3.1 Aanleiding voor dit ruimtelijk uitvoeringsplan
Momenteel zijn de werkzaamheden voor het uitwerken van een Strategisch plan voor de Waaslandhaven lopende. Een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) voor de afbakening van het havengebied zal een van de uitvoeringsinstrumenten van het Strategisch plan voor de Waaslandhaven zijn. Uit de werkzaamheden van het strategisch plan is gebleken dat er nood is aan een RUP fase 1. Het voorstel van inhoud van dit RUP werd besproken binnen een werkgroep van het strategisch plan. De Vlaamse Regering heeft in haar beslissing van 7 november 2003 de inhoud van dit RUP vastgelegd. Twee belangrijke feiten hebben deze noodzaak voor een RUP fase 1 beïnvloed:
-
Het decreet van 14 december 2001 voor enkele bouwvergunningen waarvoor dwingende redenen van groot algemeen belang gelden.
-
De schorsing van de tweede gewestplanwijziging (8 september 2000) door de Raad van State in een arrest in juli 2002. Het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002 schorste de tweede gewestplanwijziging van het gewestplan nr 13 Sint-Niklaas-Lokeren op het grondgebied van Beveren. Het gevolg van deze schorsing betekent dat niet alleen bestemmingswijzigingen binnen het zeehavengebied geschorst zijn maar ook dat de andere bestemmingswijzigingen die opgenomen waren in de tweede gewestplanwijziging geschorst zijn.
De inhoud van dit gewestelijke ruimtelijk uitvoeringsplan gaat bijgevolg niet alleen over het zeehavengebied Waaslandhaven. Het bevat ook bestemmingen die te maken hebben met de leefbaarheid van de dorpskernen en met natuurcompensaties die ingevolge de bepalingen van het decreet van 14 december 2001 voor enkele bouwvergunningen waarvoor dwingende redenen van groot algemeen belang gelden en de bepalingen over speciale beschermingszones in het decreet natuurbehoud moeten gerealiseerd worden om dit ruimtelijk uitvoeringsplan voor de haven te kunnen vaststellen. De inhoud is eveneens beperkt tot die bestemmingen waarover een ruime consensus bestaat of die opgenomen zijn in een milieueffectrapport of een passende beoordeling.
3.2 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het afbakeningsproces van de gebieden van de zeehavens
3.2.1 De bindende bepalingen
De volgende poorten worden geselecteerd als zeehavens: Antwerpen, Gent, Zeebrugge en Oostende (RSV - blz. 586).
Voor de zeehavens bakent het Vlaams Gewest in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen terreinen af als zeehavengebied (RSV - blz. 587).
3.2.2 Het richtinggevend gedeelte
Principes
Op basis van het richtinggevend deel van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, kunnen volgende principes gehanteerd worden (RSV - blz. 457-459):
De havens Antwerpen, Gent, Zeebrugge en Oostende worden als zeehavens geselecteerd.
De afbakening houdt rekening met de ruimtelijke voorzieningen voor de uitbouw van de zeehavens tot 2007. Deze voorzieningen zijn mede afhankelijk van belangrijke elementen als:
-
de verwachtingen inzake trafiekontwikkeling en de verdere groei van de industriele activiteiten in de zeehavens;
-
de toegankelijkheid in de zeehavens;
-
de investeringspolitiek van de Vlaamse overheid (zowel de keuze van de projecten als de financiering van investeringen in de zeehavens). Deze investeringspolitiek moet voor de vier zeehavens complementair worden bekeken.
De wijze waarop deze elementen in de toekomst zullen evolueren kan niet eenduidig bepaald worden. De weerslag ervan op de uiteindelijke uitbouw van de zeehavens is verstrekkend.
In de Vlaamse zeehavens komen industriele-, distributie-, opslag- en overslag en logistieke activiteiten ruimtelijk en functioneel sterk verweven met elkaar voor. Gelet op de bestaande tendensen tot een verdere integratie en verweving van de vernoemde types van activiteiten wordt een ruimtelijke differentiering per typeactiviteit in de zeehavens niet wenselijk geacht.
Essentieel voor een ruimtelijke definiering van havenactiviteit is het havengebonden karakter van de industriele, distributie-, opslag- en overslag- en logistieke activiteiten. De haveninvesteringen worden dan ook gekoppeld aan de zeehavengebieden.
Om het zeehavengebied exclusief voor deze zeehavenactiviteiten (met name zeehavengebonden industriele-, distributie-(physcial distribution), opslag-, overslag-en logistieke activiteiten) te bestemmen is een afbakening als dusdanig noodzakelijk. Het begrip 'zeehavengebied heeft aldus ook een ruimtelijke betekenis en wordt ruimtelijk afgebakend.
Om de ontwikkeling van de zeehavens te garanderen, de zeehaven als motor voor de ontwikkeling in te zetten, de nodige differentiatie en complementariteit tussen de zeehavens te garanderen en de nodige strategische reserves aan zeehaventerreinen te behouden, wordt op Vlaams niveau voor iedere zeehaven en haar omgeving een ruimtelijke visie ontwikkeld op basis waarvan een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan moet worden opgemaakt samen met de betrokken overheidssectoren. Uitdrukkelijk moet daarbij aandacht besteed worden aan de toegankelijkheid zowel langs de waterzijde als langs de landzijde en moet de bereikbaarheid van de zeehavens benaderd worden vanuit de context van een globaal mobiliteitsbeleid voor gans Vlaanderen en voor alle vervoersmodi.
Om de zeehavengebieden af te bakenen, worden ondermeer de volgende criteria gehanteerd.
-
de bestaande zeehavenactiviteiten;
-
de gewenste activiteiten: uitsluitend zeehavenactiviteiten;
-
de juridische toestand: er moet nagegaan worden welke oppervlakte aan industriegebied in de bestaande plannen van aanleg wordt afgebakend als zeehavengebied of als (specifiek) regionaal bedrijventerrein;
-
de ontwikkelingsperspectieven met betrekking tot de stedelijke gebieden, de structuurbepalende delen van het buitengebied, de economische knooppunten en de lijninfrastructuur (wegen, water- en spoorwegen, pijpleidingen, .).
Na onderzoek kan een gedeelte van de in de plannen van aanleg voorziene oppervlakte aan industriegebied en gebied voor KMO- en ambachtelijke bedrijven als (specifiek) regionaal bedrijventerrein worden afgebakend in de plaats van de afbakening als zeehavengebied. De afbakening als (specifieke) regionale bedrijfsterreinen kan slechts op basis van een visie voor het zeehavengebied en de omgeving.
Thans wordt voor de afbakening van het zeehavengebied in ntwerpen in ruimtelijke uitvoeringsplannen reeds vooropgesteld dat de oppervlakte van het zeehavengebied nagenoeg overeenstemt met de oppervlakte van de haven van ntwerpen zoals aangegeven in het KB van 2/2/1993 houdende de vaststelling van de lijst van de havens en hun aanhorigheden overgedragen van de Belgische Staat aan het Vlaams Gewest (ca. 15.000 ha). Uitgesloten worden ca 70-100 ha in het zuiden van de oude zeehaven. Voor ntwerpen Linkeroever moet worden nagegaan of de totaliteit als zeehavengebied wordt aangeduid dan wel dat een gedeelte als regionaal bedrijventerrein wordt weergegeven. Een gefaseerde ontwikkeling van het havenuitbreidingsgebied is aangewezen. Het internationaal multimodaal logistiek park te Beveren-Verrebroek zal tot het afgebakend zeehavengebied van ntwerpen behoren.
In het ruimtelijk uitvoeringsplan voor het zeehavengebied en de omgeving wordt de afbakening, de ruimtelijke inrichting en de reservering van gebieden vastgelegd. De bestemmingen aangegeven op de vigerende gewestplannen worden in het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de zeehavens zodanig gedifferentieerd dat:
-
de milieuhygienische impact naar de nabijgelegen bebouwing door een interne zonering geminimaliseerd wordt;
-
bufferzones worden aangeduid waarin mogelijkheden worden aangegeven en gerealiseerd;
-
de ontsluitingsinfrastructuur - noodzakelijk voor het economisch functioneren - wordt aangegeven;
-
de structurele natuurelementen (o.a. Ramsargebieden, Schelde-oevers) maximaal gevrijwaard blijven;
-
de ecologische infrastructuur blijft functioneren.
De oppervlakte van de ecologische infrastructuur die niet voor zeehavenactiviteiten van nut is, bedraagt maximaal 5 % van de oppervlakte van het zeehavengebied. Door de 5%-doelstelling echter niet per zeehavengebied voorop te stellen maar voor alle zeehavengebieden samen, moet het beleid beter in staat zijn om tegemoet te komen aan de specifieke karakteristieken van elk zeehavengebied. De lokalisatie van de ecologische infrastructuur moet zo gebeuren dat de havenactiviteiten niet worden gehinderd.
Deze principes moeten worden gelezen met artikel 4 van het decreet op de ruimtelijke ordening dat uitgaat van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en die gebaseerd is op ruimtelijke draagkracht.
3.3 Positionering van het RUP Waaslandhaven binnen het afbakeningsproces van het zeehavengebied van Antwerpen
3.3.1 Strategisch planningsproces voor Waaslandhaven
In 1999 verzocht de Vlaamse Regering de gouverneur van Oost-Vlaanderen om een Strategisch Plan voor de Waaslandhaven op te stellen. Alle betrokken administraties (eigen administraties van het Vlaams Gewest, Vlaamse openbare instellingen, Provincie Oost-Vlaanderen, gemeenten Beveren, Zwijndrecht), de NMBS, het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, en vertegenwoordigers van onder meer de landbouworganisaties, de natuur- en milieuverenigingen en bewonersgroepen overleggen sindsdien in opeenvolgende stappen over de afbakening en de gewenste ontwikkeling van de Waaslandhaven.
Op 29 april 1999 resulteerde dit tussentijds in de nota "Principes met betrekking tot het Strategisch Plan Linkerscheldeoevergebied". Uitgaande van die nota wordt momenteel gewerkt aan het uiteindelijke Strategisch Plan waarvan de conclusies, tezamen met die van het Strategisch Plan voor het rechterscheldeoevergebied, de basis zullen vormen voor de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het zeehavengebied van Antwerpen.
3.3.2 Vertaling van strategisch planningsproces in gewestplanwijzigingen
Tweemaal werden tussentijdse resultaten van het strategisch planningsproces op het niveau van de Vlaamse regering beleidsmatig vertaald in gewestplanwijzigingen. De ordening van het originele gewestplan (KB 7 november 1978 houdende vaststelling van het gewestplan Sint-Niklaas-Lokeren), inclusief de beperkte herziening op 17 juni 1996 in verband met het logistieke park, voldeed niet langer aan de gewijzigde inzichten over de havenontwikkeling en de inpassing van de haven in haar omgeving bij het begin en in de loop van het strategisch planningsproces.
De historiek van de gewestplanwijzigingen is als volgt:
1 juni 1999
|
Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van de eerste gewestplanwijziging
|
31 mei 2000:
|
Arrest van de Raad van State nr 87.739: schorsing van het besluit van 1 juni 1999 van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van de eerste gewestplanwijziging
|
8 september 2000
|
Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van de tweede gewestplanwijziging
|
30 juli 2002:
|
Arrest van de Raad van State nr. 109.563: schorsing van het besluit van 8 september 2000 van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van de tweede gewestplanwijziging
|
Het gevolg van de twee schorsingen is dan ook dat de beleidsmatige vertaling van het strategisch planningsproces terug bij het begin staat, namelijk de ordening van het originele gewestplan (KB 7 november 1978) en van de beperkte herziening op 17 juni 1996.
3.3.3 Het decreet van 14 december 2001 voor enkele bouwvergunningen waarvoor dwingende redenen van groot algemeen belang gelden (verder: het nooddecreet)
Op basis van het nooddecreet kunnen een aantal stedenbouwkundige vergunningen verleend worden waarbij eventueel een uitzondering kan gemaakt worden op het vigerende bestemmingsplan. De procedure voor deze stedenbouwkundige vergunningen is specifiek omdat:
-
De Vlaamse regering de vergunningen kan verlenen na het doorlopen van de gewone procedure zoals voorgeschreven in het decreet ruimtelijke ordening.
-
Na het verlenen van deze vergunningen moeten ze worden bekrachtigd door het Vlaamse parlement binnen een bepaalde termijn (dertig dagen na ontvangst door het Vlaamse parlement).
Het nooddecreet bevat een aantal limitatief opgesomde werken, handelingen en inrichtingen nodig om het Deurganckdok aan te leggen en operationeel te maken die van dwingend groot algemeen en strategisch belang worden verklaard in dit nooddecreet:
-
de aanleg in drie fasen van maximum 5 300 m diepgefundeerde kaaimuren en aanhorigheden, inbegrepen alle bijbehorende droge grondwerken, met inbegrip van eventuele zandwinning;
-
het baggeren van het dok en de toegang ervan tot de Beneden-Zeeschelde, inbegrepen de verruiming van de Drempel van Frederik en Zandvliet, zoals aangegeven in kaart 3, en het aanwenden van de vrijgekomen baggerspecie voor het ophogen van de terreinen omheen het dok en van de terreinen ten westen van en aansluitend aan het Doeldok aangegeven in kaart 2, alsook voor het gedeeltelijk dempen van het Doeldok, met inbegrip van eventuele zandwinning;
-
de aanleg van de leefbaarheidsbuffer tussen Doel en de terreinen rond het Deurganckdok;
-
de aanleg van de ontsluitingsinfrastructuur voor weg- en spoorverkeer, inclusief de noodzakelijke aanpassingen van de bestaande transportinfrastructuur en haar aanhorigheden;
-
de compenserende maatregelen in toepassing van artikel 6, leden 2, 3 en 4, van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992, inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals aangegeven in kaarten 4 en 5 :
-
weidevogelgebied gelegen in een gecontroleerd overstromingsgebied binnen het gebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde (valt buiten het plangebied maar binnen het RUP Gecontroleerd overstromingsgebied met natuurverwevingsgebied "Kruibeke-Bazel-Rupelmonde, definitief vastgesteld bij Besluit van de Vlaamse regering van 16 januari 2004);
-
Paardenschor;
-
kreek ter hoogte van het Paardenschor;
-
zoetwaterkreek in de buffer (Zuid-West B);
-
plas "Drydijck" met inbegrip van ecologische buffer;
-
weidevogelgebieden gelegen in zoekzone "Doelpolder noord" (V) en in tijdelijk weidevogelgebied "Putten west" (ZT );
-
verbetering ecologische kwaliteit polder op percelen in eigendom van de Vlaamse overheid;
-
tijdelijk en permanent beheer van waterplassen gelegen in de zone "Putten Plas" en overige waterplassen in Z2-gebied;
-
tijdelijke inrichting van de spuitvelden "Zwijndrecht", "ex-Doeldok" en "Z2-gebied".
