ART.1 GROEN - PARKACHTIG GROEN (GR)
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100024.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100024.jpg)
CATEGORIE GEBIEDSAANDUIDING: BEDRIJVIGHEID
Art.1.01 Bestemming
§1: Hoofdbestemming:
Deze zone is bestemd voor de aanleg en inrichting van een groene ruimte.
§2: Nevenbestemmingen:
Aanduiding - parkeerstrook
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100025.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100025.jpg)
Het gebied gelegen binnen de aanduiding - parkeerstrook mag ingericht worden als parking voor personenwagens.
Aanduiding - non aedificandi
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100026.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100026.jpg)
op het grafisch plan is als indicatieve aanduiding een aanduiding weergegeven daar waar zich een bestaande aardgasleiding onder hoge druk bevindt.
Aanduiding - interventieplatform spoor
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100027.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100027.jpg)
op het grafisch plan is als overdruk een zone aangeduid voor de realisatie van een interventieplatform ten behoeve van het spoor.
Art.1.02 Inrichting
§1: Aanduiding non-aedificandi
Binnen de aanduiding - non-aedificandi ( ) zijn volgende werken, handelingen, inrichtingen en voorzieningen niet toegestaan:
-
-
het oprichten van constructies en gebouwen van gelijke welke aard;
-
het uitvoeren van werken die als rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg een wijziging van het niveau van de grondoppervlakte zouden hebben of kunnen hebben;
-
het heien van palen, piketten en/of damplanken;
-
bomen of andere beplantingen met diepe wortels te planten
-
natuurlijke zaailingen van bomen of andere beplantingen met diepe wortels te laten groeien;
-
het aanleggen op de toegang van en inritten voor garages van een monolitische laag (asfalt, beton, …).
De zone binnen de contouren van deze aanduiding is in beheer van de verantwoordelijke maatschappij(en) die de desbetreffende leidingen uitba(a)t(en).
§2: Groen - Terrein index (G/T)
§3: Gebouwen en constructies
-
-
Er mogen in deze zone geen gebouwen, constructies, afsluitingen of afrasteringen worden opgericht met uitzondering van constructies voor het realiseren van een waterbekken ten behoeve van bluswater voor de brandweer of kleine gebouwen en/of constructies van algemeen belang. Deze moeten dan wel zodanig worden ontworpen en ingericht dat ze ingepast worden in de totaalaanleg van de zone Art. 1: Groen – parkachtig groen (Gr);
-
Met betrekking tot de waterbekkens voor bluswater moet steeds nagegaan worden of deze gecombineerd kunnen worden met de functie als natuurlijke infiltratiezone voor hemelwater. Een natuurvriendelijke oeverinrichting moet worden toegepast voor ten minste 50% van de lengte van de oever. Voor de aanleg van deze oevers dienen de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd te worden.
-
Het plaatsen van signalisatieborden, infopanelen of bewegwijzering is toegelaten binnen een strook van 3,00 meter gemeten vanaf de zonegrens van de zone Art. 5: publiek domein – wegenis.
§4: Beplanting
-
-
Enkel inheemse beplanting is toegelaten;
-
Binnen de zone moet minstens 1 hoogstammige boom per 200m² aangeplant worden om aan de gehele zone een parkachtig uitzicht te geven. Er mogen evenwel geen hoogstambomen aangeplant worden in de zijde langsheen de spoorweg;
-
In deze zone zijn werken en voorzieningen voor het realiseren van ecologische verbindingen toegelaten.
§5: Verhardingen
Verhardingen mogen enkel aangebracht worden:
-
-
in functie van wandel- of fietspaden op voorwaarde dat deze verharde oppervlakte wordt aangelegd in waterdoorlaatbare materialen;
-
in functie van de aanleg van parkeerplaatsen waar dit volgens dit RUP is toegestaan;
-
in functie van de aanleg van een interventieweg voor brandweerwagens op voorwaarde dat deze wordt aangelegd in waterdoorlaatbare materialen passend binnen het totaalconcept van de groenaanleg en het parkachtig karakter van de zone.
-
in functie van de aanleg van een toegangsweg tot het interventieplatform langs de spoorlijn (art. 1.01, §2: aanduiding – interventieplatform spoor) op voorwaarde dat deze wordt aangelegd in waterdoorlaatbare materialen passend binnen het totaalconcept van de groenaanleg en het parkachtig karakter van de zone.
-
in functie van de aanleg van een parking binnen de aanduiding – parkeerstrook op voorwaarde dat deze verharde oppervlakte wordt aangelegd in waterdoorlaatbare materialen.
-
in functie van het verlenen van een toegang voor fietsers en voetgangers tot de bouwvelden A3 en A4, de bouwvelden Aa, Ab, Ac, Ad en de bouwvelden B4, B5 en B6. En enkel met volgende restricties:
Voor zover het parkachtig en groen karakter van de zone niet in het gedrang komt en mits een grondige motivatie kan het Schepencollege hierop uitzonderingen toestaan voor werken in functie van:
§6: Waterhuishouding
De aanleg van vijvers, wadi’s en kunstmatige waterlopen die dienst doen als infiltratiezones voor hemelwater is toegelaten. Een natuurvriendelijke oeverinrichting moet worden toegepast voor ten minste 50% van de lengte van de oever. Voor de aanleg van deze oevers dienen de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd te worden.
