RUP PROVINCIEHUIS-HARMONIE | |
COLOFON
1 Aanleiding van RUP Provinciehuis - Harmonie 1.1 Aanleiding De aanleiding voor dit RUP ligt in twee concrete projecten waarvoor het RUP een instrument is om deze realiseerbaar te maken:
Om een heldere juridische situatie te behouden wordt het volledige BPA nr. 61 vervangen. Hierbij zal het BPA en de bestaande situatie de leidraad vormen. Tegelijkertijd zal de stad in lijn van andere RUP’s in opmaak voor bestaande bouwblokken (RUP Binnenstad, RUP Dam West, RUP Mariaburg en RUP 2060) een aantal zaken herbekijken:
1.2 Voorgeschiedenis & beleidskader 1.2.1 Procesnota RUP Provinciehuis - Harmonie Op 20 februari 2009 keurde het college de procesnota RUP Provinciehuis –Harmonie goed. De aanleiding voor dit RUP was het schrijven van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 september 2008 waarin de deputatie aan de stad Antwerpen vroeg om over te gaan naar een herziening van BPA nr.61. De provincie was immers op zoek naar een ontwerper voor een masterplan voor de provinciesite. Dit deden ze door samen met de Vlaamse Bouwmeester een procedure van ‘Open Oproep’ te starten. De stedenbouwkundige voorschriften van het BPA waren te strikt om tot een modernisering van de site over te gaan. Het was de bedoeling op het RUP parallel met de open oproep te laten lopen zodat het RUP op maat van het project kon worden gemaakt.
In de procesnota werden tevens een aantal andere zaken in het bouwblok aangehaald die mee bekeken moesten worden in het RUP proces:
De open oproep voor het provinciehuis werd een tijdlang stilgelegd. Door onduidelijkheid over het programma werd het project in twijfel getrokken. Het provinciebestuur onderzocht een aantal verschillende opties en keek ook uit naar andere locaties. Op 4 november 2010 besliste ze om een nieuwe open oproep uit te schrijven voor de site. Door de veranderde planningscontext en het feit dat het RUP bijna twee jaar heeft stilgelegen werd er terug gestart met de opmaak van een nieuwe aangepaste procesnota die in december 2010 werd goedgekeurd. 1.2.2 Open oproep Harmoniepark Op 15 januari 2007 keurde het college het concept van de stille ruimte goed. Ze gaf de opdracht om een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren. Door het realiseren van een inter-levensbeschouwelijke stille ruimte wil de stad een plek bieden aan zoveel mogelijk burgers om op hun eigen manier uitdrukking te geven aan hun levensbeschouwelijke overtuiging. Hiermee willen we ook beantwoorden aan de pluriformiteit van de maatschappij, zeker in een stad als Antwerpen. De stille ruimte moet daarnaast niet zo stil zijn. Binnen de stad is er al langer een groeiende vraag om belangrijke (levensbeschouwelijke) momenten in het leven van een mens (zoals huwelijken, lentefeesten, dopen, maar geen gewone misvieringen of gebedsstonden) een plaats te geven.
Intussen werd een haalbaarheidsstudie en een historisch onderzoek opgestart. Naar aanleiding van de haalbaarheidsstudie werd beslist om zowel voor het park als voor het harmoniegebouw een open oproep bij de Vlaamse Bouwmeester uit te schrijven. Aangezien toen de opmaak van het RUP Provinciehuis – Harmonie nog liep werd er aan de ontwerpers de mogelijkheid gegeven om buiten de lijntjes van bet BPA nr. 61 te tekenen.
Sinds september dit jaar (2010) werd het Atelier Kempe Thill door zowel het districtscollege als het stadscollege als laureaat van de open oproep naar voren geschoven en kregen zij de opdracht om hun wedstrijdontwerp verder uit te werken. In dit wedstrijdontwerp werd een nieuwe bestemming gegeven aan de gebouwen van de groendienst en werden de grenzen van het park bijgewerkt waardoor er toch een RUP noodzakelijk is. 1.2.3 Masterplan groen en begraafplaatsen Het bestuursakkoord 2007-2013 vermeldt: “Het bestuur wil in een totaalplan vastgoedbeheer vastleggen hoeveel en welke gebouwen de stad nodig heeft. De stad wil overtollige gebouwen afstoten en de opbrengst van deze operatie investeren in hedendaags, energiezuinig en kwaliteitsvol stadspatrimonium.”
Het bedrijf patrimoniumonderhoud wil een actief huisvestingsbeleid uitbouwen, met als uitgangspunt het stedelijk patrimonium met 1/3 verminderen. Het onderzoek naar ruimteoptimalisatie binnen de technische gebouwen werd opgestart. Binnen de eerste studieopdracht werden de gebouwen van stads- en buurtonderhoud/groen en begraafplaatsen onderzocht.
Op 29 februari 2008 nam het college kennis van het rapport ‘finaal actieplan met betrekking tot de huisvesting van groen en begraafplaatsen’. In dit rapport werd voorgesteld de huidige stelplaatsen te centraliseren volgens een aantal clusters nabij de grote parken.
Voordelen centralisatie:
Concreet moesten de volgende locatieonderzoeken worden opgestart:
Het locatieonderzoek voor de centrale cluster werd afgerond. De centrale cluster zou in de toekomst bediend worden vanuit de Floraliënlaan. Hiervoor wordt momenteel ook een RUP opgemaakt.
De groendienst zou bij uitvoering van dit plan het pand aan de Harmoniestraat 27 verlaten, waardoor dit vrij kan komen voor een andere functie. Momenteel is dit gebouw volgens het BPA ingekleurd als (een zeer streng bepaalde) gemeenschapsvoorziening.
