STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

 

 

Artikel 0. ALGEMENE BEPALINGEN

 

0.01.TERMINOLOGIE

Voor de toepassing van onderhavige voorschriften wordt verstaan onder:

1) Aaneengesloten gebouw :

gebouw waarvan de beide zijgevels op de perceelsgrens zijn geplaatst;

2) Achtergevelbouwlijn :

grens tussen de strook voor hoofdgebouwen en de strook voor binnenplaatsen en tuinen;

3) Autogarage:

gebouw geschikt voor het stallen van een of meer auto’s met uitsluiting van enig bedrijf;

4) Balkon:

open uitbouw aan de bovenverdieping van een huis;

5) Bergplaats:

gebouw dat tot berging wordt aangewend, met uitsluiting van enig bedrijf;

6) Bouwhoogte:

hoogte van een bouwwerk die - indien niet anders aangeduid - moet worden gemeten van het grondpeil tot de bovenkant van de deksteen of de kroonlijst;

7) Bouwlijn:

lijn waarop de voorgevel van een gebouw is geplaatst;

8) Bouwstrook:

strook die over haar gehele diepte voor bebouwing in aanmerking komt;

9) Bouwvrije strook:

strook waarin - behoudens speciale bepalingen - geen constructies mogen worden opgericht;

10) Bouwvrije voortuinstrook:

strook grond, met een bepaalde diepte, gelegen tussen de rooilijn en de voorgevellijn;

11) Bouwvrije zijtuinstrook:

strook grond, met een bepaalde breedte, gelegen tussen de zijgrens van een perceel en de vrijstaande zijgevel van een kopgebouw of van een vrijstaand gebouw en waarvan de diepte gelijk is aan die van een aanpalende bouwstrook;

12) Constructie:

elk bouwwerk van hout, steen, metaal of ander bouwmateriaal dat hetzij met de grond verbonden is, hetzij op de grond geplaatst is en zodanige afmetingen heeft dat het niet zonder voorbereidende werkzaamheden kan worden geplaatst;

13) Dakbasis:

denkbeeldig vlak dat de beide vlakken van een zadeldak in hun onderste zijde evenwijdig met de nok snijdt;

14) Dakterras:

dak van een huis of een deel ervan dat is aangelegd om erop te verblijven;

15) Dakvenster:

uit het dakvlak vooruitspringend venster;

16) Erker:

uitbouwsel aan een gevel dat zich over een of meer verdiepingen uitstrekt;

17) Gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met doorgaande muren omsloten ruimte vormt;

18) Gegroepeerde bebouwing:

bebouwingswijze waarbij kleine groepen van gelijkvormige gebouwen, huizenblokken genaamd, worden afgescheiden door bouwvrije zijtuinstroken;

19) Gekoppelde bebouwing:

bebouwingswijze waarbij twee gelijkvormige gebouwen worden geplaatst op dezelfde zijgrens van een perceel en op eenzelfde bouwlijn, zodat zij een harmonisch geheel vormen;

20) Handelsinrichting:

gebouw bestemd voor het exploiteren van een handelszaak, met uitsluiting van elk ander bedrijf en al dan niet samengaand met de bebouwing van een deel van het gebouw;

21) Hoekgebouw:

gebouw opgericht op een perceel dat aan twee straten paalt op de plaats waar deze elkaar kruisen;

22) Hok:

gebouw bestemd voor het onderbrengen van huisdieren, zonder handels- of bedrijfsdoeleinden;

23) Huizenblok:

groep van twee of meer gebouwen die aan beide uiteinden met een kopgebouw is afgewerkt;

24) Kleinbedrijf:

bedrijf op een kleine schaal waarvan het bestaan of de werking, uit oogpunt van rust en hygiëne, verenigbaar is met de eisen in een woongebied;

25) Kopgebouw:

gebouw aan een der uiteinde van een huizenblok en waarvan de vrijstaande zijgevel als een voorgevel is afgewerkt;

26) Luifel:

afdak aan de voorgevel of aan de vrijstaande zijgevel van een gebouw;

27) Scheidsmuur:

gevel van een gebouw die is opgericht op de grens van twee erven;

