ARTIKEL 1 ZONE VOOR WONINGEN

 

Algemeen ordeningsvoorschrift

 

Deze zone wordt gekenmerkt door in hoofdzaak eengezinshuizen en kleine meergezinshuizen met 1 en 2 bovenverdiepingen.

In de eenheidsbebouwing van de “Ideale Woning” (= alle bestaande gegroepeerde eengezinshuizen ten oosten van Steerveldstraat, Karthuizenstraat en Valaardreef) zijn er uitbreidingsmogelijkheden voorzien, echter in harmonie met de architecturale eenheid van de bestaande bebouwing.

1.01. BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN

 

a) Hoofdbestemming

Onbeperkt toegelaten: wonen: eengezinshuizen, meergezinshuizen

b) Nevenbestemmingen

uitgesloten in de bestaande eenheidsbebouwing

Nevenbestemmingen die op buurtniveau, omwille van hun specifieke en frequente relatie tot het publiek, noodzakelijkerwijze en eng verbonden zijn met de woonfunctie en hiervoor geen abnormale hinder veroorzaken.

    • kleinwinkelbedrijven, met een maximumverkoopsoppervlakte van 30m², enkel toegelaten op de benedenverdieping en met uitsluiting van elke vorm van opslagplaats en/of industriële werkplaats voor bereiding of vervaardiging van producten.

    • in de stroken gemerkt W mag het volledige gelijkvloers een handelsbestemming, winkels + kantoren alsook aanverwante bestemmingen hebben.

    • verzorgende bedrijven (enkel op de benedenverdieping over max. 30m²)

    • gemeenschapsuitrusting (enkel buurtgebonden over max. 30m²)

 

c) Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

    1. Bestaande inrichtingen, gelegen binnen de grenzen van deze zone, die strijdig zijn met de toegelaten bestemmingen en geen abnormale hinder veroorzaken, mogen behouden blijven en zo nodig uitgebreid worden, mits te voldoen aan de bouwvoorschriften en voor zover ze geen bijkomende hinder veroorzaken voor de omringende bewoning.

    2. De voorschriften bij nieuwe verkavelingen kunnen bovenstaande bestemmingen nader specifiëren of beperken.

 

 

 

1.02. BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN

 

1 Profielen

 

a) bestaande eenheidsbebouwing

 

 [image]

 

 [image]

 

 

 

b) overige

 

 [image]

 

 [image]

 

 [image]

 

 

 

 

2 Welstand van de gebouwen

 

A. Bedaking

 

1. Dakvorm: zie art. 1.02.1 (profielen)

    1. schuin dak

    1. bij aaneengesloten bebouwing
      a) alle hoofdgebouwen aan de straatzijde:
      zadeldaken met een helling van 35° à 45°, met de nok evenwijdig aan de voorgevel (aan bestaande gebouwen moet de dakhelling aansluiten).

    2. bij vrijstaande bebouwing:
      zadel-, tent-, schilddak

    3. bij kop- en hoekgebouwen
      zadel- en schilddaken

    4. delen van de benedenverdieping die niet gelegen zijn onder de schuine bedaking worden afgedekt met:
      ofwel plat dak, ofwel lessenaarsdak, enkel toegelaten bij aansluiting aan bestaande volumes of binnen het max. toegelaten bouwprofiel.

    1. platte daken

      • platte daken

      • indien het nodig of wenselijk is kan een mengvorm van schuin dak en plat dak worden opgelegd.

2. Dakkapellen, dakvensters, dakterrassen.

  1. Dakkapellen en dakvensters

    1. Plaats van oprichting

Op 0,40m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak op minstens 1,00m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers.

    1. Afmetingen

    • Maximum breedte: 2/3 van de gevelbreedte, met een maximumbreedte van 4,00m per dakkapel of dakvenster.

    • Maximum hoogte: tot bovenkant kroonlijst of aanzet van de punt- of trapgevel: de helft van de dakhoogte van het hoofdgebouw.
      De dakkapellen zijn voorzien van een schuin dak met dezelfde helling als deze van het gepenetreerde zadel- of schilddak.

  1. Dakramen

In alle dakvlakken zijn in het dagvlak liggende dakramen toegelaten op een afstand van minimum 0,40m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minstens 1,00m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers.

3. Dakterrassen

  1. Bij schuine daken

Dakterrassen, zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein of de voor het publiek toegankelijke plaatsen, zijn toegelaten indien zij geïntegreerd zijn binnen het volume van de dakvorm, zodanig dat de borstwering wordt gevormd door de voortzetting van de schuine dakvorm. Zij mogen worden geconstrueerd op minimum 0,40m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minstens 1,00m afstand van het midden der scheidsmuren, van de vrijstaande zijgevels of van de hoekkepers.

  1. Bij platte daken

Dakterrassen zijn bij platte daken slechts toegelaten ter hoogte van het vloerpeil der bovenverdiepingen, mits in achtneming van de bepalingen van het burgerlijk wetboek.

Dakterrassen ter hoogte van de bovenste verdieping zijn eveneens toegelaten, indien zij geconstrueerd zijn binnen het volume van het maximumprofiel, in vervanging van de bovenste verdieping, doch met dien verstand dat de voorgevel gerealiseerd wordt, in voorkomend geval, tot op de hoogte van het naastliggend gebouw.

Een borstwering van minimum 1,00m hoogte bevindt zich op minimum 1,00m achter de voorgevel.

 

4. Bedekking der schuine daken

De dakbedekkingen moeten inzake kleur in harmonie zijn met deze der bebouwde omgeving en inzonderheid met deze der naastliggende gebouwen.

Zij zal bestaan uit:

ofwel, niet – verglaasde pannen of daktegels met een rode tot bruin – rode of een donkergrijze tot zwarte kleur

ofwel (rechthoekige) leien met een donkergrijze tot zwarte kleur, in horizontale rijen geplaatst.