De kaarten 1, 2 en 4 van het nooddecreet zijn opgenomen bij de kaarten met de juridische en feitelijke toestand. Kaart 5 gaat over het gebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde en is niet opgenomen in de toelichtingsnota bij het RUP.
Het nooddecreet bevat enerzijds die werken die nodig zijn voor het aanleggen en operationeel maken van het Deurganckdok en anderzijds de natuurcompensaties die moeten gerealiseerd worden omdat het uitvoeren van de werken significante effecten heeft op het vogelrichtlijngebied of op het habitatrichtlijngebied. De natuurcompensaties zijn bijgevolg onlosmakelijk verbonden met het project van het Deurganckdok. De werken voor het Deurganckdok en de natuurcompensaties zijn onderzocht in het milieu effectenrapport dat conform verklaard werd in oktober 2001. Ditzelfde MER diende ook als basis voor het nooddecreet.
Artikel 11 van het nooddecreet stelt dat de bijkomende voorwaarden (bekrachtiging) en mogelijkheden tot uitzondering op het bestaande bestemmingsplan ophouden uitwerking te hebben vanaf het ogenblik dat de Vlaamse regering of de vergunningverlenende overheden de mogelijkheid hebben de vergunningen te verlenen op basis van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Voor werken van algemeen belang die opgesomd zijn in het nooddecreet en die binnen het RUP vallen, betekent dit concreet dat voor die vergunningen de procedure van het nooddecreet niet meer moet gevolgd worden vanaf het ogenblik dat de opmerkingen en bezwaren van het openbaar onderzoek voor een RUP gekend zijn.
Door de schorsing van de tweede gewestplanwijziging zijn momenteel de bestemmingen van het gewestplan van 1978 en van de gewestplanwijziging van 1996 van toepassing. Deze laatste gewestplanwijziging gaat enkel over een klein gebied in het zuidwesten (lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter, transportzone).
Deze situatie maakt dat projecten die niet opgenomen zijn in het nooddecreet, enkel kunnen gerealiseerd worden wanneer een stedenbouwkundige vergunning kan verleend worden op basis van het vigerend bestemmingsplan. De stedenbouwkundige vergunningen die op basis van dit nooddecreet verleend en bekrachtigd zijn vooraleer stedenbouwkundige vergunningen kunnen verleend worden op basis van een RUP voor dit gebied, blijven onverminderd uitvoerbaar. De geldigheid of uitvoerbaarheid van de door het Vlaamse parlement bekrachtigde stedenbouwkundige vergunningen wijzigt niet door een RUP. De juridische grondslag voor deze vergunningen is het nooddecreet. Die vergunningen zijn uitgevoerd. De decretale bekrachtigingen worden niet gewijzigd door het ruimtelijk uitvoeringsplan. Van zodra het RUP bekrachtigd is, kunnen nieuwe, gebeurlijk wijzigende, vergunningen verleend worden overeenkomstig de stedenbouwkundige voorschriften ervan. De vergunningsprocedure van het nooddecreet is echter niet meer van toepassing eens vergunningen kunnen verleend worden op basis van het RUP zodat de vergunningsprocedure zoals opgenomen in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening terug van toepassing is.
Artikel 8 van het nooddecreet bevat een opdracht voor de Vlaamse regering om een ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken voor de werken, handelingen en inrichtingen nodig om het Deurganckdok aan te leggen en operationeel te maken zoals gedetailleerd in artikel 2 van dat decreet en die gesitueerd zijn op het grondgebied van de gemeente Beveren. Daarnaast moet het RUP eveneens toelaten dat werken voor de nodige natuurcompensaties, om te voldoen aan het nooddecreet en aan het decreet van natuurbehoud, kunnen vergund worden in de zone waar ze volgens het nooddecreet gesitueerd moeten zijn.
3.3.4 Gewestplanbestemmingen- werken opgenomen in het nooddecreet - gewestelijk RUP
Een ontwerp van RUP wordt voorlopig vastgesteld door de Vlaamse regering en het uiteindelijke RUP wordt eveneens definitief vastgesteld door de Vlaamse regering.
De stedenbouwkundige vergunningen voor werken die opgenomen zijn in het nooddecreet zijn door het Vlaamse parlement bekrachtigd bij decreet 1. Zolang het nooddecreet van toepassing is, kunnen deze vergunningen enkel gewijzigd worden door een nieuwe vergunning die ook door het Parlement bij decreet wordt bekrachtigd. Van zodra het RUP definitief is goedgekeurd (en het nooddecreet dus vervalt), geldt terug het normale vergunningsregime waarbij rekening wordt gehouden met de bepalingen van het goedgekeurd RUP.
3.3.5 Het verband tussen het nooddecreet en het RUP.
Voor de werken die opgenomen zijn in het nooddecreet is er een speciaal regime van toepassing in die zin dat de werken, handelingen en inrichtingen nodig om het Deurganckdok aan te leggen en operationeel te maken decretaal vastliggen in het nooddecreet. Deze werken, handelingen en inrichtingen of de projecten die onderdeel zijn van het Deurganckdok zoals opgesomd in het nooddecreet, behoren tot de bestaande juridische toestand die opgenomen wordt in het RUP als een onderdeel van het niet verordenend deel. De bestemming die gegeven wordt aan het gebied waarop die werken, handelingen en inrichtingen gelegen zijn is wel een deel van het RUP. Samen met het stedenbouwkundig voorschrift en de grafische aanduiding is het een onderdeel van het verordenend deel. Dit deel is dan ook voorwerp van het openbaar onderzoek. Het is nochtans zo dat het openbaar onderzoek voor de bestemmingen voor die aspecten anders is dan een klassiek openbaar onderzoek omdat alleen die aspecten onderdeel zijn van het openbaar onderzoek die niet reeds het voorwerp zijn van het nooddecreet of van de bij decreet bekrachtigde stedenbouwkundige vergunningen voor werken, handelingen en inrichtingen. De inspraak werd voor deze werken, handelingen en inrichtingen gewaarborgd ten tijde van de procedure voor de stedenbouwkundige vergunningen. Vergunningen kunnen het voorwerp niet uitmaken van een openbaar onderzoek voor een ruimtelijk uitvoeringsplan. Een ruimtelijk uitvoeringsplan regelt de ordening van een gebied. Op basis van dit ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen toekomstige stedenbouwkundige vergunningen verleend worden.
3.3.6 Procedures met de Europese Commissie
De Europese Commissie schreef een brief met vraag om uitleg op 19 februari 2001 (D (01) 520287). Deze vraag ging over de toepassing van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand en van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna met betrekking tot de havenontwikkeling van de Waaslandhaven.
In die brief stelt de Europese Commissie dat er, voor zover de Europese Commissie bekend, geen passende beoordeling overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de richtlijn 92/43/EEG werd gemaakt voorafgaand aan de voorlopige vaststelling van de tweede gewestplanwijziging. Voor deze gewestplanwijziging is een passende beoordeling nodig aldus de Europese Commissie, omdat het een negatieve impact heeft die significant kan zijn. De Vlaamse regering heeft hierop omstandig geantwoord dat er een passende beoordeling gemaakt werd en dat de Vlaamse regering niet negeert dat er hier een passende beoordeling moet gebeuren. Aanvankelijk besliste de Europese Commissie om de procedure verder te zetten en een ingebrekestelling te sturen op 20 maart 2002. Ondertussen heeft de Europese Commissie beslist om die zaak niet verder te zetten. Uit de tekst van de ingebrekestelling blijkt dat het standpunt van de Europese Commissie is dat de datum van 2007 in de voorschriften voor het zeehavengebied met tijdelijke agrarische bestemming (ZTA) en met tijdelijke bestemming valleigebied (ZTV) een probleem vormt. De Europese Commissie interpreteert dit aldus dat de Vlaamse regering nu reeds beslist zou hebben om de haven uit te breiden met de ZTA-en ZTV-gebieden zonder dat een passende beoordeling gebeurde. De Vlaamse regering stelt echter dat 2007 of nadien wanneer en van zodra de situatie zich daarvoor voordoet, een nieuw beslissingsmoment is waarbij een passende beoordeling zal plaatsgrijpen indien de haven uitgebreid wordt met een van die gebieden. Dit discussiepunt met de Europese Commissie is een reden om het ZTA en ZTV-gebied niet op te nemen in dit RUP. De opmaak van een passende beoordeling voor het ZTA en ZTV zal gestart worden wanneer de volgende gegevens gekend zijn:
-
Een akkoord over de bestemming die wenselijk is voor het gebied
-
de instandhoudingsdoelstellingen en de erbij horende grafische kaart (dit is de ruimtelijke vertaling van de behoeften die voortkomen uit de instandhoudingsdoelstellingen, of de "achtergrondnota natuur"
3.3.7 Behoefte aan een tussentijds ruimtelijk uitvoeringsplan
Als gevolg van de schorsing van de eerste en de tweede gewestplanwijziging noodzaken een aantal van de eerder vermelde elementen de Vlaamse regering om een tussentijds gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken voor de Waaslandhaven en omgeving voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de zeehaven. Samengevat zijn het de volgende elementen:
-
de opdracht voor de Vlaamse regering in artikel 8 van het nooddecreet om een ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken voor de werken, handelingen en inrichtingen nodig om het Deurganckdok aan te leggen en operationeel te maken, zoals gedetailleerd in artikel 2 van dat decreet
-
de onmogelijkheid om op basis van het nooddecreet aan private bedrijven stedenbouwkundige vergunningen te verlenen voor werken en handelingen met het oog op de exploitatie van het dok
-
in het voortgangsrapport van het Strategisch plan Linkerscheldeoevergebied (2) werd het opgenomen bij de prioritaire voorwaarde scheppende acties:
'Vooruitlopend op een meer omvattend actieplan dat in het voorontwerp van strategisch plan zal worden opgenomen, is het zinvol in dit tussentijdse ontwerp-voortgangsrapport reeds een eerste aanzet hiertoe aan te geven, met name wat betreft de prioritaire acties die samenhangen met de referentiesituatie en met de basis- en randvoorwaarden. Hierdoor wordt het mogelijk een eerste doorkijk op de verschillende verantwoordelijkheden en op de benodigde budgetten te geven. Tegelijk onderstreept het de noodzaak een aantal prioritaire acties reeds op zeer korte termijn op te starten of verder te zetten, hetgeen de slagkracht en het draagvlak voor het strategisch plan alleen maar ten goede kan komen.
Criteria voor de keuze van deze prioriteiten vloeien voort uit het opzet om de ontwikkeling van het Linkerscheldeoevergebied en de Waaslandhaven krachtdadig te sturen naar een kwaliteitsvolle ontwikkeling die zichtbaar is op het terrein en voelbaar in het functioneren. Het betreft :
-
noodwendigheden vanuit het verdragsrecht;
-
fundamentele vrijwaring van de verdere havenontwikkeling;
-
kwaliteitsvolle voorbeeldontwikkeling van omvangrijke nieuwe projecten;
-
wegwerken van de grootste onleefbare situaties.
Essentieel voor de samenhang in het gehele strategische plan is de geliiktiidigheid en de koppeling van de acties in de verschillende luiken. Deze moet garanderen dat gelijktijdig met of voorafgaand aan de 'harded acties ten behoeve van economie en infrastructuren ook de nodige acties op 'zachtered domeinen zoals de leefbaarheid, het landschap en de natuurlijke structuur effectief en effectvol plaatsvinden.
Principe 48
Als prioritaire acties die in de loop van 2003 en 2004 dienen opgestart (en zo mogelijk gerealiseerd) wordt volgend pakket geselecteerd.
Naast de inhoud van de acties zijn hierbij (tussen haakjes) ook de initiatiefnemers aangeduid. De initiatiefnemers zijn de overheden die de betreffende actie trekken, die er het projectmanagement van voeren.
Prioritaire voorraardenscheppende acties :
-
versnelde uitvoering van de instandhoudingsdoelstellingenstudie en opmaak van een Raamplan Natuur, in integratie met het strategisch plan ;
-
opmaak van het kortetermijn beschermend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Waaslandhaven voor alle delen van het Linkerscheldeoevergebied die met de ontwikkeling van de Waaslandhaven samenhangen en die de leefbaarheid van de omliggende dorpskernen garanderen. Dit betekent in grote lijnen een hernemen van de tweede gewestplanwijziging voor die bestemmingen waarover een consensus bestaat en die de leefbaarheid van de dorpskernen moet bewaken of waarvan de bestemmingen reeds gerealiseerd zijn. Daarnaast zou dit korte termijn beschermend ruimtelijk uitvoeringsplan de werken, handelingen of inrichtingen moeten opnemen die opgenomen zijn in artikel 2 van het decreet van 14 december 2001 voor enkele bouwvergunningen waarvoor dwingende redenen van groot algemeen belang gelden.
3.4 Visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven
Dit hoofdstuk bevat de ruimtelijke concepten die de basis vormen voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan fase 1. Voor de formulering van ruimtelijke concepten wordt in hoofdzaak teruggevallen op het strategisch planningsproces voor de Waaslandhaven en elementen uit het nooddecreet.
