STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

 

 

A. ALGEMENE BEPALINGEN - VOORAFGAANDE ARTIKELS

 

0.00. Toepassingsgebied

Deze algemene bepalingen zijn van toepassing voor zover er geen andersluidende bepalingen zijn opgenomen in de artikels ressorterend onder de bijzondere bepalingen.

 

0.01. TERMINOLOGIE

Voor de toepassing van onderhavige voorschriften wordt verstaan onder:

 

1. AANEENGESLOTEN GEBOUW:

gebouw waarvan de beide zijgevels op de perceelsgrens zijn geplaatst.

 

2. ACHTERGEVELBOUWLIJN:

grens tussen de bouwstrook en de strook voor (binnenplaatsen en) tuinen.

 

3. BOUWVRIJE VOORTUINSTROOK:

strook grond, met een bepaalde diepte, gelegen tussen de rooilijn en de voorgevelbouwlijn.

 

4. BOUWVRIJE ZIJTUINSTROOK:

strook grond met een bepaalde breedte, gelegen tussen de zijgrens van een perceel en de vrijstaande zijgevel van een kopgebouw of van een vrijstaand gebouw en waarvan de diepte gelijk is aan die van de aanpalende strook voor hoofdgebouwen.

 

5. DAKBASIS

Denkbeeldig vlak dat de beide vlakken van een zadeldak in hun onderste zijde evenwijdig met de nok snijdt.

 

6. DAKVENSTER:

uit het dakvlak vooruitspringend venster.

 

7. GEGROEPEERDE BEBOUWING:

bebouwingswijze waarbij kleine groepen van gelijkvormige gebouwen, huizenblokken, worden afgescheiden door bouwvrije zijtuinstroken.

 

8. GEKOPPELDE BEBOUWING:

bebouwingswijze waarbij twee gelijkvormige gebouwen worden geplaatst op een gemeenschappelijke zijgrens van twee percelen, en op eenzelfde bouwlijn, zodat zij een harmonisch geheel vormen.

 

9. HARMONISCHE SAMENHANG

met harmonische samenhang wordt bedoeld dat een klaarblijkelijk verband bestaat tussen gebouwenreeksen, gebouwen of delen van gebouwen, qua vorm, structuur, afmetingen, verdeling van gevelvlakken, materialen

 

10. HUIZENBLOK:

groep van twee of meer gebouwen die aan beide uiteinden met een kopgebouw is afgewerkt.

 

11. KOPGEBOUW:

gebouw aan een der uiteinde van een huizenblok en waarvan de vrijstaande zijgevel als een voorgevel is afgewerkt.

 

12. PROJECTZONE:

verzamelnaam voor een gebied waar een projectmatige ontwikkeling wordt aan gegeven, in dit geval brugpoortzone en bedrijvigheidszone

 

13. UITBOUW:

uitspringend aanbouwsel zonder bovenverdieping.

 

14. VERHARDINGEN

dit houdt zowel losse verhardingen (bv. dolomiet) als vaste verhardingen in

 

15. VOORGEVELBOUWLIJN:

denkbeeldige lijn die op de plaatsen zonder voortuinstrook samenvalt met de rooilijn, en op de andere plaatsen de grens vormt tussen de voortuinstrook en de bouwstrook, bij hoekkavels ligt ze aan de smalste zijde van de kavel

 

16. VRIJSTAANDE BEBOUWING

Bebouwingswijze waarbij de beide zijgevels van een gebouw op een minimale afstand van de perceelgrenzen zijn geplaatst.

 

17. VRIJSTAANDE GEVEL:

gevel of gedeelte van een gevel waartegen niet wordt aangebouwd.

 

18. ZADELDAK:

dak gevormd door twee gelijkhellende dakvlakken van gelijke lengte die in een nok samenkomen.

