§2. Afmetingen van de bebouwing | |
De diepte van het hoofdgebouw bedraagt minstens 9 meter. Voor hoekpercelen of percelen met een diepte kleiner dan 13 meter kan hiervan afgeweken worden omwille van lichtinval en bezonning.
n De onderstaande voorschriften van §2.1 gelden enkel voor gebouwen die palen aan het openbaar domein en bijgevolg deel uitmaken van de gesloten straatwanden die het bouwblok vorm geven;
n Ter hoogte van het gelijkvloers voldoet de maximale diepte boven de grond van het bouwwerk aan de volgende voorwaarden: 1) De maximaal toelaatbare bouwdiepte is in harmonie met de overige toelaatbare en/of vergunde bouwdieptes in de straatwand. 2) Een uitzondering op de harmonieregel geldt wanneer de panden in de straatwand waarop afgestemd moet worden kleiner of gelijk is dan 9 meter. 3) Minstens 30% van het terrein moet onbebouwd blijven. De gezamenlijke bruto - oppervlakte van tuinhuisjes en bijgebouwen telt mee als bebouwde oppervlakte, voor zover dit meer is dan 10 vierkante meter.
n Een uitzondering kan in elk van de volgende gevallen door het college van burgemeester en schepenen toegestaan worden: 1° het gelijkvloers heeft geen woonbestemming, 2° het betreft een hoekgebouw, of 3° de diepte van het perceel is kleiner dan 13 meter, of 4° de afmetingen van de verdiepingen laten geen verdere verkleining van het gelijkvloers toe, of 5° met het oog op de realisatie van het programma van de stelplaats en kan het binnengebied deels worden bebouwd.
n Ter hoogte van de bovenverdiepingen voldoet de maximale diepte boven de grond van het bouwwerk aan de volgende voorwaarden: 1° Wanneer de twee naastliggende terreinen bebouwd zijn: c) mag het bouwwerk niet dieper zijn dan het mandelig profiel van het diepste naastliggende bouwwerk. d) moet het bouwwerk zich bevinden binnen een verticaal vlak onder 45° ten opzichte van de kop van de scheidsmuur van het minst diepe naastliggende bouwwerk. 2° Als slechts één van de naastliggende terreinen bebouwd is, of het betreft een perceel voor halfopen bebouwing, mag het bouwwerk niet dieper zijn dan het mandelig profiel van het naastliggende bouwwerk. 3° Als geen van de naastliggende terreinen bebouwd is, of als het een open bebouwing betreft, is de maximale bouwdiepte in harmonie met de overige toelaatbare bouwdieptes in de straatwand.
§2.2 bouwhoogte n De ruimte onder een hellend dak kan enkel aanvullend aan de ondergelegen bouwlaag worden gebruikt. n In geval van platte daken mag de bruto-vloeroppervlakte van de bouwlaag die zich uitstrekt boven de kroonlijst maximum 60% van de bruto-vloeroppervlakte van de onderliggende bouwlaag beslaan n De kroonlijsthoogte van de bebouwing die paalt aan de Noorderlaan bedraagt maximaal 22 meter. De bouwhoogte bedraagt maximaal 26,5 meter. n De kroonlijsthoogte van de bebouwing die paalt aan de Bredastraat bedraagt maximaal 16 meter. De bouwhoogte bedraagt maximaal 19 meter. n De kroonlijsthoogte van bebouwing in binnengebieden die niet paalt aan het openbaar domein wordt beperkt tot 6 meter, de bouwhoogte tot 9 meter. n Aanvullend hierop is de harmonieregel van toepassing (cfr. §8b) n Ondanks die maximale bouwhoogten is voor elke individuele aanvraag de harmonieregel (cfr 1.1.2.) van toepassing. n Voor de hoekpercelen tussen twee straten van een andere categorie met een andere bouwhoogte wordt binnen een straal van 21 meter de keuze gelaten voor de bouwhoogte van respectievelijk de ene of de andere straat. |