28) Uitbouw:

uitspringend aanbouwsel zonder bovenverdieping;

29) Uitsprong:

deel van een gevel dat niet in hetzelfde vlak ligt als het overige gedeelte van die gevel;

30) Voorgevelbouwlijn:

denkbeeldige lijn die op de plaatsen zonder voortuinstrook samenvalt met de rooilijn, en op de andere plaatsen de grens vormt tussen de voortuinstrook en de bouwstrook, bij hoekkavels ligt ze aan de smalste zijde van de kavel;

31) Vrijstaande bebouwing:

bebouwingswijze waarbij de beide zijgevels van een gebouw op een minimale afstand van de perceelgrenzen zijn geplaatst;

32) Vrijstaande gevel:

gevel of gedeelte van een gevel waartegen niet wordt aangebouwd;

33) Woning:

huis of deel van een gebouw, bestemd voor de huisvesting van één enkel gezin;

34) Woonhuis:

gebouw uitsluitend tot huisvesting van één of meer gezinnen ingericht;

35) Zadeldak:

dak gevormd door twee gelijkhellende dakvlakken van gelijke lengte die in een nok samenkomen.

 

 

0.02. DRAAGWIJDTE VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN.

De onderhavige voorschriften hebben slechts betrekking op woningbouw.
Voor de percelen die een andere bestemming bekomen zal de bouwaanvraag door het College van Burgemeester en Schepenen, overeenkomstig de procedure steunend op artikel 45 van de wet van 29 maart 1962, voor advies aan de gemachtigde ambtenaar worden bezorgd.

 

0.03. INTERPRETATIES VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN.

Indien er in de strook voor hoofdgebouwen meer dan een mogelijkheid is voorzien wat de voorgevelhoogte, de dakhelling of de te verwerken materialen betreft, of indien er in die strook geen bepaalde kleur voor het materiaal van gevels of van dakbedekkingen is voorgeschreven, zullen de voorgevelhoogte, de dakhelling en het nokpeil, alsmede de aard en de kleur van de aangewende materialen voor gevels en dakbedekking zoals voorzien in de bouwaanvraag waarvoor het eerst een vergunning wordt afgegeven, voor het gehele huizenblok waarvan het vergunde gebouw deel uitmaakt bindend zijn.

 

0.04. AFWIJKING VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN.

Indien er in een huizenblok reeds een gebouw bestaat dat werd opgericht overeenkomstig een vergunning afgegeven door de daartoe bevoegde overheid, zullen de overige gebouwen op te richten in dat blok, zo nodig in afwijking van de onderhavige voorschriften doch onverminderd de afwijkingsmogelijkheden voorzien in artikel 51 der wet van 29 maart 1962, aan dat bestaand gebouw moeten worden aangepast wat de voorgevelhoogte, de kleur van het gevelmateriaal, de dakvorm (helling en nokpeil) en de dakbedekking (aard en kleur) betreft.

 

0.05. ALGEMEEN GELDENDE VOORSCHRIFTEN:

 

1 DAKVENSTERS

  1. Op vrijstaande gebouwen: steeds toegelaten

  2. Op aaneengesloten gebouwen en kopgebouwen

    1. Gevallen waarin oprichting is toegelaten

      • Op het achterste dakvlak steeds toegelaten

      • Op het driehoekige dakvlak van een schilddak: steeds verboden

      • Op het voorste dakvlak: slechts toegelaten indien de dakhelling 40% overschrijdt.

    2. Plaats van oprichting:

      • Op 0,40m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minimum 1m afstand van de scheidsmuren en van de vrijstaande zijgevel.

    3. Afmetingen:

      • maximumbreedte: 2/3 van de gevelbreedte met een maximum van 6m perdakvenster

      • maximumhoogte (bovenkant kroonlijst): de helft van de dakhoogte van het hoofdgebouw

 

 

 

2 KROONLIJSTEN

  1. Bij vrijstaande gebouwen: lijstgoot is niet verplicht.

  2. Bij aaneengesloten gebouwen en kopgebouwen:
    Behalve de topgevels moeten alle vrijstaande gevels, die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn en die niet op de perceelgrens zijn geplaatst, worden voorzien van een lijstgoot met een oversteek van:

    • 0,50 meter aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

    • 0,20m à 0,50m aan de overige gevels.

