9.1 Gebied voor zuiveringsinfrastructuur voor afvalwater Immerzeel (plan 07 -Wommelgem)
9.1.1 Bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied
Situering
Het deelproject is gelegen in het oosten van het grootstedelijk gebied op de grens van Wommelgem en Antwerpen, tussen het Groot Schijn en de E313. De ligging van het deelproject is weergegeven op kaart 0 ‘situering plangebieden’ als 6 Immerzeel.
Ruimtelijke context
Het zuiveringsgebied van de bestaande, vergunde RWZI maakt deel uit van het grootstedelijk gebied. De aangesloten gemeenten in het zuiveringsgebed zijn Antwerpen, Borsbeek, Ranst, Wijnegem en Wommelgem. De constructies van de RWZI zijn naast de E313 gelegen en worden door de beboste Schijnvallei afgeschermd van het sportdomein Ruggeveld. Het terrein is toegankelijk via de carpoolparking langs de R11.
Bestaande feitelijke toestand
De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaarten:
Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen
Bestaande juridische toestand
De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel en kaarten.
Plan
|
Naam
|
Gewestplan(nen) of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
|
Gewestplan nr. 14 Antwerpen (K.B. 03/10/1979)
|
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
|
geen
|
Gemeentelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen
|
geen
|
Verkavelingsvergunningen
|
Geen
|
Beschermde monumenten
|
geen
|
Beschermde dorpsgezichten
|
Geen
|
Beschermde landschappen
|
geen
|
Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V)
|
Geen
|
Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)
|
Geen
|
Ramsargebieden
|
Geen
|
Gebieden van het duinendecreet
|
Geen
|
Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)
|
geen
|
Gebieden van het Integraal Verwevings-en Ondersteunend Netwerk (IVON)
|
Geen
|
Vlaamse of erkende natuurreservaten
|
Geen
|
Bosreservaten
|
Geen
|
Beschermingszones grondwaterwinning
|
Geen
|
Bevaarbare waterlopen
|
Geen
|
Onbevaarbare waterlopen
|
geen
|
Gewestwegen
|
Geen
|
Spoorwegen
|
Geen
|
In het plangebied of in de omgeving ervan zijn géén provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, verkavelingsvergunningen, vogelrichtlijngebieden, ramsargebieden, beschermde duingebieden of voor de landbouw belangrijke duingebieden, gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) of het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON), grondwaterbeschermingsgebieden, erkende of Vlaamse natuurreservaten, bosreservaten of spoorwegen gelegen die relevant zijn voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het plangebied is bestemd als parkgebied, het oostelijke deel heeft als overdruk alternatief reservatiegebied (ter mogelijke realisatie van de A102 tussen de E19 en de E313).
Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan met aanduiding wijzigingen
Kaart 3: Bestaande juridische toestand: andere plannen
9.1.2 Begrenzing van het deelproject
Het plangebied neemt de percelen op van de RWZI en de carpoolparking.
9.1.3 Milderende maatregelen en randvoorwaarden
Het project Immerzeel betreft de bestendiging van een bestaande, vergunde RWZI en carpoolparking langs de E313. Voor de bestemmingswijzigingen waar het een bestendiging van de huidige situatie betreft, is geen beoordeling van de milieueffecten nodig.
9.1.4 Op te heffen voorschriften
Koninklijk Besluit 28/12/1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, gewestplan nr. 14 Antwerpen (K.B. 03/10/1979):
9.1.5 Bestendigen van de RWZI en de carpoolparking, rekening houdend met de reservatiezone van de A102
RWZI’s waarvan het zuiveringsgebied gelegen zijn in het grootstedelijk gebied worden opgenomen in de afbakening van het stedelijk gebied. De locatie van de RWZI is aanvaardbaar aangezien de constructies aansluiten op de E313. Een deel van de RWZI zone interfereert echter met de reservatie van de A102 (bindend opgenomen in het RSV als een aan te leggen hoofdweg). Wanneer de A102 effectief zal worden aangelegd dan zal een deel van de RWZI moeten wijken voor de nieuwe autosnelweg. Op zich is dit niet problematisch aangezien de constructies zelf buiten de reservatiestrook zijn gelegen en het eigenlijk alleen de toegangsweg is die een impact zal hebben op de aanleg van de A102. Een mogelijke oplossing kan er in de toekomst uit bestaan dat de RWZI bij de aanleg van de A102 zal ontsloten worden via een doortrekking van de vaartweg of een nieuwe weg aansluitend op de Ruggeveldlaan.
Gelet op de reservatie van de A102 wordt ook de bestaande carpoolparking opgenomen in het deelplan. Ook de carpoolparking zal mogelijks moeten wijken bij de aanleg van nieuwe autosnelweg. De opname in het deelplan zal deze randvoorwaarde vastleggen.
De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone worden voorgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften.
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
De zuiveringsinfrastructuur voor afvalwater omvat de installaties, voor de zuivering van afvalwater zoals de collectoren, pompstations, rioleringen en de waterzuiveringsinstallaties met inbegrip van de dienstgebouwen. De infrastructuur voor louter particulier gebruik valt hier niet onder omdat die niet onder de noemer openbaar nut valt.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200242.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200242.png)
Artikel 6.1. Gebied voor zuiveringsinfrastructuur voor afvalwater
Het gebied is bestemd voor infrastructuur van openbaar nut voor de zuivering van afvalwater.
Alle werken, handelingen en wijzigingen voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van de infrastructuur voor de zuivering van afvalwater zijn toegelaten.
Daarnaast zijn toegelaten: het aanleggen van nieuwe nutsleidingen, het herstellen of heraanleggen van bestaande nutsleidingen. Bestaande nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
|
Dit gebied is bestemd voor alle nodige infrastructuur voor overstap van individueel naar collectief vervoer (bijvoorbeeld carpoolparking).
Naast bovenvermelde aanhorigheden bij lijninfrastructuur worden de volgende basisvoorzieningen beschouwd als werken, handelingen en wijzigingen voor het functioneren van de overstapplaats: parking, fietsenstallingen en beperkte fietsherstelplaats, sanitair, schuilvoorzieningen, halteaccommodatie voor collectief en/of openbaar vervoer, ….
Er kunnen ondersteunende voorzieningen worden toegelaten: café en/of snackbar, beperkte winkelverkoop van dagelijkse producten, beperkte openbare dienstverlening (bankagentschap, postkantoor …), tankplaats …
Alle werken van Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. zijn toegelaten.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200243.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200243.png)
Artikel 6.2. Gebied voor overstap
Het gebied is bestemd voor een overstapplaats, met name een gebied voor uitwisseling tussen individueel en collectief vervoer.
