In uitvoering van de bindende en richtinggevende bepalingen van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen wordt de afbakening van de groot- en regionaalstedelijk gebieden verordenend vastgelegd in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het afbakeningsproces heeft geleid tot een visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het grootstedelijk gebied Antwerpen en een actieprogramma. De belangrijke elementen in deze visie werden reeds beschreven in de hypothese van de gewenste ruimtelijke structuur.
De vertaling naar het ruimtelijk uitvoeringsplan is het resultaat van het afbakeningsproces waarin gepolst werd naar de realiseerbaarheid van de globale visie en de concrete opties, rekening houdend met de visie en het maatschappelijk draagvlak bij de verschillende betrokken instanties. De volgende elementen komen aan bod in dit gewestelijk RUP:
1. De afbakeningslijn is ingetekend op kadastraal niveau. Binnen de afbakeningslijn gelden de ontwikkelingsperspectieven voor de grootstedelijke gebieden zoals bepaald in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Deze lijn werkt dus niet rechtstreeks door naar individuele vergunningen maar geeft een beleidskader voor het opmaken van ruimtelijke plannen door de verschillende overheden. Op basis van gericht onderzoek is de “onzekere” of “nog te bepalen” grens die in het voorstel van afbakening
was opgenomen omgezet naar een effectieve afbakeningslijn. Dit is het geval ter hoogte van Ekeren en de geplande industriezone Q8 vanuit het ENA.
2. De behoefte aan woongelegenheden is in het stedelijk gebied zeer divers: woningen voor starters, alleenstaanden, kleine gezinnen maar ook voor ouderen, grote gezinnen, sociale huur- en koopwoningen, … . De verdeling van verschillende types over concrete locaties wordt gezien als een taak voor de gemeenten. De gemeenten hebben een goed inzicht in de concrete knelpunten en de geplande of wenselijke investeringsprojecten. Zij kunnen een belangrijke, sturende rol vervullen in de uitwerking van het grootstedelijk huisvestingsbeleid. Het Vlaams gewest biedt via dit uitvoeringsplan de nodige juridische garanties zodat de stedelijke woningbehoefte kan worden ingevuld, er worden herbestemmingen naar woongebied doorgevoerd. Deze bestemming is inhoudelijk voldoende ruim. Naast het wonen kunnen alle activiteiten die met het wonen (in de buurt) verweefbaar zijn, toegelaten worden. Woonuitbreidingsgebieden die al ontwikkeld zijn of waarvan de ontwikkeling bezig is, worden niet meer opgenomen in het gewestelijk RUP.
Rekening houdend met de hoge taakstelling is geopteerd voor een maximale invulling van de woonuitbreidingsgebieden (WUG) in het grootstedelijk gebied. Hierbij wordt rekening gehouden met specifieke ruimtelijke randvoorwaarden die bepalend zijn voor de ontwikkeling van een aantal gebieden. Aangezien een aantal woongebieden in elkaars nabijheid gelegen zijn, kan er een cumulatieve impact optreden ten gevolge van deze geclusterde woongebieden. De verkeersgeneratie van de woongebieden afzonderlijk is veelal beperkt, maar voor de geclusterde woongebieden kan dit anders zijn. De cumulatieve effecten werden daarom onderzocht in het plan-MER (zie 1.3.3. van deel II). Ook de cumulatieve effecten van de woonontwikkelingen ten aanzien van de nieuwe regionale bedrijventerreinen werden onderzocht. De cumulatieve impact is echter niet van die aard dat er beperkingen aan de woongebieden moeten opgelegd worden. Uiteraard is een maximaal gebruik van openbaar vervoer in deze gebieden altijd wenselijk, net zoals voor de andere woongebieden.
Ook een aantal ingesloten agrarische restgebieden (AG) dragen bij tot de ondersteuning van het stedelijk aanbodbeleid. Al deze gebieden zijn bereikbaar met het openbaar vervoer en gelegen binnen de invloedssfeer van een multimodale pool zodat de ontwikkeling van de prioritaire locaties in het grootstedelijk gebied Antwerpen wordt ondersteund.
