RUP PROVINCIEHUIS-HARMONIE

COLOFON

  • Projectleider
    Kris Wilms / Sandra Vanveldhoven

  • Programmaleider
    Rafaël Myncke

  • Planologisch ambtenaar
    Katlijn Van der Veken

  • Secretariaat
    Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling Francis Wellesplein 1, 2018 Antwerpen
    tel +32 3 338 23 81
    Ludo.lorrendopt@stad.antwerpen.be

 

1 Aanleiding van RUP Provinciehuis - Harmonie

 

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor dit RUP ligt in twee concrete projecten waarvoor het RUP een

instrument is om deze realiseerbaar te maken:

  • masterplan Harmonie(park): Het masterplan voor het harmoniepark en gebouw voorziet in een aantal functiewijzigingen. Twee woningen in de Mozesstraat en de Harmoniestraat moeten omwille van technische redenen van bestemming wijzigen (staan ingekleurd als gemeenschapsvoorziening maar worden in de realiteit gebruikt als woning.)

    Ingrijpender is om een perceel dat nu ingekleurd staat als parkgebied terug te ontwikkelen. Dit zou in het park een duidelijkere wand vormen en een verloren hoek vermijden. Voor dit perceel moeten duidelijke regels naar zowel bestemming als inrichting worden opgelegd.

  • de reconversie van de provinciesite: Voor deze reconversie is in de eerste plaats een wijziging in de inrichtingsvoorschriften noodzakelijk. Deze zijn in het huidige BPA zo stringent dat verbouwingen bijna onmogelijk zijn. Gelijktijdig moet er ook gekeken worden of de bestemming moet verfijnd worden. Moet het groen op termijn vastgelegd worden? Randvoorwaarden voor mobiliteit? Kunnen er meer functies worden toegelaten worden dan wonen. In dit RUP werd het wedstrijdontwerp afgetoetst aan de aandachtspunten die in de procesnota werden vermeld: de belangrijkste kwaliteiten werden in regels vastgelegd.

 

Om een heldere juridische situatie te behouden wordt het volledige BPA nr. 61

vervangen. Hierbij zal het BPA en de bestaande situatie de leidraad vormen.

Tegelijkertijd zal de stad in lijn van andere RUP’s in opmaak voor bestaande

bouwblokken (RUP Binnenstad, RUP Dam West, RUP Mariaburg en RUP 2060)

een aantal zaken herbekijken:

 

  • de bescherming van historische gebouwen: Om een beter zicht te hebben op de bouwhistorische waarde van het gebied werd een inventaris opgemaakt. Hierin werd nagegaan welke panden opvallende en op zichzelf staande waardevolle creaties zijn en welke panden misschien apart bescheidener zijn maar net doordat ze in een reeks voorkomen belangrijk of typerend zijn voor de omgeving.

 

  • Het BPA omvormen tot een flexibeler instrument: De voorschriften van het huidige BPA werden vertaald naar de uitgangspunten van het handboek RUP en werden tegenover de nieuwe bouwcode afgewogen. In analogie met andere recente RUP’s werd gewerkt aan een flexibeler RUP dat minder een eindbeeld wil vastleggen maar dat eerder wil werken met belangrijke randvoorwaarden.

 

1.2 Voorgeschiedenis & beleidskader

 

1.2.1 Procesnota RUP Provinciehuis - Harmonie

Op 20 februari 2009 keurde het college de procesnota RUP Provinciehuis –Harmonie goed. De aanleiding voor dit RUP was het schrijven van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 september 2008 waarin de deputatie aan de stad Antwerpen vroeg om over te gaan naar een herziening van BPA nr.61. De provincie was immers op zoek naar een ontwerper voor een masterplan voor de provinciesite. Dit deden ze door samen met de Vlaamse Bouwmeester een procedure van ‘Open Oproep’ te starten. De stedenbouwkundige voorschriften van het BPA waren te strikt om tot een modernisering van de site over te gaan. Het was de bedoeling op het RUP parallel met de open oproep te laten lopen zodat het RUP op maat van het project kon worden gemaakt.

 

In de procesnota werden tevens een aantal andere zaken in het bouwblok aangehaald die mee bekeken moesten worden in het RUP proces:

  • De voormalige gouverneurswoning is eigendom van privé eigenaars, maar dit gebouw staat al jaren leeg omdat het in zone ligt voor gemeenschapsuitrusting dat enkel de functies bestuursgebouwen, dienstgebouwen, feestzaal, cultureel centrum, woning voor huisbewaarder toelaat.

  • De Harmoniestraat 27 is een voormalig gebouw van de groendienst, maar zou beter worden omgebouwd tot een woongebouw met uitzicht op het Harmoniepark.

  • Harmoniestraat 25A is feitelijk een woonhuis maar is gelegen in de zone voor gemeenschapsuitrusting.

  • Een aantal waardevolle gebouwen in het plangebied zouden een betere verankering kunnen krijgen.

 

De open oproep voor het provinciehuis werd een tijdlang stilgelegd. Door onduidelijkheid over het programma werd het project in twijfel getrokken. Het provinciebestuur onderzocht een aantal verschillende opties en keek ook uit naar andere locaties. Op 4 november 2010 besliste ze om een nieuwe open oproep uit te schrijven voor de site. Door de veranderde planningscontext en het feit dat het RUP bijna twee jaar heeft stilgelegen werd er terug gestart met de opmaak van een nieuwe aangepaste procesnota die in december 2010 werd goedgekeurd.

1.2.2 Open oproep Harmoniepark

Op 15 januari 2007 keurde het college het concept van de stille ruimte goed. Ze gaf de opdracht om een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren. Door het realiseren van een inter-levensbeschouwelijke stille ruimte wil de stad een plek bieden aan zoveel mogelijk burgers om op hun eigen manier uitdrukking te geven aan hun levensbeschouwelijke overtuiging. Hiermee willen we ook beantwoorden aan de pluriformiteit van de maatschappij, zeker in een stad als Antwerpen. De stille ruimte moet daarnaast niet zo stil zijn. Binnen de stad is er al langer een groeiende vraag om belangrijke (levensbeschouwelijke) momenten in het leven van een mens (zoals huwelijken, lentefeesten, dopen, maar geen gewone misvieringen of gebedsstonden) een plaats te geven.

 

Intussen werd een haalbaarheidsstudie en een historisch onderzoek opgestart. Naar aanleiding van de haalbaarheidsstudie werd beslist om zowel voor het park als voor het harmoniegebouw een open oproep bij de Vlaamse Bouwmeester uit te schrijven. Aangezien toen de opmaak van het RUP Provinciehuis – Harmonie nog liep werd er aan de ontwerpers de mogelijkheid gegeven om buiten de lijntjes van bet BPA nr. 61 te tekenen.

 

Sinds september dit jaar (2010) werd het Atelier Kempe Thill door zowel het districtscollege als het stadscollege als laureaat van de open oproep naar voren geschoven en kregen zij de opdracht om hun wedstrijdontwerp verder uit te werken. In dit wedstrijdontwerp werd een nieuwe bestemming gegeven aan de gebouwen van de groendienst en werden de grenzen van het park bijgewerkt waardoor er toch een RUP noodzakelijk is.

1.2.3 Masterplan groen en begraafplaatsen

Het bestuursakkoord 2007-2013 vermeldt: “Het bestuur wil in een totaalplan vastgoedbeheer vastleggen hoeveel en welke gebouwen de stad nodig heeft. De stad wil overtollige gebouwen afstoten en de opbrengst van deze operatie investeren in hedendaags, energiezuinig en kwaliteitsvol stadspatrimonium.”

 

Het bedrijf patrimoniumonderhoud wil een actief huisvestingsbeleid uitbouwen, met als uitgangspunt het stedelijk patrimonium met 1/3 verminderen. Het onderzoek naar ruimteoptimalisatie binnen de technische gebouwen werd opgestart. Binnen de eerste studieopdracht werden de gebouwen van stads- en buurtonderhoud/groen en begraafplaatsen onderzocht.

 

Op 29 februari 2008 nam het college kennis van het rapport ‘finaal actieplan met betrekking tot de huisvesting van groen en begraafplaatsen’. In dit rapport werd voorgesteld de huidige stelplaatsen te centraliseren volgens een aantal clusters nabij de grote parken.

 

Voordelen centralisatie:

  • optimalisatie patrimonium (zie bestuursakkoord)

  • rationalisatie werking groendienst

  • verlaten beschermd parkgebied

 

Concreet moesten de volgende locatieonderzoeken worden opgestart:

  • centrale cluster (Nachtegalenpark, Kielpark, Albertpark, Stadspark,…)

  • noordelijke cluster 1 (Park Spoor Noord)

  • noordelijke cluster 2 (Veltwijckpark, De Bist, Hagelkruispark,…)

  • zuidelijke cluster (Domein Schoonselhof, Sorghvliet,…)

 

Het locatieonderzoek voor de centrale cluster werd afgerond. De centrale cluster zou in de toekomst bediend worden vanuit de Floraliënlaan. Hiervoor wordt momenteel ook een RUP opgemaakt.

 

De groendienst zou bij uitvoering van dit plan het pand aan de Harmoniestraat 27 verlaten, waardoor dit vrij kan komen voor een andere functie. Momenteel is dit gebouw volgens het BPA ingekleurd als (een zeer streng bepaalde) gemeenschapsvoorziening.

