STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
ARTIKEL 1 : ZONE VOOR HOOFDGEBOUWEN
A. Bestemming :
Eengezinshuizen met één verdieping. Op percelen gemerkt W mogen handelsinrichtingen gevestigd worden.
B. Bebouwing :
-
Hoogte: 6.50m gemeten tussen voetpad en bovenrand kroonlijst in de as van de voorgevel
-
Breedte: de minimumbreedte van de huizen is vastgesteld op: 7m voor de hoekhuizen van elke bouwstrook: 6.50m voor de andere huizen
-
Bouwdiepte: de uiterste grens der hoofdgebouwen is een verplichte achtergevelbouwlijn
-
Zijgewels: vrijblijvende zijgevels mogen niet blind zijn
-
Uitsprongen:
-
voor- en zijgevels: max. 0.30m; verboden: loggia’s
-
achtergevels: een glazen afdak van max. 2.10m uitsprong op het gevelvlak is toegelaten.
-
Publiciteit: verboden. Voor handels- en bedrijfsinrichtingen worden alleen opschriften toegelaten die aangepast zijn aan de architectuur van de gevels.
C. Materialen :
-
Voor-, zij- en achtergevels:
-
Rode ruwe steen als parement
-
Alle plinten en dorpels en eventueel raam- en deuromlijstingen: blauwe of witte hardsteen of witte kunstmatige steen
-
Arrière-corps: voorgevels van huizen die geen architecturaal geheel vormen zijn door een terugsprong op het gevelvlak (arrière-corps), uit te voeren in gevelsteen; breedte: 1 gevelsteen
D. Dak :
-
Vorm: zadeldak
-
Helling: 45°; per groep moet de nokhoogte dezelfde zijn
-
Dakbedekking: Dakpannen van het type ‘verbeterde Vlaamse halfronde dakpan’. Langs de vrijblijvende zijgevels moet het dakvlak beëindigd worden met gevelpannen.
-
Staande dakramen: toegelaten op een afstand van 1m van de erfscheiding.
-
Schoorstenen:
-
Moeten door de nok opgetrokken worden, tenzij ze niet zichtbaar zijn vanaf de straat;
-
Het parement van de vrijblijvende gedeelten der schoorstenen boven het dak, zal met dezelfde materialen worden uitgevoerd als het parement van de voorgevel;
-
Buisjes uit grès of terra-cotta van max. 0.20m hoogte zijn toegelaten.
E. Schildering :
-
Moet op de plans, gevoegd bij de bouwaanvraag, aangeduid worden.
-
Ijzerwerken: wit.
-
Houtwerk: wit of gevernist.
ARTIKEL 2 : ZONE VOOR BIJGEBOUWEN
A. Bestemming :
Bergplaats of garage; bijgebouwen grenzend aan het hoofdgebouw mogen als uitbreiding dienen van de woning.
B. Bebouwing :
-
Dak: plat
-
Hoogte: 3m
-
Indien geen bijgebouw opgericht wordt, moet op de bouwlijn een muur van 3m hoogte met dubbele poort gebouwd worden.
C. Materialen :
De vrijblijvende muren van de bijgebouwen moeten gemaakt worden uit dezelfde materialen als deze van de gevels.
ARTIKEL 3 : ZONE VOOR BERGPLAATSEN
A. Bestemming :
bergplaats
B. Bebouwing :
-
Dak: plat
-
Hoogte: 2.50m
C. Materialen :
De vrijblijvende muren van de bergplaatsen moeten uit dezelfde materialen gemaakt worden als deze van de gevels.
ARTIKEL 4 : ZONE VAN NIET BOUWEN
A. Bestemming :
voortuin
B. Aanleg :
-
Langs de rooilijn en op de zijdelingse erfscheidingen moet de voortuin afgebakend worden met boordstenen van 0.10m x 0.40m van getrild beton. Deze boordstenen zullen 0.10m boven het grond- of voetpadpeil uitsteken. Op de erfscheiding moet tot op een afstand van 5m van de rooilijn een muurtje gebouwd worden van maximum 0.30m hoogte, afgedekt met een blauwe hardsteen van 0.05m dikte. Hagen zijn verboden.
-
Beplantingen: hoogstammige beplantingen zijn verboden
C. Leidingen:
De eigenaars zullen moeten gedogen dat in deze zone hoofdleidingen worden aangelegd van water, gas, elektriciteit, telefoon e.d.
ARTIKEL 5 : ZONE VOOR OPEN PLAATSEN EN TUINEN
A. Bestemming :
Terras en tuinen of voor een strook als bepaald in onderstaande bebouwings- en aanlegvoorschriften: dezelfde als die van het gelijkvloers van het hoofdgebouw.