Op basis van voorgaande elementen worden de volgende gebieden herbestemd tot woongebied :
-
-
WUG Merksemsebaan noord (Wijnegem)
-
WUG Hofke Moons (Wommelgem)
-
AG Kwade gat (Wommelgem)
-
WUG Koeisteerthof (Mortsel)
-
AG Schaliehoevewijk zuid (Boechout)
-
WUG Groot Hoofsveld (Hove)
-
WUG Zeven Huysen (Lint)
-
WUG Broekbosstraat (Kontich)
-
WUG Duffelshoek (Kontich)
-
WUG Groeningen (Kontich)
-
WUG Boskouter gedeeltelijk (Zwijndrecht), noordelijk deel te herbestemmen naar gemengd open ruimtegebied omwille van de overlast van de E17.
Uiteraard valt op dat de meeste ontwikkelingsgebieden in de rand rond Antwerpen gelegen zijn. Dit heeft deels te maken met het feit dat de Antwerpse woonuitbreidingsgebieden en – reservegebieden ingevuld zijn of door de stad worden bestemd (Merksem R1 ingevuld, Eksterlaar verkavelingsaanvraag op basis van een principieel akkoord, Drakenhof en Neerland gemeentelijk RUP, Middenvijver deels natuur als compensatie voor de Oosterweelverbinding en deel sportcluster, Leugenberg open ruimte functie en buiten de afbakeningslijn). Verder heeft de stad ook heel wat woonontwikkelingen in het woongebied of op het eilandje waar al projecten lopende zijn (Eilandje via het masterplan, Militair hospitaal, Antwerpen zuid, Regatta site, …). Hierdoor ontstaat de indruk dat een aanbod louter in de rand wordt gecreëerd terwijl de lopende processen echter aangeven dat een evenwichtige spreiding van het huisvestingsaanbod wordt gerealiseerd.
3. Niet alle woonuitbreidingsgebieden in het grootstedelijk gebied worden aangesneden. Sommige woonuitbreidingsgebieden liggen in de nabijheid van gebieden waar al huisvestingsprojecten worden verwacht. In de buurt van de woonuitbreidingsgebieden Silzburg en Drakenhof (Deurne- Antwerpen) zal de uitvoering van het principieel akkoord voor woonuitbreidingsgebied Eksterlaar een grote ontwikkeling in gang zetten. Er komt daardoor druk op de volkstuintjes en de resterende open ruimte in het gebied. Drakenhof wordt daarom door de stad opgenomen in een RUP met een gedeeltelijke ontwikkeling, Silzburg wordt in het afbakeningsRUP opgenomen als reservegebied voor wonen waardoor de druk in het gebied maar geleidelijk zal kunnen toenemen. Het gebied wordt echter niet herbestemd naar open ruimte aangezien het een grote potentie heeft om het strategisch huisvestingsbeleid in het stedelijk gebied te ondersteunen (gelegen binnen de invloedsfeer van een multimodale pool en de grootstedelijke as Herentalsebaan). Door te reserveren op langere termijn vermijdt men een ontwrichting van de buurt en kan de ontwikkeling geleidelijk aan en is fases gebeuren.
Ook voor woonuitbreidingsgebied Merksemsebaan zuid in Wijnegem wordt dezelfde problematiek vastgesteld. De ontwikkeling van woonuitbreidingsgebied Merksemsebaan noord zal een grote impact hebben op het gemeentelijk huisvestingsbeleid. Fasering door middel van het reserveren van het gebied is aangewezen. Het gebied wordt niet herbestemd als open ruimte aangezien het een grote potentie heeft om het strategisch huisvestingsbeleid in het stedelijk gebied te ondersteunen (gelegen binnen de invloedsfeer van een multimodale pool en de grootstedelijke as Turnhoutsebaan).