 

 

2 RELATIE MET HET S-RSA

Het structuurplan is geen traditioneel plan dat alles overal wil vastleggen. De houding die wordt aangenomen kan omschreven worden als renovatio urbis. Dit betekent de uitvoer van punctuele en discrete acties in de stad. De renovatio urbis is gebaseerd op en wordt gestuurd door de verschillende beelden.

Het RUP provinciehuis – harmonie is een voorbeeld van deze punctuele vernieuwing die wordt nagestreefd in het structuurplan. Het RUP vormt het kader voor de vernieuwing van twee publieke sites in het bouwblok en probeert voor de rest van het bouwblok de kwaliteiten van het bouwblok in relatie met de beelden van de stad te verbeteren. Het huidige BPA is zo strikt dat het geen kader kan bieden voor een kwalitatieve update van twee belangrijke publieke sites.

Het RUP provinciehuis – harmonie kan vanuit de verschillende beelden van de stad bekeken worden. En tracht vanuit deze verschillende gezichtspunten de ruimtelijke visie voor de stad te realiseren.

Ecostad: Voor het verstedelijkte gebied van Antwerpen en haar ruime omgeving moet het begrip ecologie en open ruimte beschouwd worden als een belangrijke deel van onze hedendaagse welvaart. Om de leefkwaliteit te verhogen moet het stedelijk gebied zijn inwoners groene ruimten kunnen aanbieden om elkaar te ontmoeten, te recreëren en te ontspannen. Om hun gebruikswaarde voor de inwoners van de stad te verhogen, dienen deze zones toegankelijk te zijn voor het publiek, door middel van paden voor voetgangers en fietsers.

In het voorgestelde RUP wordt er ingezet op de groenstructuur in het bouwblok, en is er aandacht voor de relatie met de omliggende groene snippers. De provinciehuissite wordt omgevormd van een volledig verharde site naar een publiek toegankelijk parkgebied met daarin één solitair gebouw. Het bouwblok wordt nu reeds gekenmerkt door een zeer groen binnengebied dat in dit RUP blijvend beschermd wordt. Het Harmoniepark wordt vernieuwd om nog beter de rol van gebruiksgroen te kunnen opnemen.

Spoorstad: De site van het provinciehuis bevindt zich volgens het s-RSA in het lager netwerk. Het lager netwerk bestaat uit het netwerk van tramsporen, het netwerk van stedelijke en territoriale boulevards, lokale wegen, stations en spoorbundels, stelplaatsen, parkings, P&R’s en transferia, winkelstraten, voetgangers- en fietspaden en de stedelijke centra. Het is ‘lager’ omdat het niet verwijst naar de snelwegen of naar de ring, die internationaal en lange afstandsverkeer moeten verwerken, maar staat speciaal ten diensten van het stedelijk gebied. In het lager netwerk wordt ingezet op het versterken van het openbaar vervoer, het uitwerken van een coherent parkeerbeleid en de uitbouw van de straat als publieke ruimte.

De publieke functies die in dit RUP mogelijk zijn maken optimaal gebruik van het openbaarvervoer knooppunt aan het Albertpark.

Poreuze stad: In het beeld van de Spoorstad en de Poreuze Stad zijn een kwalitatief publiek domein de inzet. De rijkdom en expressie van de individuele ruimten langs de straten moet worden gestimuleerd. In het algemeen moet het publieke domein als ontmoetingsruimte opnieuw ontdekt worden en kan bij de ontwikkeling van panden en gevels gestreefd worden om de relatie met de straat en het publieke domein terug op te nemen.

Vanuit de doelstelling van het garanderen van de leefkwaliteit wordt een groenstrategie weergegeven die zich richt op de poreuze delen van de stad. In de publieke delen moet voldoende ruimte gelaten worden voor speelruimte op wijkniveau. In de gebieden behorende tot de Binnenstad en de 19de-eeuwse gordel moet het inpandige groen of het groen in de bouwblokken verhoogd worden.

Deze gebieden zijn meestal ook de gebieden met significante tekorten buurt- en wijkgroen. Door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex waar mogelijk, kan de infiltratie van open ruimte bewerkstelligd worden.

Dit RUP vormt het kader voor de verbetering van de relatie tussen publiek domein en de gebouwde omgeving. De onduidelijke ruimte rond het huidige provinciehuis kan plaats maken voor een ondubbelzinnig publiek park. Aan het Harmoniepark wordt het mogelijk om een parkwand met blinde gevels af te werken naar een levendige gevel.

Dorpen en metropool – policentrische stad: Het beeld van de Dorpen en Metropool suggereert een policentrische stad, niet enkel vanuit functioneel oogpunt, maar ook in de sociaaleconomische en cultuurhistorische betekenis. De verschillende centra ontstonden op verschillende momenten en ontwikkelden zich volgens specifieke mechanismen; andere zijn nieuwer wegens recentere stadsuitbreidingen of -ontwikkelingen. De verschillende leefomgevingen binnen de globale atmosfeer van de stad moeten in hun eigenheid behouden en gedifferentieerd blijven. De (beeld)kwaliteit van de gebouwde omgeving van de verschillende wijken en buurten kan versterkt worden door zorg te dragen voor het historisch en archeologisch erfgoed en bewust om te gaan met hedendaagse toevoegingen. Zowel de duurzaamheid als de historische waarde van een gebouw staan hierbij centraal. Dit geldt zowel voor oude als nieuwe gebouwen. Duurzame gebouwen zijn gebouwen die door meerdere generaties kunnen gebruikt worden en dus doorheen de tijd kunnen aangepast worden aan de steeds wijzigende leefgewoonten, zonder daardoor onnuttig te worden.

In kader van dit RUP werd een onderzoek gedaan naar het bestaande patrimonium. Hierbij werd zowel gekeken naar de intrinsieke historische waarden van de verschillende afzonderlijke panden en naar de beeldbepalendheid van de verschillende panden in een reeks. Deze studie wordt als kader toegevoegd in de toelichtingsnota, en waar noodzakelijk verordenend vastgelegd in de voorschriften. De bestemmingsvoorschriften voor de publieke functies werden flexibeler gemaakt, waardoor deze gebouwen meer kans krijgen om op een natuurlijke wijze te adapteren naar andere functies.

Dorpen en metropool – werken: In het s-RSA is voor kantoren aangegeven dat het doel is om nieuwe grootschalige kantoorontwikkelingen te sturen naar een aantal geselecteerde kantoorlocaties, zoals de stationsomgevingen Centraal en Berchem en ontwikkelingsgebieden als Nieuw Zuid en Eilandje.

Voor het bestaande aanbod in de binnenstad is een kwalitatieve omslag nodig. Daarvoor stelt het s-RSA dat middelmatige, laag kwalitatieve of verouderde kantoren wellicht niet voldoende kunnen concurreren met het aanbod in middelgroet steden en de periferie. De kwaliteitsverbetering in de binnenstad is onder meer mogelijk door een deel van het kantorenaanbod om te vormen in nieuwe moderne kantoren.

In de stedenbouwkundige voorschriften voor de Zone voor Wonen zijn kantoren en diensten toegelaten tot maximaal 1500 m², een oppervlaktebeperking die generiek geldt buiten de geselecteerde kantoorlocaties.

De afbraak van het bestaande provinciehuis en het plan om een nieuw provinciehuis te bouwen conform huidige wensen, noden en normen past binnen de doelstelling om een kwaliteitsverhoging voor verouderde kantoren door te voeren.

 

 

3 WATERTOETS

Het plangebied bevindt zich in het bekken van de Benedenschelde, meer bepaald in het deelbekken van de Scheldehaven.

Door het plangebied of in de directe omgeving ervan zijn geen waterlopen gelegen.

Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Dit besluit geeft aan de overheden die vergunningen afleveren richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor het plangebied volgende vaststellingen worden gemaakt:

 

  • Het plangebied is matig grondwaterstromingsgevoelig;

  • Het plangebied is niet overstromingsgevoelig;

  • Het plangebied is gelegen in infiltratiegevoelig gebied;

  • Het plangebied is niet erosiegevoelig.

 

 [image] [image]

Figuur 3.1-2: grondwaterstromingsgevoeligheidskaart, overstromingsgevoeligheidskaart

 

 [image] [image]

Figuur 3.2-3: infiltratiegevoeligheidskaart, erosiegevoeligheidskaart

Aanvullend wordt nog meegegeven dat op basis van de grondwaterkwetsbaarheid blijkt dat het plangebied in zeer kwetsbaar gebied (Ca1: zand met een zandige deklaag van 5m of minder) gelegen is.

Naast het vermelde kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden (ROG’s), de risicozones voor overstromingen en de overstroomde gebieden bij de meest recente overstromingen ( 14- 15/11/2010 en 14/01/2011) aangeduid. In het plangebied zijn geen van die zones ingekleurd.

Het afvalwaterbeleid wordt gestuurd via de gemeentelijke zoneringsplannen, waarin afgebakend wordt welke zones te rioleren zijn en in welke zones IBA’s moeten komen (al dan niet collectief beheerd). Het plangebied valt volledig binnen het centraal gebied. Het plangebied is gelegen in de zuiveringszone Antwerpen-Zuid, waarbij het afvalwater wordt afgevoerd naar een RWZI met een basiscapaciteit van 171.000 IE.

 [image]

Op basis van de watertoetskaarten kunnen de volgende opmerkingen gemaakt worden:

  • Het plangebied is niet overstromingsgevoelig.