2 RELATIE MET HET S-RSA Het structuurplan is geen traditioneel plan dat alles overal wil vastleggen. De houding die wordt aangenomen kan omschreven worden als renovatio urbis. Dit betekent de uitvoer van punctuele en discrete acties in de stad. De renovatio urbis is gebaseerd op en wordt gestuurd door de verschillende beelden. Het RUP provinciehuis – harmonie is een voorbeeld van deze punctuele vernieuwing die wordt nagestreefd in het structuurplan. Het RUP vormt het kader voor de vernieuwing van twee publieke sites in het bouwblok en probeert voor de rest van het bouwblok de kwaliteiten van het bouwblok in relatie met de beelden van de stad te verbeteren. Het huidige BPA is zo strikt dat het geen kader kan bieden voor een kwalitatieve update van twee belangrijke publieke sites. Het RUP provinciehuis – harmonie kan vanuit de verschillende beelden van de stad bekeken worden. En tracht vanuit deze verschillende gezichtspunten de ruimtelijke visie voor de stad te realiseren. Ecostad: Voor het verstedelijkte gebied van Antwerpen en haar ruime omgeving moet het begrip ecologie en open ruimte beschouwd worden als een belangrijke deel van onze hedendaagse welvaart. Om de leefkwaliteit te verhogen moet het stedelijk gebied zijn inwoners groene ruimten kunnen aanbieden om elkaar te ontmoeten, te recreëren en te ontspannen. Om hun gebruikswaarde voor de inwoners van de stad te verhogen, dienen deze zones toegankelijk te zijn voor het publiek, door middel van paden voor voetgangers en fietsers. In het voorgestelde RUP wordt er ingezet op de groenstructuur in het bouwblok, en is er aandacht voor de relatie met de omliggende groene snippers. De provinciehuissite wordt omgevormd van een volledig verharde site naar een publiek toegankelijk parkgebied met daarin één solitair gebouw. Het bouwblok wordt nu reeds gekenmerkt door een zeer groen binnengebied dat in dit RUP blijvend beschermd wordt. Het Harmoniepark wordt vernieuwd om nog beter de rol van gebruiksgroen te kunnen opnemen. Spoorstad: De site van het provinciehuis bevindt zich volgens het s-RSA in het lager netwerk. Het lager netwerk bestaat uit het netwerk van tramsporen, het netwerk van stedelijke en territoriale boulevards, lokale wegen, stations en spoorbundels, stelplaatsen, parkings, P&R’s en transferia, winkelstraten, voetgangers- en fietspaden en de stedelijke centra. Het is ‘lager’ omdat het niet verwijst naar de snelwegen of naar de ring, die internationaal en lange afstandsverkeer moeten verwerken, maar staat speciaal ten diensten van het stedelijk gebied. In het lager netwerk wordt ingezet op het versterken van het openbaar vervoer, het uitwerken van een coherent parkeerbeleid en de uitbouw van de straat als publieke ruimte. De publieke functies die in dit RUP mogelijk zijn maken optimaal gebruik van het openbaarvervoer knooppunt aan het Albertpark. Poreuze stad: In het beeld van de Spoorstad en de Poreuze Stad zijn een kwalitatief publiek domein de inzet. De rijkdom en expressie van de individuele ruimten langs de straten moet worden gestimuleerd. In het algemeen moet het publieke domein als ontmoetingsruimte opnieuw ontdekt worden en kan bij de ontwikkeling van panden en gevels gestreefd worden om de relatie met de straat en het publieke domein terug op te nemen. Dit RUP vormt het kader voor de verbetering van de relatie tussen publiek domein en de gebouwde omgeving. De onduidelijke ruimte rond het huidige provinciehuis kan plaats maken voor een ondubbelzinnig publiek park. Aan het Harmoniepark wordt het mogelijk om een parkwand met blinde gevels af te werken naar een levendige gevel. Dorpen en metropool – policentrische stad: Het beeld van de Dorpen en Metropool suggereert een policentrische stad, niet enkel vanuit functioneel oogpunt, maar ook in de sociaaleconomische en cultuurhistorische betekenis. De verschillende centra ontstonden op verschillende momenten en ontwikkelden zich volgens specifieke mechanismen; andere zijn nieuwer wegens recentere stadsuitbreidingen of -ontwikkelingen. De verschillende leefomgevingen binnen de globale atmosfeer van de stad moeten in hun eigenheid behouden en gedifferentieerd blijven. De (beeld)kwaliteit van de gebouwde omgeving van de verschillende wijken en buurten kan versterkt worden door zorg te dragen voor het historisch en archeologisch erfgoed en bewust om te gaan met hedendaagse toevoegingen. Zowel de duurzaamheid als de historische waarde van een gebouw staan hierbij centraal. Dit geldt zowel voor oude als nieuwe gebouwen. Duurzame gebouwen zijn gebouwen die door meerdere generaties kunnen gebruikt worden en dus doorheen de tijd kunnen aangepast worden aan de steeds wijzigende leefgewoonten, zonder daardoor onnuttig te worden. In kader van dit RUP werd een onderzoek gedaan naar het bestaande patrimonium. Hierbij werd zowel gekeken naar de intrinsieke historische waarden van de verschillende afzonderlijke panden en naar de beeldbepalendheid van de verschillende panden in een reeks. Deze studie wordt als kader toegevoegd in de toelichtingsnota, en waar noodzakelijk verordenend vastgelegd in de voorschriften. De bestemmingsvoorschriften voor de publieke functies werden flexibeler gemaakt, waardoor deze gebouwen meer kans krijgen om op een natuurlijke wijze te adapteren naar andere functies. Dorpen en metropool – werken: In het s-RSA is voor kantoren aangegeven dat het doel is om nieuwe grootschalige kantoorontwikkelingen te sturen naar een aantal geselecteerde kantoorlocaties, zoals de stationsomgevingen Centraal en Berchem en ontwikkelingsgebieden als Nieuw Zuid en Eilandje. Voor het bestaande aanbod in de binnenstad is een kwalitatieve omslag nodig. Daarvoor stelt het s-RSA dat middelmatige, laag kwalitatieve of verouderde kantoren wellicht niet voldoende kunnen concurreren met het aanbod in middelgroet steden en de periferie. De kwaliteitsverbetering in de binnenstad is onder meer mogelijk door een deel van het kantorenaanbod om te vormen in nieuwe moderne kantoren. In de stedenbouwkundige voorschriften voor de Zone voor Wonen zijn kantoren en diensten toegelaten tot maximaal 1500 m², een oppervlaktebeperking die generiek geldt buiten de geselecteerde kantoorlocaties. De afbraak van het bestaande provinciehuis en het plan om een nieuw provinciehuis te bouwen conform huidige wensen, noden en normen past binnen de doelstelling om een kwaliteitsverhoging voor verouderde kantoren door te voeren.