Het woonuitbreidingsgebied Hoekakker in Ekeren, Antwerpen is optimaal gelegen om als huisvestingsproject te ontwikkelen. De ontwikkeling hangt echter samen met de ganse wateroverlastproblematiek in Ekeren en Oude landen. Aangezien het plan-MER als randvoorwaarde stelt dat eerst de globale waterproblematiek in dit gebied moet opgelost zijn, wordt het gebied als woonreservebied opgenomen. De gehele waterproblematiek wordt onderzocht in een werkgroep “samenwerkingsovereenkomst afwateringsproblematiek noordelijk deel Schijn”. Deze werkgroep is samengesteld uit gewestelijke administraties, het havenbedrijf Antwerpen en provinciale administraties. De werkgroep heeft als doel een samenwerkingsovereenkomst op te stellen tussen alle betrokken partijen. De verschillende afspraken en engagementen moeten leiden tot concrete oplossingen voor de waterhuishoudings- en overstromingsproblematiek voor het overwelfde Groot Schijn en de noordelijke bovenlopen. Het reserveren van het woongebied Hoekakker tot een latere datum garandeert de uitvoering van de door de werkgroep onderzochte maatregelen ter voorkoming van wateroverlast.
4. De ontwikkelingsmogelijkheden voor kleinhandel in het grootstedelijk gebied worden grotendeels bepaald door bestaande of lopende ordeningsinitiatieven. Voor de A12 in Antwerpen werden verschillende BPA’s opgemaakt, voor de Bredabaan in Schoten en Antwerpen zijn lokale planinitiatieven in voorbereiding, ten aanzien van het Wijnegem Shopping center worden geen grote uitbreidingen meer verwacht en voldoet het gewestplanvoorschrift, de problematiek van de Makro tegenover het Wijnegem Shopping center zit vervat in een gewestelijk RUP ter uitvoering van een planologisch attest en de kleinhandel langs de Mechelsesteenweg in Edegem zit vervat in een BPA. De kleinhandelsevoluties aan de Noorderlaan en de Kapelsesteenweg in Antwerpen worden door de stad verder opgevolgd en vertaald in een gemeentelijk RUP, rekening houdend met de afbakening van de zeehaven en de relatie met de bestaande havengebonden bedrijven in de omgeving.
Om de kleinhandelsontwikkelingen aan de R11 te beperken wensen de gemeenten Wommelgem en Borsbeek een verordening op te maken (voorstellen in het GRS). Dit gewestelijk RUP speelt hierop in en voorziet een concentratiepunt voor kleinhandel ter hoogte van de kleinhandelsontwikkelingen aan de Robianostraat (Carrefoursite). Op die manier kunnen de kleinhandelsontwikkelingen gebundeld worden in een aantal concentratiezones en kan het openbaar vervoer beter inspelen op de toekomstige verplaatsingsbehoeften. Nieuwe kleinhandelsontwikkelingen zijn steeds moeilijk in te schatten. De meeste ontwikkelingen komen vanuit specifieke vragen van gemeenten en ontwikkelaars waarbij een hele reeks specifieke randvoorwaarden op de onderhandelingstafel liggen. Het is daarom niet zo evident om in een afbakeningsproces met de complexiteit van Antwerpen op voorhand hard vast te leggen waar de kleinhandelszones ingepland kunnen worden. Door multimodale polen en assen te selecteren tracht de afbakening van Antwerpen wel de prioritaire locaties voor het grootstedelijk aanbodbeleid aan te duiden, waaronder ook het aanbodbeleid voor kleinhandel. Bij specifieke projecten kunnen de stad en de gemeenten zelf invulling geven aan de multimodale polen en assen, gekaderd binnen de krachtlijnen van het ruimtelijk beleid voor de afbakening van Antwerpen.