  • Het plangebied is niet erosiegevoelig.

  • Gezien het plangebied matig gevoelig is voor grondwaterstroming dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie indien een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m.
    Gezien er gesteld wordt dat parkeren bij voorkeur ondergronds gebeurd, zijn dergelijke constructies mogelijk. Er dient bijgevolg advies gevraagd te worden volgens bovenstaande regelgeving.

  • Het plangebied is infiltratiegevoelig. De nodige infiltratievoorzieningen dienen bijgevolg getroffen te worden.

 

De invulling van het plangebied voorziet slechts beperkt de mogelijkheid van bijkomende gebouwen en/of verharde oppervlakten. Toch kunnen er effecten op het lokale afwateringssysteem zijn. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd.

De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen dient in overeenstemming met deze verordening opgevangen worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding.

Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening dient het buffervolume van een infiltratievoorziening in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20 vierkante meter referentie-oppervlakte van de verharding te bedragen. De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2 vierkante meter per begonnen 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. Van deze afmetingen kan slechts afgeweken worden indien de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft.

Wat betreft de Provinciesite wordt gesteld dat door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex waar mogelijk, de infiltratie van open ruimte kan bewerkstelligd worden.

Er wordt aangeraden in het parkgedeelte ook ruimte voor wateropvang te voorzien.

Er wordt aangeraden om zoveel mogelijk met waterdoorlatende verharding te werken zodat directe natuurlijke infiltratie bevorderd wordt, zeker wat betreft de wegenis die enkel bedoeld is voor de zwakke weggebruiker.

Het plangebied is volledig gelegen binnen het centrale gebied op de zoneringsplannen. Volgens het s-RSA is beperkte uitbreiding van kantoren op de provinciesite mogelijk. Gezien de grote capaciteit van de RWZI worden geen significant negatieve effecten verwacht.

Milderende maatregelen voor de discipline water zijn:

  • advies aanvragen indien een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m;

  • de nodige infiltratievoorzieningen treffen, o.a. door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex;

  • toepassen van het hemelwaterbesluit;

  • het voorzien van wateropvang in het parkgedeelte;

  • de verharding dient zoveel mogelijk uit waterdoorlatende materialen te bestaan.

 

Er zijn vanuit de discipline water geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.

 

4 VISIE

 

4.1 Plangebied

 

Het RUP wil het bestaande groene karakter van het binnengebied beschermen, de eigenheid van de bebouwde schil bewaren, en attractieve publieke ruimten aan het plangebied toevoegen.

 

 [image]

 

Dit vertaald zich in een gewenste ruimtelijke structuur:

  • Drie attractieve publieke ruimten: samen met het Albertpark ontstaat er een ketting van drie interessante publieke ruimte die allen een verschillend karakter hebben, en daardoor een divers publiek kunnen aanspreken. Elk van deze publieke ruimte kent zijn eigen icoon (harmoniegebouw, provinciehuis, prieel Albertpark). Publieke functies worden zoveel mogelijk gericht naar deze publieke ruimtes, en worden duidelijk verbonden met de openbaar-vervoer knooppunten.

  • Eén groene binnentuin: op de luchtfoto valt nu reeds op dat dit bouwblok reeds een veel groener bouwblok is dan de omliggende bouwblokken. Het BPA nr.61 heeft er voor gezorgd dat de tuinen ook echt tuinen bleven. Met het nieuwe RUP willen we dit blijvend beschermen en versterken.

  • Een flexibele maar harmonische bouwblokwand: Het bouwblok kent nu reeds een samenhangende bebouwing. In de toekomst zou deze harmonie nog beter doch flexibeler bewaakt moeten worden. Bepaalde voorschriften, bijvoorbeeld met betrekking tot materialen, zijn eigenlijk in tegenspraak met de harmonie. Tegelijkertijd moet de beeldkwaliteit en het erfgoed in de wanden beter beschermd worden.

 

Het bestaande BPA nr. 61 vormt de basis van het nieuwe RUP maar zal op basis van vier thema’s vooral in vorm, maar ook in inhoud verschillen:

  • Vernieuwing harmoniesite

  • Vernieuwing provinciesite

  • Betere bescherming erfgoed

  • Aanpassing van BPA aan nieuw planningskader (o.a. bouwcode) en handboek RUP

4.2 Uitgangspunten Harmoniesite

Op 15 januari 2007 keurde het college het concept van de “stille ruimte” goed en gaf opdracht om een haalbaarheidsonderzoek op te starten. Door het realiseren van een inter-levensbeschouwelijke stille ruimte wil de stad een plek bieden aan zoveel mogelijk burgers om op hun eigen manier uitdrukking te geven aan hun levensbeschouwelijke overtuiging. Hiermee wil men ook beantwoorden aan de pluriformiteit van de maatschappij, zeker in een stad als Antwerpen. De stille ruimte moet daarnaast niet zo stil zijn. Binnen de stad is er al langer een groeiende vraag om belangrijke (levensbeschouwelijke) momenten in het leven van een mens (zoals huwelijken, lentefeesten, dopen, maar geen gewone misvieringen of gebedsstonden) een plaats te geven.

Tevens zal het harmoniepark door het district Antwerpen vernieuwd worden. In het ontwerp wordt er vanuit gegaan dat, ondanks alle huidige gebreken, de oorspronkelijke kwaliteit van het park als ensemble met het gebouw nog aanwezig is. Er wordt dan ook voorgesteld om het ensemble dat refereert aan het burgerlijke leven uit de 19de eeuw als een ‘gesamtkunstwerk’ te benaderen. Het voorstel voor het harmoniegebouw is dan ook een terughoudend voorstel tegenover het oorspronkelijke ontwerp waarbij o.a. de relatie tussen het park en het gebouw terug hersteld zullen worden. De landschapstuin vormt het kader van het gebouw en staat ermee in dialoog.

Het ensemble biedt een uitstekende neutrale basis voor de specifieke opgave. De ruimtelijke en architecturale kwaliteiten die het gebouw de Harmonie heeft in combinatie met de landschappelijke potentie van het park zijn in vele opzichten een aantrekkingspunt.

4.2.1 Uitgangspunten Harmoniegebouw

Met het project Stille Ruimte willen het district het park en de stad de zaal Harmonie, de aanpalende Orangerie en het standbeeld een nieuw leven inblazen en haar oorspronkelijke uitstraling herstellen.

In de Stille Ruimte wenst de stad vier functies te bundelen:

  • Het is een plek waar speciale levensbeschouwelijke diensten (uitvaarten, huwelijken, …) plaatsvinden, ook voor mensen die nu niet terecht kunnen of willen in de bestaande kerken, moskeeën, synagogen of rouwcentra.

  • Het is een plek waar symbolische bijeenkomsten plaatsvinden, op momenten dat Antwerpenaars nood hebben om hun angst, schok, droefheid, opluchting, ... met elkaar te delen.

  • Het is een plek voor individuele zingeving: mensen die nood hebben aan bezinning, gebed, rust,... en zich niet thuis voelen in een klassieke kapel of moskee, kunnen de Stille Ruimte om het even wanneer binnenlopen.

  • Het is ook een plek die ontmoetingskansen biedt.

In het programma van de stille ruimte is bewust geen parkeerruimte voorzien: het pand ligt immers op een kruispunt van verschillende belangrijke openbare vervoersverbindingen waardoor het zeer goed bereikbaar is. Bijkomende parkeerplaatsen zou daarenboven enkel maar meer auto’s naar de omgeving trekken waardoor de parkeerdruk op de omgeving enkel vergroot.

In het ontwerp zijn vier uitgangspunten voor het gebouw centraal:

Rationeel ruimtegebruik: Om het gebouw polyvalent en flexibel te kunnen gebruiken worden er verschillende zones gecreëerd door scheidingswanden en verschillende ingangen. De technische ontsluiting van het gebouw wordt in tegenstelling slechts langs één toegang en langs de achterkant van het gebouw georganiseerd. Hierdoor wordt het park autovrij gehouden. Verschillende sanitaire zones bedienen zowel het park als de stille ruimte.

Het monument herstellen: In nauw overleg met Onroerend Erfgoed, de stad Antwerpen en de heer Cor Van Gistende, die al een waardevolle historische studie heeft opgemaakt over de Zaal Harmonie, zal een grondig bouwhistorisch onderzoek worden gedaan.

Sfeer creëren: In het ontwerp van Kempen Til wordt er vanuit gegaan dat de monumentale sfeer van het oorspronkelijke ontwerp krachtig genoeg is om het ‘neutrale’ karakter van het programma in onder te brengen. Een sacrale sfeer proberen ze hierbij op te roepen door te spelen met het licht. Uit een aantal referentiebeelden blijkt trouwens dat bij veel sacrale en meditatieve ruimtes licht een grote impact heeft op de belevingservaring van een ruimte heeft. Licht is het meest simpele en krachtige middel om een ruimte een specifieke sfeer of uitstraling te geven.

 [image]

Figuur 3.2-1: verschillende publiekstoegangen & één technische toegang

 

 [image]

 [image]

 

4.2.2 Uitgangspunten Harmoniepark

In gebieden met een hoge woondichtheid wil het district Antwerpen er over waken dat voldoende open ruimte behouden wordt en dat kleinschalig weefsel met extra mogelijkheid voor zachte recreatie, spelen, voetgangers en fietsers voorzien worden.