§7: Aanduiding - parkeerstrook
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100029.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100029.jpg)
-
-
Binnen de aanduiding - parkeerstrook mag de parkeerstrook maximum 6,00 meter diep zijn;
-
De parkeerstrook moet zodanig worden ingericht dat ze ingepast wordt in de totaalaanleg van de zone Art. 1: Groen – parkachtig groen (Gr);
-
Als verhardingsmateriaal voor de aanleg van parkings zijn enkel waterdoorlaatbare materialen toegestaan. Het gebruik van een KWS-verharding (asfalt, beton, …) is niet toegestaan.
-
De parkeerstrook mag niet aangelegd worden als één doorlopend verhardingsoppervlak. Daarom moet er om de 5 parkeerplaatsen verplicht een onderbreking worden voorzien die wordt ingericht als groenelement of groene ruimte conform de voorschriften van de onderliggende bestemming Art. 1: Groen – parkachtig karakter en passend binnen het totaalconcept van de groenaanleg van de groenzone. De breedte van deze onderbreking tussen de parkings bedraagt minimaal 3,00 meter.
-
De ingerichte parking moet verplicht aansluiten op de rijbaan. Een eventuele stoep voor voetgangers tussen rijbaan en parking is niet toegelaten. Dergelijke stoep kan aangelegd worden achter de aangelegde parking in de zone voor Art. 1 Groen – parkachtig groen (Gr) indien passend binnen het totaalconcept van de groenaanleg van de groenzone en op voorwaarde dat het enkel wordt aangelegd in waterdoorlaatbare en halfverharde materialen.
-
De delen die niet als parking worden aangelegd worden ingericht conform de voorschriften van de onderliggende bestemming.
§8: Aanduiding - interventieplatform spoor
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100030.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100030.jpg)
Binnen deze zone is het enkel toegelaten om een interventieplatform met bijhorende installaties ten behoeve van het spoor aan te leggen. Het oprichten van gebouwen is verboden, behalve als het gaat om het plaatsen van een tijdelijk gebouw in functie van de opslag van materiaal en/of materieel.
Art.1.03 Overgangsbepalingen
§1: Aanduiding - tijdelijke ontsluitingsweg
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100031.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100031.jpg)
Een deel van de bestaande wegenis ligt binnen de aanduiding – tijdelijke ontsluitingsweg. Het tijdsgebonden karakter van de bestaande weg binnen deze aanduiding hangt samen met de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg op de N70/Blancefloerlaan en de aanpassing van de Katwilgweg aan de zijde van het op- en afrittencomplex nr. 6 Linkeroever.
Na het verwijderen van de bestaande wegenis is de in grondkleur aangegeven bestemming van toepassing. De zone Art. 1: Groen – parkachtig groen (Gr) kan pas worden ingericht als de nieuwe ontsluitingsweg op de N70/Blancefloerlaan effectief gerealiseerd is.
§2: Overgangsmaatregelen van toepassing op bestaande vergunde bedrijven
Bestaande vergunde activiteiten die op het moment van het van kracht worden van dit RUP niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde bestemmingsvoorschriften mogen behouden blijven. In geval in de bestaande gebouwen na het van kracht worden van dit RUP nieuwe bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend dan moeten deze voldoen aan de in dit artikel vermelde bestemmingsvoorschriften.
Bestaande vergunde en vergund geachte gebouwen en constructies die niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde inrichtingsvoorschriften mogen behouden blijven, verbouwen en uitbreiden. De stedenbouwkundige voorschriften van het RUP vormen geen weigeringsgrond bij de beoordeling van de aanvragen tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning m.b.t. bestaande rechtmatig vergunde gebouwen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op:
-
-
het uitvoeren van instandhoudings- en onderhoudswerken aan de bestaande bebouwing;
-
het verbouwen van bestaande gebouwen binnen het bestaand bouwvolume;
-
het uitbreiden van een gebouw of constructie op voorwaarde dat:
-
de uitbreidingen het noodzakelijk gevolg zijn van het voortzetten van de bestaande uitbating uitgeoefend op het moment van het van kracht worden van dit RUP; bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal met bewijsstukken aangetoond moeten worden dat de activiteit waarvoor de uitbreiding wordt aangevraagd, reeds aanwezig was op het moment van het van kracht worden van dit RUP, of vroeger;
-
de uitbreidingen enkel plaatsvinden voor die delen van de gebouwen die gelegen zijn binnen de bouwvelden zoals aangeduid op het grafisch plan. Bijgevolg worden geen uitbreidingen toegelaten voor gebouwen of delen van gebouwen die gelegen zijn buiten de contouren van de bouwvelden.
ART.2 BEDRIJF (BE1)
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100032.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100032.jpg)
CATEGORIE GEBIEDSAANDUIDING: BEDRIJVIGHEID
Art.2.01 Bestemming
§1: Hoofdbestemming
De zone is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten:
-
productie, opslag, bewerking, verwerking, presentatie en verhandelen van goederen;
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
-
kantoren zijn enkel toegelaten vanaf de eerste verdieping.
De volgende activiteiten zijn niet toegelaten:
-
agrarische productie
-
afvalverwerking met inbegrip van recyclage
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie, eenzijdige logistiek.
-
congresfaciliteiten
-
hotels, motels, discotheken;
-
kleinschalige detailhandel en kleinhandelsactiviteiten;
-
bedrijven die risico’s inhouden op zware ongevallen met gevolgen voor mens en milieu;
-
activiteiten met loketfunctie.
De bestemmingszone is verdeeld in 8 verschillende bouwvelden zoals aangeduid op het grafisch plan, zijnde:
-
de bouwvelden A1, A2, A3 en A4
-
de bouwvelden Aa, Ab, Ac en Ad
§2: Nevenbestemming
-
nevenfuncties zijn beperkt tot complementaire en ondersteunende functies ten dienste van de hoofdactiviteit die er wordt uitgeoefend;
-
het voorzien van een conciërgewoning is toegelaten met een maximum van één conciërgewoning per bedrijf. De conciërgewoning wordt geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, met een maximum volume van 1.000 m³.