5. De vraag naar bedrijventerreinen in de Antwerpse regio is zeer groot. In uitvoering van het RSV wordt een taakstelling van om en bij de 600 tot 1.300 ha vooropgesteld. Er is echter een grote spanning tussen deze taakstelling en de beperkte ruimtelijke mogelijkheden om deze vraag op te vangen binnen het grootstedelijk gebied. Het is niet eenvoudig om binnen het uitgewaaierde stedelijk gebied met zijn vele open ruimtevingers nog aanzienlijke oppervlakten bedrijventerrein te bestemmen. In het kader van de voorstudie voor de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen zijn een groot aantal mogelijke locaties voor bedrijvigheid binnen het grootstedelijk gebied onderzocht. Deze locaties zijn bepaald op basis van de ruimtelijk-economische analyse, de planningscontext, het Strategisch Plan Regio Antwerpen en een inventariserende gespreksronde met de gemeentebesturen en de POM in het kader van deze studie. In totaal ging het om bijna 400 ha aan onderzoeksgebieden. Deze gebieden werden onderzocht aan de hand van volgende criteria:
-
-
Bereikbaarheid (via het wegennet en in mindere mate intermodale bereikbaarheid);
-
Haalbaarheid (met betrekking tot eigendomsstructuur, politiek draagvlak,…);
-
Kwaliteit van de open ruimte waaronder de aanwezigheid van speciale beschermingszones.
In deel I, tabel 5 van het bijgevoegde plan-MER is een evaluatie van de diverse onderzochte locaties gegeven. De locaties ter hoogte van de E17 (deelproject 5A), de E19 (deelproject 5B) en IPZ (deelproject 5C) zijn weerhouden wegens een combinatie van volgende positieve elementen:
-
-
Onmiddellijke en vlotte ontsluiting naar het hogere wegennet;
-
Beperkte aantasting van de open ruimte door bundeling met bestaande infrastructuur (autosnelwegen) en met bestaande bedrijvigheid;
-
Geen overlap met gebieden met een bijzondere beschermingsstatus of met een specifieke bestemming / functie.
Geen enkele van de overige locaties combineert deze voordelen. Omwille van die redenen worden de volgende gebieden herbestemd naar gemengd regionaal bedrijventerrein:
-
-
Gedeeltelijke westelijke uitbreiding Schaarbeek – Hogen Akkerhoek (E17 Beveren – Kruibeke)
-
Zuidelijke uitbreiding Satenrozen - Keizershoek (E19 Kontich - Rumst)
-
Brownfieldontwikkeling Industriezone Petroleum Zuid (Antwerpen)
-
6. De industriezone van Agfa Gevaert (Mortsel, Edegem) zal op middellange termijn vrij komen vanwege de reorganisatieplannen van Agfa Gevaert. In het gebied komen naast de grote gebouwen van Agfa Gevaert ook nog veel woningen en andere bedrijven voor. Rekening houdend met de goede ontsluiting (rechtstreeks via de R11), het tekort aan bedrijventerreinen in het Antwerpse en de aanwezigheid van de andere bestaande bedrijven in het gebied, is het aangewezen om na stopzetting van de activiteiten van Agfa Gevaert toch nog mogelijkheden te voorzien voor lokale bedrijvigheid. Anderzijds is het gebied grotendeels ingesloten door woonwijken en is een te grootschalige bedrijfsactiviteit er niet meer wenselijk. Er wordt daarom geopteerd om het gebied een gemengde functie te geven waarin zowel wonen, bedrijvigheid en andere stedelijke functies mogelijk zijn.
Ook de site van het verlaten postgebouw post X aan Berchem station komt in aanmerking voor een herontwikkeling. Als toplocatie en knoop van internationaal niveau is dit een strategische plek. In het plan-MER wordt echter gesteld dat een doorgedreven ontwikkeling van het gebied nadelige effecten kan hebben op de verkeersafwikkeling van de Singel. Randvoorwaarden zijn daarom noodzakelijk voor de invulling van het functioneel programma.