In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van de overstapplaats en bijbehorende technische voorzieningen evenals voor ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen en telecommunicatie-infrastructuur.
Complementaire voorzieningen ter ondersteuning van het functioneren van de overstapplaats zijn toegelaten.
Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de overstapplaats gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.
|
Rekening houdend met de bindende selectie van de A102 in het RSV wordt een reservatiestrook opgenomen. Op die manier wordt de mogelijke aanleg van de autosnelweg niet gehypothekeerd.
De carpoolparking en de toegangsweg tot de RWZI kunnen enkel behouden blijven indien ze de aanleg van de A102 niet hypothekeren. Indien uit verder onderzoek blijkt dat ze de aanleg van de A102 wel hypothekeren dan zullen ze ten laatste bij de aanleg van de A102 moeten verwijderd worden.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200244.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200244.png)
In overdruk
Artikel 6.3. Reservatiezone voor lijninfrastructuur
Het gebied aangeduid in overdruk is bestemd voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van verkeers-en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden.
In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die verkeers-en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de vergunningen die afgeleverd worden tijdelijke vergunningen zijn.
In de reservatiezone worden de overstapplaats en de toegangsinfrastructuur voor de RWZI tijdelijk toegestaan. Ten laatste tijdens de aanleg van de weginfrastructuur voor de A102 moeten de overstapplaats en de toegangsinfrastructuur voor de RWZI verwijderd zijn, tenzij ze de aanleg van de A102 niet hinderen.
|
9.2 Gebied voor golfterrein met overdruk natuurverweving Cleydael (plan 09 -Aartselaar -Hemiksem)
9.2.1 Bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied
Situering
Het deelproject is gelegen in het zuiden van het grootstedelijk gebied op de grens van Hemiksem en Aartselaar. Het golfterrein vormt een onderdeel van de open ruimtevinger tussen de dorpenband langs de Schelde en de A12. De ligging van het deelproject is weergegeven op kaart 0 ‘situering plangebieden’ als 7 Cleydael.
Ruimtelijke context
Het golfterrein sluit aan op de centrumbebouwing van Hemiksem en vormt een zachte overgang naar de open ruimtevinger. De bebouwing van het terrein is zeer beperkt aangezien de golfclub gevestigd is in het kasteel Cleydael zelf. De speelvelden worden voornamelijk gekenmerkt door een noordzuid oriëntatie met boompartijen en dreven tussen de verschillende parcours, de verschillende velden worden verbonden door niet verharde wegen. Doorheen het gebied loopt de Grote Struisbeek die een scheiding maakt tussen het kasteel en de speelvelden. Het kasteel is in de zuidoostelijke tip gelegen. In deze tip is de toegang tot het terrein met een geconcentreerde parking langs het kasteel. De uiterste zuidoostelijke zone van het gebied is in gebruik als practice range. In totaal wordt ongeveer 1/3 de van de totale oppervlakte van het terrein gebruikt voor het golfspel (25 ha van de 75 ha) terwijl de overige gronden bestaan uit waterpartijen, bossen, houtaanplanten, enz. De golfclub is bereikbaar via de A12 en via de N148 (ontsluitingsweg van de Scheldedorpenband met de stad) en ligt op 1.500 meter van het treinstation van Hemiksem.
Bestaande feitelijke toestand
De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaarten:
Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen
Bestaande juridische toestand
De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel en kaarten.
Plan
|
Naam
|
Gewestplan(nen) of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
|
Gewestplan nr. 14 Antwerpen (K.B. 03/10/1979)
|
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
|
geen
|
Gemeentelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen
|
geen
|
Verkavelingsvergunningen
|
Geen
|
Beschermde monumenten
|
Kasteel Cleydael (K.B. 31/08/1977)
|
Beschermde dorpsgezichten
|
Kasteelpark, 18de eeuwse en hoevecomplex (MB 16/09/1993)
|
Beschermde landschappen
|
Omgeving kasteel Cleydael (K.B. 23/03/1977)
|
Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V)
|
Geen
|
Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)
|
Geen
|
Ramsargebieden
|
Geen
|
Gebieden van het duinendecreet
|
Geen
|
Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)
|
Het Kleidaal (B.VR. 18/07/2003)
|
Gebieden van het Integraal Verwevings-en
|
Geen
|
Ondersteunend Netwerk (IVON)
|
|
Vlaamse of erkende natuurreservaten
|
Geen
|
Bosreservaten
|
Geen
|
Beschermingszones grondwaterwinning
|
Geen
|
Bevaarbare waterlopen
|
Geen
|
Onbevaarbare waterlopen
|
Grote Struisbeek
|
Gewestwegen
|
Geen
|
Spoorwegen
|
Geen
|
In het plangebied of in de omgeving ervan zijn géén provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, verkavelingsvergunningen, vogelrichtlijngebieden, habitatrichtlijngebieden, ramsargebieden, beschermde duingebieden of voor de landbouw belangrijke duingebieden, het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON), grondwaterbeschermingsgebieden, erkende of Vlaamse natuurreservaten, bosreservaten of spoorwegen gelegen die relevant zijn voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het plangebied is deels opgenomen als grote eenheid natuur via de procedure van het natuurdecreet. Om die reden wordt ervoor geopteerd een overdruk natuurverweving te voorzien zodat een verweving tussen recreatie en natuur kan bekomen worden. Het kasteel en haar omgeving zijn beschermd zodat maatregelen in de voorschriften worden opgenomen ter ondersteuning van het waardevol karakter.
Het plangebied is bestemd als parkgebied en agrarisch gebied
Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan met aanduiding wijzigingen
Kaart 3: Bestaande juridische toestand: andere plannen
9.2.2 Begrenzing van het deelproject
Het plangebied wordt begrensd door Assestraat, de Cleydaellaan en Groenenhoek zodat het gehele golfterrein wordt opgenomen.
9.2.3 Milderende maatregelen en randvoorwaarden
Het project betreft de bestendiging van een bestaand golfterrein. Voor de bestemmingswijzigingen waar het een bestendiging van de huidige situatie betreft, is geen beoordeling van de milieueffecten nodig. Voor de uitwerking van het golfterrein Cleydael werd echter wel nog gesteund op het milieubeheersplan waarvan de voorgestelde maatregelen werden doorvertaald in het deelRUP.