De leefkwaliteit op wijkniveau wordt bevorderd door verhoging van de kwaliteit van het groen in de publieke ruimte. Naast een belevingswaarde kan buurt- en wijkgroen eveneens fungeren als een ecologische stapsteen in verstedelijkt gebied. Het doel is dus om de woon- en leefkwaliteit te verbeteren om zo onder andere jonge gezinnen met kinderen terug naar de stad te brengen.

Het park vraagt om een duidelijke structuur waardoor het kan evolueren tot een buurtpark dat de grote aantrekkingskracht aankan. Het park heeft zeker potenties zowel als belevingsruimte en als rustpunt in een wijk waar groen en open ruimte schaars zijn.

Park Harmonie zal ontwikkeld worden als een groen buurtpark en op die wijze een aantrekkelijke ontmoetingsplaats zijn voor een mix van jonge en oude parkgebruikers. Om dit te laten slagen, moet in eerste instantie gezorgd worden voor duidelijkheid, voor een heldere en leesbare structuur. Zo wordt infrastructuur die aanzet tot spel voor kinderen, op doordachte wijze gecombineerd met de toekomstige rol van het gebouw Harmonie als Stille Ruimte. Verder worden de wanden beter afgewerkt.

Dit park vormt de tuin van de vele bewoners van appartementen, die hier komen om te genieten van de natuur, kinderen die spelen, bejaarden die samenkomen enz. Zowel de restanten van de 19de eeuwse parkaanleg als de intussen oude bomen in het park vormen een grote waarde voor deze plek. Wil men volgens de ontwerpers de stadsvlucht efficiënt tegengaan dan zal men ervoor moeten zorgen dat dergelijke parken niet alleen in stand gehouden worden, maar ook een hoge kwaliteit bezitten, zodat de bewoners zicht aangetrokken voelen tot deze parken. Om deze reden pleiten de ontwerpers voor een grondige restauratie van het park als:

  • Als historisch ensemble met het harmoniegebouw

  • Een park dat een hoge kwaliteit heeft zowel qua inrichting, onderhoud en beleving

  • Een park dat zich richt tot alle bevolkingsgroepen.

Een aantal uitgangspunten moeten het historische park in staat stellen zijn hedendaagse functies te kunnen laten vervullen:

  • Landschap als basis: de elementen van het 19de eeuwse landschapspark -zoals het park oorspronkelijk was opgezet - zijn nog deels aanwezig. De ‘komvormige’ open ruimte met opgaande randen, de meanderende wandelpaden die verschillende zichten geven in het park, en een rijk bomenbestand karakteriseren het park. Dit is een bijzondere kwaliteit gekoesterd dient te worden. De oorspronkelijke romantische sfeer van het park wordt beter zichtbaar gemaakt. De glooiende centrale ruimte met opgaande randen en boomgroepen, en de slingerende paden in ‘natuurlijke‘ vormen worden als basis gebruikt om het park terug in haar sierlijkheid te herstellen. Sinds de oorspronkelijke aanleg van het park is er echter veel veranderd. Vandaag is er een duidelijke tweedeling in het park gekomen: rond het gebouw is het voornamelijk stenig, terwijl het zuidelijke deel van het park voornamelijk groen is. Deze tweedeling doet afbreuk aan het oorspronkelijke concept van het park.

 [image]

  • Optimalisatie padenstructuur en toegangen: oorspronkelijk was het park een ‘private’ tuin en had het park slechts één toegang. Vandaag is het een publiek park en zorgt het voor een belangrijke doorsteek tussen de Mechelsesteenweg en de Harmoniestraat. Hiermee maakt het park onderdeel uit van de wijk, toch leveren de huidige toegangen een aantal problemen op omdat ze een aantal logische richtingen combineren. Het voorstel is twee nieuwe toegangen te voorzien in het park: één ter hoogte van de huidige oversteek van de Koningin Elisabethlei, en één ter hoogte van de NO-hoek van het park. Er wordt zorg voor gedragen dat de typische beslotenheid van het park blijft behouden.

 [image]

  • Versterken relatie tussen het park en het gebouw: het park en de Harmonie zijn opgebouwd in een sterke onderlinge relatie, zowel naar gebruik als naar ruimtelijke structuur. Het contrast tussen het statige en symmetrische gebouw ten opzichte van het meanderende en ‘natuurlijke’ landschapspark vormt een belangrijk ensemble. De ruimte rond het gebouw is in de loop van de tijd meer en meer stenig geworden. Het gebouw en het park worden dichter bij elkaar gebracht. Als het gebouw opnieuw geopend wordt langs de parkzijde. Tegelijkertijd is het de bedoeling om de parksfeer zo dicht mogelijk tegen het gebouw te brengen. Daarom wordt er gekozen om de voorruimte voor het gebouw met gras in te vullen met een geschikte onderbouw voor intensief gebruik. De aansluiting op het openbaarvervoerknooppunt ‘Harmonie’ aan het Albertpark zal hierdoor verbeteren.

 [image]
[image]

  • Programma in park: het park heeft speelvoorzieningen die heel intensief gebruikt worden door de buurt. De ambitie is om deze speelruimte uit te breiden en beter te integreren in het park. Behalve de speelplek is er ook het grasveld dat intensief gebruikt wordt om te spelen of te picknicken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een formele speelplek met toestellen en een zone met spelaanleiding.

 

 [image]

 

4.2.3 Uitgangspunten Nieuwe parkwand

De ontwerpers stellen op de zuidwestelijke hoek een nieuwbouw voor. In de voorstellen die zijn uitgetekend zou er plaats zijn voor 15 appartementen en lokalen voor bijvoorbeeld senioren of een jongerencentrum op de benedenverdieping. Deze publieke lokalen zouden een directe verbinding naar het park hebben.

Het gebouw past zich in hoogte en volume aan, aan zijn omgeving en vormt een transmitter naar zowel het park als de omliggende bebouwing. Vanuit het park ontstaat visueel een poort naar de achterliggende binnentuin.

Het afwerken van deze hoek moet de leesbaarheid van het park verbeteren. De bestaande hoek vormt een onduidelijke achterkantsituatie, die het geborgen karakter van het park aantast. Het is niet evident om deze hoek op een kwalitatieve manier in het park te integreren. Een Nieuwe parkwand kan echter deze achterkantsituatie oplossen, en voor een duidelijke en levendige parkwand zorgen.

Bouwhoogte, bouwdiepte, etc, zijn net als in de rest van het bouwblok voornamelijk bepaald door de bouwcode. De harmonieregel vormt in zowel uiterlijk als in bouwvolume de belangrijkste bepalende regel.

 

 

4.2.4 Wijzigingen t.o.v. het BPA:

Voor de realisatie van het hierboven voorgestelde project is een BPA wijziging niet noodzakelijk. Het harmoniegebouw blijft bestemd als gemeenschapsvoorziening (tevens reeds beschermd, dus een ruime invulling is sowieso mogelijk). Het Harmoniepark blijft tevens bestemd als parkgebied. Het RUP is wel noodzakelijk voor volgende wijzigingen:

  • In functie van de nieuwe parkwand zal het pand aan de Harmoniestraat nr 27, (gemeenschapsvoorziening) en het parkgedeelte ervoor van bestemming moeten wijzigingen, zodat het park een rechte parkwand krijgt.

  • Harmoniestraat 25A is feitelijk een woonhuis maar is gelegen in de zone voor gemeen-schapsuitrusting.

  • De conciërgewoning van het Harmoniegebouw (aan de Mozartstraat) moet niet langer dienst doen als conciërgewoning en moet dus niet langer ingekleurd zijn als gemeenschaps-uitrusting.

In zowel de voorschriften als op het grafisch plan wordt zowel park als gebouw in één bestemmingszone ondergebracht. Harmoniegebouw en park vormen ruimtelijk één geheel en worden daarom terug samengebracht in één zone.

4.3 Uitgangspunten Provinciesite

 

4.3.1 wedstrijdsontwerp

Het provinciebestuur heeft in 2011 een open oproep uitgeschreven voor een vernieuwing van de volledige provinciesite. Sinds kort is zij alleen eigenaar van de volledige site. Een aantal federale overheidsdiensten zouden van de site verhuizen, waardoor er ruimte vrijkomt voor elders gehuisveste provinciale diensten. Naast deze kwantitatieve behoefte aan ruimte wordt vooral een kwalitatieve opwaardering verwacht. Het kantoorconcept van het bestaande gebouw en vooral de organisatie en de relatie met de omgeving en het publiek, zijn niet meer in overeenstemming met de huidige visie van het provinciebestuur. Een hedendaags, architecturaal en stedenbouwkundig waardevol kantoorcomplex moet mede uitdrukking geven aan deze maatschappelijke en culturele visie.

Op 6 december 2011 stelde de deputatie inde provincieraadzaal het ontwerp voor het nieuwe provinciehuis voor. In één beweging kregen de toekomstige gebruikers, de provincieraadsleden en de pers de gelegenheid om een blik op de maquettes te werpen. Voor pers en provincieraad lichtte Xaveer De Geyter (XDGA uit Brussel) zijn winnend ontwerp toe. Het nieuwe provinciehuis wordt een duurzaam gebouw met daar rond groene ruimte en een doorgang voor voetgangers en fietsers.