De volgende nevenbestemmingen zijn niet toegelaten:
-
nevenactiviteiten met loketfunctie
-
op zich staande horeca-activiteiten
-
hotels, motels, discotheken
-
detailhandel
Art.2.02 Inrichting
§1: Plaatsing/inplanting van de bebouwing en verkavelen
Plaatsing/inplanting bebouwing:
|
Ten behoeve van de plaatsing van de bebouwing binnen de bebouwbare zones zijn op het grafisch plan bouwvelden aangeduid. De bouwvelden bestaan enerzijds uit een stippellijn en anderzijds uit een volle lijn. De volle lijn is een verplichte bouwlijn ( ), de stippellijn is een uiterste bouwlijn ( ). De bouwvelden binnen Art. 2: Bedrijf Be1 zijn op het grafisch plan aangeduid als A1, A2, A3 en A4 en Aa, Ab, Ac en Ad.
Het optrekken van nieuwe gebouwen en constructies is enkel toegelaten binnen deze bouwvelden. Voor wat betreft het uitvoeren van werken en handelingen aan bestaande rechtmatig vergunde gebouwen aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit RUP wordt verwezen naar Art. 2.03, §2: Overgangsbepalingen van dit voorschrift.
De bebouwing moet aaneengesloten zijn
De bouwvelden A3 en A4 liggen vast. De bouwvelden gelegen tussen bouwveld A3 en bouwveld A4 (Aa, Ab, Ac en Ad) moeten opgevat worden als een symbolische aanduiding. Het maximum aantal te realiseren bouwvelden tussen A3 en A4 bedraagt 4, het minimum aantal te realiseren bouwvelden bedraagt 3. De minimum afmetingen van de deze bouwvelden bedraagt 40m x 70m, de maximum afmetingen 50 m x 70m. Tussen de bouwvelden onderling moet steeds een bouwvrije strook voorzien worden van minimum 20,00 meter.
De delen van de zone gelegen buiten de bouwvelden worden ingericht ten behoeve van de ontsluiting van het laden en lossen alsook voor het eventueel aanleggen van een brandtoegang tot de bedrijven. De delen die niet verhard worden, worden ingericht als groene ruimte.
De gevels van de gebouwen staan tot een bouwhoogte van 11,00 meter voor 100% op de verplichte bouwlijn. Uitsprongen of uitkragingen in deze 11,00 meter zijn niet toegelaten.
Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
|
Verkavelen
|
Verkavelen binnen een bouwveld is toegelaten op voorwaarde dat de oppervlakte van de bedrijfskavels minimaal 2.000m² bedraagt.
|
§2: Afmetingen van de bebouwing
Bouwhoogte:
|
De minimale bouwhoogte vanaf het maaiveldniveau bedraagt 11,00 meter; de maximale bouwhoogte 32,00 meter.
|
|
In het bouwveld Ad mag – ten behoeve van het oprichten van een beeldbepalend gebouw – ter hoogte van de symbolische – aanduiding - hoogteaccent weergegeven op het grafisch plan afgeweken worden van de maximale bouwhoogte. De maximale bouwhoogte bedraagt hier 46,50 meter. De aanduiding is evenwel flexibel in die zin dat de inplanting van het desbetreffende gebouw – afhankelijk van het architecturaal concept – vrij mag gekozen worden, maar gelegen moet zijn:
In het geval er 4 bouwvelden gerealiseerd worden tussen de bouwvelden A3 en A4, moet het hoogte-accent gerealiseerd worden binnen bouwveld Ad
In het geval er slechts 3 bouwvelden gerealiseerd worden tussen de bouwvelden A3 en A8, komt het hoogte-accent binnen de bouwlijnen van bouwveld Ac te liggen.
|
Bruto vloeroppervlakte hoofdbestemmingen:
|
Voor alle percelen in deze zone geldt dat te realiseren bruto vloeroppervlakte van de hoofdbestemming minimum 70 % bedraagt.
|
Brutto vloeroppervlakte nevenbestemmingen:
|
Voor alle percelen in deze zone geldt dat de te realiseren bruto vloeroppervlakte van de nevenbestemming maximum 30 % van de hoofdbestemming bedraagt.
|
Bebouwing-terreinindex (B/T):
|
Voor alle percelen gelegen in de bouwvelden bedraagt de minimum B/T 0,80.
Alle bebouwing hoger dan 11,00 meter mag maximaal 50% zijn van de bebouwde oppervlakte van de gelijkvloerse bouwlaag (voetafdruk) van het gebouw.
|
§3: Daken
Dakvorm:
|
Enkel platte daken of licht hellende daken zijn toegelaten. In geval van een licht hellend dak bedraagt de maximum helling 15°.
Technische installaties moeten geïntegreerd worden in het gebouw en mogen niet vrijstaand op het dak worden geplaatst.
|
Materialen:
|
90% van het dak van het gebouw wordt als groendak ingericht.
|
§4: Publiciteit
-
Losstaande panelen met publiciteit en bewegende reclame zijn niet toegelaten;
-
Uithangborden kunnen enkel geïntegreerd worden in de gevels;
-
Op het dak mag geen enkele vorm van publiciteit zoals bvb. logo’s geplaatst worden.