Milderende maatregelen, randvoorwaarden en hun ruimtelijke vertaling
Milderende maatregelen en randvoorwaarden
|
Doorwerking in het RUP
|
Een groot deel van de voorgestelde maatregelen zijn niet ruimtelijk van aard en zijn in vele gevallen ook niet onderworpen aan de verplichting van een stedenbouwkundige vergunning (gedifferentieerd maaibeheer, streven naar helder water voor de waterpartijen, stimuleren van oeveren moerasvegetaties, gebruik van geluidsarme machines, stimuleren van dichte zomen voor zoogdieren, …)
|
|
Het grootste gedeelte van het terrein kan worden bestemd als golfzone met ecologisch waardevolle elementen. Bepaalde onderdelen kunnen als onderdeel van VEN en als natuurverwevingsgebied worden aangeduid.
|
-
Het gebied wordt bestemd als gebied voor golfterreinen. Rekening houdend met de aanwezigheid van het golfterrein is het niet wenselijk om de selectie van een groot deel van het gebied als Grote Eenheid Natuur (GEN) te behouden. De natuurlijke waarden van het gebied worden wel expliciet erkend maar gelet op de bestaande situatie moeten zij vooral als een verweven functie met de golf gezien worden. Het gebied wordt daarom aangeduid met een overdruk natuurverwevingsgebied zodat het onderdeel is van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk, in de zin van het decreet Natuurbehoud. De functies recreatie en natuurbehoud worden daardoor nevengeschikt.
|
Een aantal functies dient bestemd te worden zoals het clubhuis, de parking, opslagloods, mogelijkheden tot bouw van een nieuw clubhuis indien de concessie in het kasteel vervalt, …)
|
-
Met een aanduiding in overdruk wordt aangegeven waar gebouwen en verharde parkeerplaatsen groter dan 25 m³ toegelaten zijn. In een zone A (kasteel) wordt het clubhuis, restaurant, bar, parking, etc. toegelaten. Deze aanduiding volgt strikt de bestaande constructies. In de zone B worden ondersteunende, technische elementen toegelaten zoals een pompinstallatie, composteerinstallatie en de opslag van hulpstoffen zoals zand, verhardingsmaterialen voor wegenis, etc.. Uitbreiding van de bebouwing buiten de aangeduide overdrukken is niet toegelaten.
-
De bouw van een nieuw clubhuis op het golfterrein wordt niet toegelaten. Het is aangewezen om de relatie tussen de golf en het kasteel te behouden.
|
9.2.4 Op te heffen voorschriften
Koninklijk Besluit 28/12/1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, gewestplan nr. 14 Antwerpen (K.B. 03/10/1979):
-
-
parkgebied
-
agrarisch gebied
Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN):
9.2.5 Bestendigen als golfterrein met overdruk natuurverweving
Het golfterrein is opgenomen in het Vlaams Golfmemorandum van 20 juni 2003 als een golfterrein waar op Vlaams niveau een RUP zal worden voor opgemaakt. Het golfterrein is opgenomen als een terrein waarvoor de bestemming ‘ecologisch waardevol gebied met golfinfrastructuur’ wordt voorgesteld en ‘waar specifieke beheersmaatregelen noodzakelijk zijn’. Intussen is een milieubeheersplan voor het golfterrein opgemaakt dat de (voorwaardelijke) goedkeuring heeft van de betrokken instanties (eindversie december 2005).
Het golfterrein is opgenomen als deelplan bij de afbakening van het grootstedelijk gebied in uitvoering van het RSV. De ontwikkeling en optimalisering van recreatieve voorzieningen kan volgens het RSV bij voorkeur in de stedelijke gebieden en de recreatieve knooppunten gebeuren in afstemming met het betrokken stedelijk gebied. Aangezien het golfterrein een grootstedelijke recreatieve rol vervult in het zuiden van het stedelijk gebied is een opname in de afbakening aangewezen.
De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone worden voorgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften.
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Het gebied wordt bestemd als gebied voor golfterreinen, waarbij:
-
alle werken, handelingen, functiewijzigingen, inrichtingen en voorzieningen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of de exploitatie van het gebied als golfterrein mogelijk moeten zijn. Hierbij hoort bijvoorbeeld ook infrastructuur voor niet-gemotoriseerde caddywagentjes;
-
andere sporten toegelaten zijn voor zover ze de exploitatie van het golfterrein niet in het gedrang brengen: over het algemeen zullen gemotoriseerde sporten dus niet worden toegelaten;
-
het overwegend onbebouwd karakter van het gebied behouden blijft. Alleen de noodzakelijke technische installaties, zoals verlichting aan driving range, schuilhuisjes, sanitaire voorziening van beperkte omvang zijn toegelaten in het gebied. Bebouwing in relatie tot de golfsport en ermee verenigbare sporten (clubhuizen, cafetaria’s, kleedkamers, parkeerterreinen of parkeerplaatsen) is alleen toegelaten in het gebied met verticale arcering in overdruk;
-
de niet-bebouwde of niet-verharde oppervlakten worden ingericht als groene ruimte of als natuur.
Rekening houdend met de aanwezigheid van het golfterrein is het niet wenselijk om de selectie van een groot deel van het gebied als Grote Eenheid Natuur (GEN) te behouden. De natuurlijke waarden van het gebied worden wel expliciet erkend maar gelet op de bestaande situatie moeten zij vooral als een verweven functie met de golf gezien worden. Het gebied wordt daarom aangeduid als een natuurverwevingsgebied en is een onderdeel van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk, in de zin van het decreet Natuurbehoud.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200245.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200245.png)
Artikel 7.1. Gebied voor golfterrein
Het gebied is bestemd voor aanleg en exploitatie van golfterreinen. Gebruik van het gebied voor andere sporten en laagdynamisch recreatief medegebruik is toegelaten voor zover dat de exploitatie van het golfterrein niet in het gedrang brengt. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van golfterreinen en andere ermee verenigbare sporten zijn toegelaten, onverminderd de bepalingen over de zone in overdruk voor specifieke gebouwen en constructies. De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: -het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, natuureducatie, recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer; -de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden; -het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
|
Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied.
Dat houdt o.a. in dat naast de maatregelen in het decreet natuurbehoud vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4, hoofdstuk V, en hoofdstuk VI, er ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van:
-
een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet;
-
de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora;
-
het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van het risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies;
-
het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen;
-
de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik.
-
De functie recreatie en de functie natuurbehoud zijn nevengeschikt; die functies worden behouden zonder elkaar onderling te verdringen.
In natuurverwevingsgebieden is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie recreatie en de functie natuurbehoud. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk moeten de ontwikkelingsmogelijkheden van functie recreatie met de aanwezige en gewenste natuurwaarden ruimtelijk ondersteund worden. Gebouwen die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op de als natuur beheerde gebieden zijn toegelaten , op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal, …). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar en de betrokken oppervlakte als natuur beheerd gebied aanzienlijk is. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200246.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200246.png)
In overdruk
Artikel 7.2. Gebied met overdruk natuurverweving
Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en recreatie nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: -De voor functie recreatie vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. -Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. -Alle werken, handelingen en wijzigingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten
|
Met de aanduiding in overdruk wordt aangegeven waar gebouwen en verharde parkeerplaatsen groter dan 25 m³ toegelaten zijn.