B. Bebouwing en aanleg :
-
de terrassen moeten op de grensscheiding worden afgesloten door muren van 3.00m lengte en 2.10m hoogte;
-
de tuinen moeten op de erfscheidingen afgesloten worden met hagen. Max. hoogte van de hagen: 1.80m. Wanneer de tuin grenst aan een voetpad mag de haag vervangen worden door een hofmuur van 2.20m hoogte;
-
een strook van 2.00m diepte, aansluitend aan het hoofdgebouw, mag bebouwd worden met een gesloten constructie in harmonie met het hoofdgebouw. Indien de overblijvende tuindiepte tot aan de zone voor bergplaatsen (art. 3) meer dan 6m bedraagt, mag die diepte op 3.00m gebracht worden. bij hoekpercelen kan een in oppervlakte gelijkwaardige uitbreiding toegestaan worden indien de overblijvende tuinoppervlakte een vergelijkbare grootte heeft.
ARTIKEL 6 : ZONE VOOR OPENBARE BESTEMMING
A. Bestemming :
Park, plantsoenen, openbaar gebouw of gebouw van openbaar nut.
ARTIKEL 7 : ZONE VOOR BIJZONDERE BESTEMMING
A. Bestemming :
Landhuis, handelsinrichting, garage, gebouw met openbare bestemming.
ARTIKEL 8 : BIJZONDERE BEPALINGEN
8.01. Alle constructies, materialen en reclames moeten esthetisch verantwoord zijn.
8.02. Van de bepalingen van vorige artikelen en van de grafische voorschriften van het plan kunnen afwijkingen worden toegestaan voor openbare gebouwen en gebouwen van openbaar nut.
8.03 Parkeerruimte
-
Bepalingen van de stollingscapaciteit:
-
-
Bij de oprichting van een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bestemd is voor huisvesting, handelsdoeleinden of kantoorarbeid, dient tezelfdertijd, binnen de grenzen van het perceel waarop dit gebouw wordt opgericht en binnen de in de voorgaande artikelen bepaalde bouwstroken, een parkeerruimte voorzien met een minimale stallingscapaciteit van:
-
-
één personenwagen per woning (appartement of eengezinshuis) voorzien in het op te richten gebouw;
-
één personenwagen per vijftig vierkante meter vloeroppervlakte van alle lokalen bestemd voor of betrekking hebbend op de handelsuitbating, met uitzondering van die der ondergrondse lokalen en der verticale verbindingsruimten;
-
één personenwagen per honderd vierkante meter vloeroppervlakte van alle lokalen bestemd voor of betrekking hebbend op kantoorarbeid, met uitzondering van die der ondergrondse lokalen en der verticale verbindingsruimten.
-
-
Bij de uitvoering van verbouwingswerken aan een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bestemd is voor huisvesting, handelsdoeleinden of kantoorarbeid, en waardoor de bestaande vloeroppervlakte per bouwlaag en per kadastraal perceel met meer dan vijftig procent wordt vergroot, dien tezelfdertijd, binnen de grenzen van het perceel waar de verbouwingswerken worden verricht en binnen de in de voorgaande artikelen bepaalde bouwstroken, een parkeerruimte voorzien met een minimale stallingscapaciteit van:
-
-
één personenwagen per bijkomende woongelegenheid in het verbouwde gebouw;
-
één personenwagen per vijftig vierkante meter bijkomende vloeroppervlakte van alle lokalen bestemd voor of betrekking hebbend op de handelsuitbating, met uitzondering van die der ondergrondse lokalen en der verticale verbindingsruimten;
-
één personenwagen per honderd vierkante meter bijkomende vloeroppervlakte van alle lokalen bestemd voor of betrekking hebbend op kantoorarbeid, met uitzondering van die der ondergrondse lokalen en der verticale verbindingsruimten.
-
-
Opmerking:
De vervanging van de hierboven sub. 1) en 2) bepaalde parkeerruimte door gebouwde autobergplaatsen met dezelfde stallingscapaciteit op een perceel gelegen binnen een st raal van vierhonderd meter, gemeten vanaf de grenzen van het perceel, waarom het hoofdgebouw wordt opgericht of verbouwd, kan door het college van burgemeester en schepenen toegestaan of, wegens eisen in verband met de verkeersveiligheid opgelegd worden.
-
Bepaling van de voorwaarden waaraan de parkeerruimte moet voldoen
-
-
Afmetingen: minimumafmetingen per wagen: 4.50 x 2.20m. Bij de oprichting van boxengarages wordt de minimumbreedte vermeerderd tot 2.50m.
-
Inrichting: de parkeerruimte moet zodanig zijn ingericht dat elke stallingsplaats vanaf de openbare weg door een autovoertuig kan worden ingenomen zonder verplaatsing van meer dan één ander autovoertuig.
8.04. Ingeval van strijdigheid tussen deze voorschriften en de aanduidingen op het plan, hebben deze laatste voorrang.
|