Alle vormen van publiciteit vormen het voorwerp van een afzonderlijke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning
§5: Toegang tot de gebouwen, laden en lossen
-
De hoofdtoegang(en) tot de gebouwen in de bouwvelden A3 tot en met A8 moet(en) worden voorzien in de gevel opgetrokken in de oostelijk gelegen verplichte bouwlijn. Voor de bouwvelden A1 en A2 mogen geen hoofdtoegangen voorzien worden in de gevels opgetrokken op de verplichte bouwlijn gericht naar de N70/Blancefloerlaan.
-
Toegangen en inritten voor leveringen, laden en lossen van vrachtwagens voor de bouwvelden A3 tot en met A8 mogen enkel voorzien worden in de gevels opgetrokken op de uiterste bouwlijn.
§6: Delen niet ingenomen door bebouwing
De niet bebouwde delen binnen de bouwvelden worden aangelegd als verharde ruimte of als groene ruimte of een combinatie van beide. Enkel inheemsee beplanting is toegelaten.
§7: Opslag van materiaal en materieel
Alle opslag van materiaal en materieel moet onttrokken worden aan het oog en als dusdanig geïntegreerd in het gebouw.
§8: Verhardingen
Verhardingen worden zodanig aangelegd dat het hemelwater:
§9: Waterhuishouding
-
Het hemelwater afkomstig van dakoppervlakken wordt maximaal opgevangen in hemelwaterputten, in overeenstemming met de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening. De opvang van hemelwater gebeurt op eigen terrein.
-
Een gescheiden stelsel voor afvoer van afval- en regenwater is verplicht. Het rechtstreeks lozen van hemelwater in de riolering is verboden.
§10: Parkeren
-
Omwille van de goede bediening van het bedrijventerrein met het openbaar vervoer geldt een maximum parkeernorm van 1,5 parkeerplaatsen per 100m² bruto vloeroppervlakte, met inbegrip van de parkeerplaatsen voor bezoekers die op eigen terrein en dus steeds minstens binnen de op het grafisch plan aangeduide bouwvelden voorzien moeten worden.
-
Parkeerplaatsen worden geïntegreerd in het gebouw met een maximum van 20% van de bebouwde oppervlakte. Indien meer dan 20% van de bebouwde oppervlakte nodig is voor het realiseren van de parkeervoorzieningen dan wordt voorzien in een ondergrondse of halfondergrondse parkeergarage. Gekoppelde parkeervoorzieningen tussen de gebouwen onderling, ondergronds of halfondergronds zijn toegelaten.
-
De toegang(en) en uitrit(ten) van de ondergrondse parkeervoorzieningen worden verplicht geïntegreerd in het gebouw.
Art.2.03 Overgangsbepalingen
§1: Aanduiding - tijdelijke ontsluitingsweg
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100036.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100036.jpg)
Een deel van de bestaande wegenis ligt binnen de aanduiding – tijdelijke ontsluitingsweg. Het tijdsgebonden karakter van de bestaande weg binnen deze aanduiding hangt samen met de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg op de N70/Blancefloerlaan en de aanpassing van Katwilgweg aan de zijde van het op- en afrittencomplex nr. 6 Linkeroever.
Na het verwijderen van de bestaande wegenis is de in grondkleur aangegeven bestemming van toepassing. De zone Art. 2: Bedrijf (BE1) kan pas worden ingericht als de nieuwe ontsluitingsweg op de N70/Blancefloerlaan effectief gerealiseerd is.
§2: Overgangsmaatregelen van toepassing op bestaande vergunde bedrijven
Bestaande vergunde activiteiten die op het moment van het van kracht worden van dit RUP niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde bestemmingsvoorschriften mogen behouden blijven. In geval in de bestaande gebouwen na het van kracht worden van dit RUP nieuwe bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend dan moeten deze voldoen aan de in dit artikel vermelde bestemmingsvoorschriften.
Bestaande vergunde en vergund geachte gebouwen en constructies die niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde inrichtingsvoorschriften mogen behouden blijven, verbouwen en uitbreiden. De stedenbouwkundige voorschriften van het RUP vormen geen weigeringsgrond bij de beoordeling van de aanvragen tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning m.b.t. bestaande rechtmatig vergunde gebouwen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op:
-
het uitvoeren van instandhoudings- en onderhoudswerken aan de bestaande bebouwing;
-
het verbouwen van bestaande gebouwen binnen het bestaand bouwvolume;
-
het uitbreiden van een gebouw of constructie op voorwaarde dat:
-
de uitbreidingen het noodzakelijk gevolg zijn van het voortzetten van de bestaande uitbating uitgeoefend op het moment van het van kracht worden van dit RUP; Bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal met bewijsstukken aangetoond moeten worden dat de activiteit waarvoor de uitbreiding wordt aangevraagd, reeds aanwezig was op het moment van het van kracht worden van dit RUP, of vroeger;
-
de uitbreidingen enkel plaatsvinden voor die delen van de gebouwen die gelegen zijn binnen de bouwvelden zoals aangeduid op het grafisch plan. Bijgevolg worden geen uitbreidingen toegelaten voor gebouwen of delen van gebouwen die gelegen zijn buiten de contouren van de bouwvelden.
ART.3 BEDRIJF (BE2)
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100037.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100037.jpg)
CATEGORIE GEBIEDSAANDUIDING: BEDRIJVIGHEID
Art.3.01 Bestemming
§1: Hoofdbestemming
De zone is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten:
-
productie, opslag, bewerking, verwerking, presentatie en verhandelen van goederen;
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
De volgende activiteiten zijn niet toegelaten:
-
agrarische productie
-
afvalverwerking met inbegrip van recyclage
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie, eenzijdige logistiek.