Constructies, omheiningen, reclamepanelen zijn toegelaten en vallen niet onder toepassing van deze typebepaling. Ze zijn vergunbaar voor zover dit de goede ruimtelijke ordening van het gebied niet schaadt.
In de zone A wordt het clubhuis, restaurant, bar, parking, etc. toegelaten. In de zone B worden vooral ondersteunende, technische elementen toegelaten zoals een pompinstallatie, composteerinstallatie en de opslag van hulpstoffen zoals zand, verhardingsmaterialen voor wegenis, etc. zoals voorzien in het milieubeheersplan Cleydael.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200247.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200247.png)
aanduiding in overdruk
Artikel 7.3. Gebouwen en verharde parkeerplaatsen
Gebouwen en verharde parkeerplaatsen voor de exploitatie van het golfterrein met overdruk natuurverweving die een vloeroppervlakte hebben groter dan 25 m², zijn alleen toegelaten in de zones, aangeduid in overdruk. De ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van die gebouwen en constructies op de omgeving wordt geminimaliseerd.
In de overdrukzone A moet de cultuurhistorische erfgoedwaarde van het kasteel Cleydael bewaard blijven. Bijkomende uitbreiding van de bebouwing buiten de bestaande bebouwde oppervlaktes is niet toegelaten.
In de overdrukzone B is het aantal bouwlagen beperkt tot één. Er kan enkel bebouwing of infrastructuur worden opgetrokken voor het stallen en onderhouden van golfvoertuigen en de realisatie van kleinschalige technische installaties zoals een kleinschalige waterzuivering, pompstation en een composteerinstallatie.
|
9.3 Regionale luchthaven Antwerpen (plan 07 -Antwerpen, Borsbeek en Mortsel)
9.3.1 Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase
In het RSV is geopteerd om de regionale rol van de luchthaven van Antwerpen te erkennen en deze rol te optimaliseren. Mede gelet op de ligging in het verstedelijkt gebied, de nabijheid van de internationale luchthaven van Zaventem en het HST station in Antwerpen, is een internationale positionering van de luchthaven niet gewenst. Dit houdt o.m. in dat de huidige vliegtuigtypes volstaan en dat de huidige lengte van de startbaan (1.510 meter) behouden blijft.
Het grootstedelijk gebied Antwerpen bestaat uit een kernstad en stedelijke fragmenten die allen functioneren binnen de Vlaamse ruit. Om de ontwikkelingen binnen deze fragmenten te kunnen beheersen wordt een gedifferentieerd beleid uitgewerkt: verdichting en uitbreiding van wonen, bedrijven en andere hoogdynamische functies zijn mogelijk in een aantal groeiof herstructureringspolen en assen. In het afbakeningsproces werden de polen en assen aangegeven waar een verdichtingsen herstructureringsbeleid gewenst is. In de omgeving van de luchthaven situeren zich knopen die op grootstedelijk niveau en op lokaal niveau kunnen functioneren. De luchthaven van Antwerpen zelf maakt een verknoping waar tussen de Krijgsbaan (R11 als primaire weg II), de Diksmuidelaan (stedelijke hoofdverkeersweg) en de openbaar vervoerlijnen 14 en 33 (tangentiële verbinding met de stad en stations). Op die manier is het luchthavengebied bereikbaar vanuit de kernstad en is er een bovenlokale ontsluiting mogelijk van de terreinen in de zuidelijke punt via een primaire weg II.
De potenties kunnen worden ingevuld op het luchthaventerrein zelf met het voorzien van een stedelijk programma aan functies zoals KMO’s en kantoren. Deze ontwikkelingen kunnen de verdere exploitatie van de luchthaven rendabeler maken waardoor de grootstad een zakenluchthaven kan uitbouwen die de dynamiek van de multinationale bedrijven binnen het stedelijk gebied kan ondersteunen. Aangezien de luchthaven gelegen is in de overgang tussen het verstedelijkt gebied en een open ruimte vinger (met o.a. het beschermde Fort 3 gelegen in het verlengde van de startbaan), dient de ruimtelijke dynamiek beperkt te blijven. Om die reden wordt de startbaan niet verlengd en worden enkel de noodzakelijke randvoorwaarden ingebouwd voor een correcte toepassing van de internationale regelgeving betreffende de veiligheidszones. Omwille van de ontsluitingsmogelijkheden langs de R11 worden de stedelijke ontwikkelingen voorzien in aansluiting op de spoorweg, de toegangsweg kan aansluiten op de R11.
Zoals in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voorzien dient men het luchthavengebied af te bakenen binnen het regionaalstedelijk gebied Antwerpen. De problematiek ten aanzien van de luchthaven wordt in twee samenhangende RUP’s bekeken. Via het RUP ‘R11omleiding luchthaven Antwerpen’ wordt de aanleg van een omleidingsweg op de R11 mogelijk gemaakt zodat de internationale regelgeving betreffende de veiligheidszones aan landingsbanen kan worden geïmplementeerd. Dit RUP werd beperkt tot de noodzakelijke bestemmingswijzigingen die hiervoor nodig waren. De luchthaven zelf wordt in dit deelRUP opgenomen. Dit geeft samen het volgende beeld:
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200248.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200248.png)
9.3.2 Bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied
Situering
Het deelproject is gelegen in het zuidoosten van het grootstedelijk gebied. Het gaat om het bestaande luchthaventerrein aansluitend op de openruimtevinger van Fort III in Borsbeek. De ligging van het deelproject is weergegeven op kaart 0 ‘situering plangebieden’ als 8 Regionale luchthaven Antwerpen.
Ruimtelijke context
De luchthaven van Antwerpen is gelegen ten oosten van Antwerpen en wordt aan drie zijden door bebouwing omsloten. Enkel naar het oosten toe is nog een openruimte gebied te vinden. In dit gebied bevindt zich fort III waar een aantal gemeentelijke functies (kunstacademie, recyclagepark, gemeentelijke werkplaats) van Borsbeek ondergebracht zijn. Het Fort is aangeduid als Habitatrichtlijn en ligt in het verlengde van de startbaan. Tussen het fort en de luchthaven ligt de R11. Aan de zuidzijde bevinden zich een aantal parallelle spoorlijnen. Tussen de spoorlijnen bevindt zich o.m. een psychiatrisch ziekenhuis en een begraafplaats.