 

 

3 UITSPRONGEN UIT HET GEVELVLAK VAN EEN HOOFDGEBOUW

 

A. Bij aaneengesloten, gegroepeerde of gekoppelde bebouwing

  1. uit de voorgevel:

    1. erkers, balkons:maximum uitsprong 0,50 meter op minimum 2,50 meter boven het trottoirniveau en op min. 0,50 meter afstand van het verlengde van elke scheidsmuur

    2. luifels: maximum uitsprong 1m op minimum 2,50m boven het
      trottoirniveau.

  2. uit de vrijstaande zijgevel:
    alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in de bouwvrije
    zijtuinstrook bevinden.

  3. uit de achtergevel:

    1. terrassen, balkons: maximum uitsprong uit de strook voor hoofdgebouxwen, 2 m . op minimum 2m afstand van elke perceelgrens.

    2. erkers: uitsprong uit de strook voor hoofdgebouwen is verboden.

B. Bij vrijstaande bebouwing

Alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook
bevinden.

 

 

4 ERFSCHEIDINGEN

  1. Verplichte afsluitingsmuur (aangeduid op het plan): moet tezelfdertijd als het hoofdgebouw worden opgericht met een hoogte van 2m en uitgevoerd worden in
    gevelsteen, afgedekt met verglaasde muurkappen; natuursteen of ezelsrug.

  2. Facultatieve afsluitingsmuren tussen de erven onderling en tussen een erf en
    de openbare weg.
    Behoudens andersluidende bepalingen in het (de) volgende artikel(en):

    1. in de voor- en zijtuinstrook:
      boordsteen in beton of arduin met een maximum hoogte van 0,15m, behalve de constructie voor een brievenbus.

    2. in de strook voor binnenplaatsen en tuinen:
      alle constructies verboden, behalve palen en draad bedoeld als
      hofafsluiting met een maximum hoogte van 2m.

 

 

5 HELLENDE OP- EN AFRITTEN:

  1. in de bouwvrije voor- en zijtuinstroken: verboden

  2. in de strook voor binnenplaatsen en tuinen:

    • afritten toegelaten.

    • Opritten toegelaten op minimum 3,00m afstand van de perceelgrens en met een maximum hoogte van 1,50m boven het trottoirniveau.

 

6 WIJZIGING VAN HET BODEMRELIEF:

In de bouwvrije voor- en zijtuinstroken is een wijziging van het bodemreliëf slechts toegelaten voor zover het maaiveld niet hoger of lager gebracht wordt dan het trottoirniveau.

7 VELLEN VAN BOMEN

De ontbossing en het vellen van bomen kan slechts worden toegestaan voor zover zulks noodzakelijk is met het oog op de oprichting van de gebouwen en het nemen van toegang tot die gebouwen.

8 AUTOGARAGES IN DE BOUWVRIJE STROKEN

Behoudens andersluidende bepalingen in het (de) volgende artikel(en) mag in de bouwvrije zijtuinstrook of binnen de eerste 10m van de strook voor binnenplaatsen en tuinen een autogarage gekoppeld worden opgericht die, voor zover niet anders op het plan aangeduid, voldoet aan volgende voorwaarden:

  1. Plaatsing

 

    1. In de zijtuinstroken:

      • De voorgevel op minimum 5m uit de voorgevelbouwlijn, de achtergevel op een afstand uit de voorgevelbouwlijn die niet groter mag zijn dan de diepte van de aanpalende bouwstrook

      • Een zijgevel op de perceelsgrens

    2. In de strook voor binnenplaatsen en tuinen:

      • Voorgevel binnen de eerste 10m van de strook voor binnenplaatsen en tuinen

      • Maximumbreedte 3m, maximumdiepte 6m

      • Een zijgevel op de perceelsgrens

 

  1. Bouwhoogte
    Gemeten van het trottoirniveau tot de bovenkant van de kroonlijst: 3m

  2. Gevelmaterialen

      • Gevels zichtbaar vanaf de openbare weg: rode gevelsteen

      • Overige gevels: baksteen

  3. Dakvorm
    Plat dak

 