In het wedstrijdontwerp wordt gesteld dat samen met het Harmoniepark en de tuin van het provinciehuis het Albertpark een aaneenschakeling van groene ruimten vormt. In het gebruik zijn ze sterk verschillend: Het Harmoniepark is een druk buurtparkje dat opgeladen wordt door het Harmoniegebouw, het Albertpark wordt minder gebruikt en de Provincietuin, vandaag min of meer privé, is half tuin, half parking.

 [image]

Dit geheel van parken kan sterk aan kwaliteit winnen door ook de provincietuin volstrekt publiek te maken en zo te integreren in het geheel. Ook de tuin van huize Herbosch kan ooit in die strategie worden opgenomen. Naar analogie met het Harmoniegebouw wordt het nieuwe provinciehuis een vrijstaand gebouw in symbiose met het park. Het gebouw zorgt voor activiteit in het park, en het park linkt het Provinciehuis aan de buurt. Het gebouw is compact, heeft geen achterkant en is een opvallende sculptuur.

 [image]

De huidige, te behouden, voorbouw vormt een barrière binnen die strategie: het gebouw vormt een breed front, het staat de versmelting van de 2 parken in de weg en het schept afstand tot de straat. Maar het te behouden representatieve deel op het gelijkvloers moet nauw verweven zijn met de nieuw te bouwen functies. De oplossing voor deze tegenspraak bestaat in een kruisvormig plan waarbij het nieuwe gebouw dwars over de voorbouw geplaatst wordt.

De compactheid in het park en de gewenste zichtbaarheid leidt naar bouwen in de hoogte, maar een hoge platte schijf zou in deze context sterk conflicteren met de nabije bebouwing. De sculpturale vorm geeft een antwoord op deze beperkingen.

 [image][image]

 

 [image]

 

4.3.2 Visie RUP

De opmaak van het RUP en het nieuwe ontwerp van de provinciesite verlopen parallel. De opmaak van het RUP is echter stedelijk beleid, en moet beantwoorden aan het stedelijke beleidskader. In de procesnota van het RUP provinciehuis – harmonie werden een aantal kwalitatieve randvoorwaarden voor het project naar voren geschoven. Deze werden ook opgenomen in de projectdefinitie van de ontwerpwedstrijd.

Het voorgestelde wedstrijdontwerp heeft op al deze randvoorwaarden een gunstig antwoord weten te formuleren. Deze randvoorwaarden vormen nog steeds de belangrijkste visie-elementen van het RUP wat betreft de provinciesite:

4.3.3 Mobiliteit

De stad wil aan duurzame stadsontwikkeling doen. Dit betekent ondermeer dat duurzaam verplaatsen gestimuleerd wordt bij de realisatie van nieuwe ontwikkelingen. Dit vertaalt zich zowel in het voorzien van de nabijheid van hoogwaardig openbaar vervoer als het faciliteren van het fietsgebruik en het ontmoedigen van privé vervoer (het STOP-principe), zoals goedgekeurd in het mobiliteitsplan en het bestuursakkoord van de stad Antwerpen. Hierbij wordt een rangorde van de wenselijke mobiliteitsvormen opgesteld in het ontwerp en de uitvoering:

  • Stappers (voetgangers)

  • Trappers (fietsers)

  • Openbaar (en collectief) vervoer

  • Personenwagen (of privaat gemotoriseerd vervoer)

Elke mobiliteitsbeslissing moet aan dit principe getoetst worden. Dit betekent dat een veilige en ordelijke organisatie tussen de verschillende verkeerstromen gerealiseerd moet worden.

Op de site mogen enkel het strikt noodzakelijke aantal parkeerplaatsen voorzien worden zodat de site kan voldoen in de eigen parkeerbehoefte van wat voor de technische werking noodzakelijk is. Bezoekersverkeer, of het verkeer van de werknemers wordt zoveel mogelijk afgewend op het openbaar vervoer.

In de huidige situatie is de parking voor werknemers zowel toegankelijk via de Harmoniestraat en de Koningin Elisabethlei. Al het laden en lossen gebeurt via de Harmoniestraat. In de toekomst zou enkel het laden en lossen nog via de Harmoniestraat kunnen gebeuren waardoor de druk op de Harmoniestraat zal verminderd worden.

Het fietsgebruik zal ondersteund worden. Concreet houdt dat in dat er bij nieuwe ontwikkelingen voldoende, comfortabele en veilige fietsenstallingen voorzien moeten worden die goed bereikbaar zijn. Bij het bepalen van fietsparkeerplaatsen zal een onderscheid gemaakt worden tussen bezoekers en werknemers.

Gezien het provinciehuis zowel veel mensen tewerkstelt, als bezoekers aantrekt zal er goed op toegezien worden hoe de mobiliteit in, rond en naar het provinciehuis wordt georganiseerd. Het bewerkstelligen van een goede modal split is een doelstelling.

De toegankelijkheid van de site met openbaar vervoer is zeer goed. Vlak voor het provinciehuis ligt een tramhalte. Op een wandelafstand van 300 meter ligt één van de belangrijkste tramknooppunten van Antwerpen. Daarenboven wordt zowel de Koningin Elisabethlei en de Lange Lozanastraat zeer frequent bediend door verschillende buslijnen. Er is een snelle tramverbinding tussen de site en het centraal station. Goede en kwalitatieve verbindingen met deze ov-knooppunten, zonder hinderende barrières vormen hier een aandachtspunt.

Ook de autobereikbaarheid van het provinciehuis is goed. Toch zijn de belangrijkste invalswegen naar het provinciehuis reeds sterk verzadigd. Gegevens verzameld in kader van de Oosterweelverbinding vermelden tijdens de ochtendspits tussen de 1.200 en 2.000 p.a.e. en tijdens de avondspits tussen de 2.000 en 3.000 p.a.e. Nieuwe functies of bijkomende functies op de site mogen daarom maar in beperkte maten nieuw autoverkeer aantrekken. Op de site mogen enkel het strikt noodzakelijke aantal parkeerplaatsen voorzien worden zodat de site kan voldoen in de eigen parkeerbehoefte. Bezoekersverkeer, of het verkeer van de werknemers wordt zoveel mogelijk afgewend op het openbaar vervoer. Momenteel beschikt de provinciesite over 17.000m² verharding louter in functie van parkeren. Deze vloeroppervlakte werd in het wedstrijdontwerp niet vergroot en wordt volledig ondergronds gelegd.

Het provinciebestuur moedigt haar werknemers aan om zo duurzaam mogelijke woon-werkverplaatsingen te realiseren. Met een modal split van bijna 60% in het voordeel van duurzame verplaatsingen met trein, tram of fiets, wordt een meer dan behoorlijk resultaat gehaald. In de toekomst zal de opmaak van een bedrijfsvervoersplan dit resultaat enkel nog verbeteren. Om deze modal split te kunnen bereiken wordt er in de projectdefinitie voor het nieuwe provinciehuis uitgegaan van 330 pp voor werknemers. Verder worden er nog 70 plaatsen voorzien voor bezoekers.

Het aantal parkeerplaatsen stijgt met 75 parkeerplaatsen tegenover de huidige situatie. Deze zijn noodzakelijk om de publieke functies van het provinciehuis te kunnen opnemen (baliefunctie, congresfunctie en bestuursaangelegenheden). Het nieuwe provinciehuis moet opener zijn naar het publiek. De congresfunctie wordt daarom volledig vernieuwd, en wordt een prominenter onderdeel van de site. Ook de baliefunctie wordt belangrijker in de toekomst. Door de extra parkeerplaatsen wordt de hierdoor gecreëerde parkeerdruk niet op de omliggende wijk afgewenteld. Deze parkeerdruk in de omgeving kan nog verder afnemen als de gecreëerde parkeerplaatsen tijdens de daluren ook aan omwonenden zou aangeboden worden.

Zowel het fietsbezit als het fietsgebruik zullen ondersteund worden. Concreet houdt dat in dat er bij nieuwe ontwikkelingen voldoende, comfortabele en veilige fietsenstallingen voorzien worden die goed bereikbaar zijn. Bij het bepalen van fietsstalplaatsen zal onderscheid gemaakt worden tussen bezoekers en werknemers. Het aantal te voorziene fietsenstallingen wordt door de bouwcode opgelegd. Volgens de bouwcode moet er 1 fietsenstalling per 75 m² brutovloeroppervlakte aan kantoren worden voorzien. Voor een kantoorgebouw van 30.000m² komt dit op 400 plaatsen uit.

4.3.4 Open Ruimte

De open ruimte aan het provinciehuis is momenteel zeer onduidelijk. Op de site is redelijk wat open ruimte maar de toegankelijkheid is niet optimaal en het is niet duidelijk of deze momenteel wel publiek toegankelijk zijn. In de projectdefinitie werd daarom gevraagd dit beter uit te denken. Er werd gevraagd de kwaliteit van de open ruimte te verbeteren waaronder het versterken van de groenfunctie en het verminderen van de versnippering. Voor de open ruimte was het belangrijk dat de tweedelingen privaat – openbaar, afgesloten – opengesteld uitgeklaard werd. Ook de relatie van de open ruimte met de omliggende publieke ruimte verdiende aandacht. Er zijn verschillende manieren mogelijk om met deze relatie om te gaan. Zo kan er een samenhang met het Albertpark gezocht worden, of net een duidelijkere wand naar dit park worden afgewerkt. Vanuit de doelstelling van het garanderen van de leefkwaliteit werd in het s-RSA een groenstrategie opgenomen die zich richt op de poreuze delen van de stad. In de gebieden behorende tot (de Binnenstad en) de 19de-eeuwse gordel moet het inpandige groen of het groen in de bouwblokken verhoogd worden. Door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex waar mogelijk, kan de infiltratie van open ruimte bewerkstelligd worden.