3 WATERTOETS Het plangebied bevindt zich in het bekken van de Benedenschelde, meer bepaald in het deelbekken van de Scheldehaven. Door het plangebied of in de directe omgeving ervan zijn geen waterlopen gelegen. Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Dit besluit geeft aan de overheden die vergunningen afleveren richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor het plangebied volgende vaststellingen worden gemaakt:
Figuur 3.1-2: grondwaterstromingsgevoeligheidskaart, overstromingsgevoeligheidskaart
Figuur 3.2-3: infiltratiegevoeligheidskaart, erosiegevoeligheidskaart Aanvullend wordt nog meegegeven dat op basis van de grondwaterkwetsbaarheid blijkt dat het plangebied in zeer kwetsbaar gebied (Ca1: zand met een zandige deklaag van 5m of minder) gelegen is. Naast het vermelde kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden (ROG’s), de risicozones voor overstromingen en de overstroomde gebieden bij de meest recente overstromingen ( 14- 15/11/2010 en 14/01/2011) aangeduid. In het plangebied zijn geen van die zones ingekleurd. Het afvalwaterbeleid wordt gestuurd via de gemeentelijke zoneringsplannen, waarin afgebakend wordt welke zones te rioleren zijn en in welke zones IBA’s moeten komen (al dan niet collectief beheerd). Het plangebied valt volledig binnen het centraal gebied. Het plangebied is gelegen in de zuiveringszone Antwerpen-Zuid, waarbij het afvalwater wordt afgevoerd naar een RWZI met een basiscapaciteit van 171.000 IE. Op basis van de watertoetskaarten kunnen de volgende opmerkingen gemaakt worden:
De invulling van het plangebied voorziet slechts beperkt de mogelijkheid van bijkomende gebouwen en/of verharde oppervlakten. Toch kunnen er effecten op het lokale afwateringssysteem zijn. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen dient in overeenstemming met deze verordening opgevangen worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding. Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening dient het buffervolume van een infiltratievoorziening in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20 vierkante meter referentie-oppervlakte van de verharding te bedragen. De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2 vierkante meter per begonnen 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. Van deze afmetingen kan slechts afgeweken worden indien de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft. Wat betreft de Provinciesite wordt gesteld dat door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex waar mogelijk, de infiltratie van open ruimte kan bewerkstelligd worden. Er wordt aangeraden in het parkgedeelte ook ruimte voor wateropvang te voorzien. Er wordt aangeraden om zoveel mogelijk met waterdoorlatende verharding te werken zodat directe natuurlijke infiltratie bevorderd wordt, zeker wat betreft de wegenis die enkel bedoeld is voor de zwakke weggebruiker. Het plangebied is volledig gelegen binnen het centrale gebied op de zoneringsplannen. Volgens het s-RSA is beperkte uitbreiding van kantoren op de provinciesite mogelijk. Gezien de grote capaciteit van de RWZI worden geen significant negatieve effecten verwacht. Milderende maatregelen voor de discipline water zijn:
Er zijn vanuit de discipline water geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd. 4 VISIE 4.1 Plangebied
Het RUP wil het bestaande groene karakter van het binnengebied beschermen, de eigenheid van de bebouwde schil bewaren, en attractieve publieke ruimten aan het plangebied toevoegen.
Dit vertaald zich in een gewenste ruimtelijke structuur:
Het bestaande BPA nr. 61 vormt de basis van het nieuwe RUP maar zal op basis van vier thema’s vooral in vorm, maar ook in inhoud verschillen:
4.2 Uitgangspunten Harmoniesite Op 15 januari 2007 keurde het college het concept van de “stille ruimte” goed en gaf opdracht om een haalbaarheidsonderzoek op te starten. Door het realiseren van een inter-levensbeschouwelijke stille ruimte wil de stad een plek bieden aan zoveel mogelijk burgers om op hun eigen manier uitdrukking te geven aan hun levensbeschouwelijke overtuiging. Hiermee wil men ook beantwoorden aan de pluriformiteit van de maatschappij, zeker in een stad als Antwerpen. De stille ruimte moet daarnaast niet zo stil zijn. Binnen de stad is er al langer een groeiende vraag om belangrijke (levensbeschouwelijke) momenten in het leven van een mens (zoals huwelijken, lentefeesten, dopen, maar geen gewone misvieringen of gebedsstonden) een plaats te geven. Tevens zal het harmoniepark door het district Antwerpen vernieuwd worden. In het ontwerp wordt er vanuit gegaan dat, ondanks alle huidige gebreken, de oorspronkelijke kwaliteit van het park als ensemble met het gebouw nog aanwezig is. Er wordt dan ook voorgesteld om het ensemble dat refereert aan het burgerlijke leven uit de 19de eeuw als een ‘gesamtkunstwerk’ te benaderen. Het voorstel voor het harmoniegebouw is dan ook een terughoudend voorstel tegenover het oorspronkelijke ontwerp waarbij o.a. de relatie tussen het park en het gebouw terug hersteld zullen worden. De landschapstuin vormt het kader van het gebouw en staat ermee in dialoog. Het ensemble biedt een uitstekende neutrale basis voor de specifieke opgave. De ruimtelijke en architecturale kwaliteiten die het gebouw de Harmonie heeft in combinatie met de landschappelijke potentie van het park zijn in vele opzichten een aantrekkingspunt. 4.2.1 Uitgangspunten Harmoniegebouw Met het project Stille Ruimte willen het district het park en de stad de zaal Harmonie, de aanpalende Orangerie en het standbeeld een nieuw leven inblazen en haar oorspronkelijke uitstraling herstellen. In de Stille Ruimte wenst de stad vier functies te bundelen:
In het programma van de stille ruimte is bewust geen parkeerruimte voorzien: het pand ligt immers op een kruispunt van verschillende belangrijke openbare vervoersverbindingen waardoor het zeer goed bereikbaar is. Bijkomende parkeerplaatsen zou daarenboven enkel maar meer auto’s naar de omgeving trekken waardoor de parkeerdruk op de omgeving enkel vergroot. In het ontwerp zijn vier uitgangspunten voor het gebouw centraal: Rationeel ruimtegebruik: Om het gebouw polyvalent en flexibel te kunnen gebruiken worden er verschillende zones gecreëerd door scheidingswanden en verschillende ingangen. De technische ontsluiting van het gebouw wordt in tegenstelling slechts langs één toegang en langs de achterkant van het gebouw georganiseerd. Hierdoor wordt het park autovrij gehouden. Verschillende sanitaire zones bedienen zowel het park als de stille ruimte. Het monument herstellen: In nauw overleg met Onroerend Erfgoed, de stad Antwerpen en de heer Cor Van Gistende, die al een waardevolle historische studie heeft opgemaakt over de Zaal Harmonie, zal een grondig bouwhistorisch onderzoek worden gedaan. Sfeer creëren: In het ontwerp van Kempen Til wordt er vanuit gegaan dat de monumentale sfeer van het oorspronkelijke ontwerp krachtig genoeg is om het ‘neutrale’ karakter van het programma in onder te brengen. Een sacrale sfeer proberen ze hierbij op te roepen door te spelen met het licht. Uit een aantal referentiebeelden blijkt trouwens dat bij veel sacrale en meditatieve ruimtes licht een grote impact heeft op de belevingservaring van een ruimte heeft. Licht is het meest simpele en krachtige middel om een ruimte een specifieke sfeer of uitstraling te geven. Figuur 3.2-1: verschillende publiekstoegangen & één technische toegang
4.2.2 Uitgangspunten Harmoniepark In gebieden met een hoge woondichtheid wil het district Antwerpen er over waken dat voldoende open ruimte behouden wordt en dat kleinschalig weefsel met extra mogelijkheid voor zachte recreatie, spelen, voetgangers en fietsers voorzien worden. De leefkwaliteit op wijkniveau wordt bevorderd door verhoging van de kwaliteit van het groen in de publieke ruimte. Naast een belevingswaarde kan buurt- en wijkgroen eveneens fungeren als een ecologische stapsteen in verstedelijkt gebied. Het doel is dus om de woon- en leefkwaliteit te verbeteren om zo onder andere jonge gezinnen met kinderen terug naar de stad te brengen. Het park vraagt om een duidelijke structuur waardoor het kan evolueren tot een buurtpark dat de grote aantrekkingskracht aankan. Het park heeft zeker potenties zowel als belevingsruimte en als rustpunt in een wijk waar groen en open ruimte schaars zijn. Park Harmonie zal ontwikkeld worden als een groen buurtpark en op die wijze een aantrekkelijke ontmoetingsplaats zijn voor een mix van jonge en oude parkgebruikers. Om dit te laten slagen, moet in eerste instantie gezorgd worden voor duidelijkheid, voor een heldere en leesbare structuur. Zo wordt infrastructuur die aanzet tot spel voor kinderen, op doordachte wijze gecombineerd met de toekomstige rol van het gebouw Harmonie als Stille Ruimte. Verder worden de wanden beter afgewerkt. Dit park vormt de tuin van de vele bewoners van appartementen, die hier komen om te genieten van de natuur, kinderen die spelen, bejaarden die samenkomen enz. Zowel de restanten van de 19de eeuwse parkaanleg als de intussen oude bomen in het park vormen een grote waarde voor deze plek. Wil men volgens de ontwerpers de stadsvlucht efficiënt tegengaan dan zal men ervoor moeten zorgen dat dergelijke parken niet alleen in stand gehouden worden, maar ook een hoge kwaliteit bezitten, zodat de bewoners zicht aangetrokken voelen tot deze parken. Om deze reden pleiten de ontwerpers voor een grondige restauratie van het park als:
Een aantal uitgangspunten moeten het historische park in staat stellen zijn hedendaagse functies te kunnen laten vervullen:
4.2.3 Uitgangspunten Nieuwe parkwand De ontwerpers stellen op de zuidwestelijke hoek een nieuwbouw voor. In de voorstellen die zijn uitgetekend zou er plaats zijn voor 15 appartementen en lokalen voor bijvoorbeeld senioren of een jongerencentrum op de benedenverdieping. Deze publieke lokalen zouden een directe verbinding naar het park hebben. Het gebouw past zich in hoogte en volume aan, aan zijn omgeving en vormt een transmitter naar zowel het park als de omliggende bebouwing. Vanuit het park ontstaat visueel een poort naar de achterliggende binnentuin. Het afwerken van deze hoek moet de leesbaarheid van het park verbeteren. De bestaande hoek vormt een onduidelijke achterkantsituatie, die het geborgen karakter van het park aantast. Het is niet evident om deze hoek op een kwalitatieve manier in het park te integreren. Een Nieuwe parkwand kan echter deze achterkantsituatie oplossen, en voor een duidelijke en levendige parkwand zorgen. Bouwhoogte, bouwdiepte, etc, zijn net als in de rest van het bouwblok voornamelijk bepaald door de bouwcode. De harmonieregel vormt in zowel uiterlijk als in bouwvolume de belangrijkste bepalende regel.
