De inrichting van de openbare wegenis beklemtoont het onderscheid tussen hoofd- en nevenontsluitingen.
De hoofdontsluiting (het Kielsbroek) wordt ruimtelijk benadrukt door een opgaande laanbeplanting en brede, aanliggende groenstroken. Op die manier onderscheidt deze structuur zich duidelijk van haar omgeving. De bezoeker kan zich hierdoor beter oriënteren wat zoekverkeer, en dus extra vervoerbewegingen, beperkt.
De nevenontsluitingen worden op een eenduidige wijze ingericht en voorzien van hoogstambomen. Het karakter en beeld is ondergeschikt aan dat van de hoofdonsluiting.
|
>oriëntatie en identiteit
|
De openbare wegenis moet functioneel ingericht worden. Hoofd- en nevenontsluitingen moeten duidelijk herkenbaar zijn.
De hoofdontsluiting (het Kielsbroek) moet ingericht worden als een laan met aanliggende groenstroken voorzien van een streekeigen beplanting en inheemse hoogstambomen. De hoofdontsluiting wordt voorzien van een vrijliggend fiets- en voetpad. Langsheen de hoofdontsluiting mogen geen parkeerstroken aangelegd worden.
Langsheen alle nevenontsluitingen worden inheemse hoogstambomen voorzien op regelmatige afstand, uitgezonderd ter hoogte van laad- en loskaden en toegangen tot de bebouwing.
|