Leeswijzer | |
Dit document is de toelichtingsnota bij het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’ bestaat uit zes afzonderlijke documenten, met een verschillend statuut. De grafische plannen (bijlage 1) en de stedenbouwkundige voorschriften (bijlage 2) hebben een verordenende waarde. Ze zijn bindend zowel voor de eigenaars en de gebruikers van de betrokken gronden en gebouwen als voor de overheid. De toelichtingsnota, die bestaat uit een tekstgedeelte (bijlage 3a) en een kaartgedeelte (bijlage 3b), het planMER (bijlage 3c) en het ruimtelijk veiligheidsrapport (bijlage 3d) hebben geen verordenende waarde. De toelichtingsnota geeft enkel toelichting bij de verordenende delen van het ruimtelijk uitvoeringsplan. 1. De grafische plannen (bijlage 1) De grafische plannen maken deel uit van het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Binnen de aangeduide afbakeningslijn blijven de bestemmingen van het gewestplan, plannen van aanleg en uitvoeringsplannen geldig. Voor de deelprojecten worden de bestemmingen echter gewijzigd. De deelprojecten zijn gesitueerd op kaart 0 ‘situering plangebieden’. 2. De stedenbouwkundige voorschriften bij de grafische plannen (bijlage 2) De stedenbouwkundige voorschriften maken deel uit van het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De stedenbouwkundige voorschriften moeten gelezen worden in samenhang met de grafische plannen voor de deelprojecten. Ook voor de afbakeningslijn geldt er een stedenbouwkundig voorschrift. 3. De toelichtingsnota, tekstgedeelte (bijlage 3a) De toelichtingsnota is een informatief document waarin de opties van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden toegelicht. De toelichtingsnota geeft de bedoelingen van de verordenende plannen aan en verduidelijkt op welke manier die opties tot stand gekomen zijn. In hoofdstuk 4 van de toelichtingsnota is concreet en punt voor punt aangegeven op welke manier de opties uit het voorafgaande planningsproces vertaald zijn in het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Omwille van de leesbaarheid zijn de stedenbouwkundige voorschriften ook opgenomen in de toelichtingsnota. Formeel hebben enkel de stedenbouwkundige voorschriften van bijlage 2 een verordenende waarde. De teksten van de voorschriften in bijlage 2 en bijlage 3a zijn uiteraard dezelfde. 4. De toelichtingsnota, kaartgedeelte (bijlage 3b) Het kaartgedeelte van de toelichtingsnota bevat de kaarten met de situering van de afbakening en de plangebieden en de bestaande feitelijke en juridische toestand van alle gebieden die in de verordende plannen zijn opgenomen. De kaarten feitelijke en juridische toestand hebben een informatieve waarde. 5. Het planMER (bijlage 3c) Het planMER werd opgemaakt volgens het integratiespoor. Bij de opmaak van dit gewestelijk RUP werden tegelijkertijd de milieueffecten van de verschillende planvoorstellen onderzocht, werden alternatieve locaties voor de bestemmingswijzigingen afgewogen en werden de cumulatieve effecten van de voorgestelde voorstellen onderzocht. De milieueffectbeoordeling werkte aldus door in het gewestelijk RUP zodat bij de ruimtelijke keuzes ook steeds de milieueffecten als afwegingscriteria werden meegenomen De milieueffecten werden voor de concrete locaties op verschillende manieren vertaald in het gewestelijk RUP:
Het planMER werd opgemaakt volgens de principes van de milieueffectrapportage. De onderzoeksopzet voor de mogelijke deelplannen, de te onderzoeken milieudisciplines, de te onderzoeken alternatieve locaties en mogelijke cumulatieve effecten werden beschreven in een scopingnota. Deze scopingnota werd door de dienst MER volledig verklaard op 14 februari 2008. De scopingnota werd ter kennisgeving voorgelegd aan de bevolking, alle betrokken stads, gemeentebesturen en overheidsadministraties met de vraag om opmerkingen en suggesties over te maken. Op de richtlijnvergadering van 10 maart 2008 werden alle ingediende opmerkingen en suggesties ten aanzien van de scopingnota met de betrokken besturen en instanties besproken. De resultaten van deze bespreking werden door de dienst MER op 6 april 2008 vertaald in richtlijnen voor het verdere onderzoek. Bij de opmaak van het planMER werd rekening gehouden met deze richtlijnen. Op 30 april 2008 werd het eindrapport planMER voltooid. Het planMER heeft een informatieve waarde en werd op 25 augustus 2008 goedgekeurd door de dienst MER.