3.4.1 Bestaande haven bestendigen
Het bestaande industrieel en maritiem complex dat het havengebied op de linkeroever vormt, wordt bestendigd. Dit betekent dat het zeehavengebied zoals reeds voorzien was in de vorm van "zeehavengebied type 2" in de tweede gewestplanwijziging van 2 september 2000 slechts opgenomen wordt voor het deel dat het voorwerp uitmaakte van het MER voor het Deurganckdok. De bestaande waterwegen worden eveneens bevestigd. Het complex van Zwijndrecht, gelegen binnen het gewestplan Antwerpen, in het oosten aansluitend op het Beverse deel van en integraal deel uitmakend van de Waaslandhaven, wordt bestemd als zeehavengebied.
Het MER voor het Deurganckdok bevatte tevens een passende beoordeling. Dit betekent dat voor het realiseren van het Deurganckdok een aantal natuurcompensaties moeten gerealiseerd worden. Daarnaast zijn er ook een aantal natuurcompensaties voor projecten die in het verleden plaatsvonden. Deze natuurcompensaties zijn opgenomen in het nooddecreet en bijgevolg wordt ermee rekening gehouden in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
3.4.2 Het Deurganckdok als essentiële infrastructuur voor containeroverslag in de Antwerpse haven en de definitieve afwerking van het Verrebroekdok
De explosieve stijging van de containertrafieken in de haven van Antwerpen tijdens de afgelopen jaren (jaarlijkse groei van meer dan 13 %), de inschatting dat de containertrafiek de enige sector is waarvoor het volgende decennium nog een autonome groei van 6 à 7 % per jaar kan worden verwacht, de marktleiderspositie van de Antwerpse haven voor containertrafieken op de Atlantische route en alle belangrijke noord-zuidroutes, de hypercompetitieve omgeving van de containeractiviteiten, de schaalvergroting van de containerschepen, de vraag naar een snellere en gespecialiseerde behandeling van steeds grotere ladingsvolumes en de volledige bezetting van de Europa- en Noordzeeterminal op de rechteroever vroegen in 1998 om structurele ingrepen, namelijk het voorzien van bijkomende containeroverslagmogelijkheden. Aangezien het op de rechterscheldeoever onmogelijk is om bijkomende terminals aan te leggen, werd in 1998 door de Vlaamse regering beslist tot de aanleg van een getijdendok (Deurganckdok) op de linkerscheldeoever.
Het grotendeels aangelegde Verrebroekdok kan verder afgewerkt worden met het oog op de behandeling van stukgoed, voor RoRo-transport of voor containertrafiek naar gelang de noden van de haven.
3.4.3 Een gedeeltelijke demping van het Doeldok en een beperkte havenuitbreiding voor de aanleg en de exploitatie van het Deurganckdok
De aanleg van het Deurganckdok zal een aanzienlijke hoeveelheid grondverzet met zich meebrengen. Het grootste gedeelte hiervan zal geborgen worden in het noordelijk gedeelte van het Doeldok en door ophoging van terreinen rondom het aan te leggen Deurganckdok. De huidige oppervlakte zeehaven (op opgespoten terreinen) zal hierdoor beperkt uitbreiden. Op korte termijn kan het gebied ten noorden van de verkortingsdijk worden ingeschakeld voor de exploitatie van het Deurganckdok.
Voor de verdere aanleg van het Verrebroekdok is uitbreiding vereist van het zeehavengebied.
Voor de spuitvelden op het gedempte deel van het Doeldok en de opgespoten terreinen ten westen van het Doeldok is de tijdelijke doelstelling om het beheer zodanig uit te voeren dat het dienstig is als tijdelijke natuurcompensatie.
3.4.4 Infrastructuur voor een multimodale ontsluiting van de zeehaven
Op termijn moet de zeehaven toegankelijk blijven voor de verschillende transportmodi. Met het oog op een optimale ontsluiting naar het omliggende infrastructuurnetwerk moet een aantal schakels worden aangepast, ontbreekt een aantal verbindingen en moeten stroken gevrijwaard worden om de toekomstige aanleg van ontsluitingen mogelijk te maken:
Om de westelijke ontsluiting mogelijk te maken dient het zeehavengebied ten noorden van Drydijck ter hoogte van de Arenbergpolder in vergelijking met de tweede gewestplanwijziging ten dele vergroot te worden door het afschuinen van de begrenzing.
Om het transport via pijpleidingen en hoogspanningsleidingen mogelijk te maken wordt niet alleen in de bestemming Z maar ook in de andere bestemmingsvoorschriften het onderhoud en de heraanleg van de bestaande leidingen en de aanleg van nieuwe leidingen mogelijk gemaakt.
De andere aspecten van ontsluiting van de zeehaven en van infrastructuur zullen het voorwerp uitmaken van een later ruimtelijk uitvoeringsplan.
(beeld van de (voorlopige) gewenste verkeers- en vervoerstructuur conform het Strategisch plan Linkerscheldeoever en conform het Raamplan mobiliteit:
-
het zeehavengebied wordt op termijn aangesloten met twee aansluitingspunten op de R2 en met een nieuw aansluitingspunt rechtstreeks op de A11;
-
tussen deze aansluitingspunten zal het zeehavengebied beschikken over een gesloten verdeelweg;
-
De aantakking van het kleinstedelijk gebied Beveren/Melsele aan het hoofdwegennet zal langs parallelwegen vanaf de N450 worden ingebouwd in het complex Kallo-Melsele;
-
Kieldrecht en Verrebroek worden aangetakt langs parallelwegen vanaf de N451;
-
de relaties tussen het kleinstedelijk gebied en de noordelijke woonkernen zal verlopen langs de N450 en de N451 die niet rechtstreeks op de A11 zullen aantakken.)
3.4.5 Buffer en leefbaarheidbuffers
Aan de buitengrens van de zeehaven langs Drydijk, langs het Spaans Fort tot aan de Watergang, wordt een buffer voorzien om een overgang te vormen tussen de aanpalende gebieden (woonkernen, open landbouwgebied, .) en de zeehavenactiviteiten. Het buitenste deel van de buffer wordt ingericht als een volwaardig alternatief voor het verlies van natuurwaarden door havenontwikkeling in de speciale beschermingszones volgens het decreet natuurbehoud (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden). In de buffer kunnen fietspaden worden aangelegd en kunnen bestaande dwarswegen als basis dienen voor de aanleg van lokale ontsluitingswegen.
De bestemming van de kern van Doel en de onmiddellijke omgeving ervan worden niet gewijzigd. Om de leefbaarheid in Doel en omgeving te vrijwaren worden twee leefbaarheidbuffers voorzien. De leefbaarheidbuffer tussen Doel en het Deurganckdok volgens de principes van de leefbaarheidstudie voor Doel is vergund in 2002. De leefbaarheidbuffer ten zuidwesten van Doel moet worden aangelegd wanneer binnen 500 meter ten westen van de voor de buffer voorziene locatie industriële activiteiten worden ontwikkeld.
Voor de westelijke buffer van Kallo aan de R2 wordt een zone ten oosten van de R2 aangeduid waarbinnen een buffer dient gerealiseerd te worden. In het koppelingsgebied dient tussen het zeehavengebied en de kern van Kallo een buffer aangelegd te worden.
3.4.6 Voldoende afstand tussen de kernen en de zeehaven
Het gebied tussen de kern van Kieldrecht en het zeehavengebied en havenuitbreidingsgebied (situatie gewestplan 1978) krijgt de bestemming 'poldergebied'. Er wordt geen uitspraak gedaan over de afbakening van het zeehavengebied. In dit poldergebied moet de cohabitatie van de normale ontwikkeling van bestaande landbouwbedrijven met het vogelrichtlijngebied gerealiseerd worden. Dit 'poldergebied' bevat het gebied tussen Drydijck en Prosperpolder (Muggenhoek). De bestemming van het gebied dat havenuitbreidingsgebied is volgens het vigerend gewestplan (1978) zal in een later ruimtelijk uitvoeringsplan worden vastgelegd. Een buffer ten opzichte van het gehucht Prosperpolder wordt de facto door deze herbestemming aan Muggenhoek en door de compensatiegebieden uit het nooddecreet (kreek ter hoogte van Paardenschor en het weidevogelgebied Doelpolder-Noord) gegarandeerd.
3.4.7 Een kraal van natuurelementen rond de zeehaven
Om de aanleg van het Deurganckdok mogelijk te maken dienen op zijn minst gelijktijdig met de aanleg van het dok de in het MER en in het nooddecreet voorziene natuurcompensaties uitgevoerd te worden. De permanente natuurcompensaties worden met een bestemmingswijziging vastgelegd in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De tijdelijke natuurcompensaties die niet in de bestemming zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven voorkomen, worden aangeduid met een overdruk. Enkel de vertaling van die rol en aard naar de bestemming die de noodzakelijke inrichting van de compensatie toelaat is nieuw. Het gaat concreet om volgende compensaties:
Herstel Paardenschor
Het historisch Paardenschor is gelegen ten noorden van de kerncentrale Doel aan de linkeroever van de Schelde. Het is destijds opgehoogd met zand. Het streefbeeld is een actief slik en schor langs de Schelde en aansluitend bij het Schor Oude Doel waarmee het één beheersentiteit met eenzelfde begrazingsbeheer zal vormen. De voorziene werken zijn het terug afgraven tot het natuurlijk schorreniveau. Voor de veiligheid tegen overstromingen wordt de bestaande dijk tussen het Paardenschor en de polder hersteld en opgetrokken tot Sigmahoogte (11 m TAW). Het residuele grondoverschot wordt opgenomen in de totale grondschotel van het project.
Aanleg plas Drydijck en instandhouding van de Grote en Kleine Weel
Vooreerst dient dit gebied gekaderd te worden binnen de ruimere context. Het gebied heeft een scharnierfunctie tussen verschillende waterrijke gebieden: De Putten weiden in het noordoosten, de welen en de Grote Geul in het noordwesten en de toekomstige kreken. De optimale toekomstige hydro-ecologische relatie van het gebied Drydijck met deze andere gebieden wordt in het kader van de studie 'landschapsbuffer' verder onderzocht.
Als streefbeeld voor het gebied Drydijck wordt gestreefd naar een voldoende grote plas met brede oeverzones en een zo gevarieerd mogelijk bodemgebruik om enerzijds een maximum aan doortrekkende en overwinterende watervogels een habitat te bieden en anderzijds een ruim scala van broedvogels een geschikte rustige broedgelegenheid te bieden.
Deze plas wordt aangelegd in het natuurgebied Drijdijck en het ecologische gedeelte van de buffer (cf 3.3.5.) dat er op aansluit. Deze twee zones worden geïntegreerd tot een enkel gebied.
Het beheer beperkt zich tot het tegengaan van successie binnen het weidevogelgebied. Dit zal in hoofdzaak gebeuren via een extensief, periodiek maaibeheer of een beweiding. Op langere termijn, wanneer dit gebied verbonden wordt met het gebied Zoetwaterkreek, kan worden geopteerd voor een meer natuurlijke begrazing.
Aanleg zoetwaterkreek palend aan het poldergebied
Het streefbeeld is een langgerekte zoetwaterkreek ten oosten van Kieldrecht, naast het poldergebied. Deze kreek zal zeer gevarieerde oevers en ondiep-waterzones hebben, zowel qua substraat (klei - zand) als qua helling en bodemgebruik op de vaste wal en daardoor een zeer gevarieerd broedbiotoop vormen voor watervogels, rietvogels en nat-riet-vogels, struweelvogels, strand-en koloniebroeders en weidevogels.
De zoetwaterkreek wordt gevoed met grondwater en met hemelwater en wordt voorlopig niet in verbinding gesteld met oppervlaktewater. De maximale diepte bedraagt 2,5 meter onder gemiddeld waterpeil, zodat zich over de volledige diepte van de plas en dus de volledige oppervlakte natuur kan ontwikkelen. De kreek heeft zeer flauw hellende onderwatertaluds aan de binnenbochten en flauwe oevers aan de buitenbochten. Binnen dit reliëf wordt binnen de zone met waterdiepte minder dan 50 cm bijkomend een microreliëf voorzien zodat grondwaterafhankelijk en dus seizoensafhankelijk droogvallende slikplaten ontstaan afgewisseld met geïsoleerde plassen en natte depressies. Op een aantal plaatsen wordt een zandig substraat aangebracht zodat een strandsituatie ontstaat. Over de rest van de plas komt het natuurlijke kleiige substraat voor. Een beperkt eiland wordt voorzien.
Het beheer beperkt zich tot het tegengaan van verdere successie binnen de strandvlakte, binnen het weide-vogelgebied en binnen de rietpartijen. Dit zal in hoofdzaak gebeuren via een extensief, periodiek maaibeheer of een weidebeheer. Op langere termijn, wanneer dit gebied verbonden wordt met het gebied Drydijck, kan worden geopteerd voor een meer natuurlijke begrazing.
Tijdelijke compensatie Weidevogelgebied Putten-West
Het weidevogelgebied Putten-West (tussen de Putteweiden en de Zoetwaterkreek) is minstens tot 2007 een tijdelijke compensatie. Landbouw en natuur zijn nevengeschikte functies. Het gebied heeft enerzijds een belangrijke natuurwaarde vooral voor foeragerende ganzen en als broedgebied voor weidevogels. Anderzijds moeten de bestaande landbouwbedrijfszetels kunen blijven. Het bewoningsrecht voor bestaande en vergunde woningen wordt in het gebied bestendigd.
Het Groot Rietveld, de put van Fien en de verdedigingsdijk of defensieve dijk
Het Groot Rietveld is een voormalig spuitveld jonger dan 10 jaar met een goed ontwikkelde rietpartij en ondiepe plassen. Het gebied met een oppervlakte van 78 ha is gelegen langs de westzijde van de zogenaamde defensieve dijk, verdedigingsdijk of militaire dijk. De huidige natuurwaarden worden als compensatie ter aanzuivering van het historisch passief opgenomen. De put van Fien is van ecologisch belang. De verdedigingsdijk is opgenomen in het natuurgebied omwille van de landschappelijke waarde ervan (beschermd landschap bij Ministerieel besluit van 14/09/01).