 

0.02 TOEPASSINGSMODALITEITEN VAN DE BEBOUWINGSVOORSCHRIFTEN

Indien er in de strook voor hoofdgebouwen meer dan een mogelijkheid is voorzien wat de voorgevelhoogte, de dakhelling of de te verwerken materialen betreft, of indien er in die strook geen bepaalde kleur voor het materiaal van gevels of van dakbedekkingen is voorgeschreven, zullen de voorgevelhoogte, de dakhelling en het nokpeil, alsmede de aard en de kleur van de aangewende materialen voor gevels en dakbedekking zoals voorzien in de bouwaanvraag waarvoor het eerst een vergunning wordt afgegeven, voor het gehele huizenblok waarvan het vergunde gebouw deel uitmaakt bindend zijn.

 

0.03. Algemeen geldende voorschriften

 

1. Dakvensters

    1. Op vrijstaande gebouwen: steeds toegelaten

    2. Op aaneengesloten gebouwen en kopgebouwen:
      Gevallen waarin oprichting is toegelaten:

      • op het achterste dakvlak: steeds toegelaten

      • op het driehoekige dakvlak van een schuin dak: steeds verboden

      • op het voorste dakvlak: slechts toegelaten indien de dakhelling 35° overschrijdt

    3. Plaats van oprichting:
      In het gevelvlak of terugspringend, voor zover gelegen binnen de bouwzone cfr. het bestemmingsplan.

 

2. Kroonlijsten

    1. Bij vrijstaande gebouwen: lijstgoot is niet verplicht

    2. Bij aaneengesloten gebouwen en kopgebouwen:
      Alleen verplicht aan de straatgevels wanneer dient te worden aangesloten aan bestaande bebouwing met kroonlijst:

      • 0,50m aan de voorgevel van een hoofdgebouw

      • 0,20m tot 0,50m aan de overige gevels

 

3. Uitsprongen uit het gevelvlak

    1. Bij aaneengesloten, gegroepeerde of gekoppelde bebouwing

  1. Uit de voorgevel:

    • erkers, balkons, luifels: toegelaten binnen de maximum bebouwbare oppervlakte, voor zover mogelijk binnen de op het bestemmingsplan aangeduide coëfficiënten

    • voor wat de eigendommen betreft gelegen langsheen de gewestwegen, wordt verwezen naar de bepalingen van de wegbeheerder, wiens advies hieromtrent bij verkavelings- , bouw- en verbouwingsaanvragen steeds gevraagd moet worden.

  2. Uit de achtergevel:
    Erkers, terrassen, balkons: toegelaten binnen de maximum bebouwbare oppervlakte, voor zover mogelijk binnen de op het bestemmingsplan aangeduide coëfficiënten.

    1. Bij vrijstaande bebouwing
      Alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook bevinden en voor zover mogelijk binnen de op het bestemmingsplan aangeduide coëfficiënten.

 

 

4. Erfscheidingen

Algemeen: afsluitingsmuren moeten bij voorkeur tezelfdertijd als het hoofdgebouw worden opgericht met een hoogte van 2m en uitgevoerd worden in gevelsteen.

 

Behoudens andersluidende beperkingen in de volgende artikelen geldt:

  1. In de voor- en zijtuinstroken: geen constructies toegelaten, met uitzondering van een muurtje in dezelfde gevelsteen als het hoofdgebouw (maximumhoogte 0,40m) met geïntegreerde brievenbus of een vrijstaande brievenbus (maximumhoogte brievenbuskolom 1,50m)

  2. In de strook voor binnenplaatsen en tuinen:

    • bij vrijstaande bebouwing: geen constructies toegelaten, tenzij een groengeplastificeerde draadafsluiting met dito palen, in combinatie met een levende, streekeigen haag

    • bij gekoppelde bebouwing en bij kopgebouwen: een afsluitingsmuur in baksteen is toegelaten in het verlengde van de scheidsmuur van het hoofdgebouw tot een maximumdiepte van 4m achter de achtergevel en met een maximumhoogte van 2m.

    • bij gegroepeerde of aaneengesloten bebouwing behalve voor kopgebouwen: afsluitingsmuren in baksteen met een maximum hoogte van 2m zijn toegelaten over een maximum diepte van 4m achter de achtergevel.

  3. voor wat de eigendommen betreft gelegen langsheen gewestwegen, wordt verwezen naar de bepalingen van de wegbeheerder, wiens advies omtrent erfscheidingen in de voortuinstroken bij verkavelings-, bouw- en verbouwingsaanvragen steeds gevraagd moet worden.