In het wedstrijdontwerp wordt voorgesteld om het terrein rond het nieuwe provinciehuis volledig als publiek parkgebied in te richten. De noodzakelijke parkeerplaatsen worden volledig ondergronds aangelegd. Het dubbelzinnige statuut van de open ruimte rond het provinciehuis wordt daardoor opgelost. Ook de versnippering wordt sterk verminderd. De samenhang met het Albertpark wordt veel duidelijker, en een ecologische verbinding met de tuinzones in het binnengebied en het Harmoniepark wordt hierdoor versterkt. Deze kwaliteiten zullen ook in de voorschriften worden vastgesteld waardoor ze ook in de toekomst bewaard blijven.

4.3.5 Beeldkwaliteit & morfologie

Zowel op gebied van structuur, morfologie als typologie van het complex is het noodzakelijk dat er over de relatie met de omgeving werd nagedacht. Een goede analyse van de context maakt dat er beter kan worden omgegaan met de huidige schaal- en stijlbreuk met de omgeving. De inpassing van een nieuw gebouw zou zowel op micro-, meso- als macroniveau worden afgetoetst. Aansluitend bij de relatie op de omgeving moet de beeldkwaliteit in de omgeving bewaard en verbeterd worden.

De hoogte van de gebouwen zal niet enkel afhankelijk zijn van de beeldkwaliteit op de verschillende planniveaus maar de hoogtebeperkingen in verband met de aanvliegroute voor de luchthaven in Deurne (max. hoogte provinciesite 56m86 t.o.v. zeespiegel) en de radiosignalen van de VRT-antennes (bouwhoogte-beperking van 44m voor gedeelte van perceel) zijn hierbij belangrijke randvoorwaarden. Ook met zaken als bezonning, licht, inkijk en wind zal rekening worden gehouden. De verschillende leefomgevingen binnen de globale atmosfeer van de stad zullen in hun eigenheid behouden en gedifferentieerd blijven.

Tijdens de jury van de open oproep werd het wedstrijdontwerp o.a. op de beeldkwaliteit afgetoetst. De draaiende beweging van de toren moet de toren op een zachtere en sculpturale manier in het plangebied inpassen.

4.3.6 Erfgoed

De (beeld)kwaliteit van de gebouwde omgeving van de verschillende wijken en buurten zal versterkt worden door zorg te dragen voor het historisch en archeologisch erfgoed en bewust om te gaan met hedendaagse toevoegingen. Zowel de duurzaamheid als de historische waarde van een gebouw staan hierbij centraal. Dit geldt zowel voor oude gebouwen (panden aan de Elisabethlei) als nieuwere (delen van het huidige provinciehuis). Duurzame gebouwen zijn gebouwen die door meerdere generaties kunnen gebruikt worden en dus doorheen de tijd kunnen aangepast worden aan de steeds wijzigende leefgewoonten, zonder daardoor onnuttig te worden. Op de provinciesite (of toch het gedeelte dat op het BPA is ingetekend) staan een aantal interessante architectuurverwezenlijkingen. Ook in het provinciegebouw zelf bevinden zich waardevolle elementen. Vooral het voorbouw-gedeelte bevat waardevol geachte elementen die best bewaard kunnen worden.

Het voorbouwgedeelte wordt in het wedstrijdontwerp op een interessante wijze geïntegreerd in de nieuwbouw.

4.3.7 Wijzigingen t.o.v. het BPA:

 
Bestemmingsvoorschriften:
Functioneel zal er niet veel wijzigen aan de provinciesite. Momenteel wordt de site voornamelijk gebruikt als een kantoorlocatie (ifv een overheidsdienst), aangevuld met een kleine congresfunctie. Dit blijft ook in de toekomst het geval. In het s-RSA wordt de site niet specifiek aangeduid als een kantoorlocatie. Dit betekent echter niet dat er geen mogelijkheden zijn voor kantoren op de provinciesite. Immers, het s-RSA heeft eveneens als doelstelling dat verouderde kantoren omgevormd worden tot moderne kantoren. Daarom ook kunnen bestaande kantoren buiten de geselecteerde kantoorlocaties uitbreiden met 20% van de bruto vloeroppervlakte en hernieuwbouw op dezelfde plaats kan zeker toegelaten worden. )

In de omschrijving van de bestemming zal wel wat veranderd worden. Vergelijkbaar met het RUP Binnenstad wordt de zone bestemd als zone voor centrumfuncties. De bedoeling hiervan is dat het gebouw in de toekomst zich beter kan aanpassen aan de gestelde vragen. Een geleidelijke omvorming van kantoren voor gemeenschapsvoorzieningen naar private kantoren hoeft geen probleem te zijn.

Volgende functies zijn in de toekomst mogelijk:

Minimum 1/3de van de bruto vloeroppervlakte moet per gebouw als functie een gemeenschapsfunctie hebben. Buiten de hoofdfunctie gemeenschapsvoorzieningen zijn volgende nevenfuncties toegelaten:

  • Kantoren en diensten zijn toegelaten

  • Detailhandel is op één bouwlaag toegelaten

  • Reca is op 1 bouwlaag toegelaten

  • Wonen is toegelaten

  • Vrijetijdsvoorzieningen zijn toegelaten

  • Hotels zijn toegelaten

  • Groothandel, bedrijvigheid, industrie, logistiek en opslag zijn niet toegelaten

  • Industrie, logistiek en opslag zijn niet toegelaten

Inrichtingsvoorschriften:
De belangrijkste wijzigingen zullen gebeuren op gebied van de inrichtingsvoorschriften. De nieuwe inrichtingsvoorschriften moeten het nieuwe provinciehuis mogelijk maken, maar tevens ook de ontworpen kwaliteiten vastleggen. Het is de bedoeling de voorschriften flexibel te houden zodat niet voor elke verbouwing een nieuw RUP moet worden opgemaakt.

De nieuwe inrichtingsvoorschriften bestaan uit:

  • Bestaande bebouwing: Voor de bestaande bebouwing zijn de inrichtingsvoorschriften zoals vermeld in artikel 2: zone voor wonen (Wo) geldig.

    Toelichting: Voor de bestaande bebouwing wordt voornamelijk op de harmonieregel en de bouwcode teruggevallen.

  • Welstand en symboolwaarde: De bovengrondse constructie(s) kunnen een symboolfunctie voor de omgeving vormen. Hierdoor kan er op gebied van welstand in verhouding met de symboolwaarde afgeweken worden van de harmoniekenmerken van het referentiebeeld.

Toelichting: In verband met welstand wordt vooral verwezen naar de bouwcode waarin het welstandsadvies van de welstandscommissie wordt ingeschreven: Bij de beoordeling van elk bouwaanvraag kan de vergunningverlenende overheid een welstandsadvies, dat opgesteld wordt door de stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie, mee opnemen in de beoordeling van de bouwaanvraag. Bij elke bouwaanvraag met bijzonder beeldbepalend karakter wordt de beeldkwaliteit afgetoetst via een welstandsadvies dat opgesteld wordt door de stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie, Het bijzonder beeldbepalend karakter van de bouwaanvraag wordt bepaald door uiteenlopende aspecten van de aanvraag, namelijk door de omvang en schaal van het project, de mate waarin het afwijkt van de harmoniekenmerken van het referentiebeeld, de specifieke ligging in contextgevoelige en waardevolle zones, of door het symbool of accentwaarde.:

  • bouwvolume: Het maximale bouwvolume van de bovengrondse constructies wort beperkt door een maximale brutovloeroppervlakte van 30.000m². Deze constructies vormen een solitair gebouw of gebouwengroep dat langs alle verschillende zijden uit gelijkwaardige gevels moet bestaan.

    Toelichting: Omwille van de symboolwaarde wordt er geen maximale bouwhoogte door het RUP vastgesteld..Deze wordt wel door de nabije aanwezigheid van de luchthaven beperkt. Voor concrete bouwdossiers op deze site dient een gecoördineerd luchtvaartadvies te worden aangevraagd bij het Directoraat-generaal Luchtvaart en dit cfr. de adviesprocedure zoals beschreven in circulaire CIR/GDF 03 Richtlijnen betreffende de bebakening van hindernissen voor de luchtvaart op de website van de FOD Mobiliteit en Vervoer (https://www.mobilit.fgov.be/data/aero/GDF03f.pdf). Het Directoraat-generaal Luchtvaart bundelt de adviezen van de betrokken luchthaven en Belgocontrol tot een gecoördineerd advies.

Sectorale wetgeving luchtvaart: Zowel de multilaterale, door België geratificeerde, internationale verdragen betreffende de regeling van de burgerluchtvaart (ICAO verdra – Chicago 1944), als de vigerende EU-verordeningen betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart en de oprichting van een Europees agentschap voor de luchtvaartveiligheid (EASA) ende nationale burgerluchtvaartreglementering (Wet van 23 juni 1930, Wet van 27 juni 1973 en hun uitvoeringsbesluiten) bevatten bepalingen die beperkingen opleggen voor het oprichten van obstakels inde omgeving van luchthavens.

