Afdak:
Dak tegen een muur of gebouw aangebracht boven een open ruimte, of vrijstaand dak op palen.
Bebossing:
Aangelegd bos.
Bebouwde oppervlakte:
Voetafdruk van een gebouw op een perceel inclusief afdak, exclusief terras en balkon.
Bedaking:
Wijze waarop een gebouw afgedekt wordt, samenstel van daken op een gebouw.
Beeldkwaliteitplan:
Dit is de kwaliteit van het beeld van de verschijningsvorm van een gebouw, een object of een omgeving. Het gaat in hoofdzaak om het uitzicht en de onderlinge samenhang tussen de bebouwde en onbebouwde ruimtelijke elementen. Het uitzicht en de samenhang worden enerzijds bepaald door de vormelijke kwaliteiten van de bebouwing (volumes, schaal, fijnkorreligheid, ritme, kleur) en van de onbebouwde ruimte (stratentracé, pleinen, etc.) en anderzijds door allerlei ervarings- en waarnemingsaspecten (de kwaliteit van zichten, geluiden of stilte, gevoel voor veiligheid, herkenbaarheid, herbergzaamheid, enz.).
Beheren:
Beheer houdt in dat voorschriften worden opgemaakt die gericht zijn op het behoud van de ruimtelijke voorwaarden die gecreëerd zijn door bestemming en inrichting. Beheren kan ook omschreven worden als zijnde gericht op het behoud van de optimale ruimtelijke voorwaarden voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten en het vrijwaren van de ruimtelijke karakteristieke elementen en eigenschappen van het gebied.
Beplanting:
Gewas waarmee de grond is beplant, bestaande uit stengel en bladeren, zoals struiken, bloemen en bomen.
Bergplaats:
Ruimte waar iets wordt opgeborgen of bewaard, met uitsluiting van enig bedrijf.
Bestemmen:
Iets bestemmen betekent iets aanwijzen, iets bepalen. Het is uitdrukkelijk kiezen voor iets en tegelijk andere zaken uitsluiten. De bestemming houdt in dat voorschriften worden opgemaakt over het al dan niet toegelaten zijn van bepaalde functies en activiteiten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied. De gebruiksmogelijkheden van gronden en gebouwen worden vastgelegd en de verschillende aanspraken op ruimte worden hierbij tegenover elkaar afgewogen. Uiteraard kunnen meer functies en activiteiten tegelijk in een bepaald gebied worden toegelaten. Bestemmen is toekomstgericht bepalen welke functies en activiteiten in een bepaald gebied toegelaten zijn.
Bijgebouw:
Op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Bos:
Met hoogstammige bomen begroeid terrein.
Bouwhoogte:
Hoogte gemeten vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ....
Bouwlaag:
Horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder. De bouwlaag voldoet aan een minimumhoogte volgens de Bouwcode.
Bouwlijn:
Lijn waarop een van de gevels van een gebouw geplaatst is of geplaatst kan worden.
Bouwperimeter:
Op het grafisch plan aangegeven oppervlakte, bepaald door maximale bouwlijnen, die de grens vormt van een gebied waarbinnen mag worden gebouwd.
Constructie:
Samenstelling, het optrekken, het maken van een gebouw of onderdeel daarvan, vooral met het oog op de technische opbouw.
Dagrecreatie:
Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting mee gepaard gaat.
Duurzame ontwikkeling:
Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
Duurzaam materiaal:
Bouwfysisch verantwoord materiaal.
Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, geheel of gedeeltelijk overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Gemeenschapsvoorziening:
Niet-commerciële dienstverlening (politie, brandweer, post, begraafplaatsen, administratie van openbare lichamen), het onderwijs, de sociaal-medische dienstverlening (ziekenhuizen, verzorgingstehuizen voor bejaarden, gehandicapten of psychiatrische patiënten, serviceflats, beschut wonen, …), de voorzieningen van cultuur, recreatie en ontmoeting (theaters, culturele centra, musea, openbare bibliotheken, …), kerkelijke voorzieningen en religieuze gebouwen en centra, club-en buurthuizen, muziekscholen en vrije tijdscentra, bioscopen, accommodatie van verenigingsleven, congres- en tentoonstellingsinfrastructuur, …
Groenaanleg:
Onverhard, onbebouwd en met vegetatie begroeide oppervlakte.
Harmonische samenhang:
Bestaan van een klaarblijkelijk verband tussen gebouwenreeksen, gebouwen of delen van gebouwen, qua vorm, structuur, afmetingen, verdeling van gevelvlakken, materialen.
Herbouwen:
Wijzigen van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan door het volledig af te breken of herop te richten.
Herbouwen op dezelfde plaats:
Als herbouwen op dezelfde plaats wordt beschouwd, het herbouwen van een nieuwe woning die op minstens drie kwart van de oppervlakte van het bestaande woning, met inbegrip van de woningbijgebouwen die er fysisch één geheel mee vormen, wordt opgericht.
Kroonlijsthoogte:
Hoogte van een bouwwerk dat, indien niet anders aangeduid, gemeten wordt van het maaiveld tot de bovenkant van de deksteen of kroonlijst.
