Wanneer de verschillende concepten op elkaar worden geprojecteerd komt men bij de gewenste ruimtelijke structuur van het gebied. Voor deze gewenste ruimtelijke structuur kunnen volgende elementen bescheven worden:
-
bebouwing ('bebouwde ruimte' op tekening): De nieuwe bebouwing bevind zich allen zoveel mogelijk langs de Gloriantlaan. Hierdoor kan de Gloriantlaan volledig zijn rol als schakel tussen parkstad en scheldeboord opnemen. Tevens sluit dit aan bij het ruimtelijk concept om een gelijdelijke gradient van harde recreatie (Sint-Annastrand) naar groen en zachte recreatie (Sint-Annabos) te willen creeëren. Deze gradiënt wordt verder verzekerd door nieuwe bebouwing als stempels in het parkgebied uit te werken waardoor het groen tussen de hardere recreatie kan doorlopen en er geen breuk tussen de twee zones ontstaat. De verschillende functies kunnen hierdoor gebruik maken van de bestaande parking.
-
geprivatiseerde open ruimte ('open ruimte' op tekening):elk van de nieuwe mogelijke voorzieningen langs de gloriantlaan kan een beperkt gedeelte open ruimte privatiseren. Deze ruimte werd om dezelfde reden als voor de bebouwing beperkt. De geprivatiseerde ruimte maakt deel uit van de receatieve stempels. Het publieke groen moet ook tussen deze geprivatiseerde buitenruimtes moeten kunnen verder lopen (op onderstaande tekening werd de geprivatiseerde ruimte voor het grootste gebouw anders aangeduid, deze open ruimte kan als buitenpiste voor een manege gebruikt worden. In het RUP worden hiervoor gelden hiervoor dezelfde regels.
-
formelen en informele padenstructuur (idem op tekening): Vanuit het concept doorwaadbaarheid is belangrijk om de bestaande doorwaadbaarheid en te versterken. De tekening geeft verder ook nog een mogelijke inplanting van een ruiterpad aan dat een korte verbinding maakt tussen manege en Sint-Annabos.
-
groene publieke parkonderlegger (suggestief aangeduid op tekening door groene stippen): Als negatief van bovenstaande inrichtingen wordt het volledige gebied gezien als één groen samenhangend gebied, waar de nieuwe bebouwing en de geprivatiseerde buitenruimtes zich als stempels (paviljoenen) zich in bevinden. Ook de padenstructuur maakt deel uit van deze groene parkonderlegger. Het bestaande karakter van het gebied vormt reeds deze eenheid en wordt in de inrichtingsprincipes hieronder dan ook zoveel mogelijk bestendigd.
De gewenste ruimtelijke structuur ligt direct aan de basis van de afbakening van de verschillende zones in het RUP.
Figuur: Gewenste ruimtelijke structuur
De gewenste inrichting van het gebied sluit best zo goed mogelijk aan bij het karakter van het bestaande groene gebied. Het bestaande huidige karakter van pioniersbegroeiing op een opgespoten grond wordt als een kwaliteit die zowiezo voor de nodige eenheid in het gebied kan zorgen. De beschijving in hoofdstuk 2 van deze toelichtingsnota geeft meer inzicht in deze besaande toestand. Alle nieuwe inrichtingen in het gebied moeten dan ook in harmonie zijn met deze bestaande toestand. Wat dit betekend wordt hieronder in verschillende themas verder verduidelijkt. Deze inrichtingsprincipes vormen de basis van de inrichtingsvoorschriften van het RUP en kunnen verder als leidraad gebruikt worden worden om na te gaan hoe nieuwe inrichtingen ingepast kunnen worden in het bestaande karakter.
5.1 Parkgebied
Het parkgebied moet zowel in de groene zone als tussen de recreatiezones één eenheid vormen. Deze éénheid kan gevormd worden door het huidige informele karakter van het gebied te bestendigen. Het huidige karakter van pioniersbegroeiing op een opgespoten grond, waarin zich zowel open als gesloten delen bevinden wordt immers ook door de buurt als positief ervaren.