Reeds gerealiseerde natuurwaarden 'Zuidelijke Groenzone" en de instandhouding ervan en "Steenlandpolder"
De Zuidelijke Groenzone beslaat een oppervlakte van ongeveer 110 ha en bestaat integraal uit zeer oude spuitvelden waarop spontane natuurontwikkeling heeft plaatsgevonden. De Zuidelijke Groenzone bestaat vandaag uit een gevarieerd complex van plassen, rietvelden, weilanden, kleine wildakkers, zandige vlakten en bos. De huidige natuurwaarden worden als compensatie ter aanzuivering van het historisch passief opgenomen met uitzondering van de randstrook langsheen de N49.
Een gelijkaardige oppervlakte ten westen van de R2 en ten noorden van de A11/N49 in de Steenlandpolder, als semi-permanente compensatie, wordt aangeduid met een overdruk. De Steenlandpolder beoogt een ecologische herinrichting van watergangen in het zeehavengebied conform de principes van natuurtechnische milieubouw ter compensatie van het verlies aan rietkragen
Maatregelen in deze zoekzone zijn beperkt tot het weren van alle vormen van verstoring in dit gebied met het oog op het creëren en instandhouden van de natuurwaarden: verbod op het landbouwgebruik en recreatief medegebruik m.i.v. jacht en handhaving van dit verbod o.a. door het plaatsen van een degelijke afsluiting tegen elk ongewenst gebruik.
Reeds gerealiseerde natuurwaarden 'Melkader" en de instandhouding ervan
De Melkader is een restant van het voormalig getijdenkreek gelegen te Kallo. Ten westen van Kallo gaat het om een brede watergang en de aanpalende oeverzone. Ten oosten van Kallo is eveneens het natuurlijk poldercomplex aan de noordoever en begrensd door het opgespoten terrein ten zuiden van de Kallosluis opgenomen, alsmede Bazeput, gelegen tussen de Melkader en de elektriciteitscentrale van Kallo-Zwijndrecht.
Reeds gerealiseerde natuurwaarden 'Fort Liefkenshoek" en de instandhouding ervan
Langs de linkeroever van de Schelde liggen twee oude forten.
Fort Liefkenshoek vormt een tweelingfort met Fort Lillo op de rechteroever. Deze Napoleontische forten dienden ter beveiliging van de Scheldedoorgang. Het Fort Liefkenshoek werd bij de uitbouw van de Waaslandhaven niet opgespoten en kon zich sindsdien ontwikkelen als natuurgebied. In functie van het Sigmaplan wordt een deel van de Scheldedijk aangelegd rondom het Fort. Om de potentiële natuurwaarden buiten de aangepaste Sigma-dijk (slikken en schorren) een bestemming te geven die daarmee overeenkomt, wordt de grens tussen het industriegebied en de Schelde aangepast aan de voorgestelde verlegging van de Scheldedijk.
(De actualisatie van het SIGMAPLAN uit 1977 wil voor het Zeescheldebekken de overstromingsrisico's beheersen en de vooropgestelde natuurdoelstellingen behalen. Op 17 december 2004 besliste de Vlaamse Regering haar goedkeuring te hechten aan de krachtlijnen van het geactualiseerde SIGMAPLAN, die aangeven dat de optimale bescherming tegen overstromingen bestaat uit een combinatie van de aanleg van overstromingsgebieden en lokale dijkverhogingen. Op 22 juli 2005 besliste de Vlaamse Regering over de uitvoering op basis van een fasering die rekening houdt met de realisatie-eisen gesteld in de Langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium. De uitvoeringstermijn van de projecten loopt tot 2030.)
3.4.8 Tijdelijke en semi-permanente natuurcompensaties voor het Deurganckdok in het zeehavengebied
De tijdelijke en semi-permanente natuurcompensaties voor de aanleg van het Deurganckdok zijn reeds in het nooddecreet vastgelegd. Deze gebieden zijn alle binnen het bestaande industriegebied gelegen. De stedenbouwkundige voorschriften voor deze gebieden moeten de noodzakelijke (tijdelijke) inrichting voor de compensatie toelaten. Deze gebieden worden daarom niet apart op het verordenend grafisch plan weergegeven maar alleen bij de bestaande en de juridische toestand. Het zijn: Verrebroekse plassen, gedempt deel Doeldok, bergingszone C60 en de Zwijndrechtse vlakte. In de stedenbouwkundige voorschriften voor het Z-gebied worden bepalingen opgenomen over de natuurcompensaties binnen het gebied. Omdat de Steenlandpolder niet binnen Z-gebied van dit RUP ligt wordt dit aangeduid als een tijdelijke natuurcompensatie. Het verband met het mandaat van de Beheercommissie Natuurcompensaties LSO wordt verduidelijkt. In die gebieden die als tijdelijke of semi-permanente compensatiegebieden dienen, kunnen enkel werken plaatsvinden die dienstig zijn voor de tijdelijke compensatie tot zolang, anticiperend hierop, in hun vervanging niet is voorzien.
3.4.9 Reservezone voor specieberging C59
De reservezone voor specieberging C59 wordt overeenkomstig het nooddecreet als een reservezone voor specieberging met de bijhorende natuurcompensatie opgenomen. De voorschriften bepalen dat het gebied alleen in laatste instantie voor specieberging ingevolgde de actuele bouw van het Deurganckdok kan worden benut en er in de mate van het mogelijke van wordt gevrijwaard.
3.4.10 Ecologische infrastructuur
Ter realisatie van de ecologische infrastructuur (streefcijfer 5% van de oppervlakte van het zeehavengebied) kunnen in alle havengebonden bestemmingen maatregelen getroffen worden voor de aanleg, de inrichting en het beheer van terreinen met het oog op het versterken van de aanwezige natuurwaarden in en buiten het zeehavengebied.
3.4.11 Herhuisvesting bedrijven in bedrijventerrein Aven Ackers
Het bedrijventerrein Aven Ackers wordt uitgebreid met 20 ha voor de herhuisvesting van bestaande bedrijven uit de haven. De uitbreiding van het bedrijventerrein is bedoeld voor de herhuisvesting van bestaande bedrijven uit de haven die niet thuishoren in de haven omwille van de aard van de activiteiten. Ze moeten geherlokaliseerd worden voor een project van gewestelijk belang, met name de Waaslandhaven. Het bedrijventerrein wordt volledig opgenomen in het grafisch plan zodat één voorschrift van toepassing is op het bedrijventerrein wat de rechtszekerheid ten goede komt.
3.4.12 Herhuisvesting Doelenaars in Haasdonk
Aansluitend op de kern van Haasdonk wordt een gebied herbestemd tot woongebied voor de herhuisvesting van de Doelenaars. Het is hetzelfde gebied dat in de tweede gewestplanwijziging herbestemd werd tot woongebied om dezelfde reden. Hoewel het hier gaat over de woonbehoefte van kernen in het buitengebied, wat een gemeentelijke taakstelling is, wordt het toch opgenomen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan omdat de bijkomende woonbehoefte in Haasdonk het gevolg is van de onteigeningen in Doel-dorp en de uitwijking van de Doelenaars, ten gevolge van een project van gewestelijk belang, met name de Waaslandhaven.
3.4.13 Relatietabel visie en ruimtelijke concept - stedenbouwkundige voorschriften
Bij de opmaak van de stedenbouwkundige voorschriften is rekening gehouden met de beslissing van de Vlaamse regering van 5 maart 2004 over de uniformiteit bij de opmaak van de stedenbouwkundige voorschriften.
Ruimtelijk concept
|
Conceptelementen
|
Stedenbouwkundige voorschriften
|
1. Bestaande haven bestendigen
|
Bestaande industrieel en maritiem complex bestendigen
Bestaande waterwegen bevestigen
|
Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven (art. 1)
Zone voor waterwegeninfrastructuur (art. 6)
|
2. Deurganckdok als essentiële infrastructuur voor containeroverslag in de Antwerpse haven en de definitieve afwerking van het Verrebroekdok
|
Aanleg Deurganckdok mogelijk maken
Afwerking Verrebroekdok mogelijk maken
|
Zone voor waterwegeninfrastructuur (art. 6)
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegeninfrastructuur (art. 7),
Zone voor waterwegeninfrastructuur (art. 6)
|
3. Een gedeeltelijke demping van het Doeldok en een beperkte havenuitbreiding voor de aanleg en de exploitatie van het Deurganckdok
|
Ruimte voor grondverzet voorzien, inclusief gedeeltelijke demping Doeldok
Exploitatie Deurganckdok op opgespoten terreinen mogelijk maken
|
Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven " (art. 1)
|
4. Infrastructuur voor een multimodale ontsluiting van de zeehaven
|
Aanleg van ontsluitingsinfrastructuur in de zeehaven mogelijk maken
|
Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven (art. 1)
|
5. Harde begrenzing van zeehaven met buffer en leefbaarheidsbuffers
|
Aanleg van buffer mogelijk maken in zeehaven tussen Drydijck en Watergang langs Spaans Fort
Leefbaarheidsbuffers rond Doel
Buffer Kallo
|
Overdruk voor buffer (art. 13)
Leefbaarheidbuffer (art. 14)
Leefbaarheidbuffer type 2 (art. 15)
Koppelingsgebied (art. 3.3)
|
6. Voldoende afstand tussen kernen en zeehaven
|
Beroepslandbouw in cohabitatie met natuur bevestigen tussen Kieldrecht en het zeehavengebied
Actieve landschapsopbouw rond Kieldrecht, Kallo en Verrebroek mogelijk maken
Wonen in de dorpen Kallo en Kieldrecht
Hoogwaardige en dienstverlenende bedrijven en kantoren nabij Kallo
|
Poldergebied (art. 11)
Koppelingsgebied (art. 3)
Gebied voor woonuitbreiding (art.10) en Woongebied (art. 9)
Zone voor kantoren (art. 2)
|
7. Een kraal van natuurelementen rond de zeehaven
|
Herstel Paardenschor
Aanleg plas Drydijck en ecologische buffer
Instandhouding Grote en Kleine Weel
Aanleg zoetwaterkreek
Putten-West
Gerealiseerde natuurwaarden Groot Rietveld en put van Fien
Gerealiseerde natuurwaarden Zuidelijke Groenzone
Gerealiseerde natuurwaarde Melkader
Gerealiseerde fort Liefkenshoek
Steenlandpolder reserveren als semipermanente natuurcompensatie
|
Natuurgebied (art. 4, 5)
Overdruk voor tijdelijke natuurcompensatie(art. 16)
|
8. Tijdelijke en semi-permanente natuurcompensaties voor het Deurganckdok in het havengebied
|
“Putten Plas” , Verrebroekse plassen,
gedempt deel Doeldok, bergingszone C60, en Zwijndrechtse vlakte reserveren voor natuurcompensaties
|
Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven (art. 1)
|
9. Ecologische infrastructuur
|
Realisatie in zeehavenbestemming mogelijk maken
|
Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven (art. 1)
|
10.Herhuisvesting lokale bedrijven
|
Bedrijventerrein Aven Ackers
|
Zone voor bestaande bedrijven en herlokalisatie (art. 12)
|
11. Herhuisvesting Doelenaars
|
Woongebied Haasdonk
|
Woongebied (art. 9)
|
3.5 Bestaande feitelijke en juridische toestand
Kaart o Situering van de plangebieden
Gebied 1 "Waaslandhaven fase 1" (Beveren en Zwijndrecht)
Gebied 2 "Natuurcompensatie Paardenschor" (Beveren)
Gebied 3 "Woongebied Haasdonk" (Beveren)
3.5.1 Bestaande feitelijke en juridische toestand
Gebied 1 "Waaslandhaven fase 1" (Beveren en Zwijndrecht)
De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten.
De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel.
Tabel 1. Bestaande juridische toestand: gebied 1 “Waaslandhaven fase 1” (Beveren en Zwijndrecht)
Gebied 2 “Natuurcompensatie Paardenschor” (Beveren) De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten
Tabel 2. Bestaande juridische toestand: gebied 2 “Natuurcompensatie Paardenschor” (Beveren)
Gebied 3 "Woongebied Haasdonk" (Beveren)
De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten.
Tabel 3. Bestaande juridische toestand: gebied 3 “Woongebied Haasdonk” (Beveren)
3.6 Passende beoordeling ten aanzien van als speciale beschermingszones te beschouwen gebieden
De nodige voorafgaande effectbeoordelingen voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gebaseerd op de bestaande effectbeoordelingen voor de projecten die vergund werden op basis van het nooddecreet en houden bijgevolg rekening met de natuurcompensaties die zijn opgesomd in het voormelde nooddecreet. Specifiek voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is de passende beoordeling nader bekeken. In een latere fase zal deze passende beoordeling worden opgenomen als deel van de plan-MER voor de gehele zeehaven.
Het decreet natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat - afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma's - een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling.
Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als Speciale Beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992).
Voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan omvat onder meer de uitwerking van een gedeelte van de permanente en tijdelijke natuurcompensaties die conform het milieueffectenrapport en de passende beoordeling als bijlage bij de stedenbouwkundige aanvraag voor de bouw van het Deurganckdok noodzakelijk zijn en in het decreet van 14 december 2001 voor enkele bouwvergunningen waarvoor dwingende redenen van groot algemeen belang gelden (het nooddecreet) zijn vastgelegd. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan beperkt zich voor wat de negatieve effecten betreft tot die delen van de zeehaven die onderzocht werden in die passende beoordeling.
Het RUP heeft concreet betrekking op de compensatiegebieden:
-
Paardenschor;
-
zoetwaterkreek in de buffer (Zuid-West B); -
-
tijdelijke compensatie weidevogelgebied "Putten west"; -
-
plas "Drydijck" met inbegrip van ecologische buffer; -
-
waterplassen gelegen in de zone "Putten Plas" en overige waterplassen in Z2-gebied (Verrebroekse plassen);-
-
tijdelijke inrichting van de spuitvelden "Zwijndrecht", "ex-Doeldok" en "Z2-gebied".;
-
Steenlandpolder.
De compensatiegebieden die niet opgenomen zijn in het RUP, met name weidevogelgebieden gelegen in zoekzone "Doelpolder noord"en de kreek ter hoogte van het Paardenschor (Buffer-noord) worden in hun uitwerking geenszins gehypothekeerd door voorliggend RUP. De vastlegging van de compenserende maatregelen bij decreet van 14 december 2001 houdt de garantie in van de volledige, zij het gefaseerde herbestemmingen ten behoeve van de inrichting van deze compensatiegebieden.