Het oprichten van dergelijke obstakels dient getoetst te worden aan de hindernis beperkende vlakken (veiligheidsvlakken) die zich rond de luchthavens situeren, zoals beschreven in Bijlage 14 aan het ICAO verdrag. Dit verdrag werd goedgekeurd en bekrachtigd bij Wet van 30 april 1947 zodat het volledige uitwerking heeft in de Belgische rechtsorde. De verschillende veiligheidsvlakken die voortvloeien uit bovenstaande regelgeving zijn gekend en op te vragen bij de luchtvaartautoriteiten.

Verordening 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de lcuhtvaart zoals gewijzigd door de Verordeningen 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 en 1108/2009 van 21 oktober 2009 van het Europees Parlement en de Raad, zijn hier van toepassing. Deze verordening met inbegrip van de recente wijzigingen eraan, was o.a. ingegeven om er zorg voor te dragen dat alle lidstaten van de Europese Unie de eisen van het Verdrag van Chicago op dezelfde uniforme wijze zouden toepassen. Alle overheden, dus ook stedenbouwkundige vergunningverleners, zijn er door gebonden.

Behoudens de problematiek van de veiligheidsvlakken dienen bouwprojecten eveneens getoetst aan de bestaande luchtvaartnavigatiemiddelen en vliegprocedures, wat wordt gecontroleerd door de diensten van Begocontrol. Om het in deze complexe materie voor de stedenbouwkundige diensten gemakkelijker te maken , ontwikkelde het Directoraat-generaal Luchtvaart een geïntegreerde adviesverleningsprocedure, terug te vinden in circulaire (CIR/GDF 03). Richtlijnen betreffende de bebakening van hindernissen voor de luchtvaart zijn op de website van de fOD Mobiliteit en Vervoer terug te vinden (
https://www.mobilit.fgov.be/data/aero/GDF03f.pdf ).

De luchthaven Antwerpen en Belgocontrol kunnen echter ook steeds ieder voor wat hun verantwoordelijkheden betreft, rechtstreeks advies verlenen.

  • Ondergronds bouwvolume en parkeren: Parkeerplaatsen zijn enkel ondergronds toegelaten. Maximaal mogen er 400 plaatsen voorzien worden. Er is geen beperking opgelegd met betrekking tot afmetingen van ondergrondse bouwvolumes.

Toelichting: Het aantal te voorziene fietsenstallingen wordt door de bouwcode opgelegd. Volgens de bouwcode moet er 1 fietsenstalling per 75 m² brutovloeroppervlakte aan kantoren worden voorzien. Voor een kantoorgebouw van 30.000m² komt dit op 400 plaatsen uit. De voorziene autoparkeerplaatsen worden best zo optimaal mogelijk gebruikt. Dubbelgebruik van deze parkeerplaatsen door buurtbewoners zou de leegstand van de parkeerplaatsen tijdens stille periodes vermijden en de parkeerdruk in de omgeving verlagen.

Uit de watertoetskaarten kan geconcludeerd worden dat het plangebied matig gevoelig is voor grondwaterstroming. Hierdoor dient er advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie indien een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m.Bij een eventuele bemaling dient er op gelet te worden dat de mogelijke bodemverontreiniging ter hoogte van de locaties waar reeds een bodemonderzoek werd uitgevoerd zich niet kunnen verspreinden.

  • groen: De volledige bestemmingszone met uitzondering van de bovengrondse bebouwing en eventuele constructies die noodzakelijk zijn voor de toegankelijkheid, licht en lucht van de ondergrondse functies moet ingericht worden als groene toegankelijke ruimte.

    In deze zone zijn alle bovengrondse constructies verboden, behoudens deze ter uitrusting of aankleding van deze zone of voor de toegankelijkheid van de gebouwen. Verharding is enkel toegelaten voor wandelwegen, speelruimten, terassen, of toegankelijkheid van de gebouwen en wordt zoveel mogelijk uit bestaat zoveel mogelijk uit waterdoorlatende materialen. Motorisch verkeer wordt vermeden. Enkel motorisch verkeer mogelijk in functie van bevoorrading.

    Deze zone wordt groen aangelegd. Boven de ondergrondse constructies moet een deklaag van minstens één meter teelaarde voorzien worden. Hiervan kan enkel afgeweken worden als door middel van een inrichtingsplan en voorbeeld wordt aangetoond dat een kwalitieve inrichting mogelijk is met een mindere gronddekking. De bestaande hoogstammige bomen dienen bewaard te worden en in geval van afsterven dienen ze herplant te worden. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met streekeigen soorten. Bestaande ecologische groenelementen worden behouden en versterkt indien mogelijk.

Toelichting: Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Uit de watertoetskaarten blijkt dat het gebied infiltratiegevoelig is. Verder moet er worden beantwoord aan het hemelwaterbesluit. Ook hierdoor moeten de nodige infiltratievoorzieningen getroffen worden. Dit kan o.a. door middel van punctuele ingrepen in bestaande bouwblokken, het wegwerken van barrières of het verminderen van de maximale bebouwingsindex. Ook het voorzien van wateropvang in het parkgedeelte of het gebruik van waterdoorlatende materialen voor verhardingen zijn hierin belangrijke maatregelen.

  • publiek doorsteek: Er dient een publieke verbinding voorzien te worden die voor voetgangers en fietsers een verbinding maakt tussen de Elisabethlei en de Harmoniestraat (zoals symbolisch aangegeven op plan). Deze publiek verbinding moet steeds een duidelijk publiek karakter behouden.

  • Waardevolle gebouwen: Aan de op plan als waardevol aangeduide panden kunnen enkel werken en handelingen worden uitgevoerd die respect hebben voor de bestaande cultuurhistorische waarde van het gebouw. Deze cultuurhistorische waarde kan een intrinsieke waarde zijn van het pand, of kan liggen in de samenhang met de omliggende panden.

Toelichting: Bij een vergunningsaanvraag wordt beargumenteerd waarom de voorgestelde handelingen in respect zijn met de cultuurhistorische waarde van het gebouw.

De MER-screening stelt verder dat er contact dient opgenomen te worden met de cel archeologie van het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen voor een eventueel vooronderzoek.

4.4 Bescherming Erfgoed

In kader van het RUP werd door de dienst monumentenzorg binnen het stedelijk bedrijf stadsontwikkeling een onderzoek uitgevoerd naar cultuurhistorische elementen en waarden van het plangebied. Alle reeds beschermde of geïnventariseerde panden in het plangebied werden in kaart gebracht. Dit werd aangevuld door eigen onderzoek.

Voor het volledige plangebied werd van alle bebouwing een foto-opname gemaakt die in straatbeeldplannen aan elkaar werden gevoegd. Per pand werd een waardeoordeel geformuleerd, enerzijds op basis van de individuele erfgoedwaarde, en anderzijds vanuit de rol die het vervult in het straatbeeld of de ruimere omgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met de architecturale en met de historische waardering. De panden met erfgoedwaarde worden aangeduid en ingedeeld in categorieën. Dit gebeurt na analyse van de stijlkenmerken, bewaringstoestand en archivalische bronnen van het gebouw.

Bij deze waardebepaling werden drie categorieën gebruikt. De categorieën worden hieronder beschreven.

 

  • T: beeldbepalend door type
    Wanneer voor het gebouw, als type, geldt dat zowel de dialoogwaarde met de omgeving als de uitstraling van de architectuur naar het publiek domein als verrijkend wordt ervaren en inspirerend is voor de ontwikkeling.

    • T1: burgerhuis uit de 2e helft van de 19e eeuw

    • T2: burgerhuis uit de 1e helft van de 20ste eeuw

    • T3: herenhuis uit eind 19e of begin 20ste eeuw

    • T4: appartementsgebouw uit de 1e helft 20ste eeuw

    • T5: gebouw bestemd voor dienstverlening of beroepsuitoefening

  • R: beeldbepalend door reeks
    Inspirerend voor de ontwikkeling omwille van de reeksvorming. Het gaat om een groepering van dezelfde of gelijkaardige panden. Dikwijls zijn ze samen gebouwd, maar vaak ook harmonisch naast elkaar gegroeid. Deze reeksen zijn een specifieke kwaliteit omdat ze het individuele pand verschalen naar een grotere maat.

    • R1: groepering van burgerhuizen

    • R2: groepering van herenhuizen

    • R3: groepering van appartementsgebouwen

  • !: beschermingswaardig

 

In dit RUP wordt voorgesteld om het bestaande erfgoed, en de beeldkwalitatieve aspecten daaraan verbonden beter te beschermen. Rekening houdend met de bestaande wetgeving wordt het erfgoed op drie niveaus beschermd:

 

  • Beschermde monumenten: Monumenten zijn reeds beschermd vanuit het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten.