De luchthaven wordt momenteel niet ontsloten door een grote verkeersader. De passagiersterminal sluit via de Luchthavenlei aan op de Diksmuidelaan en zo verder via Borsbeekbrug naar de R10 (Singel). Vanuit Mortsel kan men de site bereiken via de Deurnestraat. Vanuit de richting van Wommelgem zijn de Gitschotelei en de Vosstraat het meest aangewezen om de luchthaven te bereiken. De luchthaven wordt bediend door twee buslijnen met een hoge frequentie (lijn 14 Antwerpen centraal station – Vremde en lijn 33 Hoboken Merksem). Lijn 14 geeft bijkomend aansluiting op Berchem station terwijl lijn 33 aansluiting geeft op de halte Mortsel station. Op het luchthaventerrein, aansluitend op de zuidelijk gelegen spoorweg zijn er allerlei sportvelden gelegen. De ontsluiting van de sportvelden verloopt via de Krijgsbaan. Aan de overzijde van de Krijgsbaan, aansluitend op de spoorweg is een sportcentrum gelegen met allerlei sportvelden. Het gebied tussen het sportcentrum en het fort is in landbouwgebruik. Aansluitend op het sportcentrum is op het gewestplan nog een omleidingsweg voorzien tussen de R11 en de N10 Provinciesteenweg BoechoutLier. Ook ter hoogte van de Ruimtevaartlaan zijn er aansluitend op het luchthaventerrein sportvelden gelegen.
Bestaande feitelijke toestand
De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaarten:
Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen
Bestaande juridische toestand
De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel en kaarten.
Plan
|
Naam
|
Gewestplan(nen) of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
|
Gewestplan nr. 14 Antwerpen (K.B. 03/10/1979)
|
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
|
geen
|
Gemeentelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen
|
Geen
|
Verkavelingsvergunningen
|
Geen
|
Beschermde monumenten
|
Geen
|
Beschermde dorpsgezichten
|
Geen
|
Beschermde landschappen
|
Geen
|
Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V)
|
Geen
|
Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)
|
Omgeving: ‘Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat’ (BE21000045)
|
Ramsargebieden
|
Geen
|
Gebieden van het duinendecreet
|
Geen
|
Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)
|
Geen
|
Gebieden van het Integraal Verwevings-en Ondersteunend Netwerk (IVON)
|
Geen
|
Vlaamse of erkende natuurreservaten
|
Geen
|
Bosreservaten
|
Geen
|
Beschermingszones grondwaterwinning
|
Geen
|
Bevaarbare waterlopen
|
Geen
|
Onbevaarbare waterlopen
|
Geen
|
Gewestwegen
|
Geen
|
Spoorwegen
|
Geen
|
In het plangebied of in de omgeving ervan zijn geen provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, gemeentelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen, verkavelingsvergunningen, beschermde landschappen, vogelrichtlijngebieden, ramsargebieden, beschermde duingebieden of voor de landbouw belangrijke duingebieden, gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), grondwaterbeschermingsgebieden, erkende of Vlaamse natuurreservaten, bosreservaten, geklasseerde waterlopen en spoorwegen gelegen die relevant zijn voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
De realisatie van de veiligheidszone, het bedrijventerrein, de omleiding van de R11 en de gewijzigde exploitatie van de luchthaven zullen een impact hebben op het beschermde dorpsgezicht aan de Frans Beirenslaan, de beschermde delen van het fort, het habitatrichtlijngebied van het fort en het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON) waartoe het fort behoort.
Voor de opmaak van dit RUP werd een planMER opgemaakt dat op 10 mei 2007 werd goedgekeurd door de dienst MER van de Vlaamse overheid. Het planMER onderzoekt de milieueffecten en milderende maatregelen ten aanzien van de varianten die de realisatie van de RESA faciliteren, ten aanzien van een mogelijke realisatie van een bedrijventerrein op het luchthavendomein en ten aanzien van een gewijzigde exploitatie van de luchthaven. Voor dit gewestelijk RUP zijn in hoofdzaak de milieueffecten en de milderende maatregelen voor het bedrijventerrein en de exploitatie van de luchthaven belangrijk. De randvoorwaarden uit deze studie worden besproken in punt 9.3.4.
Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan met aanduiding wijzigingen
Kaart 3: Bestaande juridische toestand: andere plannen
9.3.3 Begrenzing van het deelproject
Het plangebied wordt begrensd door de R11, de verkaveling langbaanvelden in het noorden, de sportvelden aan de Ruimtevaartlaan, de Vosstraat, de Luchthavenlei en de spoorweg. De veiligheidszone aan de R11, de omleiding van de R11 en Fort III zijn opgenomen in het gewestelijk RUP ‘R11 – omleiding luchthaven Antwerpen’.
9.3.4 Milderende maatregelen en randvoorwaarden plan-MER, RVR
De voor dit deelRUP relevante en ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen, evenals de maatregelen vanuit de watertoets en de passende beoordeling worden hieronder weergegeven. Ook wordt weergegeven hoe de milderende maatregelen concreet doorwerken in het deelRUP. Bij lezing van de milderende maatregelen blijkt duidelijk dat de aard en de graad van detaillering voor sommige van de maatregelen van die aard zijn, dat zij niet thuishoren binnen de context van het deelRUP en de bijhorende verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Heel wat maatregelen zullen eerder worden opgenomen als bijzondere voorwaarde in de stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van de infrastructuur en de gebouwen. Het planMER voor de luchthaven werd opgemaakt vanuit de visie tot realisatie van een bedrijventerrein. Deze bestemming werd echter afgezwakt tot een gemengd stedelijk programma (KMO’s, kantoren, ….) waardoor de impact op de omgeving beperkter zal zijn. De mobiliteitseffecten voor het stedelijk programma werden verder onderzocht in een aparte mobiliteitsstudie “onderzoek mobiliteitsmaatregelen voor een duurzame ontsluiting van het bedrijventerrein naast de luchthaven van Antwerpen”. Ook de daarin geformuleerde maatregelen worden hieronder beschreven.