 

NOTA:

de oprichting van een autogarage in de bouwvrije zijtuinstrook of de eerste 10m van de strook voor binnenplaatsen en tuinen kan, indien niet op het plan voorzien, slechts worden toegestaan op voorwaarde dat:

  1. de plaatsing op de perceelsgrens van afzonderlijke bijgebouwen in het betrokken gebied is toegelaten ingevolge de voorschriften vervat in het (de) volgende artikel(en);

  2. door de aanvrager en door de eigenaar van het aanpalende perceel, op de zijgrens waarvan de autogarage zal worden opgericht, ondertekende verklaring wordt voorgelegd waaruit blijkt:

    • dat hij kennis heeft van het bouwplan van de aanvrager;

    • dat het hem bekend is dat, aan hem of zijn rechtverkrijgenden, de verplichting zal worden opgelegd tot plaatsing op dezelfde bouwlijn van een autobergplaats of afsluitingsmuur met poort uitgevoerd in hetzelfde gevelmateriaal.

 

9 PARKEERRUIMTE

  1. Bepalingen van de vereiste stallingscapaciteit.
    Binnen de grenzen van het perceel waarop een gebouw wordt opgericht of
    verbouwd en binnen en bouwstrook dient tegelijkertijd een parkeerruimte te worden aangelegd met een minimale stallingscapaciteit:
    - één personenwagen per woning voorzien in het op te richten gebouw.

 

OPMERKINGEN

  1. Indien het niet mogelijk of niet wenselijk is de vereiste parkeerruimte geheel of
    gedeeltelijk op het bouwperceel te voorzien, kan op eensluidend advies van de
    gemachtigde ambtenaar, door het College van burgemeester en schepenen
    vergunning worden verleend om de parkeerruimte binnen een bouwstrook aan te
    leggen op een perceel of te voorzien in een gebouw dat gelegen is of zich bevindt in een straal vaan vierhonderd meter, gemeten vanaf de grenzen het bouwperceel, en waarover de aanvrager de beschikking heeft hetzij in eigendom, hetzij ingevolge
    overeenkomst.

  2. Indien de vereiste parkeerruimte, zoals bepaald onder de punt I hierboven, geheel of gedeeltelijk niet kan of mag worden aangelegd zal door de aanvrager een belasting of compensatoire vergoeding aan het gemeentebestuur moeten worden betaald naar rato van de ontbrekende parkeerruimte, zodra deze is vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door de hogere overheid.
    In afwachting hiervan is het onderhavige lid van toepassing.

 

  1. Voorwaarden waaraan de parkeerruimte moet voldoen

    1. Minimale afmetingen per wagen

    1. voor boxengarages: 5m x 2,75m x 1,80m hoogte

    2. voor afgesloten ruimten: 4,50m x 2,25m x 1,80m hoogte

    3. in open lucht: 5,50m x 2,50m

    1. Inrichting
      Elke parkeerplaats moet aan de toegangsweg grenzen.
      Bij wijze van uitzondering is het evenwel toegelaten bij woongebouwen parkeerplaatsen te voorzien die slechts kunnen worden ingenomen na eventuele verplaatsing van één ander autovoertuig.

 

Artikel 1. PERCELEN BESTEMD VOOR GEGROEPEERDE BEBOUWING.

 

1.A. Percelen aangeduid met woning type A.

 

1. A. 01. STROOK VOOR HOOFDGEBOUWEN.

Diepte, gemeten vanaf de voorgevelbouwlijn, zoals aangeduid op het plan.

PROFIEL

 

 [image]

 

1 BESTEMMING

Eengezinshuizen.

 

2 BEBOUWINGSWIJZE

Aaneengesloten, overeenkomstig de aanduidingen op het plan

 

3 PLAATSING VAN DE GEBOUWEN

  1. Voorgevel:
    Op de voorgevelbouwlijn: gelegen zoals aangeduid op het plan

  2. Vrijstaande zijgevel van een kopgebouw:
    Op minimum 3m afstand van de zijgrens van het perceel, en binnen de bouwstrook aangeduid op het plan.