-
congresfaciliteiten
-
hotels, motels, discotheken;
-
kleinschalige detailhandel en kleinhandelsactiviteiten;
-
bedrijven die risico’s inhouden op zware ongevallen met gevolgen voor mens en milieu;
-
activiteiten met loketfunctie.
De bestemmingszone is verdeeld in 6 verschillende bouwvelden aangeduid zijnde B1, B2, B3, B4, B5 en B6.
§2: Nevenbestemming
nevenfuncties zijn beperkt tot complementaire en ondersteunende functies ten dienste van de hoofdactiviteit die er wordt uitgeoefend;
het voorzien van een conciërgewoning is toegelaten met een maximum van één conciërgewoning per bedrijf. De conciërgewoning wordt geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, met een maximum volume van 1.000 m³.
De volgende nevenbestemmingen zijn niet toegelaten:
-
nevenactiviteiten met loketfunctie
-
op zich staande horeca-activiteiten
-
hotels, motels, discotheken
-
detailhandel
Art.3.02 Inrichting
§1: Plaatsing/inplanting van de bebouwing
Plaatsing/inplanting bebouwing:
|
Ten behoeve van de plaatsing van de bebouwing binnen de bebouwbare zones zijn op het grafisch plan bouwvelden aangeduid. De bouwvelden bestaan enerzijds uit een stippellijn en anderzijds uit een volle lijn. De volle lijn is een verplichte bouwlijn ( ), de stippellijn is een uiterste bouwlijn ( ). De bouwvelden zijn op het grafisch plan aangeduid als B1, B2, B3, B4, B5 en B6.
Het optrekken van nieuwe gebouwen en constructies is enkel toegelaten binnen deze bouwvelden. Voor wat betreft het uitvoeren van werken en handelingen aan bestaande rechtmatig vergunde gebouwen aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit RUP wordt verwezen naar Art. 3.03, §1: Overgangsbepalingen van dit voorschrift.
Enkel aanééngesloten bebouwing is toegelaten:
ofwel door één gebouw (bedrijfsverzamelgebouw) op te richten
ofwel door te verkavelen. In het kader van het verkrijgen van een verkavelingvergunning kan de vergunningverlenende overheid bijkomende stedenbouwkundige lasten of voorwaarden opleggen ter realisatie van de zone.
Op de verplichte bouwlijn èn over de volledige lengte van deze bouwlijn moet een continu doorlopend en aaneengesloten gevelvlak opgetrokken worden.
Uitbouwen die de verplichte bouwlijn overschrijden zijn niet toegelaten.
Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
|
Verkavelen
|
Verkavelen binnen een bouwveld is toegelaten op voorwaarde dat de oppervlakte van de bedrijfskavels minimaal 2.000m² bedraagt.
|
§2: Afmetingen van de bebouwing en bebouwingspercentages
bouwhoogte:
|
De minimale bouwhoogte vanaf maaiveldniveau is 9,00 meter; de maximale bouwhoogte is 12,00 meter.
|
Bruto vloeroppervlakte
hoofdbestemmingen :
|
Voor alle percelen in deze zone geldt dat te realiseren bruto vloeroppervlakte van de hoofdbestemming minimum 70 % bedraagt.
|
Brutto vloeroppervlakte nevenbestemmingen:
|
Voor alle percelen in deze zone geldt dat de te realiseren bruto vloeroppervlakte van de nevenbestemming maximum 30 % van de hoofdbestemming bedraagt.
|
Bebouwing-terreinindex (B/T):
|
Voor alle percelen gelegen in de bouwvelden bedraagt de minimum B/T 0,60.
|
§3: Daken
dakvorm:
|
Enkel platte daken of licht hellende daken zijn toegelaten. In geval van een licht hellend dak bedraagt de maximum helling 15°.
Technische installaties worden geïntegreerd in het gebouw en mogen niet vrij staan op het dak.
|
materialen:
|
90% van het dak van het gebouw wordt als groendak ingericht.
|
§4: Publiciteit
-
Losstaande panelen met publiciteit en bewegende reclame zijn niet toegelaten;
-
Uithangborden kunnen enkel geïntegreerd worden in de gevels;
-
Op het dak mag geen enkele vorm van publiciteit zoals bvb. logo’s, … geplaatst worden.
Alle vormen van publiciteit vormen het voorwerp van een afzonderlijke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.
§6: Toegang tot de gebouwen, laden en lossen
-
De hoofdtoegang(en) tot de gebouwen mogen enkel voorzien worden in de gevels die opgetrokken worden op de verplichte bouwlijnen.
-
Toegangen en inritten voor leveringen, laden en lossen van vrachtwagens mogen enkel voorzien worden:
-
voor de bouwvelden B2 en B3: in de gevels opgetrokken op de uiterste bouwlijn.
-
voor de bouwvelden B1, B4, B5 en B6: enkel in de gevels die grenzen aan de zone art. 5: publiek domein - wegenis
§7: Delen niet ingenomen door bebouwing
De niet bebouwde delen binnen de bouwvelden worden aangelegd als verharde ruimte of als groene ruimte of een combinatie van beide. Enkel inheemse beplanting is toegelaten.
§8: Opslag van materiaal en materieel
Alle opslag van materiaal en materieel wordt aan het oog onttrokken en als dusdanig geïntegreerd in het gebouw.
§9: Verhardingen
Verhardingen worden zodanig aangelegd dat het hemelwater:
§10: Waterhuishouding
-
Het hemelwater afkomstig van dakoppervlakken wordt maximaal opgevangen in hemelwaterputten, in overeenstemming met de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening. De opvang van hemelwater gebeurt op eigen terrein.
