STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN | |
Artikel 0. ALGEMENE BEPALINGEN 0.01.TERMINOLOGIE Voor de toepassing van onderhavige voorschriften wordt verstaan onder: 1) Aaneengesloten gebouw : gebouw waarvan de beide zijgevels op de perceelsgrens zijn geplaatst; 2) Achtergevelbouwlijn : grens tussen de strook voor hoofdgebouwen en de strook voor binnenplaatsen en tuinen; 3) Autogarage: gebouw geschikt voor het stallen van een of meer auto’s met uitsluiting van enig bedrijf; 4) Balkon: open uitbouw aan de bovenverdieping van een huis; 5) Bergplaats: gebouw dat tot berging wordt aangewend, met uitsluiting van enig bedrijf; 6) Bouwhoogte: hoogte van een bouwwerk die - indien niet anders aangeduid - moet worden gemeten van het grondpeil tot de bovenkant van de deksteen of de kroonlijst; 7) Bouwlijn: lijn waarop de voorgevel van een gebouw is geplaatst; 8) Bouwstrook: strook die over haar gehele diepte voor bebouwing in aanmerking komt; 9) Bouwvrije strook: strook waarin - behoudens speciale bepalingen - geen constructies mogen worden opgericht; 10) Bouwvrije voortuinstrook: strook grond, met een bepaalde diepte, gelegen tussen de rooilijn en de voorgevellijn; 11) Bouwvrije zijtuinstrook: strook grond, met een bepaalde breedte, gelegen tussen de zijgrens van een perceel en de vrijstaande zijgevel van een kopgebouw of van een vrijstaand gebouw en waarvan de diepte gelijk is aan die van een aanpalende bouwstrook; 12) Constructie: elk bouwwerk van hout, steen, metaal of ander bouwmateriaal dat hetzij met de grond verbonden is, hetzij op de grond geplaatst is en zodanige afmetingen heeft dat het niet zonder voorbereidende werkzaamheden kan worden geplaatst; 13) Dakbasis: denkbeeldig vlak dat de beide vlakken van een zadeldak in hun onderste zijde evenwijdig met de nok snijdt; 14) Dakterras: dak van een huis of een deel ervan dat is aangelegd om erop te verblijven; 15) Dakvenster: uit het dakvlak vooruitspringend venster; 16) Erker: uitbouwsel aan een gevel dat zich over een of meer verdiepingen uitstrekt; 17) Gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met doorgaande muren omsloten ruimte vormt; 18) Gegroepeerde bebouwing: bebouwingswijze waarbij kleine groepen van gelijkvormige gebouwen, huizenblokken genaamd, worden afgescheiden door bouwvrije zijtuinstroken; 19) Gekoppelde bebouwing: bebouwingswijze waarbij twee gelijkvormige gebouwen worden geplaatst op dezelfde zijgrens van een perceel en op eenzelfde bouwlijn, zodat zij een harmonisch geheel vormen; 20) Handelsinrichting: gebouw bestemd voor het exploiteren van een handelszaak, met uitsluiting van elk ander bedrijf en al dan niet samengaand met de bebouwing van een deel van het gebouw; 21) Hoekgebouw: gebouw opgericht op een perceel dat aan twee straten paalt op de plaats waar deze elkaar kruisen; 22) Hok: gebouw bestemd voor het onderbrengen van huisdieren, zonder handels- of bedrijfsdoeleinden; 23) Huizenblok: groep van twee of meer gebouwen die aan beide uiteinden met een kopgebouw is afgewerkt; 24) Kleinbedrijf: bedrijf op een kleine schaal waarvan het bestaan of de werking, uit oogpunt van rust en hygiëne, verenigbaar is met de eisen in een woongebied; 25) Kopgebouw: gebouw aan een der uiteinde van een huizenblok en waarvan de vrijstaande zijgevel als een voorgevel is afgewerkt; 26) Luifel: afdak aan de voorgevel of aan de vrijstaande zijgevel van een gebouw; 27) Scheidsmuur: gevel van een gebouw die is opgericht op de grens van twee erven; 28) Uitbouw: uitspringend aanbouwsel zonder bovenverdieping; 29) Uitsprong: deel van een gevel dat niet in hetzelfde vlak ligt als het overige gedeelte van die gevel; 30) Voorgevelbouwlijn: denkbeeldige lijn die op de plaatsen zonder voortuinstrook samenvalt met de rooilijn, en op de andere plaatsen de grens vormt tussen de voortuinstrook en de bouwstrook, bij hoekkavels ligt ze aan de smalste zijde van de kavel; 31) Vrijstaande bebouwing: bebouwingswijze waarbij de beide zijgevels van een gebouw op een minimale afstand van de perceelgrenzen zijn geplaatst; 32) Vrijstaande gevel: gevel of gedeelte van een gevel waartegen niet wordt aangebouwd; 33) Woning: huis of deel van een gebouw, bestemd voor de huisvesting van één enkel gezin; 34) Woonhuis: gebouw uitsluitend tot huisvesting van één of meer gezinnen ingericht; 35) Zadeldak: dak gevormd door twee gelijkhellende dakvlakken van gelijke lengte die in een nok samenkomen.