 

5. Hellende op- en afritten

In de bouwvrije zones: verboden

6. Wijziging van het bodemreliëf

In de bouwvrije voor- en zijtuinstroken is een wijziging van het bodemreliëf slechts toegelaten voor zover het maaiveld niet hoger of lager gebracht wordt dan het trottoirniveau.

 

7. Vellen van bomen

Ontbossing en vellen van bomen kan enkel worden toegelaten voor zover dat noodzakelijk is met het oog op de oprichting van de gebouwen en het nemen van toegang tot die gebouwen.

 

 [image]

 

 

 

B. BIJZONDERE BEPALINGEN

 

Artikel 1. Brugpoortzone

 

1.1. Bebouwings- en bestemmingsvoorschriften

 

1.1.1 Bestemmingen

Hoofdbestemmingen:

  • kantoren

  • hotel- , motel- en congrescentrumaccommodatie

  • kleine, niet – hinderlijke bedrijven zonder productieactiviteiten, met inbegrip van handelsvestigingen, met een minimum verkoopsoppervlakte van 250m² en verbonden aan een kantoorfunctie; al deze bedrijven zijn toegelaten voor zover ze geen abnormale hinder, met inbegrip van water- , bodem en luchtverontreiniging, geluidshinder, stank en trillingen veroorzaken voor de omgeving. Ze moeten voldoen aan de voorschriften die door de overheid desbetreffend nu en in de toekomst worden opgelegd.

Nevenbestemmingen:

  • bewakings- en conciërgewoningen, horende bij de hoofdbestemmingen

  • sociale inrichtingen, horende bij de hoofdbestemmingen;

  • toonzalen, horende bij de hoofdbestemmingen

  • restaurant- en café-accommodatie, voor zover zij horen bij de hoofdbestemmingen

Worden expliciet verboden:

  • kantoren met loketfunctie, zoals ondermeer bankagentschappen,…

  • distributiebedrijven in de voeding- en textielsector, alsook benzinestations en aanhorigheden

  • detailhandel onder de vorm van een winkelcentrum met verschillende handelsvestigingen kleiner dan 250m²

1.1.2 Bebouwingswijze

De toegelaten bebouwingstypes zijn vrijstaande, gegroepeerde en/of aaneengesloten gebouwen, met dien verstande dat alle gebouwen binnen de zone als één ruimtelijke entiteit een harmonisch geheel vormen. Het begrip ‘harmonie’ slaat voornamelijk op typologische karakteristieken van de gebouwen in de omgeving en ook op de kroonlijsthoogte, de dakhelling, de materialen, de afwerking van de scheidsmuren, het volume der gebouwen en de verhouding muur/raam.

 

De maximale bebouwing wordt vastgelegd door:

  • de oppervlakte van de zone in m² (x)

  • de maximale bezettingscoëfficiënt (a)1

  • de maximale vloer – terreinindex (b)2

  • de maximale infrastructuurbezetting (c)3

  • de minimale oppervlakte groenaanleg (d)

 

 [image]

 

Blinde gevels moeten afgewerkt worden in het gevel- of dakbedekkingsmateriaal van het gebouw waarvan de gevel deel uitmaakt.

voetnoot 1

1 maximale bebouwbare oppervlakte in %

voetnoot 2

V/T is de verhouding vloeroppervlakte t.o.v. terreinoppervlakte. Als terreinoppervlakte voor het berekenen van de netto – vloerindex wordt de werkelijke perceelsoppervlakte binnen de B.P.A – zonering genomen. Als vloeroppervlakten worden de volledige vloeren gerekend, buitenkant muur. Vloeren in het dak worden enkel meegerekend vanaf 1,80m begaanbare ruimte. Bijgebouwen worden eveneens meegerekend.

voetnoot 3

deze infrastructuur betreft toegangswegen tot het terrein, interne circulatiewegen, pleinen, parkeerterreinen en toegangen tot de gebouwen.