-
Een gescheiden stelsel voor afvoer van afval- en regenwater is verplicht. Het rechtstreeks lozen van hemelwater in de riolering is verboden.
§11: Parkeren
Er geldt een maximum parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100m² bruto vloeroppervlakte, met inbegrip van de parkeerplaatsen voor bezoekers die op eigen terrein en dus steeds minstens binnen de op het grafisch plan aangeduide bouwvelden voorzien moeten worden.
Art.3.03 Overgangsbepalingen
§1: Overgangsmaatregelen van toepassing op bestaande vergunde bedrijven
Bestaande vergunde activiteiten die op het moment van het van kracht worden van dit RUP niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde bestemmingsvoorschriften mogen behouden blijven. In geval in de bestaande gebouwen na het van kracht worden van dit RUP nieuwe bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend dan moeten deze voldoen aan de in dit artikel vermelde bestemmingsvoorschriften.
Bestaande vergunde en vergund geachte gebouwen en constructies die niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde inrichtingsvoorschriften mogen behouden blijven, verbouwen en uitbreiden. De stedenbouwkundige voorschriften van het RUP vormen geen weigeringsgrond bij de beoordeling van de aanvragen tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning m.b.t. bestaande rechtmatig vergunde gebouwen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op:
-
het uitvoeren van instandhoudings- en onderhoudswerken aan de bestaande bebouwing;
-
het verbouwen van bestaande gebouwen binnen het bestaand bouwvolume;
-
het uitbreiden van een gebouw of constructie op voorwaarde dat:
-
de uitbreidingen het noodzakelijk gevolg zijn van het voortzetten van de bestaande uitbating uitgeoefend op het moment van het van kracht worden van dit RUP; Bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal met bewijsstukken aangetoond moeten worden dat de activiteit waarvoor de uitbreiding wordt aangevraagd, reeds aanwezig was op het moment van het van kracht worden van dit RUP, of vroeger;
-
de uitbreidingen enkel plaatsvinden voor die delen van de gebouwen die gelegen zijn binnen de bouwvelden zoals aangeduid op het grafisch plan. Bijgevolg worden geen uitbreidingen toegelaten voor gebouwen of delen van gebouwen die gelegen zijn buiten den contouren van de bouwvelden.
ART.4 BEDRIJF (BE3)
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100040.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100040.jpg)
CATEGORIE GEBIEDSAANDUIDING: BEDRIJVIGHEID
Art.4.01 Bestemming
§1: Hoofdbestemming
De zone is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten:
-
productie, opslag, bewerking, verwerking, presentatie en verhandelen van goederen;
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
De volgende activiteiten zijn niet toegelaten:
-
agrarische productie
-
afvalverwerking met inbegrip van recyclage
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie, eenzijdige logistiek.
-
congresfaciliteiten
-
hotels, motels, discotheken;
-
kleinschalige detailhandel en kleinhandelsactiviteiten;
-
bedrijven die risico’s inhouden op zware ongevallen met gevolgen voor mens en milieu;
-
activiteiten met loketfunctie.
§2: Nevenbestemming
nevenfuncties zijn beperkt tot complementaire en ondersteunende functies ten dienste van de hoofdactiviteit die er wordt uitgeoefend;
het voorzien van een conciërgewoning is toegelaten met een maximum van één conciërgewoning per bedrijf. De conciërgewoning wordt geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, met een maximum volume van 1.000 m³.
De volgende nevenbestemmingen zijn niet toegelaten:
-
nevenactiviteiten met loketfunctie
-
op zich staande horeca-activiteiten
-
hotels, motels, discotheken
-
detailhandel
Aanduiding - non aedificandi
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100041.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100041.jpg)
op het grafisch plan is als indicatieve aanduiding een aanduiding weergegeven daar waar zich een bestaande aardgasleiding onder hoge druk bevindt.
Art.4.02 Inrichting
§1: Aanduiding non-aedificandi
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100042.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100042.jpg)
Binnen de aanduiding - non-aedificandi zijn volgende werken, handelingen, inrichtingen en voorzieningen niet toegestaan:
het oprichten van constructies en gebouwen van gelijke welke aard;
het uitvoeren van werken die als rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg een wijziging van het niveau van de grondoppervlakte zouden hebben of kunnen hebben;
het heien van palen, piketten en/of damplanken;
bomen of andere beplantingen met diepe wortels te planten
natuurlijke zaailingen van bomen of andere beplantingen met diepe wortels te laten groeien;
het aanleggen op de toegang van en inritten voor garages van een monolitische laag (asfalt, beton, …).
De zone binnen de contouren van deze aanduiding is in beheer van de verantwoordelijke maatschappij(en) die de desbetreffende leidingen uitba(a)t(en).
§2: Afmetingen van de bebouwing
bouwhoogte:
|
De minimale bouwhoogte vanaf maaiveldniveau is 7,00 meter; de maximale bouwhoogte is 12,00 meter.
|
bebouwingswijze
|
Aaneengesloten bebouwing is verplicht. Enkel indien vanuit veiligheidsoverwegingen vereist, mogen gebouwen los van het hoofdgebouw opgericht worden. Dit moet gemotiveerd worden in de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning.
|
bebouwing-terreinindex (B/T):
|
Voor alle percelen in deze zone bedraagt de minimum B/T 0,60.
|
brutto vloeroppervlakte hoofdbestemmingen :
|
Voor alle percelen in deze zone bedraagt de totale te realiseren bruto vloeroppervlakte van de hoofdbestemming minimum 70 %.
|
bruto vloeroppervlakte nevenbestemmingen
|
Voor alle percelen in deze zone bedraagt de maximum totale bruto vloeroppervlakte van de nevenbestemming maximum 30 % van de hoofdbestemming.
|
§3: Daken
dakvorm:
|
Enkel platte daken of licht hellende daken zijn toegelaten. In geval van een licht hellend dak bedraagt de maximum helling 15°.
