1.1 TERMINOLOGIE EN DEFINITIES
voor de toepassing van de onderhavige voorschriften wordt verstaan onder:
1. AANBOUW
deel van een gebouw, aangebouwd aan het hoofdgebouw, met een volume van hoogstens 25% van het totale bouwvolume. Deze aanbouw mag de uiterste grens van de bouwzone niet overschrijden.
2. AANEENGESLOTEN GEBOUW
Gebouw waarvan de beide zijgevels op de perceelgrens zijn geplaatst.
3. AMBACHTELIJK BEDRIJF
Bedrijf betrekking hebbend op een ambacht, een vak.
4. AUTOBERGPLAATS
Gebouw geschikt voor het stallen van een of meer auto’s met uitsluiting van enig bedrijf.
5. BALKON
Open uitbouw op de bovenverdieping van een huis.
6. BEBOUWINGSCOEFFICIENT
de verhouding van de bebouwde grondoppervlakte, op het gelijkvloers en/of op de verdieping, tot de totale perceelsoppervlakte. De bebouwde oppervlakte wordt buitenwerks gemeten, inbegrepen de eventuele overdekte luchtruimten van atria, trapzalen enz.
7. BERGPLAATS
Gebouw dat tot berging wordt aangewend, met uitsluiting van enig bedrijf.
8. BOUWHOOGTE
Hoogte van een bouwwerk die, indien niet anders aangeduid, moet worden gemeten van het peil van het voetpad tot de bovenkant van de deksteen of kroonlijst.
9. BOUWLIJN
denkbeeldige lijn die op de plaatsen zonder voortuinstrook samenvalt met de rooilijn, en op andere plaatsen de grens vormt tussen de voortuinstrook en de bouwstrook.
10. BOUWSTROOK OF BOUWZONE
Strook die over haar gehele diepte voor bebouwing in aanmerking komt.
11. BOUWVRIJE DELEN
delen van een perceel die ingevolge de beperkingen opgelegd door de bebouwingscoëfficiënt of de vloer – terreinindex onbebouwd moeten blijven.
12. BOUWVRIJE STROOK
Strook waarin, behoudens speciale bepalingen, geen constructies mogen worden opgericht.
13. CONSTRUCTIE
Elk bouwwerk van hout, steen, metaal of ander bouwmateriaal dat hetzij met de grond verbonden is, hetzij op de grond geplaatst is en zodanige afmetingen heeft dat het niet zonder voorbereidende werkzaamheden kan worden verplaatst.
14. DAKKAPEL
Hoog geplaatst dakvenster met spitse kap.
15. DAKRAAM
Raam in de helling van een dakvlak.
16. DAKTERRAS
Dak van een huis of een deel ervan dat is aangelegd om erop te verblijven.
17. DAKTUIN
Terras op een vlak dak met beplanting in een aardlaag of in bakken.
18. DAKVENSTER
Uit het dakvlak uitspringend venster.
19. ERKER
Uitbouwsel aan een gevel dat zich over een of meer verdiepingen uitstrekt.
20. GEBOUW
Elk bouwwerk dat een voor mens toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met doorgaande muren omsloten ruimte vormt.
21. GEMIDDELDE BOUWDIEPTE
rekenkundig gemiddelde van alle bouwdiepten (diepte tussen bouwlijn en uiterste grens bouwzone) van eenzelfde op de kaart aangegeven zone.
22. HANDELSINRICHTING
Gebouw bestemd voor het exploiteren van een handelszaak, met uitsluiting van elk ander bedrijf, al dan niet samengaande met bewoning.
23. HOEKGEBOUW
Gebouw opgericht op een perceel dat aan twee straten paalt op de plaats waar deze elkaar kruisen.
24. HOOFDGEBOUW
gebouw waarin de hoofdbestemming van het pand wordt gevestigd. Over het algemeen wordt het opgericht op de bouwlijn.
25. KELDER
Gedeelte van een gebouw dat beneden het terreinpeil ligt .
26. KLEINBEDRIJF
Bedrijf op een kleine schaal waarvan het bestaan of de werking, uit het oogpunt van rust en hygiëne, verenigbaar is met de eisen in een woongebied.
27. KOPGEBOUW
Gebouw aan een der uiteinde van een huizenblok en waarvan de vrijstaande zijgevel als een voorgevel is afgewerkt.
28. MANSARDEDAK
Kap waarbij de dakvlakken niet van de goot tot nok een plat vlak, doch twee platte vakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten.
29. MAXIMUM-PROFIEL
Tekening van de verticale doorsnede van een gebouw, met aanduiding van de maximum afmetingen en verhoudingen waaruit behoudens de toegelaten uitsprongen geen enkel deel van de op te richten gebouwen mag uitsteken, tenzij door toepassing van een uitzonderingsregel .