De gebieden voor permanente natuurcompensatie krijgen in het ruimtelijk uitvoeringsplan een herbestemming tot natuurgebied (art. 4, 5, 6). Deze gebieden met hoofdfunctie natuur zijn gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van landschapswaarden. De stedenbouwkundige voorschriften garanderen dat er geen werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen of functiewijzigingen zijn toegelaten die een verslechtering van de natuurkwaliteit en het natuurlijk milieu van de bedoelde habitats of een betekenisvolle verstoring van de bedoelde soorten zouden veroorzaken.
In de gebieden aangeduid voor tijdelijke natuurcompensatie (art. 1 en 17 ) voorzien de voorschriften enkel in de mogelijkheid voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die gericht zijn op het behoud, de vervanging of de ontwikkeling van natuurwaarden die ingevolge de bepalingen over de speciale beschermingszones in het decreet natuurbehoud nodig zijn om de bestemming havengebied blijvend te kunnen realiseren. Voor de bestemming artikel 1 is tevens in het nooddecreet uitdrukkelijk bepaald welke minimale oppervlakte steeds dient ingericht en beheerd te worden in functie van de aanduiding als Speciale Beschermingszone.
Daarnaast vormt de herbestemming van het agrarisch gebied tot poldergebied, waar landbouw en natuur in het ruimtelijk uitvoeringsplan nevengeschikte functies zijn, een doeltreffend kader voor de instandhouding conform de aanduiding van het gebied als Vogelrichtlijngebied.
Tenslotte wordt in het ruimtelijk uitvoeringsplan uitwerking gegeven aan de compensatiegebieden die aangeduid zijn voor het historisch passief door de herbestemming van deze gebieden naar natuurgebied. Het betreft:
Dit gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplan veroorzaakt derhalve geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van één van de bedoelde gebieden.
3.7 Externe risico's voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken
Voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan werd geen ruimtelijk veiligheidsrapport gemaakt omdat er nog geen criteria zijn vastgesteld wanneer een ruimtelijk veiligheidsrapport nodig is.
De cel Veiligheidsrapportering (cel VR) van AMINAL, heeft onderzocht of, mits het opnemen van specifieke voorwaarden met betrekking tot de externe veiligheid in de bestemmingsvoorschriften van dit RUP, het veiligheidsaspect in deze fase van het planningsproces voor de Waaslandhaven afdoende in beeld kan gebracht worden.
De belangrijkste besluiten van dit onderzoek van de cel VR zijn als volgt opgenomen in dit RUP:
Het garanderen dat er ten allen tijde een voldoende veiligheidsafstand is tussen Sevesobedrijven en woningen: dit is opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften artikel 1, 3.4., 9 en 10.
Randvoorwaarden voor kwetsbare lokaties: diezelfde stedenbouwkundige voorschriften moeten garanderen dat er voldoende afstand bewaard wordt tussen Sevesobedrijven en kwetsbare locaties zoals ziekenhuizen, scholen en verzorgingsinstellingen.
Het stedenbouwkundig voorschrift voor het bedrijventerrein voor bestaande bedrijven en herlokalisatie maakt dat er geen Seveso-inrichtingen kunnen gevestigd worden.
3.8 Ruimtebalans
Ruimteboekhouding in grootte-orde (in ha).
|
Wonen
|
Recreatie
|
Natuur
en
reservaat
gebied
|
Overig
groen
|
Agrarisch
gebied
|
Bedrijven
terrein
|
Overige
bestemmingen
|
Infrastructuur
|
Dokken
|
Waaslandhaven fase 1
(Beveren en Zwijndrecht)
plan 1A
|
5,1
|
-4,3
|
127,5
|
-245,7
|
566,9
|
-449,5
|
|
|
|
Waaslandhaven fase 1
(Beveren en Zwijndrecht)
plan 1B
|
|
-1,1
|
-8,4
|
18,1
|
-41,5
|
-629,9
|
19,3
|
|
643,5
|
Waaslandhaven fase 1
(Beveren en Zwijndrecht)
plan 1C
|
-1,1
|
-6,9
|
302,8
|
-69,1
|
|
-248,3
|
-1,0
|
23,6
|
|
Waaslandhaven fase 1
(Beveren en Zwijndrecht)
plan 1D
|
|
|
-1,8
|
-15,4
|
-1,0
|
18,2
|
|
|
|
Waaslandhaven fase 1
(Beveren en Zwijndrecht)
plan 1E
|
|
|
4,2
|
-0,6
|
|
-3,6
|
|
|
|
Natuurcompensatie
Paardenschor (Beveren)
plan 2
|
|
|
16,7
|
|
|
-16,7
|
|
|
|
woongebied Haasdonk
(Beveren)
plan 3
|
1,2
|
|
|
|
|
-1,2
|
|
|
|
Totaal
|
5,2
|
-12,3
|
441,0
|
-312,7
|
524,4
|
-1331,0
|
18,3
|
23,6
|
643,5
|
3.9 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften en op te heffen voorschriften
Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven
|
Het gebied is bestemd als zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, het industriële deel van het zeehavengebied. Het zeehavengebied als dusdanig wordt niet afgebakend in dit RUP.
- Het gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven op de linkeren rechterscheldeoever ter hoogte van Antwerpen; het behoort tot een havengebied, zoals bedoeld in het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens;
- In dit gebied zijn werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die de realisatie van de bestemming zeehavengebied op het oog hebben of die noodzakelijk zijn voor het functioneren ervan, voor zover het principe van zuinig ruimtegebruik wordt toegepast; de aanleg en de exploitatie van maritiem-portuaire en industriële installaties behoren in ieder geval tot de werken en handelingen, eigen aan een zeehavengebied; ook de lagunering, verwerking en berging van baggerspecie zijn er toegelaten;
- de aanleg van de nodige infrastructuur voor de ontsluiting via weg, spoorweg, pijpleiding en elektriciteitsleiding wordt toegelaten;
- de aanleg van de noodzakelijke suprastructuur (containerterminals, hijskranen, gebouwen, …) met het oog op de exploitatie van de dokken wordt toegelaten;
- inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel;
- de inrichting en het beheer van terreinen voor de realisatie van de ecologische infrastructuur mogelijk wordt.
- Het principe van het zuinig ruimtegebruik in een zeehavengebied betekent dat de ordening van het gebied intern zorgvuldig wordt in acht genomen en dat met de veiligheidsregels voor inrichtingen rekening wordt gehouden.
- De werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen voor de inrichting en het beheer van terreinen voor de realisatie van natuurcompensaties in het kader van artikel 36 ter van het decreet natuurbehoud (omzetting van de habitat- en vogelrichtlijnverplichtingen) of ter uitvoering van het nooddecreet zijn mogelijk. Daarbij dient als gevolg van het nooddecreet een totalestreefoppervlakte van 200 ha als spuitveld ingericht en beheerd te worden in functie van strandbroeders, koloniebroeders, weidevogels en rietvogels. Deze spuitvelden kunnen in functie van de ontwikkeling van de zeehaven verplaatst worden binnen het gebied in zoverre dat steeds 200 ha spuitveld in functie van het behoud van de vogelstand beschikbaar is. (Dit is de situatie zoals uitgewerkt in het nooddecreet, maar kan in de tijd evolueren.)
- Zoekzones voor deze spuitvelden zijn: de zone “Opgespoten MIDA” (77 ha)
- de zone “Gedempt deel Doeldok” (69 ha)
- de zone “Spuitvlakte van Zwijndrecht” (74 ha)
- Toellichting: de beheercommissie natuurcompensaties LSO. De opdracht van de beheercommissie beperkt zich tot de natuurcompensatiemaatregelen vastgelegd in artikel 2, punt 5 van het nooddecreet en tot de natuurcompensaties vastgesteld voor het historisch passief die plaatsgrijpen op het Linkerscheldeoevergebied. Die natuurcompensaties zijn vastgelegd in een matrix naar aanleiding van de MER voor de aanleg van het Deurganckdok. Dit ligt vast in een "protocol ter uitvoering van het compensatieplan van grote infrastructuurwerken in de Westerschelde en Zeeschelde" tussen het Vlaamse gewest, de Vlaamse Landmaatschappij, het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen en de Intercommunale Maatschappij voor Haven-, Grond- en Industrialisatiebeleid van het Linkerscheldeoevergebied, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 18 maart 2002. De beheercommissie geeft adviezen over de uitvoering van het compensatieplan. Deze advisering is opgenomen in het Protocol, goedgekeurd op 21 juni 2002.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200026.png [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200026.png)
Art 1 Zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven
1.1 Het gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven op de linker- en rechterscheldeoever ter hoogte van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag-, overslag activiteiten die gebruik maken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie zijn toegelaten. Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur nodig voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast zijn alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen voor de aanleg en het onderhoud van de ecologische infrastructuur toegelaten.
In dit gebied zijn eveneens, in zoverre in overeenstemming met of aangewezen in de instandhoudingsdoelstellingen en in de passende beoordeling, alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen nodig voor de instandhouding, de vervanging, het herstel of de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu in de speciale beschermingszones of van het beperken van de milieu-impact toegelaten.
In ondergeschikte orde zijn gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
|
Vigerend gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren
(KB 7 november 1978) en gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 3 oktober 1979)
Industriegebieden
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002.
Zeehavengebied type 2
Gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 3 oktober 1979, gewijzigd bij BVR van 26 maart 1996).
Industriegebieden
|
|
Een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor bepaalde inrichtingen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen toegelaten is en waar hetzij minimum vier niet onteigende woongelegenheden gegroepeerd voorkomen of kunnen voorkomen volgens dit RUP of een ander vigerend bestemmingsplan, is onderworpen aan een advies van de VR-cel. Hetzelfde advies is van toepassing ten opzichte van een gebied waar een ziekenhuis, een school of een vezorgingsinstellig kan voorkomen. Deze VR-cel kan met kennis van zaken een advies geven over de al dan niet toelaatbaarheid van een Seveso-bedrijf op een afstand van 2 km.
Deze adviesvraag wordt behandeld volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over niet bindende adviesvragen over vergunningsaanvragen. Op dit moment is dat artikel 111, § 4 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.
Deze bepaling is opgenomen om te voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden in het kader van externe risico’s voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
|
1.2 Aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning worden voor advies voorgelegd aan de entiteit van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering wanneer het voorwerp van de aanvraag aan de volgende voorwaarden samen voldoet:
- het gaat over werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen voor een nieuwe inrichting die valt onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord van 21 juli 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken;
- de geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten en minimum vier niet onteigende woongelegenheden gegroepeerd aanwezig of gepland zijn of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling aanwezig of gepland is.
Deze adviesvraag wordt behandeld volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over niet bindende adviesvragen.
|
|
Zone voor kantoren
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Zone voor kantoren
|
Omdat het gebied nauw aansluit bij het woongebied is de gewestplanbestemming ‘industriegebied’ vervangen door ‘zone voor kantoren’.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200027.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200027.jpg)
Art. 2 Zone voor kantoren
Deze zone is bestemd voor kantoren.
Dienstverlenende bedrijven eventueel met loketfunctie zijn toegelaten.
Alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen voor het realiseren van de bestemming zijn toegelaten.
Daarnaast zijn werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen toegelaten voor gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van de naastliggende zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, zoals bedrijven voor dataverwerking of communicatie, bankagentschappen, benzinestations, collectieve restaurants.
|
Vigerend gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren
(KB 7 november 1978) en gewestplan nr. 14
Antwerpen (KB 3 oktober 1979)
Industriegebieden
|
Koppelingsgebied
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Koppelingsgebied
|
Het koppelingsgebied is een overgangsgebied tussen de zeehaven en de omliggende bestemmingen, het vormt een buffer.
Bij het afbakeningsproces voor het zeehavengebied zal bij elk koppelingsgebied dat paalt aan het zeehavengebied zonder aanduiding van een buffer, een zone aangeduid worden als buffer tussen de zeehaven en de omliggende bestemmingen in de zin van het havendecreet. Deze buffer zal behoren tot het havengebied zoals bedoeld in het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens. Vandaar dat de aanduiding van deze buffer opgenomen moet worden in het afbakeningsproces van de zeehaven. Indien er een akkoord is over de aanleg van een buffer of een deel van de buffer vooraleer het afbakeningsRUP er is kunnen de werken voor de aanleg van een buffer gestart worden en dit is uitdrukkelijk voorzien in het voorschrift. In de buffer kunnen tevens natuurcompensaties aangelegd worden.
Een buffer wordt aangewezen in functie van de concrete rol die het moet vervullen en dit kan bepaalde concrete ingrepen vergen.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200028.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200028.jpg)
Art. 3 Koppelingsgebieden
3.1 Het gebied is bestemd voor een buffering ten opzichte van de omgevende gebieden of vormt een overgang tussen de omgevende gebieden.
De volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn toegelaten:
- herbouwen, verbouwen, uitbreiden van bestaande gebouwen en constructies is toegelaten.
Nieuwe woningen zijn niet toegelaten.
Aanleg of inrichting van nieuwe infrastructuur voor de ontsluiting van de zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven (artikel 1) is niet toegelaten.
- Nieuwe inplantingen van recreatieve activiteiten, gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen en inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel voor zover aan de volgende voorwaarden voldaan is:
- de functies zijn complementair met de bestemmingen van de omgevende gebieden;
- ze doen geen afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgevende gebieden;
- ze doen geen afbreuk aan de functie van overgang tussen bestemmingen
- Het bestaande golfterrein ten noorden van Kallo kan uitbreiden.
- Alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten.
- Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, op natuureducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor nietgemotoriseerd verkeer.
- Het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen.
- Alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen voor de instandhouding en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden zijn toegelaten.
|
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978) en gewestplan nr. 14
Antwerpen (KB 3 oktober 1979)
Reservegebied voor bufferzone
Gebieden voor dagrecreatie
Reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002
Koppelingsgebied type 1
|
|
|
3.2 Er moet een buffer worden aangelegd tussen de zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven of het industriegebied en de kern van het koppelingsgebied Kallo.