4.2.4 Wijzigingen t.o.v. het BPA: Voor de realisatie van het hierboven voorgestelde project is een BPA wijziging niet noodzakelijk. Het harmoniegebouw blijft bestemd als gemeenschapsvoorziening (tevens reeds beschermd, dus een ruime invulling is sowieso mogelijk). Het Harmoniepark blijft tevens bestemd als parkgebied. Het RUP is wel noodzakelijk voor volgende wijzigingen:
In zowel de voorschriften als op het grafisch plan wordt zowel park als gebouw in één bestemmingszone ondergebracht. Harmoniegebouw en park vormen ruimtelijk één geheel en worden daarom terug samengebracht in één zone. 4.3 Uitgangspunten Provinciesite 4.3.1 wedstrijdsontwerp Het provinciebestuur heeft in 2011 een open oproep uitgeschreven voor een vernieuwing van de volledige provinciesite. Sinds kort is zij alleen eigenaar van de volledige site. Een aantal federale overheidsdiensten zouden van de site verhuizen, waardoor er ruimte vrijkomt voor elders gehuisveste provinciale diensten. Naast deze kwantitatieve behoefte aan ruimte wordt vooral een kwalitatieve opwaardering verwacht. Het kantoorconcept van het bestaande gebouw en vooral de organisatie en de relatie met de omgeving en het publiek, zijn niet meer in overeenstemming met de huidige visie van het provinciebestuur. Een hedendaags, architecturaal en stedenbouwkundig waardevol kantoorcomplex moet mede uitdrukking geven aan deze maatschappelijke en culturele visie. Op 6 december 2011 stelde de deputatie inde provincieraadzaal het ontwerp voor het nieuwe provinciehuis voor. In één beweging kregen de toekomstige gebruikers, de provincieraadsleden en de pers de gelegenheid om een blik op de maquettes te werpen. Voor pers en provincieraad lichtte Xaveer De Geyter (XDGA uit Brussel) zijn winnend ontwerp toe. Het nieuwe provinciehuis wordt een duurzaam gebouw met daar rond groene ruimte en een doorgang voor voetgangers en fietsers. In het wedstrijdontwerp wordt gesteld dat samen met het Harmoniepark en de tuin van het provinciehuis het Albertpark een aaneenschakeling van groene ruimten vormt. In het gebruik zijn ze sterk verschillend: Het Harmoniepark is een druk buurtparkje dat opgeladen wordt door het Harmoniegebouw, het Albertpark wordt minder gebruikt en de Provincietuin, vandaag min of meer privé, is half tuin, half parking. Dit geheel van parken kan sterk aan kwaliteit winnen door ook de provincietuin volstrekt publiek te maken en zo te integreren in het geheel. Ook de tuin van huize Herbosch kan ooit in die strategie worden opgenomen. Naar analogie met het Harmoniegebouw wordt het nieuwe provinciehuis een vrijstaand gebouw in symbiose met het park. Het gebouw zorgt voor activiteit in het park, en het park linkt het Provinciehuis aan de buurt. Het gebouw is compact, heeft geen achterkant en is een opvallende sculptuur. De huidige, te behouden, voorbouw vormt een barrière binnen die strategie: het gebouw vormt een breed front, het staat de versmelting van de 2 parken in de weg en het schept afstand tot de straat. Maar het te behouden representatieve deel op het gelijkvloers moet nauw verweven zijn met de nieuw te bouwen functies. De oplossing voor deze tegenspraak bestaat in een kruisvormig plan waarbij het nieuwe gebouw dwars over de voorbouw geplaatst wordt. De compactheid in het park en de gewenste zichtbaarheid leidt naar bouwen in de hoogte, maar een hoge platte schijf zou in deze context sterk conflicteren met de nabije bebouwing. De sculpturale vorm geeft een antwoord op deze beperkingen.
4.3.2 Visie RUP De opmaak van het RUP en het nieuwe ontwerp van de provinciesite verlopen parallel. De opmaak van het RUP is echter stedelijk beleid, en moet beantwoorden aan het stedelijke beleidskader. In de procesnota van het RUP provinciehuis – harmonie werden een aantal kwalitatieve randvoorwaarden voor het project naar voren geschoven. Deze werden ook opgenomen in de projectdefinitie van de ontwerpwedstrijd. Het voorgestelde wedstrijdontwerp heeft op al deze randvoorwaarden een gunstig antwoord weten te formuleren. Deze randvoorwaarden vormen nog steeds de belangrijkste visie-elementen van het RUP wat betreft de provinciesite: 4.3.3 Mobiliteit De stad wil aan duurzame stadsontwikkeling doen. Dit betekent ondermeer dat duurzaam verplaatsen gestimuleerd wordt bij de realisatie van nieuwe ontwikkelingen. Dit vertaalt zich zowel in het voorzien van de nabijheid van hoogwaardig openbaar vervoer als het faciliteren van het fietsgebruik en het ontmoedigen van privé vervoer (het STOP-principe), zoals goedgekeurd in het mobiliteitsplan en het bestuursakkoord van de stad Antwerpen. Hierbij wordt een rangorde van de wenselijke mobiliteitsvormen opgesteld in het ontwerp en de uitvoering:
Elke mobiliteitsbeslissing moet aan dit principe getoetst worden. Dit betekent dat een veilige en ordelijke organisatie tussen de verschillende verkeerstromen gerealiseerd moet worden. Op de site mogen enkel het strikt noodzakelijke aantal parkeerplaatsen voorzien worden zodat de site kan voldoen in de eigen parkeerbehoefte van wat voor de technische werking noodzakelijk is. Bezoekersverkeer, of het verkeer van de werknemers wordt zoveel mogelijk afgewend op het openbaar vervoer. In de huidige situatie is de parking voor werknemers zowel toegankelijk via de Harmoniestraat en de Koningin Elisabethlei. Al het laden en lossen gebeurt via de Harmoniestraat. In de toekomst zou enkel het laden en lossen nog via de Harmoniestraat kunnen gebeuren waardoor de druk op de Harmoniestraat zal verminderd worden. Het fietsgebruik zal ondersteund worden. Concreet houdt dat in dat er bij nieuwe ontwikkelingen voldoende, comfortabele en veilige fietsenstallingen voorzien moeten worden die goed bereikbaar zijn. Bij het bepalen van fietsparkeerplaatsen zal een onderscheid gemaakt worden tussen bezoekers en werknemers. Gezien het provinciehuis zowel veel mensen tewerkstelt, als bezoekers aantrekt zal er goed op toegezien worden hoe de mobiliteit in, rond en naar het provinciehuis wordt georganiseerd. Het bewerkstelligen van een goede modal split is een doelstelling. De toegankelijkheid van de site met openbaar vervoer is zeer goed. Vlak voor het provinciehuis ligt een tramhalte. Op een wandelafstand van 300 meter ligt één van de belangrijkste tramknooppunten van Antwerpen. Daarenboven