 

5. Schoorstenen

Bij schuine daken der hoofdgebouwen worden de schouwen te paard op de noklijn geplaatst. Zij worden uitgevoerd in dezelfde of evenwaardige gevelsteen als de voorgevel.

 

6. Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Voor zover zij de dominerende karakteristieken van de schuine bedaking niet in het gedrang brengen wat betreft vorm en kleur, kunnen in het dakvlak liggende constructies toegelaten worden met het oog op het winnen van energie.

Bij aansluiting aan bestaande gebouwen kan afwijking worden verleend aan de voorgaande bepalingen voor wat betreft de aard, vorm en kleur van de dakbedekkingsmaterialen en wat betreft de dakhelling, doch enkel op voorwaarde dat de eventuele afwijking een kwalitatieve verbetering van de woonomgeving betekent.

 

B. Gevels en muren

 

1. Gevelgeleding en gevelopbouw

Voor alle gevels zichtbaar vanaf de openbare weg, het openbaar domein en vanaf de voor het publiek toegankelijke plaatsen, geldt het volgende:

  • In de gevelopbouw dient de verticale lijnvoering over de volle hoogte te overheersen.

  • Afwijking aan deze regel kan slechts worden toegestaan in die straatwanden of homogene delen ervan waar reeds uitsluitend of overwegend een horizontale lijnvoering aanwezig is.

  • Voor het geval dat meerdere aaneengesloten huizen het voorwerp uitmaken van een ontwerp, dient in de gevelindeling voldoende verscheidenheid aanwezig te zijn om de onderscheiden woningen blijvend te kunnen herkennen.

 

2. Balkons, loggia's en vaste uitsprongen

  • De diepte van de uitsprongen moet begrepen zijn tussen twee loodrechte vlakken die van de erfscheiding uitgaande, elk een hoek van 45 graden vormen met het normale gevelvlak.

  • Verdere detaillering, afmetingen en verhoudingen volgens de schema’s en tabel op pagina 20

 

3. Gevelmaterialen

Voor alle gevels:

Gevelsteen:

Gebakken gevelsteen waarvan de kleur in harmonie is met de kleursfeer van het straatbeeld

Verglaasde gevelsteen is slechts toegelaten als decoratief element in de gevelopbouw.

Betonblokjes worden toegelaten indien het voegwerk niet geaccentueerd wordt en in dezelfde kleur van de steen wordt uitgevoerd.

 

Natuursteen:

Parementen in natuursteen moeten uitgevoerd worden in rechthoekig verband.

 

Beton- en metaalconstructies:

Zichtbaar blijvende onderdelen van beton- en /of metaalconstructies dienen behandeld of geschilderd te worden in een kleur die harmonieert met de omgeving.

Betonconstructies mogen echter hun natuurkleur behouden.

 

 

 

 [image]

 

Prefab- en kunststofmaterialen:

Geprefabriceerde bouwelementen en bouwonderdelen en/of bouwmaterialen in kunststof zijn toegelaten voor zover ze duurzaam zijn en wat vorm en kleur betreft, in harmonie zijn met de omgeving. Bouwonderdelen en/of bouwmaterialen in kunststof zijn enkel toegelaten als vulmateriaal in de gevelconstructie tot een maximum van 15% van de geveloppervlakte.

 

Snelbouwsteen:

Het gebruik van zichtbaar verwerkte snelbouwsteen is verboden.

 

Bepleistering en schildering: toegelaten, inzoverre dat de eenheid van het bouwblok niet geschaad wordt.

Vrijstaande gebouwen: steeds toegelaten.

 

  • Een overmatige verscheidenheid van materialen en kleuren en het gebruik van in het oog springende gevelmaterialen, bekledingen, schrijnwerk, beglazingen en schilderingen wordt niet toegelaten.

  • Blinde gevels zichtbaar vanaf de openbare weg, zijn verboden.

 

 

4. Afwerking van vrijblijvende, vanaf de openbare weg zichtbare gedeelten van scheidsmuren

Afwerking met:

  • Handvorm of machinaal gevormde baksteen in dezelfde tint en afmetingen als deze van de voorgevel en als parement afgewerkt.

  • Bekleding met natuur- of kunstleien in een donkergrijze tint.

5. Afsluitingen aan de openbare weg (andere dan voortuinafsluitingen)

Onbebouwde percelen of gedeelten van percelen, zoals binnenplaatsen en tuinen, palend aan de openbare weg, worden op de rooilijn of op de bouwlijn afgesloten met:

 

  • muren in parementmetselwerk, sierbeton, claustra, e.d. met een hoogte van minimum 1,20m en maximum 2,00m, afgedekt met muurkappen, dekstenen of ezelsrug. Het materiaalgebruik dient in overeenstemming te zijn met de materialen van de voorgevel.

  • metalen hekken met een hoogte van minimum 1,20m en maximum 2,00m, voor zover zij tegen roestvorming behandeld zijn en naar functie en kleur in harmonie zijn met de omgeving.

  • Houten afsluitingen gevormd door palissaden e.d. met een hoogte van minimum 1,20m en maximum 2,00m, voor zover het hout verduurzaamd is.

  • Levende hagen met een maximum hoogte van 2,00m; versterkt met palen en draad.

 

6. Reclame:

zie bouwcode

7. Afwijkingsregel op grond van de bestaande toestand

Bij aansluiting aan bestaande gebouwen kan afwijking worden verleend aan de voorgaande bepalingen voor wat betreft de aard, vorm en kleur van de gevelmaterialen, doch enkel op voorwaarde dat de eventuele afwijking een kwalitatieve verbetering van de woonomgeving betekent.