7. De open ruimtevinger tussen de A12 en de E19 zal door de toekomstige aanleg van de N171 onder grote druk komen te staan. Rekening houdend met de bestaande versnippering in het gebied is het wenselijk deze druk te kanaliseren en duidelijke randvoorwaarden voor de groene vinger vast te leggen. Eén van die randvoorwaarden is de realisatie van een stadsrandbos voor het grootstedelijk gebied.
8. Voor een aantal rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) is een herbestemming noodzakelijk. De zuiveringsgebieden voor RWZI’s in Hove, Boechout en Wommelgem maken deel uit van het grootstedelijk gebied. De RWZI’s van Hove en Boechout zijn echter buiten de afbakeningslijn gelegen, de herbestemming kan op lokaal niveau gebeuren. De RWZI in Wommelgem is echter in het grootstedelijk gebied gelegen, een herbestemming voor dit gebied zit vervat in het afbakeningsRUP. Aangezien de ontsluiting van het gebied via een park- en ride verloopt aan de Autolei, wordt de bestemming van de park- en ride meegenomen in het RUP. Er wordt wel nog een reservatiestrook in overdruk voorzien gelet op de bindende selectie van de A102 in het RSV. Mogelijk wordt op termijn de gehele afritrotonde van de E313 herzien in functie van de ontsluitingsproblematiek van de Q8 site in Wommelgem- Ranst. De kans bestaat dat er dan ook op termijn nog een gewestelijk RUP wordt opgemaakt om de begrenzing ten aanzien van de Autolei nauwkeuriger vast te leggen op basis van concrete voorstellen voor de rotonde.
9. De golfterreinen in de Antwerpse regio zijn zodanig geografisch gespreid dat een ruim deel van het grootstedelijk gebied wordt bediend. De noordoostelijke flank wordt ingevuld door de golfclubs in Kapellen, Brasschaat en Wijnegem terwijl de zuidelijke flank wordt bediend door de golfclubs in Edegem en Hemiksem-Aartselaar. Enkel voor de golfclub in Hemiksem-Aartselaar is een herbestemming noodzakelijk. Na afweging is in het Vlaams Golfmemorandum opgenomen dat het terrein wordt herbestemd naar een ecologisch waardevol gebied waarin de golffunctie wordt toegelaten.
10. De Electrabelsite in Schelle is een belangrijk oriëntatiepunt bij de samenvloeiing van de Rupel en de Schelde. De elektriciteitscentrale is bestemd als gebied voor openbaar nut. Volgens de gemeente kan er in de toekomst echter een probleem ontstaan als de centrale eigendom wordt van een energiebedrijf met privaatrechterlijk statuut aangezien dit strijdig zou zijn met de bestemming openbaar nut. Dergelijke evoluties zijn via het decreet RO reeds geregeld. In artikel 145 quinquies (decreetswijziging van 7 mei 2004) is voorzien dat in deze bestemmingszone werken van openbaar nut (volgens uitvoeringsbesluit van 23/06/2006 o.a. elektrische leidingen, productie van elektriciteit en bijhorende gebouwen) worden toegelaten, ongeacht het publiek- of privaatrechtelijk statuut van de initiatiefnemer of het al dan niet aanwezig zijn van winstoogmerk. Er wordt daarom voor geopteerd om de elektriciteitscentrale niet op te nemen als deelplan.