1.1.3 Fasering

Elke bouwaanvraag betreffende één of meerdere gebouwen gelegen binnen de brugpoortzone, zal vergezeld zijn van een ‘massaplan’.Dit massaplan zal informatie bevatten betreffende:

  • de volledige inrichting van de zone (grondplan op schaal 1/500) met aanduiding van de bebouwbare en niet – bebouwde delen, overeenkomstig de op de zone betrekking hebbende coëfficiënten

  • de voorziene zones voor groenvoorziening

  • de toegangen tot het terrein en de gebouwen

  • een mobiliteitsprofiel van de vestigingen en de bijhorende aanleg en inrichting van parkeerplaatsen en in- en uitritten naar ondergrondse parkeerruimten, overeenkomstig de normen opgenomen in de algemene bepalingen en eventueel vermeerderd i.f.v. het mobiliteitsprofiel

  • documenten die een beeld geven van de volledige bebouwing van de zone en van de architecturale en vormelijke kwaliteiten en van de samenhang

  • een gedetailleerde berekeningsnota, ter verantwoording van de inpassing in de op de zone betrekking hebbende coëfficiënten.

Het massaplan heeft een informatief karakter doch moet de bevoegde diensten in staat stellen te kunnen oordelen over de kwaliteiten van de voorliggende bouwaanvraag als zijnde een deel van een (toekomstig) ruimtelijk geheel. Bij een volgende bouwaanvraag kan het massaplan aangepast worden, binnen de bepalingen van het B.P.A.

 

Realisatie groenaanleg binnen de brugpoortzone: per bouwaanvraag dient een evenredig deel van het aan te leggen groen binnen de projectzone gerealiseerd.

1.1.4 Plaatsing van de gebouwen

Binnen de op het plan aangeduide zone en volgens onderstaande voorschriften

  • Voorgevel of naar de straat gerichte zijgevel van een hoekgebouw: op minimum 10m uit de rooilijn van de gewestweg Turnhoutsebaan en op minimum 8m uit de rooilijn van de gewestweg Noordersingel.

  • Minimumafstand tot de groenzone is gelijk aan de hoogte van de gebouwen, met een minimum van 6m

  • Niet bouwen bovenop de op het bestemmingsplan aangeduide ondergrondse nutsleidingen en –kokers, tenzij de bevoegde diensten hieromtrent een gunstig advies uitbrengen.

 

1.1.5 Bouwhoogte - accent

 

 [image]

 

Ter hoogte van het kruispunt Turnhoutsebaan – Binnensingel dient een hoogte – accent

gerealiseerd. Gemeten van het voetpadniveau tot de bovenkant van de kroonlijst, kan dit gebouw maximum 47,20m hoog 4 zijn en moet het minimum 10m hoger zijn als de overige gebouwen gelegen binnen het B.P.A.
Er moet steeds een harmonische overgang en samenhang van bouwvolumes met de aanpalende gebouwen verwezenlijkt worden.

voetnoot 4

Cfr. maximumhoogte aanpalende gebouwen in B.P.A. nr. 18a 'Buurtspoorweglei, Foorplein, Franselei'

(K.B. 03.02.1976)

1.1.6 Overbouwing

 

 [image]

 

Ter hoogte van met desbetreffend symbool aangeduide plaats bestaat de mogelijkheid de gewestweg Noordersingel te overbouwen, zodat een voetgangersverbinding ontstaat met het aanpalende terrein Hof Ter Loo. De dimensies van de overbouwing en de minimum vrije hoogte zullen worden bepaald door de wegbeheerder. Slechts na een gunstig advies van deze instantie kan de overbouwing gerealiseerd worden.