  3. Naar de straat gerichte zijgevel bij hoekpercelen: zoals aangeduid op het plan

 

4 AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN

  1. Voorgevelbreedte:

    1. aaneengesloten gebouw(en): de volledige perceelbreedte

    2. kopgebouw(en): minimum 6m

  2. Bouwhoogte:
    Gemeten van het trottoirniveau tot de bovenkant van de kroonlijst:

    1. voorgevel: 6m

    2. overige gevels: zie profieltekening

 

5 WELSTAND VAN DE GEBOUWEN

  1. Dakvorm:
    Zadeldak (voor kop- of hoekgebouwen eventueel uitgevoerd als half schild- of wolfsdak) met de nok evenwijdig aan de voorgevelbouwlijn.
    Helling van de dakvlakken: 45°

  2. Materialen:

    1. voor gevels:

      • zichtbaar vanaf de openbare weg: gevelsteen.
        Geen vrijstaande blinde gevels.

      • overige: baksteen

    2. voor bedekking van de schuine daken:
      ofwel pannen.
      ofwel rechthoekige leien in horizontale rijen.

 

 

1. A. 02. STROOK VOOR BINNENPLAATSEN EN TUINEN

Tussen de strook voor hoofdgebouwen en de achtergrens van het perceel.

 

BEBOUWING

Alle constructies verboden.

1. A. 03. BOUWVRIJE VOORTUINSTROOK

Diepte, gemeten vanaf de (ontworpen) rooilijn, zoals aangeduid op het plan

 

BEBOUWING

Behoudens de uitsprongen en de afsluitingsmuurtjes, voorzien in artikel 0.05, 3° en

: alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten.

 

1. A. 04. BOUWVRIJE ZIJTUINSTROOK

Breedte, gemeten vanaf de zijgrens van een perceel bestemd voor een kopgebouw 3m., en zoals aangeduid op het plan.

BEBOUWING

Behoudens afsluitingsmuurtjes en autogarages, zoals voorzien in artikel 0.05, 4° en: alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten.

1. A. 05. VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN

 

1 MINIMUMBREEDTE VAN DE KAVELS

Gemeten op de voorgevelbouwlijn

  1. voor aaneengesloten gebouwen: 6m

  2. voor kopgebouwen: 9m

  3. voor hoekgebouwen: 6m, vermeerderd met de diepte van de bouwvrije strook aan de zijgevel

 

2 VORM VAN DE KAVELS

De zijgrenzen moeten haaks op de rooilijn worden ontworpen over een diepte die tenminste gelijk is aan de samengevoegde diepten van de strook voor hoofdgebouwen en de voortuinstrook.

 

 

 

1. B. Percelen aangeduid met woning type B.

 

1. B. 01. STROOK VOOR HOOFDGEBOUWEN

Diepte, gemeten vanaf de voorgevelbouwlijn, minimum 9,- m. maximum 13,-m.

 

PROFIEL

 

 [image]

 

1 BESTEMMING

Eengezinshuizen-

    • benedenverdieping uitsluitend bergplaatsen

    • bovenverdiepingen woonlokalen

 

2 BEBOUWINGSWIJZE

Gegroepeerd overeenkomstig de aanduidingen op het plan

 

3 PLAATSING VAN DE GEBOUWEN

  1. Voorgevel:
    Op de voorgevelbouwlijn, gelegen zoals aangeduid op het plan

  2. Vrijstaande zijgevel van een kopgebouw:
    zoals aangeduid op het plan

 

4 AFMETING VAN DE GEBOUWEN

  1. Voorgevelbreedte: zoals aangeduid op het plan

  2. Bouwhoogte:
    Gemeten van het trottoirniveau tot de bovenkant van de kroonlijst:

    1. voorgevel: 8,50m

    2. overige gevels:

      • tot op een diepte van 9m, dezelfde als die van de voorgevel.

 

5 WELSTAND VAN DE GEBOUWEN

  1. Dakvorm:
    plat dak

  2. Gevelmaterialen:

    1. gevels zichtbaar vanaf de openbare weg: gevelsteen

    2. overige gevels: baksteen

1. B. 02. STROOK VOOR BINNENPLAATSEN EN TUINEN

Tussen de strook voor hoofdgebouwen en de achtergrens van het perceel.