De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming en afstand. In de buffer zijn die werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen toegelaten die gericht zijn op de instandhouding, de vervanging, het herstel of de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden die ingevolge de bepalingen over de speciale beschermingszones in het decreet natuurbehoud nodig zijn om de bestemming zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven blijvend te kunnen realiseren.
|
|
|
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200029.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200029.jpg)
3.3 Symbolische aanduiding voor aan te leggen buffer
Er moet een buffer worden aangelegd tussen de reservatiestrook voor infrastructuur en de kern van het koppelingsgebied Kallo.
De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming en afstand.
|
|
|
3.4 De gemeente kan het koppelingsgebied verder differentiëren.
|
3.4 De gemeente kan een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan maken voor een verdere ordening van het gebied.
|
|
|
3.5. Deze bepaling is opgenomen om te voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden in het kader van externe risico’s voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
Deze adviesvraag wordt behandeld volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over niet bindende adviesvragen over vergunningsaanvragen. Op dit moment is dat artikel 111, § 4 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.
Het sectoraal BPA ‘zonevreemde bedrijven’ van de gemeente Beveren, goedgekeurd d.d. 24 mei 2004, en de verkaveling ‘Joost Welarestraat’ zijn niet strijdig met voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan. Beide blijven onverminderd van kracht.
|
3.5 Aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning worden voor advies voorgelegd aan de entiteit van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering wanneer het voorwerp van de aanvraag aan de volgende voorwaarden samen voldoet:
- het gaat over werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen voor een woning binnen een groep van minimum vier niet onteigende woongelegenheden of voor een ziekenhuis, een school of een verzorgingsinstelling;
- de geplande werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn gelegen binnen een straal van 2 km van een inrichting die valt onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord van 21 juli 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken;
Deze adviesvraag wordt behandeld volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over niet bindende adviesvragen.
|
|
Natuurgebied
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Natuurgebied
|
Het gebied is (deels) gelegen binnen een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied, zoals bedoeld door het decreet Natuurbehoud. Dit betekent dat de bepalingen van het decreet natuurbehoud en in het bijzonder artikel 36 ter moet nageleefd worden voor elk project in dit natuurgebied. Het Groot Rietveld, de Zuidelijke Groenzone en het Paardenschor zijn natuurcompensaties voor de aanleg van de haven.
Melkader , Bazeput en Fort Liefkenshoek zijn natuurgebieden die aldus ook opgenomen waren in de tweede gewestplanwijziging. De Put van Fien en de Defensieve dijk worden eveneens opgenomen omwille van de natuur- en landschappelijke waarde ervan. Het wordt bestemd als natuurgebied, waarbij:
- het gebied als hoofdfunctie natuur krijgt. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied (veekeringen, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied,...) moet mogelijk zijn.
- alle werken, handelingen, functiewijzigingen, inrichtingen en voorzieningen die nodig of nuttig zijn
voor het instandhouden, het beschermen, het herstellen en het ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden mogelijk moet zijn;
- kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken (toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen, …), natuureducatie (informatieborden, verrekijkers, knuppelpaden, vogelkijkhutten, …) en recreatief medegebruik (zitbanken, picknicktafels, vuilbakken, …) toegelaten wordt voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt;
- de aanleg van onverharde of verharde wegen of paden voor niet gemotoriseerd recreatief verkeer
(wandelen, fietsen, paardrijden, ...) mogelijk is, voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt.
- het herstel, de heraanleg of het verplaatsen van bestaande openbare wegen en bestaande leidingen mogelijk is, voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt;
de werken en handelingen die te maken hebben met
de Kwarikweg die moet onderhouden worden als
ontsluitingsweg in het kader van de rampenplanning
vallen hieronder.
--- gebiedsspecifieke aanvullingen ---
- landschapsontwikkeling (b.v. werken in functie van de herstelling van de defensieve dijk als cultuurhistorisch monument), natuureducatie, laagdynamisch recreatief medegebruik en waterbeheersing
ondergeschikte functies zijn voor zover de ruimtelijkecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt en de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang wordt gebracht;
- werken en handelingen in functie van het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden mogelijk zijn voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt en de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang wordt gebracht;
In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan – zoals bedoeld door het decreet Natuurbehoud – bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een goedgekeurd beheersplan in uitvoering van de wetgeving inzake natuur, bos, landschappen of waterbeheer beschrijft de uitvoeringsmodaliteiten. Het natuurrichtplan en de beheersplannen - voor zover ze in overeenstemming zijn met het natuurrichtplan - worden als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.
Voor werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen en functiewijzigingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden worden de stroomgebiedbeheersplannen en de bekkenbeheersplannen als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. In voorkomend geval is een goedgekeurd natuurrichtplan, natuur- of bosbeheersplan bepalend voor de inrichting of het beheer van het gebied.
Dergelijk plan wordt als ruimtelijk afwegingskader gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200030.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200030.jpg)
Art. 4 Natuurgebied
4.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu.
Alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten.
Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, zijn volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen eveneens toegelaten:
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, natuureducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dit noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu en van de landschapswaarden, de openbare veiligheid of de volksgezondheid;
het aanleggen, heraanleggen of herstellen van pijpleidingen en transportleidingen voor zover ze noodzakelijk zijn voor de exploitatie van de in de aanpalende gebieden gevestigde bedrijven. 4.2 Binnen dit natuurgebied zijn landschapsontwikkeling, natuureducatie, recreatief medegebruik en waterbeheersing ondergeschikte functies voor zover de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang wordt gebracht.
Werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functie-wijzigingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden zijn toegelaten voor zover zij conform de principes van natuurtechnische milieubouw worden uitgevoerd en passen binnen een integraal waterbeheer.
|
Vigerend gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978) en gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 3 oktober 1979)
Industriegebieden
Reservegebied voor bufferzone
Industriegebieden
Reservatiegebieden
Havenuitbreidingsgebied
Aan te leggen waterweg
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002
Natuurgebied
Koppelingsgebieden type 1
Natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of Natuurreservaten
Zeehavengebied met tijdelijke agrarische bestemming
Reservatiestrook voor buffer
Gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 3 oktober 1979, gewijzigd bij BVR van 26 maart 1996).
Industriegebieden
|
Natuurgebied 'Drydijck, Zoetwaterkreek, Grote en Kleine Weel'
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Natuurgebied “Drydijck, Zoetwaterkreek, Grote en Kleine Weel"
|
Het gebied is (deels) gelegen binnen een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied, zoals bedoeld door het decreet Natuurbehoud. Dit betekent dat de bepalingen van het decreet natuurbehoud en in het bijzonder artikel 36 ter moet nageleefd worden voor elk project in dit natuurgebied.
Drydijck en Zoetwaterkreek zijn natuurcompensaties
ingevolge het nooddecreet. Het gebied wordt bestemd als natuurgebied, waarbij:
- het gebied als hoofdfunctie natuur krijgt. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied (veekeringen, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied,...) moet mogelijk zijn.
- alle werken, handelingen, functiewijzigingen, inrichtingen en voorzieningen die nodig of nuttig zijn voor het instandhouden, het beschermen, het herstellen en het ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden mogelijk moet zijn;
- kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken (toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen, …), natuureducatie (informatieborden, verrekijkers, knuppelpaden, vogelkijkhutten, …) en recreatief medegebruik (zitbanken, picknicktafels, vuilbakken, …) toegelaten wordt voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt;
- de aanleg van onverharde of verharde wegen of paden voor niet gemotoriseerd recreatief verkeer (wandelen, fietsen, paardrijden, ...) mogelijk is, voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt. Verharde wegen of paden moeten aangelegd worden in een waterdoorlatende verharding.
- het herstel, de heraanleg of het verplaatsen van bestaande openbare wegenis en bestaande leidingen mogelijk is, voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt;
--- gebiedsspecifieke aanvullingen ---
- landbouw, landschapsontwikkeling, natuureducatie, recreatief medegebruik, laagdynamische verblijfrecreatie, wonen, waterbeheersing ondergeschikte functies zijn voor zover de ruimtelijkecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt en de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang wordt gebracht;
- werken en handelingen in functie van het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden mogelijk zijn voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt en de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang wordt gebracht;
- bestaande gebouwen en terreinen gebruikt, verbouwd of ingericht kunnen worden voor natuureducatieve doeleinden (bezoekerscentrum,...) of laagdynamische verblijfrecreatie (vakantiewoning);
- bestaande vergunde woningen en gebouwen (onder meer boerderijen) behouden kunnen blijven of verbouwd worden binnen het bestaand, vergund bouwvolume. Herbouw kan enkel indien de woning vernield werd buiten de wil van de eigenaar en wordt indien de woning meer dan 1000 m³ was, beperkt tot 1000 m³.
In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan – zoals bedoeld door het decreet Natuurbehoud – bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een goedgekeurd beheersplan in uitvoering van de wetgeving inzake natuur, bos, landschappen of waterbeheer beschrijft de uitvoeringsmodaliteiten. Het natuurrichtplan en de beheersplannen - voor zover ze in overeenstemming zijn met het natuurrichtplan - worden als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.
Voor werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen en functiewijzigingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden worden de stroomgebiedbeheersplannen en de bekkenbeheersplannen als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200031.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200031.jpg)
De Grote en Kleine Weel komen voor met de overdruk Grote Eenheid Natuur. Zie artikel 22
Dit gebied wordt van rechtswege beschouwd als de “Grote Eenheid Natuur De Wase Scheldepolders” in de zin van het decreet Natuurbehoud. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) zijn van toepassing in dit gebied.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200032.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200032.jpg)
Art. 5 Natuurgebied “Drydijck, Zoetwaterkreek, Grote en Kleine Weel”
5.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu.
Alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten.
Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, zijn volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen eveneens toegelaten:
-
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, natuureducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dit noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu en van de landschapswaarden, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
5.2 Binnen dit natuurgebied zijn landbouw, landschapsontwikkeling, natuureducatie, recreatief medegebruik, laagdynamische verblijfrecreatie en waterbeheersing ondergeschikte functies voor zover de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang wordt gebracht.
Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, zijn volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen eveneens toegelaten:
-
-
werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden voor zover zij conform de principes van natuurtechnische milieubouw worden uitgebouwd en passen binnen een integraal waterbeheer;
-
Het oprichten van schuilplaatsen voor dieren in functie van de beroepslandbouw;
-
Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de functie van een onroerend bebouwd goed in functie van natuureducatie of laagdynamische verblijfrecreatie. Deze functiewijzigingen kunnen alleen worden toegelaten aan hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte gebouwen die voldoen aan de elementaire eisen van stabiliteit;
5.3 Het verbouwen van bestaande woningen binnen het vergunde volume, waarbij (1) de woning op het moment van de vergunningsaanvraag niet verkrot is (de woning wordt beschouwd als zijnde verkrot indien ze niet voldoet aan de elementaire eisen van stabiliteit op het moment van de eerste vergunningsaanvraag tot verbouwen) en (2) de woning hoofdzakelijk vergund is of geacht wordt vergund te zijn, ook wat de functie betreft, is vergunbaar.
Indien een woning niet aangesloten is op riolering kan een vergunningsplichtige renovatie enkel worden verleend op voorwaarde van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal.
Herbouw binnen hetzelfde bouwvolume is enkel vergunbaar indien de woning geheel of gedeeltelijk vernield of beschadigd is door een plotse ramp, buiten de wil van de aanvrager en voor zover de woning (1) voor de vernieling of beschadiging niet verkrot was, (2) volgens het bevolkingsregister in de loop van het jaar voorafgaand aan de vernieling of beschadiging werd bewoond; (3) de aanvraag ten laatste binnen het jaar na het toekennen van het verzekeringsbedrag gebeurt; (4) de woning hoofdzakelijk vergund is of geacht wordt vergund te zijn, ook wat de functie betreft. Indien het voor de vernieling of beschadiging bestaande bouwvolume meer bedraagt dan 1.000 m³, wordt de herbouwde woning beperkt tot 1.000 m³.
|
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978)
Industriegebieden
Havenuitbreidingsgebied
Reservegebied voor bufferzone
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van30 juli 2002
Natuurgebieden
Natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten
|
Waterwegeninfrastructuur
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Waterwegeninfrastructuur
|
Het gebied wordt bestemd voor waterwegeninfrastructuur,
waarbij:
- De bestaande en vergunde dokken (Waaslandkanaal, Zuidelijk Insteekdok, Vrasenedok, Noordelijk insteekdok, Verrebroekdok en het eerste deel van het Doeldok) en de Kallosluis en de erbij horende zwaaikom bevestigd worden. Omdat de grenzen van de waterwegeninsfrastructuur niet steeds nauwkeurig aan te geven is op het RUP en dit wel het geval is in de stedenbouwkundige vergunningen is voorzien dat voor het ruimere deel dat niet benut wordt voor waterwegeninfrastructuur, de voorschriften van artikel 1 kunnen toegepast worden. (opm. De aanleg van kraanrails en andere kaaiuitrusting is toegelaten en worden verstaan als werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen die nodig en/of nuttig zijn voor de realisatie en het functioneren van de waterwegeninfrastructuur)
- De aanleg van pijp- en elektriciteitsleidingen is toegelaten voor zover zij noodzakelijk zijn voor de exploitatie van de in het aanpalend zeehavengebied gevestigde bedrijven en zij de integriteit van de waterweg niet schaden;
- Het bergen van baggerspecie in onderwatercellen is toegelaten.
Ingevolge artikel 17, § 3, tweede lid van het decreet natuurbehoud is de aanduiding van VEN links aan de kop van het Deurganckdok opgeheven door het te bestemmen als waterwegeninfrastructuur.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200033.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200033.jpg)
Art.6 Zone voor waterwegeninfrastructuur
Het gebied is bestemd voor waterwegeninfrastructuur.
Alle werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen die nodig en/of nuttig zijn voor de realisatie en het functioneren van de waterwegeninfrastructuur zijn toegelaten. Na aanleg van de waterwegeninfrastructuur kunnen voor het gedeelte van deze zone dat niet werd benut, de voorschriften van de zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven toegepast worden.
