart)

 

 [image]

1948 (Topografische kaart)

 

 [image]

1959 (Kaart Openbare werken)