Milderende maatregelen, randvoorwaarden en hun ruimtelijke vertaling
Milderende maatregelen en randvoorwaarden
|
Doorwerking in het RUP
|
Na de geplande infrastructuurwerken en de werken aan het bedrijventerrein is het noodzakelijk om aan herinrichting van de werfzones en restruimtes te doen. Deze zones dienen na de werken opnieuw te worden beplant met aangepast en voldoende hoog plantmateriaal.
|
-
In de stedenbouwkundige voorschriften is de bepaling opgenomen dat gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de luchthaven of het stedelijk programma gebruikt worden, op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd worden in de omgeving. Deze bepaling moet er voor zorgen dat werfzones en restzones effectief worden aangelegd en een kwalitatieve meerwaarde bieden voor de terreinen zelf en de buurt.
|
De realisatie van het bedrijventerrein betekent geen negatieve impact op waterlopen door de afwezigheid ervan in de directe omgeving. Anderzijds opent de realisatie van het terrein en de grote hoeveelheid verharde oppervlakte die aangelegd zal worden wel een mogelijkheid om waterlichamen met een zekere structurele kwaliteit te realiseren. Hierin kan niet alleen water gebufferd worden, maar kunnen natuurontwikkelingspotenties gecreëerd worden. De beschikbaarheid aan water via afstroming kan mogelijkheden bieden om natte, moeras sige infiltratiegebieden aan te leggen, om permanente wateroppervlaktes in te richten en om landschappelijke meerwaarde te creëren aan de hand van waterpartijen..
|
-
In de stedenbouwkundige voorschriften is expliciet bepaald dat alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten zijn voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bovendien worden er een aantal randvoorwaarden opgelegd zoals een beperking van de te ontwikkelen bruto vloeroppervlakte.
|
Momenteel is er weinig geweten over de detailuitwerking van de gebouwen op het bedrijventerrein. Bij de opmaak van het GRUP dient voldoende aandacht te gaan naar de architecturale kwaliteit van de gebouwen. Zo dient binnen de voorschriften aandacht besteed te worden aan geluidsisolatie van de gevels –in het bijzonder de gevels die uitkijken op de luchthaven. Daardoor kan de levenskwaliteit binnen de gebouwen sterk verbeterd worden. Ook dient voldoende aandacht te gaan naar de landschappelijke impact die de gebouwen en hun directe omgeving hebben.
|
-
Er is verordenend opgenomen dat elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van de afwerking van de gebouwen en de architecturale bakenfunctie langs de R11 en de luchthaven
-
Technische aspecten zoals geluidsisolatie worden beoordeeld bij de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag.
|
Zowel de aanleg van de RESA, de gewijzigde exploitatie als de aanleg van het bedrijventerrein zorgen voor aanzienlijk effecten op mobiliteit. Eerder werd al aangegeven dat het vinden van een oplossing voor het mobiliteitsprobleem een conditiosinequa non is voor de aanleg van het bedrijventerrein.
|
|
De elementen van de passende beoordeling zijn in het planMER voor de luchthaven van Antwerpen beschreven onder hoofdstuk 13.
E dient rekening gehouden te worden met het gecumuleerde geluidseffect van de nieuwe weginfrastructuur, het bedrijventerrein en de gewijzigde exploitatie. Door dit gecumuleerde effect bestaat het risico op betekenisvolle effecten van geluidsverstoring op de vleermuizenpopulatie. Het is bijgevolg noodzakelijk systematisch aan monitoring van de vleermuizenpopulatie in het fort te gaan doen om op die manier te kunnen vaststellen of er betekenisvolle negatieve effecten optreden ten gevolge van het voorgestelde plan. Indien dit zo is, zullen bijkomende geluidsbeheersende maatregelen voor de luchthavenactiviteiten en het wegverkeer genomen moeten worden zoals het streven naar stillere vliegtuigen en het niet meer gebruiken van oude motoren.
|
|
De elementen van de watertoets zijn in het planMER voor de luchthaven van Antwerpen beschreven onder hoofdstuk 8.4.
In het planMER wordt vooral ingegaan op de problematiek van de Fortloop en de relatie met de veiligheidszone aan het fort. Deze problematiek en de mogelijke oplossingen worden uitvoerig besproken in het RUP van de omleiding R11. Specifieke milderende maatregelen op ruimtelijk vlak voor het bedrijventerrein en de exploitatie van de luchthaven worden niet voorgesteld, milderende maatregelen zullen vooral op vergunningenniveau worden opgelegd.
|
|
In hoofdstuk 3.2 van het Ruimtelijk Veiligheidsrapport werd de risicozonering van de geplande bedrijventerreinen onderzocht. Voor dit projectgebied wordt geconcludeerd dat de draagkracht ten aanzien van Sevesoinrichtingen veeleer beperkt is gelet op de luchthaven als externe gevarenbron en als locatie met hoge aanwezigheid van publiek. Sevesoinrichtingen hoeven in dit plangebied niet uitgesloten te worden met die nuance dat, gelet op de specifieke voorschriften voor dit gebied, er vanuit wordt gegaan dat enkel een brandstoffendepot als mogelijke Sevesoinrichting kan weerhouden worden.
|
|
Randvoorwaarden mobiliteitsafwikkeling Voor wat de bestemming van het terrein betreft dient een zone voor ontsluitingsinfrastructuur voorzien te worden conform aan het uiteindelijk gekozen scenario voor de ontsluiting.
|
|
Het bedrijventerrein dient ontsloten te worden naar de R11. De typologieën kantoren, hoogwaardige KMO en business center zijn toelaatbaar. Met hoogwaardige KMO worden bedrijven bedoeld met een hoog technologisch product dan wel een hoge toegevoegde waarde per m² bruto vloeroppervlakte (BVO). In geen geval mogen KMO’s in de logistieke sfeer ontwikkeld worden gezien het te hoge verkeersgenererend karakter.
|
-
In de bestemmingsvoorschriften worden dergelijke functies toegelaten. Functies met een hoog verkeersgenererend karakter zoals kleinhandel, groothandel, logistiek en bedrijven met een hoog mobiliteitsprofiel en/of een grote parkeerbehoefte worden uitgesloten.
|
Ter bevordering van een duurzame modal split dienen bij de ontwikkeling duurzame fietsstallingen voorzien te worden. Voor de dimensonering dient uitgegaan te worden van 20% fietsende werknemers. Het aantal plaatsen in de fietsstallingen kan zodoende vertaald worden naar 1 per 500 m² BVO voor business center, 1 per 125 m² BVO voor kantoren en 1 per 1.000 m² BVO voor KMO.
|
|
De totale BVO voor de ontwikkeling van het bedrijven terrein dat ontsloten wordt ten overstaan van de R11 dient beperkt te worden tot 110.000 m² indien geen duurzame openbaar vervoer ontsluiting kan gerealiseerd worden. Indien dit wel het geval is dient de totale BVO beperkt te worden tot 120.000 m².
|
|
In kader van stedenbouwkundige aanvragen voor de realisatie van het bedrijventerrein dient het aanvraagdossier verplicht aangevuld te worden met een bedrijfsvervoersplan.
|
|
9.3.5 Ruimtelijke uitgangspunten
Ondersteunen open ruimtevinger
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200249.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200249.png)
Er wordt geopteerd om de bebouwing te concentreren aan de spoorweg zodat de open ruimtevinger tussen Boechout en Borsbeek kan doordringen in het stedelijk weefsel. De bebouwing in de zone voor stedelijke activiteiten kan aansluiten op de loodsen van de luchthaven. Naar de R11 toe kan breder bebouwd worden om de nodige ontwikkelingsmogelijkheden te kunnen bieden, de maximale grens wordt echter gelijk gehouden met de bocht van de omleidingsweg. Een nabestemming parkgebied kan worden opgelegd om op langere termijn de groene vinger te vrijwaren.