30. PARKEERPLAATS
staanplaats voor auto’s in open lucht
31. PUNTGEVEL
Naar boven tot in de punt uitlopende gevel.
32. ROOILIJN
de lijn welke de grens tussen openbare weg en privaat terrein bepaald.
33. SCHEIDSMUUR of MANDELIGE MUUR
gevel van een gebouw die is opgericht op de grens van twee erven.
34. TECHNISCHE VERDIEPING
verdieping welke uitsluitend technische ruimten omvat met uitsluiting van elke andere functie. Dakverdiepingen welke naast deze technische ruimten ook woon- , werk- of bergruimten omvatten, zullen als volwaardige verdieping of tussenverdieping worden aangerekend.
35. TUSSENVERDIEPING
verdieping welke over maximaal 60% van de volledige oppervlakte tussen de gevels, respectievelijk de mandelige muren, is uitgebouwd.
36. UITERSTE GRENS BOUWZONE
maximale bouwlijn: grens tussen de strook voor hoofdgebouwen of aanhorige gebouwen enerzijds en de strook voor binnenplaatsen en tuinen anderzijds.
37. VERDIEPING
Elk der afdelingen waarin een gebouw door horizontale scheidingsvlakken verdeeld wordt. Ruimte tussen twee vloeren.
38. VERZORGINGSINSTELLING:
instelling waar personen verpleegd en/of verzorgd worden, al dan niet met langdurig of permanent verblijf.
39. VOORTUINZONE
strook grond, met een bepaalde diepte, gelegen tussen de rooilijn en de bouwlijn.
40. VRIJSTAANDE GEVEL
Gevel of gedeelte van een gevel waartegen niet wordt aangebouwd.
41. V/T
Verhouding tussen de som van de totale oppervlakte der bovengrondse vloeren (zgn. technische verdieping inbegrepen) en de betrokken grondoppervlakte.
Ondergrondse constructies of kelderverdiepingen die niet meer dan 1,5m boven het maaiveld uitkomen worden niet meegerekend in de totale vloeroppervlakte.
De afmetingen worden buitenwerks gemeten, alle muren inbegrepen.
42. WONING
gebouw of deel van een gebouw bestemd als vast verblijf voor een gezin of een gemeenschap.
43. ZONE
gebied binnen de zekere begrenzingen waarbinnen bepaalde voorschriften gelden, zowel voor wat betreft bouwen en niet – bouwen, als wat betreft het inrichten van de plaats.
1.2 Gebruikte afkortingen
BCGV = bebouwingscoëfficiënt op de gelijkvloerse verdieping.
BCV = bebouwingscoëfficiënt op de hoger gelegen verdiepingen.
VT = vloer – terreinindex
KH = maximale kroonlijsthoogte
AV = aantal verdiepingen boven de gelijkvloerse verdieping
BD = bouwdiepte
TV = tussenverdieping
1.3 Interpretatie van de stedenbouwkundige voorschriften
De op de plannen en in de voorschriften opgenomen kwantitatieve gegevens zijn steeds maximale, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld. De waarden op het plan gelden steeds binnen de grenzen van de zone waarin zij zijn genoteerd.
Afwijkingen in min zijn steeds mogelijk mits een goede aansluiting wordt gewaarborgd.
Indien er in de zone voor hoofdgebouwen meer dan één mogelijkheid is voorzien inzake de voorgevelhoogte, de dakhelling, de te verwerken materialen en de kleuren dan zal de bouwaanvraag waarvoor het eerst vergunning wordt afgeleverd richtinggevend zijn. Er kan van dit principe worden afgeweken indien er een overgangzone wordt voorzien welke wel een volledige aansluiting waarborgt.
De bepalingen van artikel 51 van de wet van 29 maart 1962 blijven onverminderd van toepassing.
1.4 Bouwwerken voor openbare diensten en gemeenschapsvoorzieningen
Bouwwerken voor openbare diensten en gemeenschapsvoorzieningen kunnen in alle zones worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de algemene bestemming en met het architectonisch karakter van de betrokken zone. Ten behoeve van deze diensten en voorzieningen kan van de onderhavige voorschriften en van de aanduidingen op de kaart worden afgeweken. Deze afwijkingen mogen echter in geen geval een mindere lichtinval voor de gebuurpanden tot gevolg hebben.
1.5 Reclameinrichtingen
1.5.1 Reclameaanplakborden
Verboden.
1.5.2 Andere reclameinrichtingen
Toegelaten binnen de beperkingen van de gemeentelijke bouwcode en de terzake geldende wetten en reglementen.
Constructies op het dak mogen het toegelaten maximum – profiel niet overschrijden.
Zij zullen bij voorkeur deel uitmaken van de totale vormgeving van het gebouw.
1.6 Rioolaansluitingen
Rioolaansluitingen langsheen de Grote Steenweg dienen te gebeuren op de voorziene wachtbuizen
.
|