Het idee om het huidige informele karakter van het park te bestendigen is de achterliggende filosofie van alle inrichtingsprincipes. Alle nieuwe inrichtingen in het gebied moeten dan ook in harmonie zijn met dit principe. Specifiek voor het groen wordt gesteld dat nieuwe aanplantingen of het rooien van bomen kunnen voor zover deze acties het huidige karakter ondersteunen.
In het RUP wordt daardoor gesteld dat alle nieuwe inrichtingen in het park in harmonie moeten zijn met deze bestaande toestand. Nieuwe bebossing of eventuele ontbossing kan enkel toegelaten worden als hierbij wordt aangetoond dat het huidige karakter van het gebied niet wordt aangetast.
De belangrijkste (te behouden) elementen van het park worden beschreven in de ‘bestaande toestand’. Specifiek voor de parkonderlegger zijn dit de graslanden, de sporadische aanwezigheid van populieren en de aanwezige pioniersbegroeiing (zowel de solitaire als deze in dichtere structuren).
![i_RUP_11002_214_10007_00001_200134.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10007_00001_200134.jpg)
![i_RUP_11002_214_10007_00001_200135.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10007_00001_200135.jpg)
Er moet voorzichtig omgesprongen worden met nieuwe kunstmatige groenstructuren in het gebied in te planten omdat dit het informele karakter van het park te sterk kan aantasten. Eventueel kan hier wel gedacht worden aan het inplanten van nieuwe groenstructuren ten behoeve van voorzieningen voor mederecreatie.
Kort samengevat zijn volgende zaken mogelijk in verband met de groene onderlegger.
-
Het rooien van bomen is mogelijk als dit de morfologie van het gebied niet aantast.
-
Aanplanten van bomen kan als deze de bestaande morfologie van het park niet aantasten en als deze nieuwe bomen in ‘harmonie’ zijn met de bestaande begroeiing.
-
Wijzigen mogen de waardevolle graslanden niet aantasten.
-
Kunstmatige groenelementen kunnen toegevoegd worden als deze het informeel karakter van het park niet aantasten, en enkel als deze in dienst staan van een nieuwe infrastructuur in het park.
-
Beheersmaatregelen moeten aangepast zijn op het karakter van de bestaande park.
![i_RUP_11002_214_10007_00001_200136.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10007_00001_200136.jpg)
Figuur: het park moet doorlopen tussen de verschillende recreatieve functies
5.2 Parkpaden
Ook voor de paden dient het huidige karakter van het park als referentie. Momenteel bestaan de paden in het park uit:
Voor nieuwe materialen moet er gezocht worden naar materialen die het informele karakter van het park ondersteunen. Asfalt of dolomiet is hierdoor minder geschikt. Alle verhardingen in het gebied moeten waterdoorlatend zijn (behalve het pad op het dijklichaam). Er kan gedacht worden aan het verstevigen van paden door bijvoorbeeld schelpen.
Figuur: referentievoorbeeld van paden verstevigd met schelpengruis
De doorwaadbaarheid van het park is belangrijk. Nu is het park in elke richting goed doorwaadbaar. Toch zou de kwaliteit van deze doorwaadbaarheid kunnen verbeteren. Vooral vanaf de Esmoreitlaan naar het park, of van de Gloriantlaan naar het park is de toegang niet duidelijk. Hier zou het goed zijn dat er kwalitatiever of formelere paden zouden bijkomen. De bestaande olifantenpaden die daar zijn ontstaan kunnen hiervoor gebruikt worden.
Het RUP wil de doorwaadbaarheid niet op specifieke plaatsen opleggen maar legt het principe van doorwaadbaarheid wel vast in de voorschriften. Vooral in de zones tussen de nieuwe recreatieve voorzieningen is het belangrijk dat de doorwaadbaarheid wordt vastgelegd. Doorwaadbaarheid wordt in het RUP gedefinieerd als ‘een terrein is doorwaadbaar wanneer er meerdere toegankelijke doorgangen zijn in verschillende richtingen door het terrein’.