Onderhouds- en instandhoudingswerken:
Werken die het gebruik van het gebouw voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen. Er bestaan twee categorieën onderhouds- en instandhoudingswerken, deze die geen betrekking hebben op de stabiliteit van het gebouw en waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is en deze die daar wel betrekking op hebben en waarbij wel een stedenbouwkundige vergunning vereist is.
Onteigeningsplan:
Een onteigeningsplan en de daaraan gekoppelde onteigeningsmachtiging verleent een openbaar bestuur de machtiging om onroerend goed te verwerven (enkel voor algemeen nut) en dit juridisch af te dwingen. Het is een ultiem rechtsmiddel dat, mits uitvoerige motivering en goedkeuring van de minister, kan aangewend worden na het mislukken van verwervingspogingen in der minne.
Openbaar domein:
Het openbaar domein is de verzameling van de openbare ruimten. Dit zijn in principe ruimten, meestal in het bezit van de overheid, die toegankelijk zijn voor iedereen, soms onder bepaalde voorwaarden. Zij genieten de zorg en de bescherming van de gemeenschap.
Park:
Openbaar terrein in een bebouwde omgeving met grasperken, bomen, struiken, e.d.
Parkeerplaats:
Plaats waar geparkeerd kan worden, resp. waar geparkeerd mag worden.
Perceel:
Afgedeeld stuk grond, al dan niet bebouwd, waaraan een kadastraal nummer is toegekend. Elk perceel is vervolgens identificeerbaar door zijn kadastraal nummer.
Perceelsgrens:
De kadastraal vastgelegde grens tussen twee of meerdere percelen of tussen een perceel en de openbare weg.
Private buitenruimte:
Private buitenruimte die ter beschikking staat van de bewoners van één woning.
Publieke ruimte:
De openbare en niet-openbare gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn, met inbegrip van de praktijken voor vrije beroepen, de openbare en niet-openbare wegen die voor het publiek toegankelijk zijn, alsook elk ander domein, infrastructuur, gebouw of plaats die voor het publiek toegankelijk is.
Publiekstrekkende functie:
Functie die veel publiek lokt (trekker, trekpleister).
Terrein:
Stuk grond van enige omvang.
Uitbreiden:
Wijzigen van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. In dat laatste geval spreekt men van herbouwen. Het gebeurt buiten het bestaande bouwvolume en met volumevermeerdering.
Verblijfsrecreatie:
Recreatie buiten de woning, waarmee een overnachting gepaard kan gaan. De accommodaties voor deze overnachting kunnen kampeerplaatsen en bouwwerken zijn die speciaal voor het houden van recreatief nachtverblijf beschikbaar zijn. Hotels, pensions, woningen en zomerhuizen horen hier niet bij.
Verbouwen:
Wijzigen van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. In dat laatste geval spreekt men van herbouwen. Het gebeurt binnen het bestaande bouwvolume of met volumevermindering. Anders is het uitbreiden. De stad Antwerpen definieert een verbouwing als een wijziging van het bouwwerk waarbij minstens 60% van de bestaande muren moeten blijven staan.
Verharding:
Kunstmatig aangelegde grondbedekking (al dan niet door het uitvoeren van constructieve werken) om het weerstandsvermogen van de bodem te vergroten en die de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt.
Verharding in doorlatende materialen of een halfverharding:
Het regenwater kan gedeeltelijk de bodem indringen. Enkele voorbeelden zijn: steenslagverharding, dolomietverharding, bestrating in kasseien, betonstraatstenen of natuurstenen met een brede voeg, waterdoorlatende betonstraatstenen, grasbetontegels, polyethyleen grastegels, houtspaanders.
Niet-doorlatende verharding of een gesloten verharding:
Laat geen regenwater indringen, het regenwater loopt af (meestal) naar de riolering. Enkele voorbeelden zijn asfalt en betontegels.
Waardevol gebouw:
Een gebouw met artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige,
industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde.
Werkperceel:
Apart perceel in een woonwagenterrein, bedoeld om ambachtelijke en/of
commerciële activiteiten uit te oefenen, niet voor wonen.
Woning:
Gebouw of deel van een gebouw, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Woonwagen:
Voor bewoning bestemd gebouw dat geplaatst is op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen verplaatst kan worden.
Zone:
Een op plan omlijnd en met een kleur of een grafisch teken aangeduid gebied, waaraan een bepaalde bestemming en specifieke stedenbouwkundige voorschriften zijn gekoppeld.
Zonegrens:
Grens van een bestemmingszone.
Zonering:
Het afbakenen van diverse te onderscheiden bestemmingsgebieden met eigen karakteristieken enerzijds en eigen stedenbouwkundige voorschriften anderzijds. De afbakening of indeling heeft tot doel een eenduidige bestemming toe te kennen. De afbakening gebeurt in feite op artificiële wijze, weliswaar op grond van zoveel mogelijk objectieve criteria die steun vinden in wetenschappelijke of ruimtelijk kenmerkende elementen.
|