0.02. DRAAGWIJDTE VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN. De onderhavige voorschriften hebben slechts betrekking op woningbouw. 0.03. INTERPRETATIES VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN. Indien er in de strook voor hoofdgebouwen meer dan een mogelijkheid is voorzien wat de voorgevelhoogte, de dakhelling of de te verwerken materialen betreft, of indien er in die strook geen bepaalde kleur voor het materiaal van gevels of van dakbedekkingen is voorgeschreven, zullen de voorgevelhoogte, de dakhelling en het nokpeil, alsmede de aard en de kleur van de aangewende materialen voor gevels en dakbedekking zoals voorzien in de bouwaanvraag waarvoor het eerst een vergunning wordt afgegeven, voor het gehele huizenblok waarvan het vergunde gebouw deel uitmaakt bindend zijn. 0.04. AFWIJKING VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN. Indien er in een huizenblok reeds een gebouw bestaat dat werd opgericht overeenkomstig een vergunning afgegeven door de daartoe bevoegde overheid, zullen de overige gebouwen op te richten in dat blok, zo nodig in afwijking van de onderhavige voorschriften doch onverminderd de afwijkingsmogelijkheden voorzien in artikel 51 der wet van 29 maart 1962, aan dat bestaand gebouw moeten worden aangepast wat de voorgevelhoogte, de kleur van het gevelmateriaal, de dakvorm (helling en nokpeil) en de dakbedekking (aard en kleur) betreft. 0.05. ALGEMEEN GELDENDE VOORSCHRIFTEN: 1 DAKVENSTERS
2 KROONLIJSTEN
3 UITSPRONGEN UIT HET GEVELVLAK VAN EEN HOOFDGEBOUW A. Bij aaneengesloten, gegroepeerde of gekoppelde bebouwing
B. Bij vrijstaande bebouwing Alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook
4 ERFSCHEIDINGEN
5 HELLENDE OP- EN AFRITTEN:
6 WIJZIGING VAN HET BODEMRELIEF: In de bouwvrije voor- en zijtuinstroken is een wijziging van het bodemreliëf slechts toegelaten voor zover het maaiveld niet hoger of lager gebracht wordt dan het trottoirniveau. 7 VELLEN VAN BOMEN De ontbossing en het vellen van bomen kan slechts worden toegestaan voor zover zulks noodzakelijk is met het oog op de oprichting van de gebouwen en het nemen van toegang tot die gebouwen. 8 AUTOGARAGES IN DE BOUWVRIJE STROKEN Behoudens andersluidende bepalingen in het (de) volgende artikel(en) mag in de bouwvrije zijtuinstrook of binnen de eerste 10m van de strook voor binnenplaatsen en tuinen een autogarage gekoppeld worden opgericht die, voor zover niet anders op het plan aangeduid, voldoet aan volgende voorwaarden:
NOTA: de oprichting van een autogarage in de bouwvrije zijtuinstrook of de eerste 10m van de strook voor binnenplaatsen en tuinen kan, indien niet op het plan voorzien, slechts worden toegestaan op voorwaarde dat:
9 PARKEERRUIMTE
OPMERKINGEN
Artikel 1. PERCELEN BESTEMD VOOR GEGROEPEERDE BEBOUWING. 1.A. Percelen aangeduid met woning type A. 1. A. 01. STROOK VOOR HOOFDGEBOUWEN. Diepte, gemeten vanaf de voorgevelbouwlijn, zoals aangeduid op het plan. PROFIEL
1 BESTEMMING Eengezinshuizen. 2 BEBOUWINGSWIJZE Aaneengesloten, overeenkomstig de aanduidingen op het plan 3 PLAATSING VAN DE GEBOUWEN