Voor de ontsluiting van nieuwe functies wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van bestaande wegen en paden. De ontsluiting van nieuwe hardere recreatieve functies moet gebeuren via de Gloriantlaan of de bestaande parking, en maakt bij voorkeur tevens gebruik van de bestaande wegen.
De sociale functie van het park primeert. Daarom mogen onduidelijke of te veel ruiterspaden het gebied niet minder toegankelijk maken. Om deze reden mag er maar één ruiterpad in het gebied zijn. Dit ruiterpad moet fysiek goed gescheiden zijn van de andere paden. Bij kruisingen met paden voor voetgangers en fietsers moet deze goed gesignaliseerd zijn. Het ruiterpad moet op een korte manier toegang verlenen aan Sint-Annabos.
Kort samengevat zijn dit de vuistregels voor paden in het gebied:
-
Nieuwe of vernieuwde paden moeten in waterdoorlatende materialen worden aangelegd.
-
Nieuwe of vernieuwde paden moeten in materialen worden uitgevoerd die in harmonie zijn met de bestaande toestand en het idee van het informele park. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld: zandpaden, paden verhard door grind of schelpen en paden in kasseien.
-
Voor de ontsluiting van nieuwe functies wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van bestaande wegen en paden.
-
De doorwaadbaarheid moet gegarandeerd blijven: ook tussen de nieuwe recreatieve functies
5.3 Mederecreatie
Nieuwe elementen voor mederecreatie moeten ook dit informeel karakter ondersteunen. Als inrichtingen voor mederecreatie kan gedacht worden aan elementen die aanleiding geven tot spel, sport of cultuur zoals zitgelegenheden, speeltuigen of doelpalen zonder dat daarbij een formele aanleg van een voetbalveld moet gebeuren.
Voor de beeldkwaliteit is immers ook de verwijzing naar de bestaande toestand belangrijk. De informele sfeer die het park moet uitstralen zal eerder elementen toelaten die dienen voor spelaanleiding dan echte speeltuigen. De volgende referentiebeelden kunnen een idee geven wat mogelijk is:
Figuur: referentiebeeld informele zit- en speelmogelijkheid
Figuur: refentiebeeld uitkijktoren
![i_RUP_11002_214_10007_00001_200140.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10007_00001_200140.jpg)
Figuur: referentiebeeld – losse doelelementen kunnen aanleiding geven voor sport of spel
In de voorschriften wordt duidelijk gesproken over mederecreatie. Dit betekent o.a. dat deze mogelijke voorzieningen een publiek karakter moeten hebben en niet permanent mogen worden afgesloten. Het verbod op afsluitingen moet dus met enige flexibiliteit worden geïnterpreteerd. Een permanente afsluiting kan niet, maar een beperkte afsluiting voor bijvoorbeeld evenementen moet wel mogelijk zijn.
5.4 Gebouwen
Het bestaande schoolgebouw kan in de toekomst gebruikt blijven als schoolgebouw, maar functiewijzigingen worden uitgesloten. In de realiteit wordt er een uitdoofbeleid voor de bestaande school voorgesteld. Het uitbreiden van de bestaande functie mag niet, het instandhouden wel, maar met de wetenschap dat dit nadien niet voor andere functies kan gebruikt worden. Afbraak is nadien eigenlijk de enige mogelijke optie.
Hetzelfde geld voor de bestaande woningen. Deze worden afgebroken van zodra de huidige huurders het gebouw verlaten. Het afsluiten van een nieuw contract is niet meer mogelijk en de woningen zullen nadien worden afgebroken. Dit beleid werd in het verleden reeds strikt nageleefd.