6. Het ruimtelijk veiligheidsrapport (bijlage 3d) Het ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) werd opgemaakt in opdracht van het Agentschap Economie, Entiteit Ruimtelijke Economie. Aan ondernemingen waar belangrijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en die daardoor onder de Seveso IIrichtlijn vallen, kunnen er risico’s van zware ongevallen verbonden zijn. Bij de opmaak van dit gewestelijk RUP werden deze risico’s onderzocht in relatie tot de verschillende planvoorstellen, zowel voor mens als milieu. De resultaten van dit onderzoek werkten door in het gewestelijk RUP. Ook het ruimtelijk veiligheidsrapport heeft een informatieve waarde. Het RVR werd door de dienst VR goedgekeurd op 16 juni 2008. Per deelproject wordt telkens ingegaan op de resultaten en milderende maatregelen van het planMER, RVR, watertoets en indien aangewezen de passende beoordeling en/of de verscherpte natuurtoets. De resultaten worden telkens in synthesevorm weergegeven, voor een uitgebreide analyse en bespreking van de diverse aspecten kunnen steeds de bijlagen 3c en 3d geraadpleegd worden. Het accent in de synthese per planelement ligt op milderende maatregelen die nodig zijn om de milieuof veiligheidsimpact te beperken en dan in het bijzonder op deze maatregelen de welke een vertaling via het gewestelijk RUP vergen. In het bijgevoegde planMER worden ook algemene milieueffecten en milderende maatregelen beschreven. Deze overlappen echter met de milieueffecten en milderende maatregelen die beschreven zijn per deelproject. Ze worden daarom niet apart vermeld maar meegenomen in de bespreking per deelproject. De toelichtingsnota bestaat uit 10 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 geeft aan binnen welke algemene context de afbakening van de stedelijke gebieden plaatsvindt. Hoofdstuk 2 verwijst naar het richtinggevend en het bindend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen waaraan het voorliggende gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan uitvoering geeft. In hoofdstuk 3 wordt de relatie gelegd met de verschillende stappen uit de voorbereidende fase, het afbakeningsproces, de afstemming met andere processen, de gewenste ruimtelijke structuur, de taakstellingen wonen/werken en andere behoeften. In hoofdstuk 4 wordt toegelicht op welke manier de opties uit het afbakeningsproces vertaald zijn in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Hoofdstuk 5 geeft toelichting bij de grenslijn en de verschillende deelprojecten. Hoofdstuk 6 bespreekt de afbakeningslijn in concreto. Vanuit de hypothese van de gewenste ruimtelijke structuur, worden de principes vastgelegd die de plaats van de afbakeningslijn bepalen. De principes, de uitwerking en de juridische vertaling van de afbakeningslijn zorgen ervoor dat de afbakeningslijn per onderdeel tot op perceelsniveau kan worden vastgelegd. Het omvangrijkste deel van deze nota wordt gevormd door de toelichting bij de verschillende deelprojecten in de hoofdstukken 7 , 8 en 9. Vanuit de bestaande ruimtelijke structuur, de feitelijke en de juridische toestand is een gewenste ontwikkeling aangegeven die leidt tot het grafisch plan, de stedenbouwkundige voorschriften en te op te heffen juridische bepalingen. Dit impliceert dat de toelichtingsnota zowel de toelichting als de verordenende delen, zijnde het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften, van het ruimtelijk uitvoeringsplan bevat en dus autonoom kan worden gelezen. Hoofdstuk 10 geeft een weergave van de ruimteboekhouding.
|