Daarnaast zijn toegelaten:
-
-
de aanleg, het herstel of het verplaatsen van pijp- en elektriciteitsleidingen, voor zover zij noodzakelijk zijn voor de exploitatie van de in het aanpalend gebied gevestigde bedrijven en zij het functioneren van de waterwegeninfrastructuur niet in het gedrang brengen;
-
het bergen van baggerspecie in onderwatercellen.
|
Vigerend gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978)
Waterwegen
Aan te leggen waterwegen
Industriegebieden
Natuurgebied met erfdienstbaarheid
Art. 12 Bijzonder natuurgebied
Besluit van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 houdende definitieve vaststelling van het afbakeningsplan voor de Wase Scheldepolders, de Slikken en schorren langsheen de Schelde en de Blokkersdijk, artikel 1 waarbij het GEN afgebakend wordt.
|
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegeninfrastructuur
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegeninfrastructuur
|
In het gebied blijft de grondbestemming van kracht maar wordt het bijkomend bestemd als aan te leggen waterwegeninfrastructuur, waarbij:
- De aanleg van de derde fase van het Verrebroekdok toegelaten wordt voor zover de voorafgaandelijk de compenserende maatregelen zoals bepaald in het decreet van 14 december 2001 voor enkele bouwvergunningen waarvoor dwingende redenen van groot algemeen belang gelden uitgevoerd werden;
- De aanleg van pijp- en elektriciteitsleidingen is toegelaten voor zover zij noodzakelijk zijn voor de exploitatie van de in het aanpalend zeehavengebied gevestigde bedrijven en zij de integriteit van de waterwegeninfrastructuur niet schaden;
- Het bergen van baggerspecie in onderwatercellen is toegelaten.
----------
Komt voor in combinatie met zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven”.
|
Overdruk
Art. 7 Reservatiezone voor aan te leggen waterwegeninfrastructuur
Het gebied wordt gereserveerd voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van het Verrebroekdok fase III.
Werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg van het Verrebroekdok fase III zijn toegelaten voor zover alle voorwaarden voldaan zijn om de natuurcompensatie in die zone te vervangen door een natuurcompensatie op een andere plaats.
Daarnaast zijn toegelaten:
-
-
De aanleg, het herstel of het verplaatsen van pijp- en elektriciteitsleidingen, voor zover zij noodzakelijk zijn voor de exploitatie van de in het aanpalend gebied gevestigde bedrijven en zij het functioneren van de waterwegeninfrastructuur niet in het gedrang brengen;
-
Het bergen van baggerspecie in onderwatercellen.
Op het ogenblik dat een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend voor de realisatie van Verrebroekdok fase III waarbij slechts een deel van de reservatiezone wordt ingenomen, vervalt de reservatiezone voor het overige. Indien de Vlaamse regering beslist om Verrebroekdok fase III niet te realiseren, vervalt de reservatiezone.
|
|
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegverbinding
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegverbinding
|
Een overdruk om de mogelijkheid te behouden dat die zone bouwvrij gehouden wordt om een mogelijke verbinding tussen het Deurganckdok en het Doeldok of het Waaslandkanaal te vrijwaren. Omdat de precieze locatie van deze verbinding niet gekend is en afhankelijk is van het scenario voor verdere havenontwikkeling dat gekozen wordt, wordt deels met een reservatiestrook gewerkt en deels met een symbolische aanduiding. De scenario's zijn opgenomen in het voortgangsrapport voor het strategisch plan linkerscheldeoevergebied.
|
Overdruk
Art. 8.1 Reservatiezone voor aan te leggen waterwegverbinding
Het gebied wordt gereserveerd voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van een waterwegverbinding tussen het Deurganckdok en het Waaslandkanaal..
Volgende werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen zijn toegelaten:
-
-
Deze voor de realisatie van de waterwegverbinding of werken ter voorbereiding van de aanleg als waterwegverbinding;
-
Deze voor tijdelijke weg-, spoor-, waterwegen- en pijpleidinginfrastructuur;
-
Werken ter voorbereiding van verplaatsbare infrastructuurelementen.
|
|
Symbolische aanduiding voor aan te leggen waterwegverbinding
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Symbolische aanduiding voor aan te leggen waterwegverbinding
|
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200036.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200036.jpg)
Art. 8.2 Symbolische aanduiding voor aan te leggen waterwegverbinding
Een waterwegverbinding is mogelijk tussen het Deurganckdok en het Doeldok.
|
|
|
|
Art. 8.3 Op het ogenblik dat een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend voor de realisatie van de waterwegverbinding waarbij de keuze gemaakt wordt om de verbinding tussen het Deurganckdok en hetzij het Waaslandkanaal, hetzij het Doeldok te maken wordt de zone die hiervoor nodig is gebruikt in toepassing van de hiervoor vermelde leden 1 en 2 vervalt de reservatiezone voor aan te leggen waterwegverbinding en de symbolische aanduiding geheel of gedeeltelijk naargelang de gebruikte zone. Indien de Vlaamse regering beslist om de aanleg van de waterwegverbinding tussen het Deurganckdok en het Waaslandkanaal of het Doeldok niet te realiseren, vervallen de reservatiezone voor aan te leggen waterwegverbinding en de symbolische aanduiding.
|
|
Gebied voor wonen
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Gebied voor wonen
|
De woongebieden in Kallo en in Haasdonk die door de schorsing van de tweede gewestplanwijziging niet kunnen gerealiseerd worden, worden hier mee opgenomen. Het woongebied in Haasdonk is specifiek voorzien voor de herhuisvesting van de Doelenaars ingevolge het sociaal begeleidingsplan. De keuze van Haasdonk als de locatie voor de herhuisvesting van de Doelenaars werd reeds gemaakt naar aanleiding van de tweede gewestplanwijziging.
Aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen moeten in bepaalde gevallen voor advies voorgelegd worden aan de cel Veiligheidsrapportering. Deze bepaling is opgenomen om te voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden in het kader van externe risico’s voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
Deze adviesvraag wordt behandeld volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over niet bindende adviesvragen over vergunningsaanvragen. Op dit moment is dat artikel 111, § 4 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200037.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200037.jpg)
Art. 9 Gebied voor wonen
Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante voorzieningen. Onder aan het wonen verwante voorzieningen worden verstaan:
winkels voor dagelijkse aankopen, horeca, kleine bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen en diensten, parkeer- en openbaar vervoervoorzieningen, sociaal-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen, voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning worden voor advies voorgelegd aan de entiteit van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering wanneer het voorwerp van de aanvraag aan de volgende voorwaarden samen voldoet:
-
-
het gaat over werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen voor een woning binnen een groep van minimum vier niet onteigende woongelegenheden of voor een ziekenhuis, een school of een verzorgingsinstelling;
-
de geplande werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn gelegen binnen een straal van 2 km van een inrichting die valt onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord van 21 juli 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken;
Deze adviesvraag wordt behandeld volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over niet bindende adviesvragen.
|
Vigerend gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978)
Woonuitbreidingsgebieden
gebieden voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002
woongebieden
|
Gebied voor woonuitbreiding
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Gebied voor woonuitbreiding
|
De gebieden voor woonuitbreiding die ingevolge de schorsing van de tweede gewestplanwijziging niet kunnen gerealiseerd worden, worden omwille van die schorsing hierbij opgenomen in het RUP.
De gebieden voor woonuitbreiding ter hoogte van Kieldrecht Laagland is gewijzigd naar een uitbreiding van het andere gebied voor woonuitbreiding in de tweede gewestplanwijziging omdat :
- de ‘poort’ (ingang) aan de zuidzijde van het dorp is zeer kwalitatief : links de kreek en rechts polder en groen;
- de bestaande dorpsrand is mooi (groen) afgewerkt aan zuidzijde van de wijk Laagland
- aan de overzijde ligt aanpalend het natuurreservaat De Grote Geule : het is de bedoeling één ruimtelijk natuurlijk geheel hiermee te vormen (in verschillende scenario’s van de instandhoudingsdoelstellingen wordt dit gebied ingekleurd als een mogelijke plaats voor natuurcompensaties
- dezelfde redenering geldt voor de correctie aan de oostzijde van dit gebied (randafwerking, goede overgang naar de open ruimte en ook ingetekend voor natuurcompensatie)
- op de bestaande verkaveling centrum noordoost (wegenstructuur) kan eenvoudig aangesloten worden
- de bestaande oostrand is niet kwalitatief afgewerkt : is door uitbreiding wel mogelijk (combinatie water – polder – groen enz)
De gebieden voor woonuitbreiding kunnen worden ontwikkeld nadat de noodzaak tot aansnijding ervan werd aangetoond in een woonbehoeftestudie (zie omzendbrief RO/2002/03, dd. 25 oktober 2002, in verband met het opmaken van een gemeentelijke woonbehoeftestudie en het ontwikkelen van woonuitbreidingsgebieden met of zonder woonbehoeftestudie) of in een evenwaardige programmatie uit een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
Aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen moeten in bepaalde gevallen voor advies voorgelegd worden aan de cel Veiligheidsrapportering. Deze bepaling is opgenomen om te voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden in het kader van externe risico’s voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
Deze adviesvraag wordt behandeld volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over niet bindende adviesvragen over vergunningsaanvragen. Op dit moment is dat artikel 111, § 4 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200038.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200038.jpg)
Art. 10 Gebied voor woonuitbreiding
Het gebied voor woonuitbreiding is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante voorzieningen. Onder aan het wonen verwante voorzieningen worden verstaan: winkels voor dagelijkse aankopen, horeca, kleine bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen en diensten, parkeer- en openbaar vervoervoorzieningen, sociaal-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen, voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. Het gebied kan ontwikkeld worden nadat de noodzaak tot aansnijding ervan werd aangetoond in een woonbehoeftestudie en het bestemd wordt voor de aanleg van woonwijken die als een stedenbouwkundig geheel zijn opgevat.
Aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning worden voor advies voorgelegd aan de entiteit van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering wanneer het voorwerp van de aanvraag aan de volgende voorwaarden samen voldoet:
-
-
het gaat over werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen voor een woning binnen een groep van minimum vier niet onteigende woongelegenheden of voor een ziekenhuis, een school of een verzorgingsinstelling;
-
de geplande werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn gelegen binnen een straal van 2 km van een inrichting die valt onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord van 21 juli 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken;
Deze adviesvraag wordt behandeld volgens de bepalingen van de wetgeving ruimtelijke ordening over niet bindende adviesvragen.
|
Vigerend gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978)
Reservegebied voor bufferzone
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002
Woonuitbreidingsgebieden
|
Poldergebied
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Poldergebied
|
Het gebied tussen de kern van Kieldrecht en het daarbijbehorend koppelingsgebied en het gebied dat in de tweede gewestplanwijziging de bestemming ZTA had wordt bestemd voor landbouw. In dit gebied moet rekening gehouden worden met de bepalingen van het decreet natuurbehoud voor speciale beschermingszones.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200039.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200039.jpg)
Art. 11 Poldergebied
Het poldergebied is bestemd voor beroepslandbouw. Natuurbehoud en landschapszorg, recreatief medegebruik en waterbeheersing zijn ondergeschikte functies.
Volgende werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen zijn toegelaten:
-
-
alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande of nieuwe landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met toeleverende, verwerkende en dienstverlenende en landbouwverwante activiteiten.
Een bedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken.
Gebouwen voor nieuwe toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
-
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, op natuureducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen.
-
werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden;
-
werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die gericht zijn op de instandhouding, de vervanging, het herstel of de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden die ingevolge de bepalingen over de speciale beschermingszones in het decreet natuurbehoud, nodig zijn om de bestemming blijvend te kunnen realiseren.
-
De hierna volgende werken en handelingen aan bestaande woningen waarbij (1) de woning op het moment van de vergunningsaanvraag niet verkrot is (de woning wordt beschouwd als zijnde verkrot indien ze niet voldoet aan de elementaire eisen van stabiliteit op het moment van de eerste vergunningsaanvraag tot verbouwen) en (2) de woning hoofdzakelijk vergund is of geacht wordt vergund te zijn, ook wat de functie betreft, zijn toegelaten:
-
het verbouwen binnen het vergunde volume;
-
het herbouwen op dezelfde plaats binnen het vergunde volume voorzover het karakter en de verschijningsvorm behouden blijven; als herbouwen op dezelfde plaats wordt beschouwd, het herbouwen van een nieuw gebouw dat op minstens drie kwart van de oppervlakte van de bestaande gebouwen wordt opgericht, daarmee wordt de bestaande oppervlakte bedoeld met inbegrip van de bijgebouwen, die er fysisch één geheel mee vormen;
-
het herbouwen op een gewijzigde plaats binnen het vergunde volume op voorwaarde dat het te slopen gebouw getroffen is door een rooilijn, of zich in een achteruitbouwzone bevindt en/of die verplaatsing is ingegeven door redenen van goede plaatselijke ordening, voorzover de eindtoestand na herbouwen een plaatselijke aanleg oplevert en zich richt naar de omgevende bebouwing en/of plaatselijk courante inplantingswijzen; de redenen van goede plaatselijke ordening moeten minstens die betere integratie in de al dan niet bebouwde omgeving impliceren, alsmede een betere terreinbezetting en een kwalitatief concept; de naleving van deze voorwaarden moet uitdrukkelijk worden gemotiveerd, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de site;
-
het uitbreiden tot een maximaal bouwvolume van 1000 m³, de uitbreiding mag echter een volumevermeerdering met 100% niet overschrijden; deze bepaling geldt niet voor losstaande woningbijgebouwen en voor toepassing ervan wordt de woning beschouwd met inbegrip van de woningbijgebouwen, die er fysisch één geheel mee vormen.