 

BEBOUWING

Alle constructies verboden

1. B. 03. BOUWVRIJE VOORTUINSTROOK

Diepte, gemeten vanaf de (ontworpen) rooilijn, zoals aangeduid op het plan

 

 

BEBOUWING

Behoudens de uitsprongen en de afsluitingsmuurtjes, voorzien in artikel 0.05, 3° en

: alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten.

1. B. 04. BOUWVRIJE ZIJTUINSTROOK

Breedte, gemeten vanaf de zijgrens van een perceel bestemd voor een kopgebouw 3m.

BEBOUWING

Behoudens afsluitingsmuurtjes en autogarages, zoals voorzien in artikel 0.05, 4° en : alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten.

 

 

1. B. 05. VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN

 

 

1 MINIMUMBREEDTE VAN DE KAVELS

Gemeten op de voorgevelbouwlijn

    1. voor aaneengesloten gebouwen: 6m

    2. voor kopgebouwen: 9m

    3. voor hoekgebouwen: 6m, vermeerderd met de diepte van de bouwvrije strook aan de zijgevel

2 VORM VAN DE KAVELS

De zijgrenzen moeten haaks op de rooilijn worden ontworpen over een diepte die tenminste gelijk is aan de samengevoegde diepten van de strook voor hoofdgebouwen en de voortuinstrook.

 

Artikel 2. PERCELEN BESTEMD VOOR AUTOGARAGES.

 

1 PLAATSING VAN DE GEBOUWEN

Op de bouwlijn aangeduid op het plan.

 

2 AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN

    1. Bouwdiepte:
      Zoals aangeduid op het plan.

    2. Bouwhoogte:
      Gemeten van het trottoirniveau tot de bovenkant van kroonlijst op deksteen: 3m.

 

3 WELSTAND VAN DE GEBOUWEN

    1. Dakvorm:
      Plat dak

    2. Gevelmaterialen:
      - zichtbaar vanaf de openbare weg: rode gevelsteen.
      - overige: baksteen

    3. Kroonlijst:
      De vrijstaande gevels die niet op de perceelsgrens zijn geplaatst en die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn moeten van een lijstgoot met een overstek van 0,20m worden voorzien.

 

 

Artikel 3. ZONE VAN OPENBAAR NUT

 

3.01. BOUWSTROOK

 

1 BESTEMMING

Administratief gebouw of gebouwen met publieke bestemming

2 BEBOUWINGSWIJZE

Vrijstaand.

3 PLAATSING VAN DE GEBOUWEN

Op minimum 3m van de perceelsgrenzen.

4 AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN

Maximum 80% van de bodemoppervlakte mag bebouwd worden.

5 WELSTAND VAN DE GEBOUWEN

    1. Dakvorm:
      Plat dak of schuin dak met hellingen tussen 10° en 60°

    2. Materialen:

      • voor gevels: alle vrijstaande gevels in gevelsteen, natuursteen, sierbepleistering in lichte kleur, baksteen geverfd in lichte kleur.

      • voor bedekking van de schuine daken: ofwel pannen, ofwel rechthoekige leien in horizontale rijen, ofwel voor flauwhellende daken, dakvilt.

 

6 AANLEG VAN DE PLAATS

Het niet bebouwde gedeelte, het niet voor toegangen tot de gebouwen aangewende gedeelte , het niet voor parkeerruimte aangewende gedeelte van het terrein dient als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd.

 

 

Artikel 4. PLAATSEN BESTEMD VOOR GROENE RUIMTE.

 

1 BESTEMMING

Bufferzone, zoals aangeduid op het plan, langsheen de autosnelweg E.10 en groene ruimte voor passieve recreatie als wandelpark.

2 BEBOUWING

Alle constructies verboden.
Langsheen aangelegde paden mogen houten rustbanken e.d. geplaatst worden.

3 AANLEG VAN DE STROOK

De strook moet aangeplant worden in functie van de hiervoor beschreven bestemming.