1.1.7 Welstand van de gebouwen

 

a. Dakvormen

Vrij, met dien verstande dat steeds een harmonische overgang met bestaande en vergunde gebouwen wordt gerealiseerd.

b. Dakuitbouwen

Dakuitbouwen zijn toegelaten voor zover ze beantwoorden aan de algemene bepalingen 0.03 punt 1. Liftkokers, lichtkoepels en schouwen dienen architecturaal geïntegreerd in de gebouwen.

c. Materialen

Algemeen: omwille van de cruciale ligging van het gebouwencomplex zullen de strengste eisen inzake vormelijke kwaliteiten worden gesteld; in het bijzonder geldt dit voor het hoekgebouw (hoogteaccent)

Gevelmaterialen: rode tot roodbruine gevelsteen in harmonie met de omgeving; in functie van de detaillering van de gevels kunnen bijkomend andere materialen zoals hout, natuursteen, sierpleisterwerk, zichtbeton en dergelijke meer aangewend worden; geen vanaf de openbare weg zichtbare blinde gevels.
Als dominant gevelmateriaal kunnen andere duurzame materialen dan rode of roodbruine gevelsteen voorgesteld worden, indien door de aanvrager gemotiveerd wordt aangetoond dat deze verwant zijn met en harmonisch passen in de omgeving. Het gedeelte van de nieuwe en bestaande scheidsmuren, die vrij blijven, moeten eveneens worden afgewerkt in gevelsteen of donkerkleurige leien

Dakmaterialen: roodbruine of zwarte pannen of rechthoekige, donkerkleurige leien in horizontale rijen, leien, koper en zink. Bitumineuze materialen mogen uitsluitend gebruikt worden voor platte daken.

1.1.8 Ondergrondse parkeergarage

Om aan de parkeer- en stallingsbehoefte te kunnen voldoen kunnen gebouwen uitgerust worden met een ondergrondse parkeergarage. Deze kan zich bevinden onder de gebouwen en onder de infrastructuren (wegen, pleinen en parkeerterreinen)

 

1.2 Aanleg van de strook

 

 [image]

 

De niet – bebouwde delen van de strook worden aangelegd als enerzijds toegangen, wegen (auto en voetgangers), pleinen en parkeerruimten, en anderzijds als groene ruimte, rekening houdend met de op het plan aangegeven coëfficiënten.
Vanaf de gewestweg zal slechts
1 in- en uitrit met een maximum breedte van 10m tot de zone kunnen gerealiseerd worden. Indien de bevoegde diensten hiertoe ook een bijkomende afslag- en invoegstrook vragen, zal deze worden gerealiseerd en geïntegreerd in de terreinaanleg van de zone.

 

 [image]

 

De op het plan aangeduide voetgangerzone dient uitgebouwd als voetpadverbinding tussen de stadsdelen intra en extra muros en tegelijkertijd als erfzone aansluitend bij de brugpoortgebouwen.

 

 [image]

 

De op het plan aangeduide bouwvrije strook dient volledig gevrijwaard van bebouwing en verharding en aangelegd als groenstrook.

 

Het tracé van de persleidingen moet volledig vrij gehouden worden en toegankelijk zijn voor onderhoud.

 

Voor de realisatie van parkeerterreinen wordt als norm gerekend met 45m² ruimte per parkeerplaats; deze ruimte omvat de parkeerplaats zelf, de noodzakelijke toegangs- en interne ontsluitingswegen, de groenvoorziening op de parkeerplaats en de noodzakelijke vrije ruimte in de onmiddellijke omgeving van de gebouwen.

 

Voor de realisatie van de groene ruimte dient bij de bouwaanvraag een inrichtings- en beplantingsplan gevoegd. Minimum 50% van de aanplantingen, zijnde hoogstammen en struiksoorten, dient streekeigen te zijn. Naaldhoutgewassen zijn niet toegestaan. Dit om conifeeraanplantingen te verhinderen.

 

 

 

Artikel 2 Bedrijvigheidszone

 

2.1 Bebouwings- en bestemmingsvoorschriften

 

2.1.1 Bestemmingen

Hoofdbestemmingen:

  • kleine, niet – hinderlijke bedrijven gericht op productieactiviteiten, met inbegrip van handelsvestigingen, met een minimum verkoopsoppervlakte van 250 m² en verbonden aan een bedrijvigheidsunctie; al deze bedrijven zijn toegelaten voor zover ze geen abnormale hinder, met inbegrip van water- , bodem en luchtverontreiniging, geluidshinder, stank en trillingen veroorzaken voor de omgeving. Ze moeten voldoen aan de voorschriften die door de overheid desbetreffend nu en in de toekomst worden opgelegd.