wordt zowel de Koningin Elisabethlei en de Lange Lozanastraat zeer frequent bediend door verschillende buslijnen. Er is een snelle tramverbinding tussen de site en het centraal station. Goede en kwalitatieve verbindingen met deze ov-knooppunten, zonder hinderende barrières vormen hier een aandachtspunt. Ook de autobereikbaarheid van het provinciehuis is goed. Toch zijn de belangrijkste invalswegen naar het provinciehuis reeds sterk verzadigd. Gegevens verzameld in kader van de Oosterweelverbinding vermelden tijdens de ochtendspits tussen de 1.200 en 2.000 p.a.e. en tijdens de avondspits tussen de 2.000 en 3.000 p.a.e. Nieuwe functies of bijkomende functies op de site mogen daarom maar in beperkte maten nieuw autoverkeer aantrekken. Op de site mogen enkel het strikt noodzakelijke aantal parkeerplaatsen voorzien worden zodat de site kan voldoen in de eigen parkeerbehoefte. Bezoekersverkeer, of het verkeer van de werknemers wordt zoveel mogelijk afgewend op het openbaar vervoer. Momenteel beschikt de provinciesite over 17.000m² verharding louter in functie van parkeren. Deze vloeroppervlakte werd in het wedstrijdontwerp niet vergroot en wordt volledig ondergronds gelegd. Het provinciebestuur moedigt haar werknemers aan om zo duurzaam mogelijke woon-werkverplaatsingen te realiseren. Met een modal split van bijna 60% in het voordeel van duurzame verplaatsingen met trein, tram of fiets, wordt een meer dan behoorlijk resultaat gehaald. In de toekomst zal de opmaak van een bedrijfsvervoersplan dit resultaat enkel nog verbeteren. Om deze modal split te kunnen bereiken wordt er in de projectdefinitie voor het nieuwe provinciehuis uitgegaan van 330 pp voor werknemers. Verder worden er nog 70 plaatsen voorzien voor bezoekers. Het aantal parkeerplaatsen stijgt met 75 parkeerplaatsen tegenover de huidige situatie. Deze zijn noodzakelijk om de publieke functies van het provinciehuis te kunnen opnemen (baliefunctie, congresfunctie en bestuursaangelegenheden). Het nieuwe provinciehuis moet opener zijn naar het publiek. De congresfunctie wordt daarom volledig vernieuwd, en wordt een prominenter onderdeel van de site. Ook de baliefunctie wordt belangrijker in de toekomst. Door de extra parkeerplaatsen wordt de hierdoor gecreëerde parkeerdruk niet op de omliggende wijk afgewenteld. Deze parkeerdruk in de omgeving kan nog verder afnemen als de gecreëerde parkeerplaatsen tijdens de daluren ook aan omwonenden zou aangeboden worden. Zowel het fietsbezit als het fietsgebruik zullen ondersteund worden. Concreet houdt dat in dat er bij nieuwe ontwikkelingen voldoende, comfortabele en veilige fietsenstallingen voorzien worden die goed bereikbaar zijn. Bij het bepalen van fietsstalplaatsen zal onderscheid gemaakt worden tussen bezoekers en werknemers. Het aantal te voorziene fietsenstallingen wordt door de bouwcode opgelegd. Volgens de bouwcode moet er 1 fietsenstalling per 75 m² brutovloeroppervlakte aan kantoren worden voorzien. Voor een kantoorgebouw van 30.000m² komt dit op 400 plaatsen uit. 4.3.4 Open Ruimte De open ruimte aan het provinciehuis is momenteel zeer onduidelijk. Op de site is redelijk wat open ruimte maar de toegankelijkheid is niet optimaal en het is niet duidelijk of deze momenteel wel publiek toegankelijk zijn. In de projectdefinitie werd daarom gevraagd dit beter uit te denken. Er werd gevraagd de kwaliteit van de open ruimte te verbeteren waaronder het versterken van de groenfunctie en het verminderen van de versnippering. Voor de open ruimte was het belangrijk dat de tweedelingen privaat – openbaar, afgesloten – opengesteld uitgeklaard werd. Ook de relatie van de open ruimte met de omliggende publieke ruimte verdiende aandacht. Er zijn verschillende manieren mogelijk om met deze relatie om te gaan. Zo kan er een samenhang met het Albertpark gezocht worden, of net een duidelijkere wand naar dit park worden afgewerkt. Vanuit de doelstelling van het garanderen van de leefkwaliteit werd in het s-RSA een groenstrategie opgenomen die zich richt op de poreuze delen van de stad. In de gebieden behorende tot (de Binnenstad en) de 19de-eeuwse gordel moet het inpandige groen of het groen in de bouwblokken verhoogd worden. Door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex waar mogelijk, kan de infiltratie van open ruimte bewerkstelligd worden. In het wedstrijdontwerp wordt voorgesteld om het terrein rond het nieuwe provinciehuis volledig als publiek parkgebied in te richten. De noodzakelijke parkeerplaatsen worden volledig ondergronds aangelegd. Het dubbelzinnige statuut van de open ruimte rond het provinciehuis wordt daardoor opgelost. Ook de versnippering wordt sterk verminderd. De samenhang met het Albertpark wordt veel duidelijker, en een ecologische verbinding met de tuinzones in het binnengebied en het Harmoniepark wordt hierdoor versterkt. Deze kwaliteiten zullen ook in de voorschriften worden vastgesteld waardoor ze ook in de toekomst bewaard blijven. 4.3.5 Beeldkwaliteit & morfologie Zowel op gebied van structuur, morfologie als typologie van het complex is het noodzakelijk dat er over de relatie met de omgeving werd nagedacht. Een goede analyse van de context maakt dat er beter kan worden omgegaan met de huidige schaal- en stijlbreuk met de omgeving. De inpassing van een nieuw gebouw zou zowel op micro-, meso- als macroniveau worden afgetoetst. Aansluitend bij de relatie op de omgeving moet de beeldkwaliteit in de omgeving bewaard en verbeterd worden. De hoogte van de gebouwen zal niet enkel afhankelijk zijn van de beeldkwaliteit op de verschillende planniveaus maar de hoogtebeperkingen in verband met de aanvliegroute voor de luchthaven in Deurne (max. hoogte provinciesite 56m86 t.o.v. zeespiegel) en de radiosignalen van de VRT-antennes (bouwhoogte-beperking van 44m voor gedeelte van perceel) zijn hierbij belangrijke randvoorwaarden. Ook met zaken als bezonning, licht, inkijk en wind zal rekening worden gehouden. De verschillende leefomgevingen binnen de globale atmosfeer van de stad zullen in hun eigenheid behouden en gedifferentieerd blijven. Tijdens de jury van de open oproep werd het wedstrijdontwerp o.a. op de beeldkwaliteit afgetoetst. De draaiende beweging van de toren moet de toren op een zachtere en sculpturale manier in het plangebied inpassen. 