4 AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN
5 WELSTAND VAN DE GEBOUWEN
1. A. 02. STROOK VOOR BINNENPLAATSEN EN TUINEN Tussen de strook voor hoofdgebouwen en de achtergrens van het perceel.
BEBOUWING 1. A. 03. BOUWVRIJE VOORTUINSTROOK Diepte, gemeten vanaf de (ontworpen) rooilijn, zoals aangeduid op het plan
BEBOUWING Behoudens de uitsprongen en de afsluitingsmuurtjes, voorzien in artikel 0.05, 3° en 4°: alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten. 1. A. 04. BOUWVRIJE ZIJTUINSTROOK Breedte, gemeten vanaf de zijgrens van een perceel bestemd voor een kopgebouw 3m., en zoals aangeduid op het plan. BEBOUWING Behoudens afsluitingsmuurtjes en autogarages, zoals voorzien in artikel 0.05, 4° en8°: alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten. 1. A. 05. VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN 1 MINIMUMBREEDTE VAN DE KAVELS Gemeten op de voorgevelbouwlijn
2 VORM VAN DE KAVELS De zijgrenzen moeten haaks op de rooilijn worden ontworpen over een diepte die tenminste gelijk is aan de samengevoegde diepten van de strook voor hoofdgebouwen en de voortuinstrook.
1. B. Percelen aangeduid met woning type B. 1. B. 01. STROOK VOOR HOOFDGEBOUWEN Diepte, gemeten vanaf de voorgevelbouwlijn, minimum 9,- m. maximum 13,-m.
PROFIEL
1 BESTEMMING Eengezinshuizen-
2 BEBOUWINGSWIJZE Gegroepeerd overeenkomstig de aanduidingen op het plan 3 PLAATSING VAN DE GEBOUWEN
4 AFMETING VAN DE GEBOUWEN
5 WELSTAND VAN DE GEBOUWEN
1. B. 02. STROOK VOOR BINNENPLAATSEN EN TUINEN Tussen de strook voor hoofdgebouwen en de achtergrens van het perceel.
BEBOUWING 1. B. 03. BOUWVRIJE VOORTUINSTROOK Diepte, gemeten vanaf de (ontworpen) rooilijn, zoals aangeduid op het plan
BEBOUWING Behoudens de uitsprongen en de afsluitingsmuurtjes, voorzien in artikel 0.05, 3° en 4°: alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten. 1. B. 04. BOUWVRIJE ZIJTUINSTROOK Breedte, gemeten vanaf de zijgrens van een perceel bestemd voor een kopgebouw 3m. BEBOUWING Behoudens afsluitingsmuurtjes en autogarages, zoals voorzien in artikel 0.05, 4° en 8°: alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten.
1. B. 05. VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN
1 MINIMUMBREEDTE VAN DE KAVELS Gemeten op de voorgevelbouwlijn
2 VORM VAN DE KAVELS De zijgrenzen moeten haaks op de rooilijn worden ontworpen over een diepte die tenminste gelijk is aan de samengevoegde diepten van de strook voor hoofdgebouwen en de voortuinstrook. Artikel 2. PERCELEN BESTEMD VOOR AUTOGARAGES. 1 PLAATSING VAN DE GEBOUWEN Op de bouwlijn aangeduid op het plan. 2 AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN
3 WELSTAND VAN DE GEBOUWEN
Artikel 3. ZONE VAN OPENBAAR NUT 3.01. BOUWSTROOK 1 BESTEMMING Administratief gebouw of gebouwen met publieke bestemming 2 BEBOUWINGSWIJZE 3 PLAATSING VAN DE GEBOUWEN Op minimum 3m van de perceelsgrenzen. 4 AFMETINGEN VAN DE GEBOUWEN Maximum 80% van de bodemoppervlakte mag bebouwd worden. 5 WELSTAND VAN DE GEBOUWEN
6 AANLEG VAN DE PLAATS Het niet bebouwde gedeelte, het niet voor toegangen tot de gebouwen aangewende gedeelte , het niet voor parkeerruimte aangewende gedeelte van het terrein dient als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd.
Artikel 4. PLAATSEN BESTEMD VOOR GROENE RUIMTE. 1 BESTEMMING Bufferzone, zoals aangeduid op het plan, langsheen de autosnelweg E.10 en groene ruimte voor passieve recreatie als wandelpark. 2 BEBOUWING Alle constructies verboden. 3 AANLEG VAN DE STROOK De strook moet aangeplant worden in functie van de hiervoor beschreven bestemming.
|