Differentiatie in ontsluiting
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200250.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200250.png)
Er moet vermeden worden dat het verkeer dat gegenereerd wordt op de stedelijke activiteitenzone doorheen de woonwijken zijn weg zoekt naar de Ring en de Singel. De ontsluiting dient doorgeknipt te worden: de luchthaven via de Diksmuidelaan, de stedelijke activiteitenzone via een ontsluitingscomplex op de R11. De doorsteek kan enkel gebruikt worden voor fietsverkeer en hulpdiensten.
9.3.6 Op te heffen voorschriften
Koninklijk Besluit 28/12/1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, gewestplan nr. 14 Antwerpen (K.B. 03/10/1979):
De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone worden voorgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften.
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Het luchthavengebied wordt afgebakend in uitvoering van het RSV. Dit voorschrift wijzigt de bevoegdheidsverdeling tussen de drie planningsniveaus niet. De vervanging van de plannen van aanleg gebeurt conform de taakverdeling zoals die decretaal en in de structuurplannen is vastgelegd. De afbakeningslijn van het luchthavengebied dient samen met het gewestelijk RUP ‘omleiding R11 luchthaven Antwerpen’ bekeken te worden. Beide rup’s nemen een deel van de afbakeningslijn op en geven samen een beeld van het totale luchthavengebied.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200251.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200251.png)
Artikel 8.1. Afbakeningslijn regionale luchthaven Antwerpen
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot de regionale luchthaven Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings-en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen.
Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.
|
Het gebied is bestemd voor de gronden die deel uitmaken van de regionale luchthaven. Alle werken die nodig zijn voor het functioneren, de exploitatie en het beheer van de luchthaven zijn toegelaten (verhardingen, afsluitingen, veiligheidszones, grachten, ...). Ook luchthavengerelateerde activiteiten zoals onderhoud van vliegtuigen, brandstofvoorzieningen, … kunnen hieronder verstaan worden.
Een deel van de sportvelden aan de Ruimtevaartlaan wordt opgenomen als luchthavengebied. Vanuit de ICAO regelgeving is het noodzakelijk dat de gronden naast de landingsbaan bouwvrij worden gehouden. De inname van de sportvelden al luchthavengebied biedt de juridische zekerheid dat de veiligheidsperimeter kan gevolgd worden. De gronden zijn in eigendom van de luchthaven en zijn in concessie gegeven aan de sportclubs.
Seveso-inrichtingen hoeven in dit plangebied niet uitgesloten te worden met die nuance dat, gelet op de specifieke voorschriften voor dit gebied, er vanuit wordt gegaan dat enkel een brandstoffendepot als mogelijke Seveso-inrichting kan weerhouden worden. De weergave van de risicocontouren in het RVR (bijlage 3d) maakt een evaluatie van de locatiemogelijkheden voor deze Seveso-inrichting mogelijk.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200252.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200252.png)
Artikel 8.2. Luchthavengebied
8.2.1. Het gebied is bestemd om te functioneren als luchthavengebied, als onderdeel van de regionale luchthaven Antwerpen. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie en het beheer van de luchthaven zijn toegelaten.
Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
|
Niet alle gronden op de luchthaven zullen nodig zijn voor luchthaveninfrastructuur. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor een project dat een deel van het plangebied beslaat, moet aangegeven worden wat met de gronden in het overige gedeelte van het plangebied gebeurt. De vergunningverlenende overheid moet aan de hand van de aanvraag kunnen oordelen op welke manier de overige gronden worden geïntegreerd in de omgeving en kaderen in het vrijwaren van de open ruimtevinger.
|
8.2.2. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de luchthaven gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.
|
Een kwalitatieve inrichting van het gebied is noodzakelijk..
|
8.2.3. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria:
|
Voor werken die uit een watertoets voortvloeien. Door de bouwmogelijkheden wordt meer oppervlakte verhard. Om wateroverlast te voorkomen, is aandacht voor het waterbergend vermogen noodzakelijk. Deze noodzaak vormt een opportuniteit in functie van een kwalitatieve inrichting en groenaanleg van het terrein (zie hierboven). Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid:http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd
|
8.2.4. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover inovereenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van hetbereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen vanwateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnischemilieubouw gehanteerd worden.
|
De huidige toegang tot de luchthaven en de mogelijke nabestemming blijft behouden.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200253.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200253.png)
Symbolische aanduiding in overdruk
8.2.5 De ontsluiting van de luchthaven en de nabestemmingsfuncties gebeurt via de Luchthavenlei aansluitend op de Diksmuidelaan. De ontsluiting is symbolisch weergegeven op het grafisch plan en geeft niet de exacte ligging van de weg aan. Een verbinding naar de R11 is niet toegestaan uitgezonderd fietsverkeer, hulpdiensten en openbaar vervoer.
|
Het behoud van de ruimtelijke samenhang van de open ruimte in de zuidoost rand is belangrijk. Mocht de luchthaven ophouden te bestaan dan is het vrijwaren van de open ruimtevinger aangewezen.
Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200254.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200254.png)
Artikel 8.3 Nabestemming parkgebied
Mocht de regionale luchthaven Antwerpen ophouden als vliegveld te worden gebruikt, dan krijgt het gebied de bestemming parkgebied. Het parkgebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park. Dit gebied heeft ook een sociale functie.
Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten.
De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven.
|
Het behoud van de ruimtelijke samenhang van de open ruimte in de zuidoost rand is belangrijk. Mocht de luchthaven ophouden te bestaan dan is het vrijwaren van de open ruimtevinger aangewezen. De bebouwing sluit daarbij best aan op de bestaande bebouwing.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200255.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200255.png)
Artikel 8.4 Nabestemming gebied voor stedelijke activiteiten
Mocht de regionale luchthaven Antwerpen ophouden als vliegveld te worden gebruikt, dan krijgt het gebied binnen deze aangeduide contour de bestemming gebied voor stedelijke activiteiten zoals bepaald in artikel 8.5, met uitsluiting van artikel 8.5.2.
|
Het gebied voor stedelijke activiteiten is een multifunctioneel gebied waar verweving van functies het uitgangspunt is.