4.3.6 Erfgoed De (beeld)kwaliteit van de gebouwde omgeving van de verschillende wijken en buurten zal versterkt worden door zorg te dragen voor het historisch en archeologisch erfgoed en bewust om te gaan met hedendaagse toevoegingen. Zowel de duurzaamheid als de historische waarde van een gebouw staan hierbij centraal. Dit geldt zowel voor oude gebouwen (panden aan de Elisabethlei) als nieuwere (delen van het huidige provinciehuis). Duurzame gebouwen zijn gebouwen die door meerdere generaties kunnen gebruikt worden en dus doorheen de tijd kunnen aangepast worden aan de steeds wijzigende leefgewoonten, zonder daardoor onnuttig te worden. Op de provinciesite (of toch het gedeelte dat op het BPA is ingetekend) staan een aantal interessante architectuurverwezenlijkingen. Ook in het provinciegebouw zelf bevinden zich waardevolle elementen. Vooral het voorbouw-gedeelte bevat waardevol geachte elementen die best bewaard kunnen worden. Het voorbouwgedeelte wordt in het wedstrijdontwerp op een interessante wijze geïntegreerd in de nieuwbouw. 4.3.7 Wijzigingen t.o.v. het BPA: In de omschrijving van de bestemming zal wel wat veranderd worden. Vergelijkbaar met het RUP Binnenstad wordt de zone bestemd als zone voor centrumfuncties. De bedoeling hiervan is dat het gebouw in de toekomst zich beter kan aanpassen aan de gestelde vragen. Een geleidelijke omvorming van kantoren voor gemeenschapsvoorzieningen naar private kantoren hoeft geen probleem te zijn. Volgende functies zijn in de toekomst mogelijk: Minimum 1/3de van de bruto vloeroppervlakte moet per gebouw als functie een gemeenschapsfunctie hebben. Buiten de hoofdfunctie gemeenschapsvoorzieningen zijn volgende nevenfuncties toegelaten:
Inrichtingsvoorschriften: De nieuwe inrichtingsvoorschriften bestaan uit:
Toelichting: In verband met welstand wordt vooral verwezen naar de bouwcode waarin het welstandsadvies van de welstandscommissie wordt ingeschreven: Bij de beoordeling van elk bouwaanvraag kan de vergunningverlenende overheid een welstandsadvies, dat opgesteld wordt door de stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie, mee opnemen in de beoordeling van de bouwaanvraag. Bij elke bouwaanvraag met bijzonder beeldbepalend karakter wordt de beeldkwaliteit afgetoetst via een welstandsadvies dat opgesteld wordt door de stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie, Het bijzonder beeldbepalend karakter van de bouwaanvraag wordt bepaald door uiteenlopende aspecten van de aanvraag, namelijk door de omvang en schaal van het project, de mate waarin het afwijkt van de harmoniekenmerken van het referentiebeeld, de specifieke ligging in contextgevoelige en waardevolle zones, of door het symbool of accentwaarde.:
Sectorale wetgeving luchtvaart: Zowel de multilaterale, door België geratificeerde, internationale verdragen betreffende de regeling van de burgerluchtvaart (ICAO verdra – Chicago 1944), als de vigerende EU-verordeningen betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart en de oprichting van een Europees agentschap voor de luchtvaartveiligheid (EASA) ende nationale burgerluchtvaartreglementering (Wet van 23 juni 1930, Wet van 27 juni 1973 en hun uitvoeringsbesluiten) bevatten bepalingen die beperkingen opleggen voor het oprichten van obstakels inde omgeving van luchthavens. Verordening 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de lcuhtvaart zoals gewijzigd door de Verordeningen 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 en 1108/2009 van 21 oktober 2009 van het Europees Parlement en de Raad, zijn hier van toepassing. Deze verordening met inbegrip van de recente wijzigingen eraan, was o.a. ingegeven om er zorg voor te dragen dat alle lidstaten van de Europese Unie de eisen van het Verdrag van Chicago op dezelfde uniforme wijze zouden toepassen. Alle overheden, dus ook stedenbouwkundige vergunningverleners, zijn er door gebonden. De luchthaven Antwerpen en Belgocontrol kunnen echter ook steeds ieder voor wat hun verantwoordelijkheden betreft, rechtstreeks advies verlenen.
Toelichting: Het aantal te voorziene fietsenstallingen wordt door de bouwcode opgelegd. Volgens de bouwcode moet er 1 fietsenstalling per 75 m² brutovloeroppervlakte aan kantoren worden voorzien. Voor een kantoorgebouw van 30.000m² komt dit op 400 plaatsen uit. De voorziene autoparkeerplaatsen worden best zo optimaal mogelijk gebruikt. Dubbelgebruik van deze parkeerplaatsen door buurtbewoners zou de leegstand van de parkeerplaatsen tijdens stille periodes vermijden en de parkeerdruk in de omgeving verlagen.
Toelichting: Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Uit de watertoetskaarten blijkt dat het gebied infiltratiegevoelig is. Verder moet er worden beantwoord aan het hemelwaterbesluit. Ook hierdoor moeten de nodige infiltratievoorzieningen getroffen worden. Dit kan o.a. door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex. Ook het voorzien van wateropvang in het parkgedeelte of het gebruik van waterdoorlatende materialen voor verhardingen zijn hierin belangrijke maatregelen.
Toelichting: Bij een vergunningsaanvraag wordt beargumenteerd waarom de voorgestelde handelingen in respect zijn met de cultuurhistorische waarde van het gebouw. 4.4 Bescherming Erfgoed In kader van het RUP werd door de dienst monumentenzorg binnen het stedelijk bedrijf stadsontwikkeling een onderzoek uitgevoerd naar cultuurhistorische elementen en waarden van het plangebied. Alle reeds beschermde of geïnventariseerde panden in het plangebied werden in kaart gebracht. Dit werd aangevuld door eigen onderzoek. Voor het volledige plangebied werd van alle bebouwing een foto-opname gemaakt die in straatbeeldplannen aan elkaar werden gevoegd. Per pand werd een waardeoordeel geformuleerd, enerzijds op basis van de individuele erfgoedwaarde, en anderzijds vanuit de rol die het vervult in het straatbeeld of de ruimere omgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met de architecturale en met de historische waardering. De panden met erfgoedwaarde worden aangeduid en ingedeeld in categorieën. Dit gebeurt na analyse van de stijlkenmerken, bewaringstoestand en archivalische bronnen van het gebouw. Bij deze waardebepaling werden drie categorieën gebruikt. De categorieën worden hieronder beschreven.