De bestaande gebouwen van de parochie kunnen wel verder gebruikt worden en eventueel verbouwd worden in functie van recreatieve of maatschappelijke functies. In deze zone kan tevens een bijkomend volume voor recreatieve of maatschappelijke functies worden voorzien. Er wordt wel gevraagd dat dit nieuw volume geclusterd wordt met het bestaande volume, en dat het hier visueel een eenheid mee vormt. De beeldkwaliteit zal afgetoetst worden door de welstandscommissie.
De nieuwe bebouwing willen we zo veel mogelijk zien als losse stempels in het gebied. Hierdoor willen we niet te veel elementen in verband met beeldkwaliteit opnemen voor deze gebouwen. Een gebouw is een element in het park, waar het park ook tot aan de gevels grenst. Voor de private buitenruimte direct grenzend aan deze gebouwen geld hetzelfde principe. Twee tactieken zijn hierdoor mogelijk:
![i_RUP_11002_214_10007_00001_200141.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10007_00001_200141.jpg)
Figuur: Referentiebeeld
![i_RUP_11002_214_10007_00001_200142.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10007_00001_200142.jpg)
Figuur: Referentiebeeld – openbaar domein
Kort samengevat zijn dit de vuistregels voor de gebouwen in het gebied:
-
Alle bestaande gebouwen in het gebied zullen in de toekomst moeten worden afgebroken, behalve de gebouwen van de parochie.
-
Nieuwe gebouwen moeten een duidelijke stempel vormen in het park. Het park wordt geacht door te lopen tot aan de gevel van het gebouw.
-
De welstand van de gebouwen wordt afgetoetst aan de hand van de welstandscommissie.
-
Afscheidingen van de private buitenruimte moeten ofwel duidelijk onderdeel vormen van ‘de stempel’ door de materiaalkeuze, of moeten uitgevoerd worden in natuurlijke materialen zodat deze meer deel uitmaken van het park.
5.5 Gloriantlaan - Parking
Voor de Gloriantlaan en de bestaande parking worden nog niet veel zaken vastgelegd. Voor de bestaande parking zal in het RUP worden opgelegd dat deze in de toekomst vergroent moet worden. De eventuele tram met keerlus zou in de toekomst immers zeer bepalend kunnen worden. Het RUP wil deze zaken niet hypothekeren en houdt hiervoor een grote flexibiliteit open. Toch zijn er een aantal zaken die belangrijk worden geacht:
-
De aansluiting van het Sint Annastrand en het dijkpad moet op een heldere manier gebeuren. Op de plaats waar het dijkpad en de Gloriantlaan samenkomen, kan een publieke plaats met meer betekenis worden gecreëerd.
-
De parking aan de Gloriantlaan in het Esmoreitpark sluit niet genoeg aan bij het informele groene karakter van het Esmoreitpark. Vergroenen van deze parking is noodzakelijk. De bijkomende beplanting moet aansluiten bij het informele karakter van het gebied. Een strikt bomenraster is daardoor dus niet gewenst. Wel kan er bijvoorbeeld gewerkt worden met een losser bomenkader.
-
Bij het herbekijken van de Gloriantlaan moet gezien worden welke parkeerplaatsen echt nodig zijn. Als een goede tramverbinding wordt gerealiseerd wordt er verondersteld dat er minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn en er parkeerplaatsen kunnen verdwijnen. Ook in het omliggende openbaar domein is er al een groot aanbod aan parkeerplaatsen en zijn er nog potentiële plaatsen voor nieuwe te vinden.
-
In de toekomst moet de Gloriantlaan niet langer met de wagen bereikbaar zijn tot vlak aan de Schelde. Hierdoor ontstaat er potentiële ruimte om ook een kwalitatievere verbinding tussen het strand en het Esmoreitpark te creëren.
-
Bij een tram wordt er bij voorkeur niet gewerkt met een keerlus aangezien dit te veel plaats zou innemen en een barrière vormt tussen Esmoreitpark en Sint-Annastrand. De tramhalte hoeft niet te stoppen vlak aan de Schelde. De Gloriantlaan moet in deze zone primair gebruikt kunnen worden voor de zachte weggebruiker. Er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een groene trambedding.
|