Artikel 2 - PLAATSEN BESTEMD ALS BEDRIJFSZONE

 

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsvoorschriften

 

1. BESTEMMING

Industriële, semi – industriële, kleine en middelgrote ondernemingen die van de woonzones in een bedrijvenpark moeten geïsoleerd worden om reden van sociaal – economische aard.
Bedrijven die voor de omgeving geen abnormale hinder veroorzaken met betrekking tot de geluidsoverlast of stankhinder, geen water-, bodem- of luchtverontreiniging veroorzaken en geen gevaar voor ontploffingen meebrengen.
Zijn toegelaten:

    • Bedrijfsgebouwen voor opslag en productie

    • Kantoren

    • Toonzalen

    • Sociale inrichtingen behorend bij de bedrijven

    • Stapelplaatsen in openlucht voor machines, materialen, of afvalproducten van het eigen bedrijf, die geen hinder veroorzaken voor de omgeving zijn slechts toegelaten voor zover zij, vooraf door een groenscherm zijn omgeven en vanaf de openbare weg aan het oog zijn onttrokken.

    • Indien de veiligheid of de goede werking van het bedrijf dit vereist, is één woning voor de bewaking of de directie toegelaten.

2. AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN DE BESTAANDE TOESTAND

      1. Bestaande inrichtingen, gelegen binnen de grenzen van deze zone, die strijdig zijn met de toegelaten bestemmingen en geen abnormale hinder veroorzaken, mogen behouden blijven en zo nodig uitgebreid worden, mits te voldoen aan de bouwvoorschriften en voor zover ze geen bijkomende hinder veroorzaken voor de omringende bewoning.

      2. De voorschriften bij nieuwe verdelingen kunnen bovenstaande bestemmingen nader specifiëren of beperken.

 

Hoofdstuk 2 - Bebouwingsvoorschriften

 

1 BEBOUWING

Vrij ingeplant binnen de op de kaart aangeduide zone.

2 PLAATSING VAN DE GEBOUWEN

aan de Boomsesteenweg (gewestweg A12): op minimum 20m achter de rooilijn
aan de ontworpen Grote Ring van Antwerpen: op minimum 30m achter de weggrens
aan de Atomiumlaan: achter de bufferzone aangeduid op de kaart.
aan de Kleine Doornstraat: op minimum 15m achter de rooilijn
aan de perceelgrenzen: op een afstand van minimum 6m van de perceelgrenzen.

3 AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN

Bouwhoogte:

    1. Voor gebouwen: maximum 17,00m, eventueel vermeerderd met een technische verdieping.

    2. Voor constructies zoals, watertorens, silo’s, rolbruggen, schouwen en dgl. de hoogte vereist door de functie van dergelijke constructies.

  1. Belangrijke opmerking: Aan eventuele perceelgrenzen, dient de bouwhoogte begrepen te zijn binnen een gabarit van 45°, vertrekkend op 3m afstand van de perceelsgrens.

 

 [image]

 

4 WELSTAND VAN DE GEBOUWEN

  1. Dakvorm: vrij

  2. Gevels: Duurzame en constructief verantwoorde gevelmaterialen

  3. Belangrijke opmerking:
    In de vormgeving van de bedaking en de gevels, alsmede door de te gebruiken materialen, dienen zoveel mogelijk elementen ingebracht i.v.m. insprongen, uitsprongen, hoogteverschillen e.d. die een mogelijke monotonie breken en een gevoel van grootschaligheid vermijden.

  4. Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand
    Bij aanbouwwerken aan de bestaande gebouwen en/of bij belangrijke verbouwingswerken aan bestaande gebouwen, kan, op een met reden omkleed voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen, door de gemachtigde ambtenaar afwijking worden verleend voor wat betreft de aard, de vorm en de kleur van de gevel- en dakbedekkingsmaterialen, doch enkel op voorwaarde dat de eventuele afwijking een wezenlijke kwalitatieve verbetering betekent voor de omgeving.

 

5 AFSLUITINGEN

      1. Aan de openbare weg:
        t.o.v. industriële gebouwen:

        • Metalen hekwerk (doorzichtig) of draadwerk met een maximum hoogte van 2,00m

        • Levende hagen, versterkt met palen en draad, tot op een hoogte van maximum 2,00m.

t.o.v. kantoren, sociale voorzieningen e.d.:

        • Metalen hekwerk (doorzichtig) of draadwerk met een hoogte van minimum 0,40m tot maximum 2,00m.

        • Levende hagen, eventueel versterkt met palen en draad, met een hoogte van minimum 0,40m tot maximum 2,00m.

 

6 RECLAME

Zie bouwcode.

 

7 AANLEG VAN DE STROOK

  1. Op straffe van onontvankelijkheid zal bij elke bouwaanvraag voor het uitvoeren van werken en handelingen binnen de zone, een “omgevingsplan” worden toegevoegd met aanduiding van de uit te voeren beplantingen.

  2. Aan de perceelgrenzen dient een groen zichtscherm te worden aangeplant op een breedte van minimum 3,00m.

  3. Alle gebouwen en constructies moeten bereikbaar zijn voor de hulpdiensten. De hiertoe nodige dienstwegen mogen niet gebruikt worden als openluchtstapelplaatsen, zelfs niet ten tijdelijke titel.

  4. De oppervlakte der verhardingen voor toegangswegen dienen tot een minimum beperkt.

  5. De oppervlakte der noodzakelijke parkeerplaatsen dienen te voldoen aan de bepalingen van het voorafgaand artikel – algemene bepalingen – 0.04 Algemeengeldige voorschriften – 9° - Parkeerruimten.

  6. Afvalwaters der gebouwen en inrichtingen dienen op eigen terrein opgevangen en, voor zover als toegelaten of verplicht, afgevoerd naar de openbare riolering. In géén geval mogen afvalwaters geloosd worden in de omgevende grachten of waterlopen.

 

8 AFWIJKINGSREGEL OP GROND VAN DE EBSTAANDE TOESTAND

Aan de voorgaande voorschriften kan, op een met reden omkleed voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen, door de gemachtigde ambtenaar afwijking worden verleend voor wat betreft de plaatsing en de afmetingen van de gebouwen, constructies, verhardingen en de aard van de beplantingen, op uitdrukkelijke voorwaarde dat de eventuele afwijking een verbetering betekent voor de omgeving.

Hoofdstuk 3 -Verkavelingsvoorschriften

 

1 VERKAVELING OF VERDELING

Verkaveling of herverdeling van de zone of kadastrale percelen is toegelaten op grond van artikel 56, par.2, van de wet op de ruimtelijke ordening.