Onder kantoren wordt verstaan: bedrijven met als hoofdactiviteit privé-en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit.
Onder bedrijfsactiviteiten wordt verstaan: productie van goederen, verwerking en bewerking van goederen, onderzoeks-en ontwikkelingsactiviteiten.
Congresfaciliteiten bevatten infrastructuur voor Meetings, Incentives, Congressen en Events (MICE).
Om de mobiliteitseffecten te kunnen beheersen en in toepassing van de beslissing van de Vlaamse regering van 21 mei 2008, wordt de combinatie van een hotel en congresfaciliteiten niet toegelaten, ook niet als ze los van elkaar in het gebied voor stedelijke activiteiten worden ontwikkeld.
|
Artikel 8.5. Gebied voor stedelijke activiteiten 8.5.1. Het gebied is bestemd voor bedrijfsactiviteiten, kantoren en diensten, hotel, congresfaciliteiten, openbare en private nuts-en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. De volgende activiteiten zijn niet toegelaten:
-
wonen
-
de combinatie van hotel en congresfaciliteiten
-
kleinhandel
-
afvalverwerkingsbedrijven
-
logistiek (op-en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven met een hoog mobiliteitsprofiel en/of een grote parkeerbehoefte.
|
Onder de bruto vloeroppervlakte (BVO) wordt de vloeroppervlakte verstaan, gemeten met inbegrip van de buitenmuren.
|
8.5.2. De totale bruto vloeroppervlakte ontwikkeling van het gebied voor stedelijke activiteiten is beperkt tot 110.000 m². Als er voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied een garantie kan worden aangetoond tot realisatie van een duurzame openbaar vervoerontsluiting, dan wordt de totale ontwikkelbare bruto vloeroppervlakte verruimd tot 120.000 m².
|
De activiteiten in het gebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft. De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor kleine invullingen zal de beoordeling beknopt blijven. Voor grote projecten zal de beoordeling veel uitgebreider moeten gebeuren. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus in functie van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling toe te laten.
|
8.5.3. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan:
-
De relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
De invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
De invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
De relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen;
|
Bij dit project is het wenselijk dat de ontwikkeling gesitueerd wordt binnen een ruimtelijke visie op de globale ontwikkeling van het gebied. De projecten voor een deel van het gebied mogen de latere ontwikkeling van de rest van het gebied niet hypothekeren. Daarom wordt bij projecten groter dan 1 ha een inrichtingsstudie opgelegd. De inrichtingsstudie geeft een aanduiding van alle ordeningsaspecten in het gebied: functies, differentiatie, fasering, ontsluiting, waterbuffering, …. De inrichtingsstudie is een informatief document dat deel uitmaakt van de vergunningsaanvraag.
|
8.5.4. Bij vergunningsaanvragen voor een project dat een terreinoppervlakte beslaat vanaf 1 ha wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied.
De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie bevat minstens
-
een voorstel voor de ordening van het gehele plangebied
-
een onderzoek naar en de effectief te nemen ruimtelijk, stedenbouwkundige maatregelen in het kader van het beheersen van de mobiliteitsproblematiek
-
een onderzoek naar en de effectief te nemen ruimtelijk, stedenbouwkundige maatregelen in het kader van de afwerking van de gebouwen en de architecturale bakenfunctie langs de R11 en de spoorweg.
-
een onderzoek naar en de effectief te nemen ruimtelijk, stedenbouwkundige maatregelen in het kader van het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden op het terrein
De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
|
Voor werken die uit een watertoets voortvloeien. Door de bouwmogelijkheden wordt meer oppervlakte verhard. Om wateroverlast te voorkomen, is aandacht voor het waterbergend vermogen noodzakelijk. Deze noodzaak vormt een opportuniteit in functie van een kwalitatieve inrichting en groenaanleg van het terrein (zie hierboven). Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid:http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.
|
8.5.5. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
|
Er moet vermeden worden dat het verkeer dat gegenereerd wordt op de stedelijke activiteitenzone doorheen de woonwijken zijn weg zoekt naar de Ring en de Singel. De ontsluiting dient doorgeknipt te worden: de luchthaven via de Diksmuidelaan, de stedelijke activiteitenzone via een ontsluitingscomplex op de R11. De doorsteek kan enkel gebruikt worden voor fietsverkeer en hulpdiensten
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200256.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200256.png)
Symbolische aanduiding in overdruk
8.5.6. De ontsluiting van het gebied voor stedelijke ontwikkeling gebeurt via een aansluitingscomplex op de R11. Een verbinding naar de Luchthavenlei is niet toegestaan uitgezonderd fietsverkeer, hulpdiensten en openbaar vervoer. De ontsluiting is symbolisch weergegeven op het grafisch plan en geeft niet de exacte ligging van de weg aan.
|
|
8.5.7. De stedenbouwkundige vergunning kan maar worden afgeleverd van zodra de financiering gegarandeerd is voor de heraanleg van de kruispunten R11/Herentalsebaan, R11/Robianostraat en het ontsluiitingscomplex voorzien in artikel 8.6.
|
Er wordt een overdruk reservatie voor lijninfrastructuur voorzien zodat de verschillende ontsluitingsmogelijkheden voor de terreinen aan de luchthaven realiseerbaar zijn. De studie “onderzoek mobiliteitsmaatregelen voor een duurzame ontsluiting van het bedrijventerrein naast de luchthaven van Antwerpen” geeft drie verschillende ontsluitingsvarianten weer voor de terreinen. De overdruk is zodanig opgevat dat alle ontsluitingsvarianten erin vervat zitten.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200257.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200257.png)
In overdruk
Artikel 8.6. Reservatiegebied voor lijninfrastructuur
Het gebied aangeduid in overdruk is bestemd voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van wegeninfrastructuur en aanhorigheden.
In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van de wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
|
Het tracé dat opgenomen wordt voor de enkelvoudige leiding is een symbolische aanduiding. Dat betekent dat de grens van het tracé gevolgd moet worden in de mate dat er geen onoverkomelijke obstakels zijn die een aanpassing vereisen. Onoverkomelijke obstakels zijn bijvoorbeeld bomen, structuur van de ondergrond, kleine constructies of andere obstakels voor het tracé die bij de opmaak van het RUP niet bekend zijn. Gebouwen vallen normaal gezien niet onder die obstakels omdat die bij de opmaak van het RUP bekend zijn.
Aanhorigheden van een leiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.
|
![i_RUP_02000_212_00195_00001_200258.png [image]](i_RUP_02000_212_00195_00001_200258.png)
Artikel 8.7. Enkelvoudige leiding
In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.
De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.
|
|