11. Zoals in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voorzien dient men het luchthavengebied af te bakenen binnen het regionaalstedelijk gebied Antwerpen. De problematiek ten aanzien van de luchthaven wordt in twee samenhangende RUP’s bekeken. Via het RUP ‘R11-omleiding luchthaven Antwerpen’ wordt de aanleg van een omleidingsweg op de R11 mogelijk gemaakt zodat de internationale regelgeving betreffende de veiligheidszones aan landingsbanen kan worden geïmplementeerd. Dit RUP werd beperkt tot de noodzakelijke bestemmingswijzigingen die hiervoor nodig waren. De luchthaven zelf maakt deel uit van het afbakeningsrup voor het grootstedelijk gebied Antwerpen. De opsplitsing in twee RUP’s garandeert een tijdige uitvoering van de veiligheidszones. Op de luchthaven worden stedelijke ontwikkelingen toegelaten als ook de mogelijke realisatie van een voetbalstadion (zie hiervoor ook punt 12). Deze ontwikkelingen kunnen de verdere exploitatie van de luchthaven rendabeler maken waardoor de grootstad een zakenluchthaven kan uitbouwen die de dynamiek van de multinationale bedrijven binnen het stedelijk gebied kan ondersteunen. Aangezien de luchthaven gelegen is in de overgang tussen het verstedelijkt gebied en een open ruimte vinger, wordt de ruimtelijke innamebeperkt gehouden en wordt er een nabestemming parkgebied vastgelegd. Ook vanuit de mobiliteitsstudie worden randvoorwaarden voorgesteld ten aanzien van de maximale ontwikkelbare bruto vloeroppervlakte.
12. In het grootstedelijk gebied werd ook gezocht naar mogelijke locaties voor de inplanting van een voetbalstadion. Binnen het plan-MER voor de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen werden potentiële locaties voor de realisatie van een nieuw voetbalstadion op hun milieueffecten onderzocht zodat de uiteindelijk gekozen locatie in het RUP voor de afbakening kon mee opgenomen worden. Het programma omvat een stadion met capaciteit van 40.000 toeschouwers wat overeenstemt met een grondbeslag van 4 à 5 ha (speelveld, stadiongebouw en circulatieruimte), benodigde parkeerfaciliteiten, direct bij het stadion parkeergelegenheid voor de teams en de pers, in de directe nabijheid (binnen een straal van 1,5 km) parkeergelegenheid voor wagens en bussen, vlotte ontsluiting via hoofdwegen, ontsluitingsmogelijkheden via openbaar vervoer. Dit maakt dat minimaal een terrein van 4 à 5 ha nodig is voor het stadion, met een buffercapaciteit er rond van nog eens 5 hectare. Binnen het haalbaarheidsonderzoek is een eerste screening van locaties gebeurd met volgende weerhouden locaties als resultaat:
-
-
Eilandje Noord
-
Noordrand Petroleum Zuid
-
Het Rooi in Berchem
-
Linkeroever ’t Zand
-
Luchthaven
Op basis van de inspraakreacties in het kader van de ter inzagenlegging van de scopingnota voor het plan-MER zijn in de richtlijnen twee bijkomende locaties opgenomen die in het plan-MER moesten afgewogen worden: Post X station Berchem en Wilrijkse pleinen. Er wordt voor wat betreft het Eilandje Noord enkel de Mexico-dokken als mogelijke locatie onderzocht. De Droogdokken worden niet als een aanvaardbare locatie beschouwd wegens de impact op de beschermde droogdokken en de beperkte beschikbare ruimte (slechts 5,2 ha als alle beschikbare ruimte wordt ingenomen). Op het moment van de opmaak van dit RUP was er nog geen politiek akkoord over de keuze van een effectieve locatie. Om die reden werden alle locaties voor de plenaire vergadering van het RUP mee opgenomen als deelplan voor zover ze vanuit de milieueffectenbeoordeling als aanvaardbaar werden geacht. Concreet ging het om Mexico eiland, Post X, Noordrand Petroleum Zuid en de luchthaven. De bestemming werd telkens zo opgevat dat een globaal programma voor de ontwikkeling van het gebied werd voorgesteld en dat er voor de voetbalfuncties een specifiek voorschrift werd geformuleerd. Ten aanzien van de voorlopige vaststelling werd ervoor geopteerd om slechts twee locaties als haalbare piste te behouden: Mexico-eiland en de Noordrand Petroleum Zuid. Op basis van de resultaten van het openbaar onderzoek heeft de Vlaamse regering beslist om de Noordrand van Petroleum Zuid te ontwikkelen voor het voetbalstadion.
|