Nevenbestemmingen:

 

  • kantoren

  • toonzalen, horende bij de hoofdbestemmingen

  • sociale inrichtingen, horende bij de hoofdbestemmingen;

  • bewakings- en conciërgewoningen, horende bij de hoofdbestemmingen

  • restaurant- en café-accommodatie, voor zover zij horen bij de hoofdbestemmingen

Worden expliciet verboden:

  • hotel- , motel- en congrescentrumaccommodatie

  • kantoren met loketfunctie, zoals ondermeer bankagentschappen,…

  • distributiebedrijven in de voeding- en textielsector, alsook zoals benzinestations en aanhorigheden

  • detailhandel onder de vorm van een winkelcentrum met verschillende handelsvestigingen kleiner dan 250m²

2.1.2 Bebouwingswijze

De toegelaten bebouwingstypes zijn vrijstaande, gegroepeerde en/of aaneengesloten gebouwen, met dien verstande dat alle gebouwen binnen de zone als één ruimtelijke entiteit een harmonisch geheel vormen. Het begrip ‘harmonie’ slaat voornamelijk op typologische karakteristieken van de gebouwen in de omgeving en ook op de kroonlijsthoogte, de dakhelling, de materialen, de afwerking van de scheidsmuren, het volume der gebouwen en de verhouding muur/raam.

 

De maximale bebouwing wordt vastgelegd door:

  • de oppervlakte van de zone in m² (x)

  • de maximale bezettingscoëfficiënt (a)5

  • de maximale vloer – terreinindex (b)6

  • de maximale infrastructuurbezetting (c)7

  • de minimale oppervlakte groenaanleg (d)

 

 [image]

 

Blinde gevels moeten afgewerkt worden in het gevel- of dakbedekkingsmateriaal van het gebouw waarvan de gevel deel uitmaakt.

 

voetnoot 5

maximale bebouwbare oppervlakte in % in deze zone worden de parkeerruimten en –voorzieningen geïncorporeerd.

 

voetnoot 6

V/T is de verhouding vloeroppervlakte t.o.v. terreinoppervlakte. Als terreinoppervlakte voor het berekenen van de netto – vloerindex wordt de werkelijke perceelsoppervlakte binnen de B.P.A – zonering genomen. Als vloeroppervlakten worden de volledige vloeren gerekend, buitenkant muur. Vloeren in het dak worden enkel meegerekend vanaf 1,80m begaanbare ruimte. Bijgebouwen worden eveneens meegerekend.

 

voetnoot 7

deze infrastructuur betreft toegangswegen tot het terrein, interne circulatiewegen, pleinen en toegangen tot de gebouwen. Parkeerplaatsen horen hier niet bij aangezien ze geïntegreerd worden in de gebouwen.

 

2.1.3 Fasering

Elke bouwaanvraag betreffende één of meerdere gebouwen gelegen binnen de bedrijvigheidszone, zal vergezeld zijn van een ‘massaplan’. Dit massaplan zal informatie bevatten betreffende:

  • de volledige inrichting van de zone (grondplan op schaal 1/500) met aanduiding van de bebouwbare en niet – bebouwde delen, overeenkomstig de op de zone betrekking hebbende coëfficiënten

  • de voorziene zones voor groenvoorziening

  • de toegangen tot het terrein en de gebouwen

  • een mobiliteitsprofiel van de vestigingen en de bijhorende aanleg en inrichting van parkeerplaatsen, overeenkomstig de normen opgenomen in de algemene bepalingen en eventueel vermeerderd i.f.v. het mobiliteitsprofiel

  • documenten die een beeld geven van de volledige bebouwing van de zone en van de architecturale en vormelijke kwaliteiten en van de samenhang

  • een gedetailleerde berekeningsnota, ter verantwoording van de inpassing in de op de zone betrekking hebbende coëfficiënten.

Het massaplan heeft een informatief karakter doch moet de bevoegde diensten in staat stellen te kunnen oordelen over de kwaliteiten van de voorliggende bouwaanvraag als zijnde een deel van een (toekomstig) ruimtelijk geheel. Bij een volgende bouwaanvraag kan het massaplan aangepast worden, binnen de bepalingen van het B.P.A.

