1.2 Inrichting

1.2.1 Vrijstaand servicestation met handelsfunctie

Het bestaande gebouw van het servicestation kan behouden, uitgebreid en herbouwd worden met een maximale oppervlakte van 250m². De luifel heeft een maximale oppervlakte van 180m². De maximale kroonlijsthoogte van het gebouw bedraagt 4,00m en de maximale nokhoogte 8,20m. Het reclame- en prijspaneel is maximaal 8,00m hoog.

Rondom het servicestation kan de niet bebouwde ruimte aangewend worden voor parkeerplaatsen en circulatieruimten. Ten aanzien van de zuidelijke en westelijke perceelsgrens dient bij behoud van een afzonderlijk servicestation een groenbuffer te worden gerealiseerd met een breedte van 5,00m. Deze buffer moet beplant worden met streekeigen struiken en hoogstammige bomen. De hoogte van de buffer bedraagt minimaal 2,50m. Ten aanzien van de Roderveldlaan en de Berchemstadionstraat is de voortuinstrook minimaal 2,00m diep. Plaatselijk kan de voortuinstrook doorbroken worden in functie van het verlenen van toegang of van circulatie. Aan de Roderveldlaan bedraagt de breedte van de uitrit maximaal 10,00m. Aan de Berchemstadionstraat bedraagt de breedte van de inrit maximaal 18,00m.

1.2.2 Overige

1.2.2.1 Gebouwen en constructies

Binnen de zone kunnen één of meerdere gebouwen worden opgericht. Ook constructies gerelateerd aan het publiek domein zijn toegestaan.

De maximale kroonlijsthoogte van het gebouw bedraagt 20,00m. Er zijn maximaal 5 bouwlagen toegestaan.

Ondergrondse bouwlagen zijn toegestaan.

Elk gebouw is alzijdig. Alle gevels moeten kwalitatief worden afgewerkt. Bovendien moeten de gevels die gericht zijn naar de Berchemstadionstraat en naar de zone voor recreatie als voorgevel worden opgevat.

Platte daken worden ingeschakeld voor de productie van hernieuwbare energie, ingericht als verblijfsruimte of aangelegd als groen dak.

Ten aanzien van de westelijke zonegrens met de zone voor Gemengde functies (Ge) (art.2) dient een bouwvrije strook van minimum 30,00m te worden gerespecteerd.

Technische installaties bovenop de gebouwen moeten architecturaal geïntegreerd worden in de bovenste bouwlaag. Hierbij moet rekening gehouden worden met zowel het zicht vanop het openbaar domein als het zicht vanuit de omliggende gebouwen.

1.2.2.2 Integrale toegankelijkheid

Het gebouw dient binnen deze zone toegankelijk gemaakt te worden. Dit betekent dat aansluitingen of hellingen die nodig zijn om het gebouw van uit het openbaar domein toegankelijk te maken, binnen deze zone moeten gerealiseerd worden.

1.2.2.3 Niet bebouwde ruimte

De bouwvrije strook aan de westzijde van deze zone dient als een publiek plein te worden ingericht.

De niet-bebouwde ruimte dient kwalitatief te worden ingericht en dit met aandacht voor een maximale verblijfskwaliteit.

1.2.2.4 Parking

Parkeren dient verplicht inpandig te worden georganiseerd. Op het gelijkvloers kan maximaal 50% van de bruto-vloeroppervlakte ingericht worden voor parkeren.

Er is maximaal één aaneengesloten ondergrondse parking met een gecombineerde in- en uitrit toegestaan ook als er meerdere gebouwen binnen deze zone worden opgericht.

De ondergrondse parkeergarage mag de inrichting (groene karakter, opgaand groen) van de niet-bebouwde ruimte niet hypothekeren.

De in- en uitrit naar de parkeergarage voor voertuigen wordt binnen deze zone gerealiseerd en wordt in het gebouw ondergebracht en geïntegreerd in de architectuur van het gebouw. Ook sluit de in- en uitrit naar de parkeergarage aan op de omliggende wegenis en niet op het publieke plein.

De toegang naar de parkeergarage voor voetgangers moet georganiseerd worden in het gebouw en moet geïntegreerd worden in de architectuur van het gebouw.