Technische installaties worden verplicht geïntegreerd in het gebouw en mogen niet vrij staan op het dak.
|
materialen:
|
Bij nieuwbouw wordt 90% van het dak van het gebouw wordt als groendak ingericht.
|
§4: Publiciteit
-
Losstaande panelen met publiciteit en bewegende reclame zijn niet toegelaten;
-
Uithangborden kunnen enkel geïntegreerd worden in de gevels;
-
Op het dak mag geen enkele vorm van publiciteit zoals bvb. logo’s geplaatst worden.
Alle vormen van publiciteit vormen het voorwerp van een afzonderlijke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.
§5: Opslag van materiaal en materieel
Alle opslag van materiaal en materieel wordt aan het oog onttrokken en als dusdanig geïntegreerd in het gebouw.
§6: Delen niet ingenomen door bebouwing
De niet bebouwde delen binnen de bouwvelden worden aangelegd als verharde ruimte of als groene ruimte of een combinatie van beide. Enkel inheemse beplanting is toegelaten.
§7: Verhardingen
Verhardingen worden zodanig aangelegd dat het hemelwater:
§8: Waterhuishouding
-
Het hemelwater afkomstig van dakoppervlakken wordt maximaal opgevangen in hemelwaterputten, in overeenstemming met de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening. De opvang van hemelwater gebeurt op eigen terrein.
-
Een gescheiden stelsel voor afvoer van afval- en regenwater is verplicht. Het rechtstreeks lozen van hemelwater in de riolering is verboden.
§9: Parkeren
Er geldt een maximum parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100m² bruto vloeroppervlakte, met inbegrip van de parkeerplaatsen voor bezoekers die op eigen terrein en dus steeds minstens binnen de op het grafisch plan aangeduide bouwvelden voorzien moeten worden.
Art.4.03 Overgangsbepalingen
§1: Overgangsmaatregelen van toepassing op bestaande vergunde bedrijven
Bestaande vergunde activiteiten die op het moment van het van kracht worden van dit RUP niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde bestemmingsvoorschriften mogen behouden blijven. In geval in de bestaande gebouwen na het van kracht worden van dit RUP nieuwe bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend dan moeten deze voldoen aan de in dit artikel vermelde bestemmings-voorschriften.
Bestaande vergunde en vergund geachte gebouwen en constructies die niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde inrichtingsvoorschriften mogen behouden blijven, verbouwen en uitbreiden. De stedenbouwkundige voorschriften van het RUP vormen geen weigeringsgrond bij de beoordeling van de aanvragen tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning m.b.t. bestaande rechtmatig vergunde gebouwen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op:
-
het uitvoeren van instandhoudings- en onderhoudswerken aan de bestaande bebouwing;
-
het verbouwen van bestaande gebouwen binnen het bestaand bouwvolume;
-
het uitbreiden van een gebouw of constructie op voorwaarde dat de uitbreidingen het noodzakelijk gevolg zijn van het voortzetten van de bestaande uitbating uitgeoefend op het moment van het van kracht worden van dit RUP; bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal met bewijsstukken aangetoond moeten worden dat de activiteit waarvoor de uitbreiding wordt aangevraagd, reeds aanwezig was op het moment van het van kracht worden van dit RUP, of vroeger.
ART.5 PUBLIEK DOMEIN - WEGENIS
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100043.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100043.jpg)
CATEGORIE GEBIEDSAANDUIDING: BEDRIJVIGHEID
Art.5.01 Bestemming
§1: Hoofdbestemming
De zone voor publiek domein – wegenis is bestemd voor de aanleg van alle infrastructuur noodzakelijk voor een functionele en duurzame verkeersafwikkeling voor alle weggebruikers. De zone is bestemd voor het bestemmingsverkeer en de hiervoor noodzakelijke infrastructuur, nutsvoorzieningen, groenaanleg en straatmeubilair.
§2 : Nevenbestemming
Aanduiding - non aedificandi
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100044.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100044.jpg)
op het grafisch plan is als indicatieve aanduiding een aanduiding weergegeven daar waar zich een bestaande aardgasleiding onder hoge druk bevindt.
Art.5.02 Inrichting
§1: Technische aanleg
De technische aanleg en speciale inrichtingen zoals niveauverschillen, drempels, bochten, versmallingen, … enz. kunnen worden voorzien teneinde de (erf)ontsluitingsfunctie van de weg te visualiseren alsmede de rechtlijnigheid te breken en de snelheid van de voertuigen te verlagen. De verhardingsmaterialen zijn vrij te kiezen.
§2: aanduiding non-aedificandi
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100045.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100045.jpg)
Binnen de aanduiding - non-aedificandi zijn volgende werken, handelingen, inrichtingen en voorzieningen niet toegestaan:
-
het oprichten van constructies en gebouwen van gelijke welke aard;
-
het uitvoeren van werken die als rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg een wijziging van het niveau van de grondoppervlakte zouden hebben of kunnen hebben;
-
het heien van palen, piketten en/of damplanken;
-
bomen of andere beplantingen met diepe wortels te planten
-
natuurlijke zaailingen van bomen of andere beplantingen met diepe wortels te laten groeien;
-
het aanleggen op de toegang van en inritten voor garages van een monolitische laag (asfalt, beton, …).