 

Realisatie groenaanleg binnen de bedrijvigheidszone: per bouwaanvraag dient een evenredig deel van het aan te leggen groen binnen de projectzone gerealiseerd.

2.1.4 Plaatsing van de gebouwen

 

Binnen de op het plan aangeduide zone en volgens onderstaande voorschriften

  • Voorgevel of naar de straat gerichte zijgevel van een hoekgebouw: op minimum 8m uit de rooilijn van de gewestweg Noordersingel

  • Minimumafstand tot de groenzone is gelijk aan de hoogte van de gebouwen, met een minimum van 6m

  • Minimumafstand tot de perceelsgrens is gelijk aan de hoogte van de gebouwen, met een minimum van 6m.

  • De op het plan aangeduide verplichte bouwlijn dient voor minimum 50% van de lengte bebouwd

 

 [image]

 

2.1.5 Ordeningsmaatregelen

  • Gebouwen en woningen dienen bij te dragen tot het vervolledigen van de straatwanden (cfr. 2.1.4)

  • Bedrijfswoningen dienen geïntegreerd in het bedrijfsgebouw. Onder geïntegreerd zijn in een bedrijfsgebouw moet worden verstaan dat het gaat om één architecturaal geheel, zowel qua volume als vorm.

  • De gebouwen met gevel langsheen de Noordersingel zullen de meest representatieve functies omvatten; de achterin gelegen gebouwen zullen de productieactiviteiten omvatten

  • Blinde gevels dienen afgewerkt.

2.1.6 Bouwhoogte

Bouwhoogte: minimum 6 m, maximum 10 m ten opzichte van het voetpadniveau

2.1.7 Welstand van de gebouwen

 

a. Dakvormen

Vrij, met dien verstande dat steeds een harmonische overgang met bestaande en vergunde gebouwen wordt gerealiseerd.

b. Dakuitbouwen

Dakuitbouwen, liftkokers, lichtkoepels en schouwen dienen architecturaal geïntegreerd in de gebouwen.

c. Materialen

Algemeen: omwille van de cruciale ligging van het gebouwencomplex zullen strenge eisen inzake vormelijke kwaliteiten worden gesteld; in het bijzonder geldt dit voor de gebouwen langsheen de Noordersingel.

Gevelmaterialen: rode tot roodbruine gevelsteen in harmonie met de omgeving; in functie van de detaillering van de gevels kunnen bijkomend andere materialen zoals hout, natuursteen, sierpleisterwerk, zichtbeton en dergelijke meer aangewend worden; geen vanaf de openbare weg zichtbare blinde gevels.
Als dominant gevelmateriaal kunnen andere duurzame materialen dan rode of roodbruine gevelsteen voorgesteld worden, indien door de aanvrager gemotiveerd wordt aangetoond dat deze verwant zijn met en harmonisch passen in de omgeving. Het gedeelte van de nieuwe en bestaande scheidsmuren, die vrij blijven, moeten eveneens worden afgewerkt in gevelsteen of donkerkleurige leien

Dakmaterialen: roodbruine of zwarte pannen of rechthoekige, donkerkleurige leien in horizontale rijen, leien, koper en zink. Bitumineuze materialen mogen uitsluitend gebruikt worden voor platte daken.

2.1.8 Ondergrondse parkeergarage

Om aan de parkeer- en stallingsbehoefte te kunnen voldoen kunnen gebouwen uitgerust worden met een ondergrondse parkeergarage. Deze kan zich bevinden onder de gebouwen en onder de infrastructuren (wegen en pleinen)

 

2.2 Aanleg van het terrein

 

 [image]

 

De niet – bebouwde delen van de strook worden aangelegd als enerzijds toegangen, wegen (auto en voetgangers), pleinen en parkeerruimten, en anderzijds als groene ruimte, rekening houdend met de op het plan aangegeven coëfficiënten.
Vanaf de gewestweg zal slechts
1 in- en uitrit met een maximum breedte van 10m tot de zone kunnen gerealiseerd worden. Indien de bevoegde diensten hiertoe ook een bijkomende afslag- en invoegstrook vragen, zal deze worden gerealiseerd en geïntegreerd in de terreinaanleg van de zone.