In dit RUP wordt voorgesteld om het bestaande erfgoed, en de beeldkwalitatieve aspecten daaraan verbonden beter te beschermen. Rekening houdend met de bestaande wetgeving wordt het erfgoed op drie niveaus beschermd:
4.5 Omvorming BPA Vormelijke wijkt het nieuwe RUP sterk af van het bestaande BPA. In de praktijk zullen vele van de wijzigingen niet voor grootse veranderingen zorgen. Het nieuwe RUP gaat er van uit dat het ondertussen volledig volgebouwde bouwblok met de harmonieregel een beter instrument heeft dan met strenge en weinig flexibele inrichtingsvoorschriften.
5 VOORSCHRIFTEN 5.1 Stedenbouwkundige Voorschriften De bundel 'stedenbouwkundige voorschriften' van dit RUP bestaan uit voorschriften die juridisch bindend zijn en een toelichting die uitleg geeft over de achterliggende reden of doelstelling van deze voorschriften. Ook deze toelichtingsnota geeft meer uitleg over de voorschriften en hoe deze worden toegepast tijdens de procedure van de bouwaanvraag. 5.2 Op te heffen strijdige voorschriften 5.2.1 Gewestplan In het gewestplan Antwerpen (KB 3/10/1979) wordt het ganse plangebied aangeduid als woongebied. De enige uitzondering hierop is het Harmoniepark en het daarbijhorende Harmoniegebouw, dat als parkgebied is ingekleurd.
Figuur. Gewestplan
Volgens artikel 5.1.1. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen geldt voor de woongebieden: De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaalculturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Volgens artikel 14.4.4. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen geldt voor de parkgebieden: De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen.
De voorschriften van het gewestplan worden in het RUP verfijnd, evenwel zonder dat de algemene bestemming van gebied te veranderen. De voorschriften van het gewestplan worden vervangen door het RUP. 5.2.2 BPA nr 61 Het nieuwe RUP Provinciehuis – Harmonie heft het volledige BPA nr 61 ‘Koningin Elisabethlei en omgeving’ (KB 03/05/1982) op . Een volledige weergave van de voorschriften van dit BPA vind je in Bijlage C. 5.2.3 Verordeningen Dit RUP heft geen stedenbouwkundige verordeningen op. Voor verschillende inrichtingsvoorschriften wordt expliciet gesteund op de nieuwe bouwcode. 5.3 Planbaten en planschade Register van de percelen die mogelijks in aanmerking komen voor planschadevergoeding, planbatenheffing, bestemmingswijzigings- compensatie of compensatie ingevolgen beschermings- voorschriften Overeenkomstig artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtleijke Ordening dient een ruimtelijk uitvoeringsplan een register te bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal-of gebruikersschadecompensatie ingevolge een bestemmingswijziging of overdruk. Een grafisch register in die zin is weergeven op de kaart in bijlage. De regeling over de planschade is terug te vinden in artikel 2.6.1 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de planbatenheffing is te vinden in artikel 2.6.4 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. en volgende van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. De tekst van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en van het decreet grond- en pandenbeleid kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be, rubriek wetgeving. De tekst van het decreet gebruikerscompensatie kan geraadpleegd worden op www.codex.vlaanderen.be, zoekterm "gebruikerscompensatie". Dit register geeft, conform de geciteerde wetgeving, de percelen weer waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. Hierbij wordt rekening gehouden met de "richtlijn voor digitale uitwisseling van gegevens betreffende planbatenheffing" dd. oktober 2009. Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis: het betreft enkel de aanwijzing van percelen waarop een bestemmingswijziging of een overdruk wordt aangebracht die in beginsel kan leiden tot een planbatenheffing of één van de genoemde vergoedingen. In die zin kunnen er géén rechtsgevolgen aan het register gekoppeld worden: de indicatieve aanduiding van een perceel op het grafisch register betekent dus niet dat er per definitie een vergoeding of heffing van toepassing is. Bij de planopmaak wordt geen onderzoek verricht naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing noch naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake de genoemde vergoedingen. Door een aantal technische beperkingen van de basisgegevens die o.m. het gevolg zijn van het schaalverschil tussen de gewestplannen, de plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen, kunnen de bestemmingen van de voorheen geldende plannen van aanleg bovendien niet altijd eenduidig teruggebracht worden tot op het niveau van de kadastrale percelen waardoor het register slechts als een indicatieve interpretatie beschouwd mag worden. Andere interpretaties bij de verdere bepalingen van heffingen of vergoedingen door de daarvoor bevoegde instanties kunnen bijgevolg niet uitgesloten worden.
6 EEN BOUWVERGUNNING VOORBEREIDEN IN ENKELE STAPPEN De consulenten informeren en adviseren gratis particulieren, ontwikkelaars en architecten. Het is een dagelijks beredeneren en constructief zoeken naar kwalitatieve en leefbare stedenbouwkundige oplossingen. Aangezien dit RUP een complex RUP is en de bouwhoogte, bouwdiepte, e.d. niet nominatief vastgelegd wordt, is een voorbespreking met de stedelijke dienst vergunningen in de binnenstad zeker belangrijk. Een voorbespreking bevordert een vlotte afhandeling van uw dossier. Deze toelichtingsnota geeft u reeds een eerste idee waaraan uw project in de binnenstad moet voldoen, wat belangrijk is en wie u hiervoor moet contacteren. Maar naast dit RUP bestaan er natuurlijk ook algemene regels die voor de ganse stad gelden, bijvoorbeeld in de stedenbouwkundige verordening 'Bouwcode' staan er regels over minimale vrije hoogte. Er zijn ook regels die voor het ganse gewest gelden in de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen. Om alle informatie te hebben, niet alleen over dit RUP maar over alle regels waaraan uw project moet voldoen, en om te weten welke regels primeren en hoe ze uitgevoerd kunnen worden, kan u dus best even contact opnemen met de mensen van stedenbouwkundige vergunningen voor u uw definitieve bouwaanvraag indient. Bij een voorbespreking is het belangrijk om zoveel mogelijk informatie mee te brengen over het te realiseren project, bijvoorbeeld:
Inlichtingen: Stedenbouwkundige vergunningen
|