De zone binnen de contouren van deze aanduiding is in beheer van de verantwoordelijke maatschappij(en) die de desbetreffende leidingen uitba(a)t(en). Elke aanvraag in deze zone is onderhevig aan een gunstig advies van de verantwoordelijke beheerder van deze leidingen.
§3: Beplanting
Art.5.03 Overgangsbepalingen
§1: Overgangsmaatregelen van toepassing op bestaande vergunde bedrijven
Bestaande vergunde activiteiten die op het moment van het van kracht worden van dit RUP niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde bestemmingsvoorschriften mogen behouden blijven. In geval in de bestaande gebouwen na het van kracht worden van dit RUP nieuwe bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend dan moeten deze voldoen aan de in dit artikel vermelde bestemmingsvoorschriften.
Bestaande vergunde en vergund geachte gebouwen en constructies die niet in overeenstemming zijn met de in dit artikel vermelde inrichtingsvoorschriften mogen behouden blijven, verbouwen en beperkt uitbreiden. De stedenbouwkundige voorschriften van het RUP vormen geen weigeringsgrond bij de beoordeling van de aanvragen tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning m.b.t. bestaande gebouwen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op:
-
het uitvoeren van instandhoudings- en onderhoudswerken aan de bestaande bebouwing;
-
het verbouwen van bestaande gebouwen binnen het bestaand bouwvolume;
-
het uitbreiden van een gebouw of constructie op voorwaarde dat:
-
én de uitbreiding het noodzakelijk gevolg is van het voortzetten van de bestaande uitbating uitgeoefend op het moment van het van kracht worden van dit RUP; Bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal met bewijsstukken aangetoond moeten worden dat de activiteit waarvoor de uitbreiding wordt aangevraagd, reeds aanwezig was op het moment van het van kracht worden van dit RUP, of vroeger;
-
én de gebouwenuitbreiding niet méér dan 20% bedraagt van het rechtmatig vergunde bruto bouwvolume aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit RUP.
ART.6 WERFZONE (OVERDRUK)
CATEGORIE GEBIEDSAANDUIDING: LIJNINFRASTRUCTUUR
Werfzones zijn tijdelijk - gedurende de aanleg van de wegeninfrastructuur - bestemd voor de inrichting, de voorbereiding en de realisatie van alle noodzakelijke werken in het kader van de aanleg van de wegeninfrastructuur, evenals de stockage van materialen, grondstoffen en tijdelijke grondoverschotten en de werfuitrusting voor het personeel.
Art.6.01 Werfzone W1
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100046.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100046.jpg)
§1
De werfzone W1 zoals in dit RUP afgebakend stemt overeen met de afbakening van de werfzone zoals opgenomen in het verordenend grafisch plan van het Gewestelijk RUP Oosterweelverbinding.
In deze zone zijn – conform de voorschriften van het gewestelijk RUP Oosterweelverbining – volgende voorschriften van toepassing:
-
Gedurende de aanleg van de wegeninfrastructuur zijn alle werken, handelingen en wijzigingen voor de inrichting, de exploitatie en de beveiliging van de werfzones toegelaten.
-
Na de realisatie van de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur, is de in grondkleur aangegeven bestemming van de bestaande verordenende plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen of het onderhavig ruimtelijk uitvoeringsplan van toepassing en kunnen de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om deze grondbestemming te realiseren en moeten de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om de verstoorde aanwezige natuurwaarden te herstellen.
§2: Overgangsbepalingen
De realisatie van de bestemming Art. 1: Groen – Parkachtig groen gelegen binnen de contouren van werfzone W1 en de realisatie van het bouwveld B4 wordt afgestemd op de werkzaamheden voor de realisatie van de Oosterweelverbinding.
De groenzone en de bouwvelden kunnen pas gerealiseerd worden nadat de werfactiviteiten binnen de werfzone zoals aangeduid op het grafisch plan zijn stopgezet en nadat de tijdelijke werfconstructies zijn opgebroken en verwijderd.
Art.6.02 Werfzone W2
![i_RUP_11002_214_10005_00001_100047.jpg [image]](i_RUP_11002_214_10005_00001_100047.jpg)
§1
De werfzone W2 is eveneens afgebakend ten behoeve van de werfwerkzaamheden voor de realisatie van de Oosterweelverbinding.
In deze zone zijn:
-
Gedurende de aanleg van de wegeninfrastructuur alle werken, handelingen en wijzigingen voor de inrichting, de exploitatie en de beveiliging van de werfzones toegelaten.
-
Na de realisatie van de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur, is de in grondkleur aangegeven bestemming van de bestaande verordenende plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen of het onderhavig ruimtelijk uitvoeringsplan van toepassing en kunnen de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om deze grondbestemming te realiseren en moeten de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om de verstoorde aanwezige natuurwaarden te herstellen.
§2: Overgangsbepalingen
De realisatie van de bestemming Art. 1: Groen – Parkachtig groen gelegen binnen de contouren van werfzone W2 en de realisatie van de bouwvelden B5, B6 en A8 worden afgestemd op de werkzaamheden voor de realisatie van de Oosterweelverbinding. De groenzone en de bouwvelden kunnen pas gerealiseerd worden nadat de werfactiviteiten binnen de werfzone zoals aangeduid op het grafisch plan zijn stopgezet en nadat de tijdelijke werfconstructies zijn opgebroken en verwijderd.
|