 

 [image]

 

De op het plan aangeduide bouwvrije strook dient volledig gevrijwaard van bebouwing en verharding en aangelegd als groenstrook.

Voor de realisatie van parkeerterreinen wordt als norm gerekend met 45m² ruimte per parkeerplaats; deze ruimte omvat de parkeerplaats zelf, de noodzakelijke toegangs- en interne ontsluitingswegen, de groenvoorziening op de parkeerplaats en de noodzakelijke vrije ruimte in de onmiddellijke omgeving van de gebouwen.

 

Voor de realisatie van de groene ruimte dient bij de bouwaanvraag een inrichtings- en beplantingsplan gevoegd. Minimum 50% van de aanplantingen, zijnde hoogstammen en struiksoorten, dient streekeigen te zijn. Naaldhoutgewassen zijn niet toegestaan. Dit om conifeeraanplantingen te verhinderen.

 

 

Artikel 3 Groenzone

 

3.1 Bestemming

De op het bestemmingsplan als ‘groenzone’ aangeduide gronden zijn bestemd voor de aanleg van een steeds toegankelijk groengebied. Binnen deze zone is mogelijk:

  • aanleg, behoud of vernieuwing van pleinen, paden, aanplantingen, waterpartijen in een zodanig geheel dat het een parkachtig karakter verkrijgt en behoudt, bestemd als groene, open ruimte mede bruikbaar voor passieve dagrecreatie

  • de aanleg van speelterreinen, en dit alles met een parkkarakter

 

3.2 Bebouwing

Enkel constructies en verhardingen in functie van de aanleg van een parkachtig groengebied (picknicktafel, schuilhut, rustbank, wandelwegen,…) en in functie van geluidswerende maatregelen zijn toegelaten.

 

3.3 Aanleg

  • De aanleg van de zone gebeurt volgens een goedgekeurd inrichtingsplan, dat deel uitmaakt van de eerste bouwaanvraag binnen het B.P.A. In dit plan wordt de groenzone geconcipieerd als zijnde een overgangsgebied tussen een extensief streekeigen groenaanleg langsheen de Ring en een meer intensief stadsgroen, eigen aan een (rand)stedelijke omgeving.

  • De verhardingen nemen in totaal maximum 10% in van de totale oppervlakte van de zone

  • De verhardingsmaterialen van paden, pleinen en terrassen zijn waterdoorlatend, k.w.s. en beton zijn niet toegelaten. Verhardingen in functie van de aanleg van parkeervoorzieningen zijn expliciet verboden.

  • Draadafsluitingen voor het afbakenen van het parkgebied kunnen worden geplaatst met een maximumhoogte van 1,80m boven het maaiveld. Deze kunnen enkel bestaan uit donkerkleurige geplastificeerde draadafsluiting met metalen palen, in combinatie met streekeigen hagen.

  • Minimum 50% van de aan te planten hoogstammen en heesters is streekeigen, de aanplantingen gebeuren overeenkomstig een goedgekeurd beplantingsplan.

 

De groenzone dient samen met de bouwwerken van de eerste bouwaanvraag te worden aangelegd.

 

Artikel 4 Openbaar domein

 

4.1 Bestemmings- en bebouwingsvoorschriften

 

4.1.1 Bestemming

Van het openbaar domein maken deel uit:

 

buurtwegen zijnde gewestwegen

 

4.1.2 Bebouwingswijze

Binnen het openbaar domein gevormd door deze wegen kunnen ondergrondse nutsleidingen zoals elektriciteit, gas, water, TV – distributie, telefoon, riolering enz. aangelegd worden.
Alle constructies zijn verboden, behalve verlichtingsapparatuur, wegwijzers, verkeersborden, schuilhuisjes, straatmeubilair en installaties behorend bij de ondergrondse nutsleidingen.

 

 [image]

 

De op het plan aangeduide voetgangerszone dient uitgebouwd als voetpadverbinding tussen de

stadsdelen intra en extra muros en tegelijkertijd als erfzone aansluitend bij de brugpoortgebouwen.