  • Geïnventariseerde gebouwen: De geïnventariseerde panden zijn deze vermeld in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, of de de inventaris van het cultuurbezit ‘Bouwen door de eeuwen heen’. Wanneer een pand in deze lijst staat opgenomen wordt er intern bij een eventuele vergunningsaanvraag steeds een advies gevraagd aan de stedelijke dienst verantwoordelijk voor erfgoed. Deze lijst wordt sinds september 2009 ook juridisch vastgesteld. Deze lijst wordt geregeld bijgewerkt, het zou dus kunnen dat deze lijst sinds de goedkeuring van dit RUP werd uitgebreid. Bijkomend aan het advies van de stedelijke dienst verantwoordelijk voor erfgoed heeft deze inventaris nog bijkomende gevolgen:

    • Voor gebouwen uit de vastgestelde lijst mag je afwijken van de normen rond energieprestatie en binnenklimaat, als dat nodig is om de erfgoedwaarde van het pand in stand te houden (Decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid en het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid (in werking getreden op 1 januari 2011)

    • Zonevreemde gebouwen uit de vastgestelde lijst kunnen gemakkelijker een nieuwe functie krijgen. Zo kan een leegstaande hoeve bijvoorbeeld een woonfunctie krijgen (Besluit van de Vlaamse regering van 28 november 2003 tot vaststelling van de lijst van toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen, art. 10)

    • Wanneer je een gebouw uit de vastgestelde lijst wil afbreken, heb je een stedenbouwkundige vergunning nodig. De aanvrager van de sloopvergunning moet een extra exemplaar van het dossier met bijkomend fotomateriaal indienen. De gemeente kan de sloopvergunning alleen uitreiken, nadat zij advies heeft gevraagd over de erfgoedwaarden van het gebouw. (Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, art. 4 en 8 en 17 en 20, 6°. Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot aanwijzing van de instanties die over een vergunningsaanvraag advies verlenen art. 1, 1°, g)

  • Beelbepalende gebouwen door reeks of type: Aan de op plan als waardevol aangeduide panden kunnen enkel werken en handelingen worden uitgevoerd die respect hebben voor de bestaande cultuurhistorische waarde van het gebouw. Deze cultuurhistorische waarde kan een intrinsieke waarde zijn van het pand, of kan ook net liggen in de samenhang met de omliggende panden. Bij een vergunningsaanvraag moet beargumenteerd worden waarom de voorgestelde handelingen in respect zijn met de cultuurhistorische waarde van het gebouw.

4.5 Omvorming BPA

Vormelijke wijkt het nieuwe RUP sterk af van het bestaande BPA. In de praktijk zullen vele van de wijzigingen niet voor grootse veranderingen zorgen. Het nieuwe RUP gaat er van uit dat het ondertussen volledig volgebouwde bouwblok met de harmonieregel een beter instrument heeft dan met strenge en weinig flexibele inrichtingsvoorschriften.

  • Wijziging van inrichtingsregels: Het bestaande BPA beregeld het plangebied vanuit een nog niet gerealiseerde situatie. De regels zijn opgesteld met de bedoeling om samenhang en harmonie tussen de verschillende gebouwen te bekomen. Vele regels lijken daarom nu nodeloos streng, of zelfs achterhaald. In tussentijd is het volledige BPA gerealiseerd. De bestaande toestand biedt een voldoende uitgebreid toetsingskader om op basis van de harmonieregel de samenhang te garanderen. Nodeloos strenge, of in de realiteit verouderde regels werden geschrapt.

  • Bijgebouwen: Inhoudelijke de grootste wijziging is gebeurd door het verbieden van nieuwe bijgebouwen (omwille van de bescherming van de tuin).

  • Grafisch plan: Een aantal bestemmingsvlakken zijn samengebracht tot grotere bestemmingszones. Zones voor tuinen, voortuinen, etc horen in de realiteit bij de bestemmingszone voor wonen.

    De groene zone voor tuinen is nu door een symbolische aanduiding op kaart extra bekrachtigd. De precieze afbakening van deze wordt door de harmonieregel vormgegeven.

 

 

5 VOORSCHRIFTEN

 

5.1 Stedenbouwkundige Voorschriften

De bundel 'stedenbouwkundige voorschriften' van dit RUP bestaan uit voorschriften die juridisch bindend zijn en een toelichting die uitleg geeft over de achterliggende reden of doelstelling van deze voorschriften. Ook deze toelichtingsnota geeft meer uitleg over de voorschriften en hoe deze worden toegepast tijdens de procedure van de bouwaanvraag.

5.2 Op te heffen strijdige voorschriften

 

5.2.1 Gewestplan

In het gewestplan Antwerpen (KB 3/10/1979) wordt het ganse plangebied aangeduid als woongebied. De enige uitzondering hierop is het Harmoniepark en het daarbijhorende Harmoniegebouw, dat als parkgebied is ingekleurd.

 

 [image]

Figuur. Gewestplan

 

Volgens artikel 5.1.1. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen geldt voor de woongebieden: De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaalculturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

 

Volgens artikel 14.4.4. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen geldt voor de parkgebieden: De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen.

 

De voorschriften van het gewestplan worden in het RUP verfijnd, evenwel zonder dat de algemene bestemming van gebied te veranderen. De voorschriften van het gewestplan worden vervangen door het RUP.

5.2.2 BPA nr 61

Het nieuwe RUP Provinciehuis – Harmonie heft het volledige BPA nr 61 ‘Koningin Elisabethlei en omgeving’ (KB 03/05/1982) op . Een volledige weergave van de voorschriften van dit BPA vind je in Bijlage C.

5.2.3 Verordeningen

Dit RUP heft geen stedenbouwkundige verordeningen op. Voor verschillende inrichtingsvoorschriften wordt expliciet gesteund op de nieuwe bouwcode.

5.3 Planbaten en planschade

Register van de percelen die mogelijks in aanmerking komen voor planschadevergoeding, planbatenheffing, bestemmingswijzigings- compensatie of compensatie ingevolgen beschermings- voorschriften

Overeenkomstig artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtleijke Ordening dient een ruimtelijk uitvoeringsplan een register te bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal-of gebruikersschadecompensatie ingevolge een bestemmingswijziging of overdruk. Een grafisch register in die zin is weergeven op de kaart in bijlage.

De regeling over de planschade is terug te vinden in artikel 2.6.1 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de planbatenheffing is te vinden in artikel 2.6.4 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.  De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. en volgende van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.  De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.  De tekst van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en van het decreet grond- en pandenbeleid kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be, rubriek wetgeving. De tekst van het decreet gebruikerscompensatie kan geraadpleegd worden op www.codex.vlaanderen.be, zoekterm "gebruikerscompensatie".

Dit register geeft, conform de geciteerde wetgeving, de percelen weer waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing.  Hierbij wordt rekening gehouden met de "richtlijn voor digitale uitwisseling van gegevens betreffende planbatenheffing" dd. oktober 2009. Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis: het betreft enkel de aanwijzing van percelen waarop een bestemmingswijziging of een overdruk wordt aangebracht die in beginsel kan leiden tot een planbatenheffing of één van de genoemde vergoedingen. In die zin kunnen er géén rechtsgevolgen aan het register gekoppeld worden: de indicatieve aanduiding van een perceel op het grafisch register betekent dus niet dat er per definitie een vergoeding of heffing van toepassing is. Bij de planopmaak wordt geen onderzoek verricht naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing noch naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake de genoemde vergoedingen.

Door een aantal technische beperkingen van de basisgegevens die o.m. het gevolg zijn van het schaalverschil tussen de gewestplannen, de plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen, kunnen de bestemmingen van de voorheen geldende plannen van aanleg bovendien niet altijd eenduidig teruggebracht worden tot op het niveau van de kadastrale percelen waardoor het register slechts als een indicatieve interpretatie beschouwd mag worden. Andere interpretaties bij de verdere bepalingen van heffingen of vergoedingen door de daarvoor bevoegde instanties kunnen bijgevolg niet uitgesloten worden.

 

 

6 EEN BOUWVERGUNNING VOORBEREIDEN IN ENKELE STAPPEN

 
Om te weten of een project kans maakt of wat de mogelijkheden zijn voor een bepaald pand of perceel, raden we u ten stelligste aan een afspraak te maken voor een voorbespreking met één van de consulenten van de dienst stedenbouwkundige vergunningen.

De consulenten informeren en adviseren gratis particulieren, ontwikkelaars en architecten. Het is een dagelijks beredeneren en constructief zoeken naar kwalitatieve en leefbare stedenbouwkundige oplossingen.

Aangezien dit RUP een complex RUP is en de bouwhoogte, bouwdiepte, e.d. niet nominatief vastgelegd wordt, is een voorbespreking met de stedelijke dienst vergunningen in de binnenstad zeker belangrijk. Een voorbespreking bevordert een vlotte afhandeling van uw dossier.

Deze toelichtingsnota geeft u reeds een eerste idee waaraan uw project in de binnenstad moet voldoen, wat belangrijk is en wie u hiervoor moet contacteren. Maar naast dit RUP bestaan er natuurlijk ook algemene regels die voor de ganse stad gelden, bijvoorbeeld in de stedenbouwkundige verordening 'Bouwcode' staan er regels over minimale vrije hoogte. Er zijn ook regels die voor het ganse gewest gelden in de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen. Om alle informatie te hebben, niet alleen over dit RUP maar over alle regels waaraan uw project moet voldoen, en om te weten welke regels primeren en hoe ze uitgevoerd kunnen worden, kan u dus best even contact opnemen met de mensen van stedenbouwkundige vergunningen voor u uw definitieve bouwaanvraag indient.

Bij een voorbespreking is het belangrijk om zoveel mogelijk informatie mee te brengen over het te realiseren project, bijvoorbeeld:

  • Enkele foto’s die een beeld geven van het perceel (bijvoorbeeld de volledige gevel) en de aanpalende gebouwen.

  • Een volumestudie, waarbij de aansluitingen met aanpalende panden een belangrijk element vormen

  • Eventueel een maquette.

Inlichtingen:

Stedenbouwkundige vergunningen
Francis Wellesplein 1
Tel. 03 338 66 66; fax 03 338 67 88