-
Indien een woning niet aangesloten is op riolering kan een vergunningsplichtige renovatie enkel worden verleend op voorwaarde van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal.
|
Vigerend gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978)
Reservegebieden voor buffer havenuitbreidingsgebied aan te leggen waterwegen
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002
agrarische gebieden
zeehavengebied met tijdelijke agrarische bestemming
|
Bedrijventerrein voor bestaande bedrijven en herlokalisatie
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Bedrijventerrein voor bestaande bedrijven en herlokalisatie
|
Dit gebied Aven Ackers is voorzien als bedrijventerrein om in eerste instantie de bedrijven die nu in het zeehavengebied gelokaliseerd zijn maar er omwille van hun aard of omvang niet thuishoren, te herlokaliseren naar dit bedrijventerrein. Daarnaast wordt rechtszekerheid geboden aan de in dit gebied bestaande bedrijven.
Teneinde een eenvormig voorschrift te hebben voor dit bedrijventerrein is het volledige terrein opgenomen in het grafische plan.
Seveso-inrichtingen zijn niet toegelaten op dit bedrijventerrein omdat de externe risico’s voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn te groot zouden zijn. De afstand tussen het bedrijventerrein en woningen is te kort.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200040.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200040.jpg)
Art. 12 Bedrijventerrein voor bestaande bedrijven, havengerichte bedrijven en herlokalisatie.
Het bedrijventerrein is bestemd voor
-
-
-
uitbreiding van reeds in het gebied gevestigde bedrijven;
-
nieuwe bedrijven en de te herlokaliseren bedrijven op het grondgebied van Beveren die niet overeenstemmen met het soort bedrijven genoemd in artikel 1, maar die voldoende havengericht zijn om een inplanting aan de rand van de haven te rechtvaardigen;
-
te herlokaliseren bedrijven die momenteel gelegen zijn in de gemeente Beveren en ten noorden van de A11 en met een van de volgende hoofdactiviteiten:
-
Productie en verwerking van goederen
-
Onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten
-
Op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
-
Transport en collectief vervoer.
-
Bouw, grond-, water-, wegenwerken, groenaanleg en -onderhoud
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van dit bedrijventerrein zijn toegelaten.
Volgende activiteiten en inrichtingen zijn niet toegelaten:
-
-
-
Kleinhandel
-
Autonome kantoren
-
Agrarische productie;
-
Inrichtingen die vallen onder onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord van 21 juli 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
|
Vigerend gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978 zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1996)
Transportzone
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002
Lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter
|
Zone voor buffer
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Zone voor buffer
|
Het gebied wordt bestemd als zone voor buffer waarbij aangegeven wordt hoe de buffer kan ingericht worden en wanneer de buffer moet aangelegd worden. De buffer behoort tot het havengebied in toepassing van het havendecreet.
Om goed nabuurschap te bewaken, dient de buffer te zijn aangelegd voordat de exploitatie van het aangrenzende havengebied start. Om die reden wordt de dijk ten laatste aangelegd wanneer op minder dan 500 m vergunde werken, handelingen of wijzigingen worden uitgevoerd.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200041.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200041.jpg)
Overdruk
Art. 13 Buffer
Het gebied is bestemd als buffer tussen de zeehavenactiviteiten en de omliggende gebieden. Het behoort tot het havengebied zoals bedoeld in het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens. De buffer moet visuele afscherming, geluidsafscherming en afstand bieden.
De buitenste 100 meter van die buffer grenzend aan de gebieden die de zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven omgeven wordt zoveel mogelijk bestemd voor werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen voor de instandhouding, de vervanging, het herstel of de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden die ingevolge de bepalingen over de speciale beschermingszones in het decreet natuurbehoud nodig zijn om de bestemming zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en waterwegeninfrastructuur blijvend te kunnen realiseren. De bij deze laatste werken vrijgekomen specie kan aangewend worden in het resterende deel van de buffer zonder dat op hetzelfde ogenblik de buffer volledig wordt gerealiseerd.
Het binnenste deel van de buffer wordt aangelegd als een dijk waarin leidingen kunnen worden geïntegreerd. De hoogte van de dijk voldoet aan de voorwaarden van visuele afscherming en wordt ten laatste aangelegd wanneer op minder dan 500 meter van de uiterste grens van de overdruk
‘Buffer’ (artikel 13), langs de zijde van de zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, vergunde werken, handelingen of wijzigingen uitgevoerd worden. De dijk moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming en geluidsafscherming.Tussen de dijk en de buitenste 100 meter zijn werken, handelingen en wijzigingen met betrekking tot de aanleg van fietspaden en de aanleg van wegen voor alle vormen van verkeer toegelaten voor zover ze de functie van het gebied niet in het gedrang brengen.
|
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002
Reservatiestrook voor buffer
|
Zone voor leefbaarheidbuffer "Doel"
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Zone voor leefbaarheidbuffer "Doel"
|
Het gebied wordt bestemd voor leefbaarheidbuffer waarbij:
- een leefbaarheidbuffer wordt ingericht om de woonkwaliteit van de woonkern Doel te bestendigen tot een beslissing genomen wordt in het kader van een eventuele uitbreiding van de zeehaven. De beslissing over Doel zou in 2007 genomen worden.
- Deze leefbaarheidbuffer bestaat uit een dijk met een hoogte van ongeveer 23 m gemeten boven het maaiveld aan de zijde van de woonkern, eventueel verhoogd met een geluidswerende constructie.
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200042.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200042.jpg)
Art. 14 Leefbaarheidbuffer
In het gebied voor leefbaarheidbuffer wordt een buffer ingericht om de woonkwaliteit van de woonkern van Doel te vrijwaren.
Deze leefbaarheidbuffer bestaat uit een dijk van ten hoogste 23 meter gemeten boven het maaiveld aan de zijde van de woonkern, eventueelverhoogd met een geluidswerende constructie.
|
Vigerend gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978)
Agrarische gebieden
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002
Reservatiestrook voor leefbaarheidbuffer zeehavengebied type 2
|
Reservatiestrook voor leefbaarheidbuffer type 2
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Reservatiestrook voor leefbaarheidbuffer type 2
|
Het gebied wordt bestemd als reservatiestrook voor leefbaarheidbuffer type 2 waarbij:
- De in grondkleur aangegeven bestemming behouden blijft. Dit is de bestemming vogens het vigerend gewestplan.
- Tussen de kern Doel en een mogelijke havenontwikkeling ten zuidwesten van de kern moet op het moment van de vergunning van economische activiteiten op korte afstand van de kern een gelijkaardige buffer worden aangelegd als de leefbaarheidbuffer ten zuiden van Doel.
- Deze leefbaarheidbuffer bestaat uit een dijk met een hoogte van ongeveer 23 m gemeten boven het maaiveld aan de zijde van de woonkern, eventueel verhoogd met een geluidswerende constructie.
De beslissing over Doel zou in 2007 genomen worden.
|
overdruk
Art. 15 Reservatiestrook voor leefbaarheidbuffer type 2
Het gebied wordt gereserveerd voor de aanleg van een leefbaarheidbuffer om de woonkwaliteit van de woonkern Doel te bestendigen. De basisbestemming is de in grondkleur aangeduide bestemming.
Deze leefbaarheidbuffer bestaat uit een dijk van ten hoogste 23 meter gemeten boven het maaiveld aan de zijde van de woonkern, eventueel verhoogd met een geluidswerende constructie.
De buffer moet worden aangelegd wanneer binnen 500 meter ten westen van de uiterste grens van deze reservatiestrook vergunde industriële activiteiten worden uitgevoerd. Het ophogen van het terrein tot op het niveau van het omgevende deel van het zeehavengebied is toegelaten vooraleer de leefbaarheidbuffer volledig wordt afgewerkt.
|
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB 7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, geschorst bij het arrest van de Raad van State van 30 juli 2002
Reservatiestrook voor leefbaarheidsbuffer type 2
|
Tijdelijke natuurcompensatie
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Tijdelijke natuurcompensatie
|
De tijdelijke natuurcompensaties Steenlandpolder en weidevogelgebied Putten-West worden met een overdruk aangeduid omdat ze buiten de in dit RUP opgenomen zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven vallen.
De grondbestemming van het vigerend gewestplan is de basisbestemming.
Het gaat over tijdelijke natuurcompensaties die volgens de regels van het decreet Natuurbehoud worden geregeld, zodat de beheercommissie
natuurcompensaties LSO hier optreedt. In uitvoering van het protocol ter uitvoering van het compensatieplan van grote infrastructuurwerken in de Westerschelde en Zeeschelde - deel 2 'Monitoring, Beheercommissie en Opvangregeling' staat de beheercommissie in voor het opvolgen van de uitvoering en evaluatie van de natuurcompensatiemaatregelen. Het protocol is goedgekeurd door de Vlaamse regering op 21 juni 2002. De opdracht van de beheercommissie beperkt zich tot de natuurcompensatiemaatregelen vastgelegd in artikel 2, punt 5 van het nooddecreet en tot de natuurcompensaties vastgesteld voor het historisch passief die plaatsgrijpen op het Linkerscheldeoevergebied. Die natuurcompensaties zijn vastgelegd in een matrix naar aanleiding van de MER voor de aanleg van het Deurganckdok gerealiseerd worden. Dit ligt vast in een "protocol ter uitvoering van het compensatieplan van grote infrastructuurwerken in de Westerschelde en Zeeschelde" tussen het Vlaamse gewest, de Vlaamse Landmaatschappij, het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen en de Intercommunale Maatschappij voor Haven-, Grond- en Industrialisatiebeleid van het Linkerscheldeoevergebied, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 18 maart 2002. De beheercommissie geeft adviezen over de uitvoering van het compensatieplan. Deze advisering is opgenomen in het Protocol, goedgekeurd op 21 juni 2002.
|
overdruk
Art. 16 Tijdelijke natuurcompensatie
Het gebied met overdruk tijdelijke natuurcompensatie kan gebruikt worden voor een tijdelijke natuurcompensatie die nodig is om de bestemming zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en zone voor waterwegeninfrastructuur te kunnen realiseren. De basisbestemming is de in grondkleur aangeduide bestemming.
Alle werken, handelingen voorzieningen en inrichtingen die gericht zijn op de instandhouding, de vervanging, het herstel of de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden die ingevolge de bepalingen over de speciale beschermingszones in het decreet natuurbehoud nodig zijn om de bestemming zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en waterwegeninfrastructuur te kunnen realiseren, zijn toegelaten.
Op het ogenblik dat alle voorwaarden voldaan zijn om de tijdelijke natuurcompensatie te vervangen door een natuurcompensatie op een andere plaats, vervalt de overdruk tijdelijke natuurcompensatie voor dit gebied.
|
Gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas-Lokeren (KB
7 november 1978), zoals gewijzigd bij het besluit
van de Vlaamse regering van 8 september 2000,
geschorst bij het arrest van de Raad van State van
30 juli 2002
Overdruk reservatiegebieden
|
Reservegebied voor specieberging
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Reservegebied voor specieberging
|
De zone “spuitveld C59” (27 ha): deze zone kan slechts opgespoten worden nadat alle andere bergingsmogelijkheden voor de specie uit het Deurganckdok (met name gedempt stuk van Doeldok), zone van 300 m rondom het Doeldok, zone tussen Deurganckdok en Doeldok, zone tussen leefbaarheidsbuffer en Deurganckdok en zone rondom het Deurganckdok) uitgeput zijn. In afwachting daarvandient het gebied behouden te blijven als poldergebied.
De locatie voor het reservegebied voor specieberging is bepaald in het decreet van 14 december 2001 voor enkele bouwvergunningen waarvoor dwingende redenen van groot algemeen belang gelden (nooddecreet).
|
overdruk
Art. 17 Reservegebied voor specieberging
Het gebied wordt gereserveerd voor specieberging. Specieberging kan plaatsvinden in dit gebied op voorwaarde dat alle andere bergingsmogelijkheden voor specie uit het Deurganckdok in de zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven uitgeput zijn. De basisbestemming is de in de grondkleur aangeduide bestemming.
|
|
Zone voor bestaande weg
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Zone voor bestaande weg
|
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200046.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200046.jpg)
Art. 18 Zone voor bestaande weg
Het gebied is bestemd voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van de weg.
De inrichting is afgestemd op de functie als hoofdweg.
|
|
Reservatiestrook voor infrastructuur
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Reservatiestrook voor infrastructuur
|
|
overdruk
Het gebied wordt gereserveerd voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van ondergrondse pijpleidinginfrastructuur, spoorinfrastructuur en bovengrondse en ondergrondse nutsleidingen.
Werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover alle voorwaarden voldaan zijn om de natuurcompensatie in die zone te vervangen door een natuurcompensatie op een andere plaats.
|
|
Gebouwenvrije strook
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Gebouwenvrije strook
|
Langs de N49 wordt een gebouwenvrije strook aangegeven van 100m in overeenstemming met het RSV om de infrastructuren te kunnen bundelen.
De onderliggende bestemming is van toepassing en alle werken, handelingen en constructies die in overeenstemming zijn met de overdruk zijn onverminderd toelaatbaar.
|
overdruk
De gebouwenvrije strook wordt vrijgehouden van toekomstige bebouwing in functie van de naastliggende weg en aanhorigheden.
In deze strook zijn alle werken, handelingen en constructies toegelaten voor weg-, spoor-, water-, nuts- en pijpleidinginfrastructuur.
Werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover alle voorwaarden voldaan zijn om de natuurcompensatie in die zone te vervangen door een natuurcompensatie op een andere plaats.
|
|
Bestaande hoogspanningsleiding
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Bestaande hoogspanningsleiding
|
|
![i_RUP_02000_212_00072_00001_200049.jpg [image]](i_RUP_02000_212_00072_00001_200049.jpg)
Art. 21 Bestaande hoogspanningsleiding
Waar een bestaande hoogspanningsleiding is aangegeven, is het onderhoud, het beheer en de exploitatie van de bestaande hoogspanningsleiding toegelaten.
|
|
Grote eenheid natuur
Inhoudelijk element
|
Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen en toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften.
Deze toelichting schetst het ruim kader waarbinnen deze voorschriften moeten gelezen worden.
|
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
|
Op te heffen voorschriften
|
Grote eenheid natuur
|
Zie toelichting bij artikel 5
|
overdruk
Art.22 Het gebied aangeduid in overdruk maakt deel uit van de grote eenheid natuur De Wase Scheldepolders en is een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk, in de zin van het decreet Natuurbehoud.
|
|
|